Aan Dhr. A.M.L. van Rooij
Hoofdgroep : MW/MVA Behandeld : G. Broen Faxnr. : (043) 361 87 12 Doorkiesnr. : (043) 389 75 28 Ons kenmerk : CB6647 Uw kenmerk : - Bijlage(n) : div. Maastricht : 18 juni 1999
Onderwerp: Toezending ontwerpbeschikking
namens dezen, het hoofd van de afdeling Vergunningen de hoofdgroep Milieu en Water
Provincie LimburgBEKENDMAKING
Gedeputeerde Staten van Limburg maken bekend, dat zij voornemens zijn om niet tegemoet te komen aan het verzoek van A.M.L. van Rooij tot het intrekken van
verleende Wet milieubeheervergunningen, voor het be- en verwerken van bouw- en sloopafval. Terinzagelegging stukken De ontwerpbeschikking en overige van belang zijnde stukken liggen ter Inzage van 24 juni 1999 tot en met 7 juli 1999 en wel:
Bedenkingen
namens dezen, het hoofd van de afdeling Vergunningen de hoofdgroep Milieu en Water
Provincie LimburgHoofdgroep : MW/MV Behandeld : G. Broen Faxnr. : (043) 361 87 12 Doorkiesnr. : (043) 389 75 28 ons kenmerk : 99/27787W Uw kenmerk : Bijlage(n) : -l- Maastricht : Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg
Het Ecologisch Kennis Centrum BV (hierna te noemen EKC) verzoekt ons College bij brief van 29 augustus 1998, binnengekomen 2 september 1998 (no.RB/provL/29088), namens R.M. Brockhus, Westkade 227, 1273 RJ Huizen, om over te gaan tot intrekking van alle binnen de Provincie Limburg verleende milieuvergunningen voor het shredderen van afvalhout dat vrijkomt als bouw- en sloopafval. Voor het intrekkingsverzoek wordt door het EKC verwezen naar artikel 8.25, derde lid, van de wet milieubeheer (Wm). Het verzoek wordt onderbouwd door de stelling dat het afvalhout de concentratiegrenswaarden van 50 mg/kg arseen en 50mg/kg chroom VI zoals opgenomen in het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen (Bega) overschrijdt en als gevolg daarvan moet worden aangemerkt als extreem gevaarlijk afval. Daarbij wordt verder verwezen naar een lijst van gevaarlijke afvalstoffen die overeenkomstig artikel 1, vierde lid, van richtlijn 91/689/EEG op 22 december 1994 is vastgesteld. Verzoeker stelt verder dat via het shredderen van bouwen sloopafval jaarlijks circa 300.000 kg arsenicumverbindingen, ca. 600.000 Chroom VI verbindingen en enorme hoeveelheden pentachloorfenol, lindaan, bifluorides, PAK's e.d. diffuus in de compartimenten water, bodem, en lucht worden gebracht op een zodanige manier dat het maximaal milieu- en gezondheidsschade tot gevolg heeft.
Bij brief van 2 oktober 1998 heeft ons College het EKC verzocht, onder vermelding van een aantal redenen, haar intrekkingsverzoek te heroverwegen. Op 4 oktober heeft het EKC bericht dat zij wenst te persisteren bij haar intrekkingsverzoek. Bij brief van 5 mei 1999, verzonden per gelijke datum, heeft ons College ingevolge artikel 3:30, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht schriftelijk kennisgegeven van het verzoek en haar voornemen om te komen tot een weigering op het verzoek. Tot 19 mei 1999 is hierbij de gelegenheid geboden schriftelijk opmerkingen dan wel adviezen over het voornemen bij ons kenbaar te maken. Daarvan is, behoudens door verzoeker, geen gebruik gemaakt. Verzoeker heeft bij brief van 16 mei 1999, ingekomen 18 mei 1999, (kenmerk RB/pr0vL/16059/bd) bedenkingen ingediend. Kort samengevat verwijst verzoeker voor wat betreft de beslistermijn op het verzoek naar de artikelen 4:13 en 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht (formeel aspect). Daarnaast verwijst verzoeker voor wat betreft de doelmatigheid naar een viertal brieven, welke als bijlage zijn bijgevoegd (materieel aspect).
Artikel 8.25, derde lid, Wm, bepaalt dat een ieder, met uitzondering van de vergunninghouder, aan het bevoegde gezag kan verzoeken om een vergunning met toepassing van het eerste lid van artikel 8.25 in te trekken. Op basis van artikel 8.25, eerste lid, kan het bevoegd gezag onverminderd het in artikel 8.34, 8.38 en 8.39 en 18.12 bepaalde een vergunning voor een Inrichting geheel of gedeeltelijk wijzigen indien:
ad a.
