Het MAI-verdrag stelt de macht van de multinationale ondernemingen boven de soevereiniteit van ons land

Multilateraal Akkoord inzake Investeringen (MAI). Een Fluwelen Staatsgreep


EuroStaete . . Politiek .. . Klokkenluiders <==> SDN . . Kamerzetel 151 . . Kiesraad

De Aarde met haar bodemschatten behoort toe aan alle levende wezens Sinds de zomer van 1995 onderhandelen regeringsvertegenwoordigers van de 29 rijkste industrielanden binnen de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) over een internationaal investeringsverdrag: het Multilateraal Akkoord inzake Investeringen (MAI). Als een land zich bij dit verdrag aansluit, verbindt het zich voor minstens twintig jaar aan een ultra-liberale politieke agenda. Deze fluwelen staatsgreep vormt een wereldwijde bedreiging voor democratie, sociale rechten en milieu. Nadat begin vorig jaar een ontwerptekst voor het MAI uitlekte, is het maatschappelijk verzet tegen het MAI in vrijwel alle OESO-landen snel toegenomen. De onderhandelaars zetten alles op alles om voor het te laat is hun slag te slaan. Met de ondertekening van het MAI tijdens de jaarlijkse ministeriële OESO-conferentie in mei hoopt men een nipte overwinning te kunnen beklinken.

    Europese vakbonden langs de zijlijn

Terwijl vakbonden in de VS en Canada hun bezwaren tegen het MAI luid kenbaar maken en een actieve rol spelen in nationale campagnes tegen het MAI, roeren de Europese bonden zich vrijwel niet. Ze verwijzen vooral naar het standpunt van het TUAC (Trade Union Advisory Committee), een speciaal adviesorgaan van de OESO waarin de grote vakbondsfederaties uit de OESO-lidstaten vertegenwoordigd zijn.

Het TUAC verwerpt het ontwerp Multilateraal Verdrag inzake Investeringen niet principieel, maar probeert de scherpste kantjes eraf te halen. Het TUAC wil 'core labour standards' van de ILO (Internationale Arbeidsorganisatie) via een bindende clausule in het MAI opnemen en de (niet-bindende) OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen als annex aan het MAI plakken.

Maar deze voorzichtige voorstellen gaan het bedrijfsleven al veel te ver. Evenals de vakbeweging heeft het bedrijfsleven een eigen adviesorgaan bij de OESO: het BIAC (Business and Industry Advisory Committee). Dit adviesorgaan had net als het TUAC in januari een consultatie met de OESO-onderhandelaars. Na afloop van deze consultatie trok de Nederlandse voorzitter van het BIAC, Van Karnebeek (Akzo-Nobel) flink van leer: bindende arbeids- en milieuvoorwaarden in het MAI zijn wat het BIAC betreft taboe. "Als het MAI ons geen extra voordelen oplevert, hebben we net zo lief geen MAI." (Financial Times, 19 januari 1998) Doordat de Europese vakbonden zich tot nu toe erg terughoudend hebben opgesteld, is nog amper bekend welke risico's het MAI in Europa voor bijvoorbeeld sociale- en milieuwetgeving met zich meebrengt. Zo'n risico-analyse is hoognodig om een fundamentele maatschappelijke discussie over de wenselijkheid van het MAI op gang te brengen. Het is de hoogste tijd dat de vakbonden uit alle OESO-landen zich aansluiten bij de eis van een internationale coalitie van milieu- en solidariteitsorganisaties om de MAI-onderhandelingen met minstens een jaar te verlengen.

    Dictatuur van de vrije markt

In de jaren zeventig raakte het kapitalisme in een ernstige structurele crisis en kwamen de winstmarges van bedrijven sterk onder druk te staan. Met name de machtige multinationale ondernemingen uit de OESO-landen zagen liberalisering van de wereldeconomie als de enige uitweg uit de crisis. De eerste stap in die richting was het geleidelijk opheffen van beperkingen op internationale kapitaalsstromen vanaf het eind van de jaren zeventig. Daardoor zijn de internationale handels- en investeringsstromen in de jaren tachtig en negentig explosief gegroeid. Multinationals hebben hier enorm van geprofiteerd en hun economische en politieke macht is in de afgelopen decennia overeenkomstig toegenomen. Op de lijst van de honderd grootste economische 'eenheden' staan op dit moment 49 landen en 51 bedrijven!

