Rechtsgeleerden moeten hoger mikken
De juridische faculteiten zouden het vaandel van de rechtswetenschap hoog moeten houden. In feite zijn zij tot aan de nek met ons rechtsbestel verstrengeld, aldus drs. Nico Burhoven Jaspers. Hij deed onderzoek en stelt voor de situatie te verbeteren. "De keuze voor de Mammon is funest". 'Raad van State onder zware kritiek' kopte Katholiek Nieuwsblad op 9 november. Bij het artikel stond een brief afgedrukt van de staatsrechtgeleerde prof. A.Q.C. Tak. Hij constateerde daarin dat de burger geen rechtsbescherming meer heeft tegen de overheid. Hij wijst de Raad van State aan als hoofdschuldige. Uit eigen ervaring weet ik dat eenzelfde gebrek aan rechtszekerheid zich voordoet in het civiele recht en er kan evenzeer gewezen worden naar de Hoge Raad. Maar professor Tak constateert iets dat evengoed ernstig is Hij heeft samen met enkele collega's de zaak aan de orde gesteld in vaktijdschriften. Het resultaat: oorverdovende stilte. Dat vind ik ronduit griezelig. Hoe zit dat nu precies met het juridische gilde? We moeten niet vergeten dat van de hoofdsystemen van deze samenleving vooral het juridische het maatschappelijk gebeuren doordesemt. Macht zonder controle levert altijd ellende op.
Laten we de huidige situatie van het juridische gilde eens onder de loep nemen. Er zijn ca. 1600 professionele rechters/raadsheren enz., die gemiddeld 3,4 nevenfuncties hebben (enkelen tot ca. vijftig toe). Bij de Raad van State ligt dat ongeveer twee keer zo hoog! Allemaal leuk en aardig, maar het spoort niet met het eeuwige steen en been klagen over overbelasting. Zeker wringt er iets als het gaat om nevenfuncties dichtbij de goudpotten, zoals het bank- en verzekeringswezen. Behalve rechters kennen we in Nederland ook nog het verschijnsel van de juristen die als hun plaatsvervanger mogen optreden. Dat zijn er circa. 1600, van divers pluimage: advocaten, professoren, gemeentesecretarissen, verzekeringsjuristen, bankmensen, bedrijfsjuristen, zelfs een directeur van Rolls Royce. Je kunt het nauwelijks zo gek bedenken, of het zit er wel tussen. De minister van Justitie zegt dat men niet kàn zonder de inzet van deze plaatsvervangers. Dat lijkt mij onwaarachtig in het licht van de zo vele tijdrovende nevenfuncties, Bovendien moet in deze tijden iedere op productie gerichte organisatie een productie/capaciteitsprobleem van 10 % binnen 5 jaar kunnen oplossen. En dat gebeurt helemaal niet. Voorlopig lijkt de toestand analoog aan de situatie dat de veearts zou mogen invallen voor de huisarts, ja zelfs voor de chirurg! Hebben wij Nederlanders dan niet recht op een professionele rechter?
Controle op de advocatuur schiet tekort. Klacht- en tuchtrecht tegen advocaten is meer een wassen neus, waarbij vrindjes vrindjes dekken. In heel Nederland leggen Dekens en Raden van Discipline dus in alle rust de wet naast zich neer. Afschrikkende werking ontbreekt. Wist u dat er van het kantoor De Brauw en Blackstone, Westbroek Den Haag zo'n vijftien advocaten als rechter rondlopen in het Haagse Paleis van Justitie? Wat vindt u, burger, eigenlijk daarvan? Ook Justitie kruipt graag onder de paraplu van de rechterlijke immuniteit. Misschien begrijpelijk omdat zij met de regelmaat van de klok de voorpagina haalt met steeds weer een ander schandaal. U hoeft de krant maar open te slaan.
En de juridische faculteit dan? U zult zeggen: daar moeten de knappe hoogleraren hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid van oordeel toch wel bewaard hebben? Mooi niet dus. Prof. B. Smalhout constateert dat de universiteit van oudsher het centrum en het symbool is van het hoogste wat de menselijke geest kan bereiken: onafhankelijk, kritisch, analytisch en creatief denken. In wezen bepalen universiteiten hoe onze samenleving wordt ingericht. Dus ook wat de kwaliteit zal zijn van onze rechtspraak, van onze gezondheidszorg en van technische voorzieningen enz. En de universiteit speelt toch ook een essentiële rol als waakhond? Zij verhoudt zich te opzichte van het Openbaar Bestuur als Waarheid tegenover Macht. Dat zou althans zo moeten zijn.
