Mattheüs 20, de arbeiders in de wijngaard

Armoede . . . Kamerzetel 151 . . . Klokkenluiders <====> SDN . . . Kerken

Benadering van Mattheus 20 in de huidige economisch-sociale context

Zie:

maar ook:

    HEDENDAAGSE BENADERING VAN HET EVANGELIE VAN MATTHEÜS 20 IN EEN ECONOMISCH SOCIALE CONTEXT

20-1
    De heer des huizes is hier een mens die beschikt over geldmiddelen en over potentiële werkgelegenheid in zijn productiemiddelen, die als vruchtbare grond in zijn bezit zijn. Hij kan in absolute vrijheid en naar eigen goeddunken bepalen hoe en wanneer deze middelen te gebruiken. Om met winstoogmerk zijn productiemiddelen te activeren gaat hij naar de markt om mensen zonder werk als arbeidskrachten aan te trekken. Tegenwoordig doen wij dat via een arbeidsbureau of met een advertentie in de krant.

20-2

    Nadat de investeerder-ondernemer met de werknemers een arbeidsovereenkomst of C.A.O. had afgesproken, gingen de mensen aan het werk met deze nieuw gecreëerde arbeidsplaatsen. Ze gingen met betaalde arbeid aan de slag in ruil voor het geld dat de investeerder in reserve had. Voor de financiering van de werkgelegenheid was het niet van belang of het geld legaal was of niet, en of het geld in contanten in de knip was, danwel als saldo op de bankrekening ter beschikking stond. Want voor de werkgelegenheid was slechts van belang dat het geld "überhaupt" ter beschikking was gesteld. Hetgeen duidelijk maakt, dat het sparen van geld de werkgelegenheid zeker niet bevordert.

20-3

    Wat later op de morgen ging hij nogmaals naar de arbeidsmarkt om nog meer mensen aan te trekken die zonder werk waren. Hij had nog genoeg werk te bieden. Bovendien had hij genoeg geld tot zijn beschikking om al die mensen te kunnen betalen voor hun inspanningen.

20-4

    Deze nieuwe groep mensen ging echter aan het werk zònder CAO. Zij wisten zèlfs niet hoevéél ze gingen verdienen. Uit de nood geboren accepteerden zij deze feodale manier van tewerkstelling, waarbij de werknemers volledig afhankelijk waren van de willekeur en de redelijkheid van de werkgever. In onze tijd worden illegale buitenlandse werkzoekenden zo nog behandeld. De zorgzame, christelijke samenleving ten spijt.

20-5

    De ondernemer had nog werkgelegenheid genoeg, en trok nog tweemaal een ploeg arbeidskrachten op dezelfde wijze aan. Hij was zelfs bereid nog beschikbare mensen wat duurder in te kopen om de bezettingsgraad van zijn bedrijf te optimaliseren; en zo een nog beter rendement te behalen. Nu doen wij dit met overwerk en uitzendkrachten.

20-6

    Zelfs één uur voor sluitingstijd haalde hij nog werkloze mensen naar z'n bedrijf om het werk op tijd klaar te kunnen krijgen. Een goed motief hiervoor is bijvoorbeeld concurrentieoogpunt van een opleveringspremie, of het vermijden van een boete voor te late oplevering, danwel uit concurrentie-oogpunt.

20-7

    Hier wordt duidelijk dat werknemers en werkgevers elkaar gewoon nodig hebben. Zij zouden anders niet zijn wàt zij zijn. Door hier echter zònder loonafspraak te gaan werken, accepteren de werknemers de macht van het geld met een gedwongen sprong in het duister, en de hoop dat hun werk nog iets op zal gaan leveren. Zij investeren hun arbeid nu als risicodragend vermogen in een productieproces, waar niet het marktmechanisme de prijs bepaalt, maar de redelijkheid van een individu.

20-8

    Met sluitingstijd gaf hij aan zijn kassier de opdracht (bevel) om te gaan uitbetalen, maar wel zodanig dat iedereen kon zien wat de ander in het handje kreeg. Hij wilde duidelijk laten zien hoe sociaalvoelend hij wel was, in het besef dat een ieder rond moet kunnen komen in het leven. Hij wilde een duidelijke ontkoppeling laten zien tussen inkomen en arbeid. Dit, om duidelijk te maken dat het maatschappelijk functioneren minstens zo belangrijk is als het produceren in een arbeidsproces.

20-9

    De mensen die het kortst gewerkt hadden kregen zo tóch een volledig CAO-dagloon uitbetaald. Voldoende om weer een dag van te kunnen leven. Kostentechnisch was deze arbeid geheel vergelijkbaar met het huidige zondagnacht-overwerktarief dat in de CAO-onderhandelingen wordt overeengekomen.

20-10

    De werknemers die het langst gewerkt hadden dachten dat zij nu wel méér betaald zouden krijgen dan het afgesproken CAO-loon. Dat viel echter tegen, want zij kregen gewoon de aan het begin van de dag afgesproken loonsom.

20-11

    Zij kregen er flink de smoor in, omdat zij veel langer en harder gewerkt hadden dan de anderen voor hetzelfde geld. Zij vonden deze gang van zaken niet zo netjes, want zij hadden zich te pletter gewerkt; terwijl de laatste ploeg nog nauwelijks 'n zweetdruppeltje gelaten had. Ze vergaten echter wel, dat voor arbeid óók een marktprijsmechanisme bestaat. Net als bij het overwerk en het proces van vraag en aanbod op de goederenmarkt.

20-13

    De werkgever stelde zich op het standpunt dat er aan de gemaakte afspraak was voldaan en niemand zich behoefde te beklagen. hij had de in de vrije onderhandelingen overeengekomen prijs betaald en vond dat de CAO nu niet achteraf opengebroken kon worden.

20-15

    Hij stelde dat hij met zijn eigen geld mocht doen en laten wat hij wilde, zolang hij anderen geen schade berokkende en niemand iets tekort deed. Niemand kon hem iets verwijten, en protesteren had dus geen zin. Hij besefte evenwel niet, dat wanneer alle spaarders-beleggers zijn voorbeeld zouden volgen, Mattheüs 20 nooit geschreven zou zijn. Het begrip werkloosheid zou dan nimmer hebben kunnen bestaan. Investeren in mensen levert werk, productie, koopkracht en staatsinkomsten op. Investeren in louter kapitaal leidt veeleer tot bezitsvorming voor enkelen in passieve activa.

20-16

    Hier wordt dan duidelijk dat voor iedereen een menswaardige bestaansmogelijkheid geschapen dient te zijn, ongeacht het feit of deze nu wèl of niét werkt in de zin van betaalde arbeid. Aan deze uitgangspunten in Mattheüs 20 is in onze samenleving voor een groot deel reeds voldaan. De sociale wetten die tot stand zijn gekomen met de inspanning van de vakbonden, de werkgeversorganisaties en de overheid in een politiek samenspel, doen recht wedervaren aan deze gelijkenis. Naast het sociale context is er tevens 'n vingerwijzing te herkennen voor een ieder die over middelen kan beschikken: "Investeer in Mensen" en creëer ook zèlf de werkgelegenheid die potentieel in overvloed aanwezig is.


Door: R.M. Brockhus,
Westkade 227, 1273 RJ Huizen

Naar aanleiding van de bezinningsbijeenkomst over 'TOLERANTIE'
op 21 november 1993 in Soest, onder leiding van René Eijbersen.

Aansluitend: Marcus 10, de rijke jongeling

Wij kunnen u de informatie over armoede niet onthouden !!