De multinationals proberen hun nieuwverworven machtspositie veilig te stellen door via internationale instellingen zoals de WTO, OESO, IMF en Wereldbank een sluitend systeem van neo-liberale regels voor de wereldeconomie tot stand te brengen -- regels die vooral de bedoeling hebben om transnationale ondernemingen en financiële instellingen maximale handelingsvrijheid te geven. Daarmee stevenen we steeds verder af op een dictatuur van de vrije markt. De oprichting van de Wereldhandelsorganisatie WTO per 1 januari 1995 (vastgelegd in de Marrakesh-akkoorden van de GATT-onderhandelingen uit eind '94) vormt tot nu toe waarschijnlijk het grootste succes en heeft de globalisering en liberalisering van de wereldeconomie in de tweede helft van de jaren negentig in een stroomversnelling terechtgebracht.

    Neokolonialistische neigingen

De meeste buitenlandse investeringen vallen echter buiten de GATT/WTO overeenkomsten. Om dit gat te dichten dringen multinationals en de regeringen van de rijke industrielanden er al vanaf de oprichting van de WTO op aan om ook voor buitenlandse investeringen internationale (liberale) regels op te stellen. Het onderwerp stond hoog op de agenda voor de eerste ministeriële conferentie van de WTO in Singapore, november 1996, waar met name de Europese Commissie zich sterk heeft ingezet voor een Multilateraal Investerings Akkoord (MIA) onder de paraplu van de WTO.

Een aantal zuidelijke landen zag weinig brood in zo'n multilateraal investeringsakkoord en hun vastberaden verzet deed de MIA-onderhandelingen in de WTO stranden. Daardoor wonnen de reeds lopende MAI-onderhandelingen binnen de OESO sterk aan belang. De OESO-landen hopen zonder lastige inmenging van ontwikkelingslanden een ultra-liberaal investeringsakkoord af te kunnen sluiten. Als binnen de OESO een akkoord is bereikt, zullen ook niet-OESO landen worden uitgenodigd om het MAI te ondertekenen. Dat uitnodiging niet altijd even vrijblijvend zal zijn, blijkt wel uit het feit dat de Europese Unie verlenging van het Lomé-verdrag (dat bepaalde economische voordelen geeft aan voormalige koloniën) afhankelijk heeft gemaakt van de toezegging het MAI-verdrag te zullen ondertekenen. Zo wordt tenminste weer duidelijk hoe de machtsverhoudingen liggen.

    Het MAI -- grondrechten voor multinationals

De belangrijkste principes van MAI (tussen haakjes steeds de engelse termen uit het MAI) "onbeperkte toegang ('no barriers')" Alle sectoren van de economie (behalve politie, leger en sectoren waarvoor nationale uitzonderingen zijn aangevraagd) worden onder het MAI opengesteld voor buitenlandse investeerders. Voor Nederland, dat vrijwel geen uitzonderingen heeft aangevraagd, zou dit bijvoorbeeld een verplichte privatisering van streekvervoer en waterleidingbedrijven betekenen. Het principe van onbeperkte toegang geeft het MAI het karakter van een fluwelen staatsgreep die elk debat over de wenselijkheid van privatisering en deregulering onmogelijk maakt.

    *nationale behandeling ('national treatment' of 'non-discrimination')

Buitenlandse investeerders mogen niet slechter behandeld (wel beter!) worden dan binnenlandse bedrijven. Zo kunnen zij toegang afdwingen tot alle subsidieregelingen die voor vergelijkbare binnenlandse bedrijven gelden.

    * meestbegunstigde natie ('most favoured nation')

Investeerders uit alle MAI-landen moeten gelijk worden behandeld. Onder de WTO-regels zijn handelsboycots om politieke redenen al verboden; onder het MAI geldt dat ook voor investeringsboycots. De investeringsboycots van een aantal Amerikaanse staten en steden (o.a. Massachussetts) tegen bedrijven die in Burma actief zijn, zouden onder het MAI bijvoorbeeld verboden zijn omdat deze investeerders niet op hun gedrag in derde landen aangesproken mogen worden.

    *geen speciale vestigingsvoorwaarden ('performance requirements')

Nationale en plaatselijke overheden mogen geen voorwaarden stellen aan buitenlandse investeerders, bijvoorbeeld om lokale werkgelegenheid te garanderen, in- en uitvoer van valuta te controleren, enz. Hiermee wordt ontwikkelingslanden de vrijheid ontnomen een politiek te voeren die erop gericht is een evenwichtige economie op te bouwen.