Aanvullend hierop wordt nog het volgende overwogen. In het intrekkingsverzoek baseert het EKC zich op het uitgangspunt dat verleende milieuvergunningen voor het shredderen van afvalhout dat vrijkomt als bouw- en sloopafval moeten worden ingetrokken omdat dit afvalhout als gevaarlijk afval moet worden aangemerkt. Bouw- en sloopafval is volgens NEN 5880 voorzover bier van belang als volgt gedefinieerd: Afvalstoffen bestaande uit bouwafval en sloopafval. Bouwafval wordt hierbij omschreven als afvalstoffen die vrijkomen bij het bouwen en onderhouden van gebouwen en andere bouwwerken en wegen. Sloopafval betreft afvalstoffen die vrijkomen bij het slopen van gebouwen en andere bouwwerken en wegen. Hierbij wordt afvalhout, evenals in het Milieubeleidsplan, niet als aparte stroom onderkend. Daarnaast wordt op grond van het BAGA bijvoorbeeld een geïmpregneerd houten raamkozijn of een gesloopte geïmpregneerde houten schutting niet aangemerkt als gevaarlijk afval. Dergelijk hout valt onder de uitzondering genoemd in bijlage 111 onder U.2.i. (voorwerpenregeling) en niet onder proces 36 zoals genoemd in de lijst van processen zoals die in bijlage I van het BAGA staan opgesomd. Daarmee wordt dit hout niet meer aangemerkt als gevaarlijk afval waarmee de basis van het verzoek is weggenomen.
Met betrekking tot de visie van verzoeker ten aanzien van de eerder genoemde uitspraken van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak wordt nog het volgende overwogen. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de zaken van de zeven vergunningen krachtens de Provinciale milieuverordening Noord Brabant een voorlopige voorziening getroffen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dient zich nog uit te spreken over het ingestelde beroep. wij zijn van oordeel dat uit oogpunt van zorgvuldigheid -los van de inhoudelijke beoordeling- een zekere mate van terughoudendheid hier op zijn plaats is. Dit is des temeer geboden daar intrekking van vergunningen voor (bouw- en sloopafval)bedrijven verstrekkende consequenties heeft, zowel voor vergunninghouder als in milieuhygiënisch opzicht, waaronder zoals roede uitgelegd de doelmatige verwijdering van afvalstoffen. In aansluiting op de opmerkingen van verzoeker met betrekking tot de richtlijn 91/689/EEG en de EG-verordening nr. 142/97 zijn wij van mening dat, gelet op het bovenstaande, onze zienswijze in de zaak niet leidt tot strijd met genoemde richtlijn of verordening.
Voor wat betreft de beslistermijn brengen wij het volgende onder de aandacht. Gelet op artikel 8.25 Wet milieubeheer la op een verzoek zoals hier aan de orde van toepassing paragraaf 3.5.6 van de Algemene wet bestuursrecht en niet Hoofdstuk 4 'Bijzondere bepalingen over Besluiten'. Voor wat betreft de doelmatigheid wordt verwezen naar een viertal bijlagen die bij de reactie van verzoeker zijn gevoegd. Deze bijlagen bevatten geen nieuwe informatie in vergelijking met eerder toegezonden stukken. Deze stukken leiden niet tot een andersluidend oordeel met betrekking tot het onderdeel doelmatigheid, zoals betoogd onder ad b. Gelet op de Wet milieubeheer en de Algemene wet bestuursrecht:
Een dergelijk beroep dient te zijn gemotiveerd. Het moet worden Ingesteld binnen zes weken na de datum van de terinzagelegging van het besluit. Het moet worden gericht, en in tweevoud worden gezonden, aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Kneuterdijk 22, 2514 EN Den Haag. Het besluit wordt van kracht met ingang van de dag, volgend op de beroepstermijn. Indien tegen het besluit bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep is ingesteld, kan een verzoek worden gedaan tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht aan de Voorzitter van voornoemde Afdeling worden gedaan. Het besluit wordt niet van kracht voordat op een dergelijk verzoek is beslist. Voor de indiening van het beroepschrift is Griffierecht verschuldigd. over de hoogte van het bedrag, de betalingswijze en de betalingsdatum ontvangt men bericht van de Raad van State.
Afschrift van dit besluit te zenden aan:
Pleitnotitie voor de Raad State contra Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg
|
St. N&M
SDN-rubrieken
Ecologisch Kennis Centrum
Overzicht van publicaties van Edelchemie
Edelchemie: NUL-optie als finale oplossing voor milieuvervuiling
Brief aan Ria Oomen-Ruijten, europarlementariër m.b.t. Hanja Maij-Weggen's belofte
Homepage van drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA
Antecedentenregister Rechterlijke Macht
Terug naar het begin
Stichting Sociale Databank Nederland
E-mailadres: sdn@planet.nl
Site adres:
http://www.sdnl.nl/limburg3.htm