    *procedures voor de beslechting van geschillen ('strong dispute settlement')

Buitenlandse investeerders krijgen het recht landen aan te klagen bij een speciaal internationaal MAI-tribunaal van economische juristen en hoge schadevergoedingen te eisen voor schending van de MAI-regels. Uitspraken van dit tribunaal zijn bindend. De mogelijkheid voor investeerders om rechtstreeks procedures tegen een staat aan te spannen ontbreekt in de meeste bestaande bilaterale investeringsverdragen ontbreekt en vormt één van de gevaarlijkste onderdelen van het MAI. Alleen al de dreiging met kostbare MAI-processen zal landen onder druk zetten bestaande wetgeving in te trekken of voorgenomen wetgeving toch maar niet in te voeren.

    *ingebouwde liberaliseringsagenda ('roll back')

MAI-ondertekenaars verplichten zich om bestaande beperkingen op investeringen op termijn zoveel mogelijk af te bouwen. Het MAI heeft dus een ingebouwde liberaliseringsagenda.

    *liberalisering/privatisering onomkeerbaar ('stand still')

Het zal onder het MAI onmogelijk zijn om liberalisering of privatisering in een sector terug te draaien als het na een paar jaar rampzalig blijkt uit te werken.

    *geldingsduur minimaal twintig jaar

Ondertekenaars mogen het MAI pas na vijf jaar opzeggen en zelfs dan blijven de regels nog 15 jaar van toepassing op alle buitenlandse investeringen die onder het MAI zijn afgesloten! Dit betekent dat Nederland zich bij ondertekening voor de komende twintig jaar zou vastleggen op een agressieve liberaliseringsagenda. Door te dreigen met torenhoge schadeclaims via het 'onafhankelijke' MAI-tribunaal kunnen multinationals eigenwijze regeringen hardhandig tot de orde roepen!

    De vervuiler beloond

Het klinkt ongelooflijk, maar het MAI zou ertoe kunnen leiden dat buitenlandse investeerders die het milieu vervuilen schadevergoeding kunnen eisen als een overheid een einde probeert te maken aan die vervuiling.

In Canada speelt op het moment een zaak die kan worden beschouwd als een voorproef van wat ons onder het MAI te wachten staat. De MAI-onderhandelaars zijn van plan het onderdeel van het NAFTA-vrijhandelsverdrag waarop deze rechtszaak gebaseerd is in het MAI over te nemen. Het Amerikaanse bedrijf Ethyl Corporation heeft in Canada een fabriek staan voor de productie van een anti-klopmiddel voor benzine. Deze stof, MMT, vormt een gevaar voor de volksgezondheid en is bijna overal ter wereld verboden.

Vorig jaar vaardigde de Canadese regering met een beroep op de volksgezondheid een verbod uit op de handel in MMT. Vervolgens stapte Ethyl Corp. naar een NAFTA-tribunaal en betoogde dat het verbod van de Canadese regering neerkwam op onteigening van haar Canadese fabriek, omdat deze alleen voor de Canadese markt produceerde. Het is nog steeds onduidelijk of de geëiste schadevergoeding van 251 miljoen US$ zal worden toegekend, maar de dreiging die van dergelijke schadeclaims uitgaat zal regeringen erg voorzichtig maken om nog nieuwe wetgeving in te voeren.

    Openbare voorzieningen bedreigd

Het MAI is gebaseerd op ultra-liberale ideeën over hoe de economie zou moeten worden ingericht. Daardoor vormt het MAI een directe bedreiging voor openbare voorzieningen. Helaas is er in Nederland nog geen onafhankelijk onderzoek gedaan naar mogelijke gevolgen van het MAI voor openbare voorzieningen als gezondheidszorg, onderwijs en openbare leeszalen, om enkele willekeurige voorbeelden te noemen.

Onder het MAI kunnen buitenlandse investeerders onbeperkt in deze sectoren actief worden. Volgens het principe van nationale behandeling zouden zij ook in aanmerking komen voor overheidsbijdragen die nu nog zijn voorbehouden aan hun non-profit Nederlandse 'concurrenten'. Aangezien investeerders onder het MAI bedrijfswinsten vrijelijk naar een ander land mogen overhevelen, dreigt een situatie waarin multinationals onze publieke voorzieningen zouden gaan beheren om de verdiensten daarvan (gesponsord met Nederlands overheidsgeld) vervolgens naar het buitenland weg laten vloeien.

    Commercialisering van sociale uitkeringen

In de VS leidt een tot in het extreme doorgevoerde liberalisering ertoe dat subfederale overheden steeds grotere delen van hun sociale dienstverlening uitbesteden aan particuliere ondernemingen. Zo verzorgt de multinational Lockheed-Martin in verschillende staten de administratie van de kinderbijslag en de registratie van uitkeringsgerechtigden. In Nederland zien we een steeds nauwere samenwerking tussen arbeidsbureaus en commerciële uitzendbureaus. Het MAI zal dergelijke tendensen verder versterken en vrijwel oncontroleerbaar maken omdat het verboden is op een eenmaal ingeslagen liberaliseringspad terug te keren (onomkeerbaarheid, zie boven).

    Toename van uitsluiting en baanloosheid

De extreme werkloosheid in de Europese Unie wordt met name veroorzaakt door een reorganisatie en concentratie van productie op Europees niveau. In tegenstelling tot wat de voorstanders van de vrije markt beweren, weegt het aantal nieuwe banen als gevolg van de grotere economische activiteit niet op tegen de banen die verdwijnen door concentratie en reorganisatie binnen concerns. Het MAI zal leiden tot verdere (machts)concentratie bij multinationale ondernemingen en financiële instellingen. Daarmee dreigt verdere marginalisatie en uitsluiting van grote delen van de bevolking.

    Stop het MAI!

Wat te doen tegen deze rampspoed en ellende? En valt er eigenlijk wel iets te doen? Gelukkig wel. Verdragen als het MAI zijn geen natuurverschijnsel, maar het resultaat van politieke machtsverhoudingen. Er zijn twee redenen waardoor het verzet tegen het MAI een goede kans op succes heeft. Ten eerste lijkt erop dat de neoliberale elites binnen het multinationale bedrijfsleven, overheidsinstanties en supranationale organisaties als Wereldbank, IMF, WTO en OESO in de euforie na de oprichting van de WTO hun hand hebben overspeeld. Het MAI is zo extreem liberaal dat ondertekening van het verdrag politiek vrijwel onmogelijk wordt als de werkelijke consequenties van het verdrag=20 algemeen bekend worden. Ten tweede knagen de hoge werkloosheid, uitsluiting en armoede en de aanhoudende crisis in Zuidoost Azië aan de fundamenten van het vrije-marktoptimisme.

Daarom is de belangrijkste prioriteit voor de internationale campagne tegen het MAI uitstel van ondertekening van het MAI met minstens een jaar. In de daarmee gewonnen tijd kan in Europa, net als in Canada en de VS., een brede anti-MAI coalitie worden opgebouwd. Deelname daaraan van de Europese vakbonden zou een ware doorbraak betekenen en de kans op succes enorm vergroten. In Nederland wordt de anti-MAI campagne vooralsnog door een beperkte, maar zeer enthousiaste groep mensen gedragen. Op initiatief van het Leidse EuroDusnie, vindt momenteel een speakerstour langs het alternatieve circuit plaats, met alleen al in februari een kleine vijftien info-avonden over het MAI.

    Internationale actieweek -- Nederland doet ook mee!

Op 16 en 17 februari zal tijdens een speciale 'high-level' bijeenkomst van de OESO-onderhandelaars in Parijs worden bekeken of het mogelijk is de onderhandelingen op tijd voor de ministeriële OESO-conferentie in mei af te ronden. Tijdens die ministeriële conferentie zou dan het politieke fiat worden gegeven aan het verdrag zodat de teksten in de zomermaanden gefinaliseerd zouden kunnen worden en het MAI in november tijdens een speciale ministeriële conferentie zou kunnen worden ondertekend. Een vergelijkbaar scenario als bij het Verdrag van Amsterdam, dat tijdens de Eurotop in juni beklonken werd, maar pas eind september definitief rond was en op 2 oktober in Amsterdam werd ondertekend.

Voorafgaande aan de high level bijeenkomst in Parijs vinden er in alle OESO-landen in de week van 7 tot 14 februari acties tegen het MAI plaats. Ook in Nederland zal dat het geval zijn. Tevens is er op 16 februari een actie aangekondigd bij het gebouw van de Amsterdamse Effectenbeurs.

    Erik Wesselius, 7 februari 1998

    Een ingekorte versie van dit artikel verscheen in het februarinummer van Solidariteit.

Erik Wesselius maakt deel uit van het Corporate Europe Observatory (CEO), een internationale non-profit onderzoeksgroep gericht op de rol van lobby-organisaties van het multinationale bedrijfsleven in de internationale politieke arena.

Een Engelstalige (e-mail)briefing over de onderhandelingen over een multilateraal investeringsverdrag en de invloed van het multinationale bedrijfsleven daarop is te bestellen bij: Corporate Europe Observatory p/a Prinsengracht 329, 1013 LP Amsterdam.

E-mail: ceo@xs4all.nl

Website: http://www.xs4all.nl/~ceo/



Persbericht 15/1 1998

Namens: Both Ends, de WTO-werkgroep van de Zuid-Noord Federatie,
Naar Een Ander Europa en Corporate Europe Observatory (CEO)

INTERNATIONALE COALITIE MAATSCHAPPELIJKE ORGANISATIES
EIST UITSTEL OMSTREDEN INVESTERINGSVERDRAG

OESO-VERDRAG BEDREIGING VOOR SOCIALE- EN MILIEUNORMEN

Deze week onderhandelt de organisatie van geïndustrialiseerde landen OESO in Parijs over een nieuw internationaal investeringsverdrag: het Multilateraal Akkoord inzake Investeringen (MAI). Het MAI heeft tot doel vrijwel alle belemmeringen en reguleringen met betrekking tot buitenlandse investeringen uit de weg te ruimen. De OESO streeft ernaar de onderhandelingen, die onder voorzitterschap staan van de Nederlander Frans Engering (Ministerie van Economische Zaken), voor mei 1998 af te ronden. Een internationale coalitie van maatschappelijke organisaties eist uitstel van deze streefdatum. Uitstel is voor de NGO's een voorwaarde voor een democratisch debat over het MAI en geeft ruimte voor nader onderzoek naar de mogelijke gevolgen van dit verdrag.

Maatschappelijke organisaties maken zich zorgen over de gevolgen van het MAI. "Het MAI dreigt vele bestaande en toekomstige overheidsreguleringen ten behoeve van een duurzame, verantwoorde productie onmogelijk te maken", zegt Erik Wesselius (Corporate Europe Observatory). "Het MAI is een ondemocratisch verdrag waarin buitenlandse investeerders vooral nieuwe rechten krijgen en weinig of geen plichten. Daar komt bij dat de richtlijnen op sociaal en ecologisch gebied een niet-bindend karakter zullen hebben", aldus Wesselius.

Verder geeft het verdrag buitenlandse investeerders het recht overheden op nationaal, regionaal en lokaal niveau direct aan te klagen bij een MAI-tribunaal. Voor het eerst in de geschiedenis zullen in een multilateraal verdrag buitenlandse investeerders gelijk worden gesteld aan staten. Tot nu toe kon dit alleen in bilaterale verdragen en in het Noord-Amerikaans vrijhandelsverdrag NAFTA. Een MAI-tribunaal kan bindende uitspraken doen en regeringen veroordelen tot schadevergoeding van geleden en toekomstige schade aan investeringen van bedrijven. Dit kan vergaande gevolgen hebben voor het invoeren van nieuwe milieuwetgeving.

Dat wordt geïllustreerd door de rechtszaak die het VS.-bedrijf Ethyl Corp. momenteel tegen de Canadese regering voert, op grond van een clausule in het NAFTA-verdrag. Het bedrijf eist schadevergoeding voor het recente Canadese verbod op een door Ethyl geproduceerde toevoeging voor benzine die schadelijk is voor de volksgezondheid en daarom in de VS. en de meeste Europese landen verboden is. Omdat Ethyl in Canada de enige producent is van de toevoeging beschouwt zij het verbod als een feitelijke onteigening van haar investering. De kans is groot dat de kostbare juridische procedures die voortvloeien uit het MAI met name ontwikkelingslanden ervan zullen weerhouden nieuwe milieu beschermende maatregelen in te voeren.

In oktober 1997 is een internationale coalitie van maatschappelijke organisaties door de OESO uitgenodigd voor een informele consultatiebijeenkomst over het MAI. Tijdens de consultatie bood de internationale coalitie de OESO-vertegenwoordigers een gemeenschappelijke verklaring aan. In deze verklaring doen organisaties uit meer dan 70 landen, waaronder Friends of the Earth International, Greenpeace, WWF en Consumers International een aantal specifieke voorstellen voor wijzigingen in het MAI (zie bijlage). Omdat de OESO niet op deze voorstellen is ingegaan, wijzen de organisaties de uitnodiging af voor een tweede consultatie die hen deze week door de OESO werd aangeboden. De organisaties herhalen hun eis uit oktober om de onderhandelingen over het verdrag te verlengen. In steeds meer OESO-landen maken maatschappelijke organisaties zich grote zorgen over de mogelijke gevolgen van een MAI. Met name in Canada en de VS verzet een brede coalitie zich tegen het nieuwe verdrag. Ook in Europa komt het verzet tegen het MAI in een stroomversnelling.

Bijlagen:

  • Gezamenlijk NGO-standpunt over het MAI (Parijs, 27 oktober 1997)
  • Artikel uit Financial Times (13-01-98) (niet in e-mail versie persbericht)

Voor meer informatie: Erik Wesselius, tel 030-2364422.

E-mail: ceo@xs4all.nl



GEZAMENLIJK NGO-STANDPUNT
OVER HET MULTILATERAAL AKKOORD INZAKE INVESTERINGEN (MAI)

NGO/OECD-overleg m.b.t. het MAI
Parijs: 27 oktober 1997



    INLEIDING

Wij, een coalitie van ontwikkelings-, milieu- en consumentengroepen uit de hele wereld, vertegenwoordigd in meer dan 70 landen, beschouwen het concept Multilateraal Akkoord inzake Investeringen (MAI) als een schadelijk akkoord, dat in zijn huidige vorm, en wellicht helemaal, geen doorgang mag vinden.

Gezien de omvang van de maatschappelijke en ecologische ontwrichting die door de groeiende mobiliteit van kapitaal veroorzaakt wordt, bestaat er een duidelijke behoefte aan multilaterale regelgeving met betrekking tot investeringen. De bedoeling van het MAI is echter niet om investeringen te reguleren, maar om regeringen te reguleren. Als zodanig is het MAI onaanvaardbaar.

Binnen de OESO werden de onderhandelingen over het MAI meer dan twee jaar geleden, in het voorjaar van 1995, gestart, en zijn volgens de OESO thans vrijwel afgerond. Deze onderhandelingen zijn gevoerd zonder de inbreng van niet-OESO-lidstaten of de bevolking, inclusief niet-gouvernementele organisaties die de belangen vertegenwoordigen van werknemers, consumenten en boeren of organisaties die zich voor het milieu, ontwikkelingswerk of de mensenrechten inzetten. Als gevolg daarvan is in het concept-MAI elk evenwicht zoek. Het MAI verheft de rechten van investeerders ver boven die van regeringen, lokale gemeenschappen, burgers, werknemers en het milieu. Het MAI zal zelfs de magere vooruitgang richting duurzame ontwikkeling die sinds de milieutop van Rio de Janeiro in 1992 geboekt is, ernstig ondermijnen.

Het MAI is niet alleen in de ogen van NGO'S gebrekkig, maar ook in strijd met reeds door de OESO-lidstaten aangegane internationale verplichtingen: het MAI houdt rekening met geen enkele van de relevante internationale overeenkomsten, waaronder de Verklaring van Rio; Agenda 21; de VN-richtlijnen t.a.v. Bescherming van de Consument (1985); de door de UNCTAD opgestelde 'Set of Multilaterally Agreed Principles for the Control of Restrictive Business Practices' (1981); de Slotverklaring van de VN Vrouwenconferentie = in Beijing (1996) en het HABITAT 'Global Plan of Action'.

Het MAI is ook strijdig met eerder door de OESO gedane toezeggingen om economisch, sociaal en milieubeleid te integreren (1).

Het MAI herroept de eerder door de OESO overeengekomen verantwoordelijkheden van transnationale ondernemingen, zoals verwoord in de 'OECD Guidelines for Multilateral Enterprises' (2).

De uitsluiting van de onderhandelingen van ontwikkelingslanden en landen die zich in een overgangsfase bevinden, strookt niet met het OESO-beleid t.a.v. ontwikkelingssamenwerking (3). Deze landen mogen niet onder druk worden gezet om dit gebrekkige akkoord te ondertekenen. De gebreken van het MAI hebben tweeërlei oorsprong: de brede beperkingen die dit akkoord aan nationaal democratisch handelen oplegt, en het ontbreken daarin van adequate nieuwe stelsels van internationale regels en procedures om bedrijven ter verantwoording te kunnen roepen.

In zijn huidige vorm verdient het MAI van geen enkel land democratische goedkeuring. Alle groepen die deze verklaring ondertekend hebben, zullen campagne voeren tegen aanvaarding van het MAI, tenzij er veranderingen in aangebracht worden, waaronder de volgende:

    INHOUDELIJKE AANDACHTSPUNTEN

In zijn conceptvorm respecteert het MAI niet de rechten van nationale staten, in het bijzonder van ontwikkelingslanden en landen in een overgangsfase; ook de noodzaak voor deze landen democratische controle op investeringen in hun economie uit te oefenen, komt in het geding. De door het MAI voorgeschreven mate van liberalisering is al door veel ontwikkelingslanden als ongepast verworpen. Op landen die geen lid van de OESO zijn, wordt echter steeds meer druk uitgeoefend om aan dit akkoord deel te nemen.

De investerings- en ontwikkelingsbehoeften van OESO-lidstaten en niet-lidstaten verschillen. Meer specifiek, in de ontwikkelingslanden -- en vooral in de minst ontwikkelde landen -- en landen in een overgangsfase, zouden door de bepalingen van het MAI de mogelijkheden voor economische diversificatie en ontwikkeling ernstig ondermijnd worden. Het 'standstill'-principe zou voor landen in een overgangsfase bijzondere problemen veroorzaken; veel van deze landen hebben nog geen adequate wet- en regelgeving voor het bedrijfsleven ontwikkeld.

De terugtrekkingsbepaling van het MAI zou landen voor een periode van vijftien jaar in principe aan één specifiek ontwikkelingsmodel binden, het voor toekomstige regeringen onmogelijk maken hun investeringsbeleid te herzien in het licht van hun eigen oordeel over wat voor hun land de meest verstandige economische koers is en landen dwingen zich aan het akkoord te houden, ook al zijn er sterke aanwijzingen dat het een destructieve invloed heeft gehad.

Het MAI bevat geen bindende, afdwingbare verplichtingen ten aanzien van het handelen van bedrijven op het gebied van milieu, arbeidsnormen en concurrentievervalsend gedrag. Het MAI geeft buitenlandse investeerders een exclusieve status, geregeld in een wettelijk bindende overeenkomst, waarmee ze regels bedoeld om het milieu te beschermen, de volksgezondheid te waarborgen, de rechten van werknemers te garanderen en eerlijke concurrentie te bevorderen, kunnen aanvechten.

Burgers, inheemse volkeren, lokale bestuursorganen en niet-gouvernementele organisaties hebben bovendien geen toegang tot de procedure voor het beslechten van geschillen en zij kunnen als gevolg daarvan noch multinationale investeerders voor de samenleving waarin ze opereren ter verantwoording roepen, noch commentaar geven wanneer een investeerder schadevergoeding van een regering eist.

Het MAI zal in strijd zijn met veel huidige en toekomstige internationale, nationale en subnationale wetten en regels die het milieu, natuurlijke hulpbronnen, de volksgezondheid, cultuur, sociale zekerheid en werknemers beschermen, waardoor veel van dergelijke wetten herroepen zullen moeten worden en het invoeren van nieuwe wetgeving, of het aanscherpen van bestaande, wordt ontmoedigd.

Het MAI is expliciet opgesteld om het voor investeerders gemakkelijker te maken kapitaal, waaronder productie-installaties, van het ene land naar het andere te verplaatsen, ondanks duidelijke aanwijzingen dat grotere mobiliteit van kapitaal onevenredig veel voordeel voor multinationale ondernemingen oplevert ten koste van de meeste volkeren op aarde.

    WIJ DOEN EEN BEROEP AAN DE OESO EN NATIONALE REGERINGEN OM:

    Met betrekking tot inhoudelijke aandachtspunten:

1) Een onafhankelijke en grondige evaluatie van de effecten van het MAI op sociaal, milieu- en ontwikkelingsgebied uit te voeren, met volledige deelname van de bevolking. Tijdens deze evaluatie moeten de onderhandelingen opgeschort worden.

2)Multinationale investeerders te dwingen bindende afspraken in acht te nemen, die onder andere normen op het gebied van milieu, arbeid, gezondheid, veiligheid en mensenrechten bevatten, opdat deze het MAI niet gebruiken om profijt te trekken van de situatie in landen met een zwakke wet- en regelgeving. Een afdwingbaar akkoord dat de plichten van investeerders regelt, moet voorrang krijgen boven welk akkoord dan ook ten aanzien van de rechten van investeerders.

3)De procedure voor het beslechten van geschillen tussen investeerders en staten te verwerpen, en deze te vervangen door democratische en transparante procedures die garanderen dat de samenleving, waaronder lokale gemeenschappen en inheemse volkeren, nieuwe bevoegdheden krijgt om investeerders ter verantwoording te kunnen roepen.

4)Hoewel geen van de ondertekenende NGO's bezwaar heeft tegen het recht van investeerders compensatie te ontvangen voor onteigening door een nationale staat, bevatten nationale wetgevingen en jurisprudenties al voldoende uitgangspunten om investeerders onder dergelijke omstandigheden te beschermen. In zijn huidige vorm gaat het MAI verder dan deze alom aanvaardde noties van directe onteigening, en waagt zich op terreinen die de nationale soevereiniteit ondermijnen. De onteigeningsbepaling moet verworpen worden, zodat in geval van onteigening aan investeerders geen absoluut recht op schadevergoeding verleend wordt. Regeringen moeten ervoor zorgen dat deze niet hoeven te betalen voor het recht normen ten aanzien van het milieu, arbeid, gezondheid en veiligheid te stellen, zelfs als het voldoen aan dergelijke normen aanzienlijke financiële verplichtingen voor investeerders met zich meebrengt.

Met betrekking tot procedurele aandachtspunten:

  1. De onderhandelingen over het MAI op te schorten en de deadline van 1998 te verlengen, om zo voldoende tijd te creëren voor wezenlijke inbreng van en deelname door de bevolking van alle landen.

  2. De transparantie van de onderhandelingen te vergroten door het openbaar maken van conceptteksten en individuele voorbehouden en door het organiseren, zowel in lidstaten als in niet-lidstaten, van een reeks doorlopende openbare bijeenkomsten en hoorzittingen, die voor de media, parlementariërs en de gewone bevolking toegankelijk zijn.

  3. De actieve deelname van overheidsdepartementen in de officiële onderhandelingen verder uit te breiden van staat, handel en financiën tot een breder scala van overheidsinstanties, ministeries en parlementaire commissies.

  4. Opnieuw over de bepalingen ten aanzien van terugtrekking te onderhandelen, zodat landen die zulks in het belang van hun bevolking wenselijk achten, zich eenvoudiger en sneller aan de overeenkomst kunnen onttrekken.


    CONCLUSIE:

De huidige MAI-tekst is in strijd met verschillende door OESO-lidstaten ondertekende internationale akkoorden, met diverse lijnen van bestaand OESO-beleid, en met nationale wetgeving die duurzame ontwikkeling moet bevorderen. Het MAI houdt ook geen rekening met belangrijk door investeringsdeskundigen en officiële instanties zoals de UNCTAD uitgevoerd werk, zoals neergelegd in de door de laatste organisatie opgestelde criteria voor 'ontwikkelingsvriendelijkheid' (4), en ander werk op het gebied van de verantwoordelijkheden van investeerders. Willen de beleidsuitspraken van de OESO enige betekenis hebben, dan moeten bovenstaande bepalingen volledig in het MAI geïntegreerd worden, met dezelfde wettelijke kracht als de bepalingen ten aanzien van economische liberalisering.

Gezien onze ernstige zorgen omtrent het MAI en de onrealistisch korte termijn waarbinnen het MAI ondertekend gaat worden, vragen wij aan de OESO en aan de regeringen van de OESO-lidstaten, het conceptakkoord zowel procedureel als inhoudelijk aan een fundamentele heroverweging te onderwerpen. Wij vragen de OESO, op specifieke en gedetailleerde wijze op onze bezwaren te reageren. Wij vragen de OESO ook, niet in het openbaar over haar overleg met NGO's te praten zonder dat de ernstige bezwaren die in dat overleg naar voren zijn gekomen genoemd worden. Wij zullen, tenslotte, ons verzet tegen het MAI voortzetten tenzij deze eisen volledig worden ingewilligd.

    Noten:

    1. OECD Ministerial Communiqué May 1997.

    2. OECD Code of Conduct for Multinational Enterprises, Paris 1992.

    3. "Shaping the 21st Century: The Contribution of Development Cooperation",OECD 1997.

    4. UNCTAD, World Investment Report 1997; UNCTAD Expert Meeting, "Development Friendliness Criteria for Investment Frameworks", 1997.

Nederlandse ondertekenaars (19-02-98):

    Alternatieve Consumentenbond
    ANPED
    BothENDS
    Centraal Missie Commissariaat
    Corporate Europe Observatory
    De Kleine Aarde
    Greenpeace Nederland
    Health Action International
    Infocentrum Wageningen
    Institute for Cultural Ecology
    Milieudefensie
    Naar Een Ander Europa
    Netherlands Committee of the IUCN
    Oikos
    Tools for Transition, Netherlands
    Vrouwen Informatie Punt (Nicaragua comité Nederland)
    Vrouwenpartij
    Werkgroep naar een Feministisch Europa
    Women in Europe for a Common Future
    Women for Peace International

Verder ondertekenden meer dan 500 maatschappelijke organisaties uit andere landen.