Natuurlijk is in het bijzonder de juridische faculteit een cruciale factor als het gaat om de kwaliteit van rechtspleging en de integriteit van rechtsdienaren. Daar is sprake van een zware verantwoordelijkheid tegenover de maatschappij en uiteindelijk ten behoeve van iedere Nederlander. De keuze voor de Mammon is funest. Naar mijn mening heeft de juridische faculteit de eigen vrijheid van spreken, die alleen gebaseerd kan zijn op onpartijdigheid en onafhankelijkheid, goeddeels verkwanseld en de Nederlander in de steek gelaten. Bernard Shaw zei eens: 'Every profession is a conspiracy against the laymen'. Elk beroep is een samenzwering tegen de leek. Laten we mijn stelling eens cijfermatig benaderen.
Uit allerlei bronnen (Gids Rechterlijke Macht, Naamlijst Leden Rechterlijke Macht, Universiteiten en Onderzoeksinstellingen in Nederland 2001, Internet, enz. enz.) werden gegevens verzameld over de juristen werkzaam aan de universiteiten. Daaruit werden geselecteerd de nu actieve hoogleraren in Nederland. Het onderscheid tussen vaste en bijzondere hoogleraren kon niet worden gemaakt. Van het totaal van ca. 400 hoogleraren blijkt 38 procent ook rechter/raadsheer/staatsraad/lid van het Openbaar Ministerie te zijn. Mensen snijden niet in eigen vlees en dat zullen deze 38 procent ook niet doen. Die zijn voor mij, wat neutraliteit van oordeel betreft, afgeschreven.
De essentie van het werk van een rechter is het nemen van beslissingen. Maar een goede academicus/professor is nog helemaal geen capabele beslisser/rechter. En omgekeerd. Natuurlijk begrijp ik best dat het stimulerend kan zijn om mee te (mogen) doen aan machtsuitoefening. Dat schijnt erg verslavend te werken, vooral voor mannen. Zouden die hoogleraren/rechters wellicht een soort hogepriesterkaste binnen het gilde zijn? Waarom eigenlijk moeten er zo velen ook rechter zijn?
Van de hoogleraren blijkt 11 procent ook advocaat te zijn. Wat te denken van een Prof. Quant, bijzonder hoogleraar advocatuur namens en betaald door de Nederlandse Orde van Advocaten, tevens advocaat en rechter in Utrecht. In zo'n constellatie kan ik als inwoner geen enkel vertrouwen hebben qua onpartijdigheid en onafhankelijkheid. Immers: Wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Nog wat bevindingen: een tot 2 procent van de professoren is ook notaris, eenzelfde percentage is ook politiek actief, twee tot drie procent is ook actief in staatscommissies bij Justitie, drie procent blijkt ook actief te zijn in het bedrijfsleven (sommigen met lange reeksen commissariaten). Tien procent van de professoren is betrokken bij (de leiding van) verenigingen, Instituten, Redacties, diverse commissies (Europa Instituut, Clara Wichmann Instituut, Vereniging voor milieurecht, WODC enz.) Van circa veertig procent zijn op basis van de bijeengesprokkelde data geen nevenfuncties bekend. Dat betekent niet dat die er niet zijn.
Minstens de helft van de professoren schurken zo zeer aan tegen functies van maatschappelijke macht dat zij, naar mijn mening, hun recht van spreken al verkwanseld hebben. En die anderen dan? Daar zullen velen bij zijn die jong zijn en zullen denken: wat niet is zal nog wel komen en dus zal ik niemand op z'n tenen trappen. De koektrommel staat te wachten op de plank. Anderen zullen uit loyaliteit altijd al de zijde van hun gilde kiezen. En dan zullen er professoren zijn die gezien hun werkterrein, bijvoorbeeld het recht van de Islam of het Byzantijns recht, iets verder weg zullen staan van "hot issues" in de Nederlandse samenleving. Of die gewoon niet kritisch zijn of niet durven. Al met al lijkt het wel een waakhond die bijna al zijn tanden heeft laten trekken voor een dikke worst.
En een enkeling als professor Tak dan? We zijn terug bij de oorverdovende stilte die hij vaststelde. En dat dan over zo'n hamvraag als de rechtsbescherming van eenieder. Wat is er fundamenteler? Daarbij gaat het om de vraag of de wet eigenlijk nog geldt, voor u, voor mij en voor iedereen. Die weinige roependen in de woestijn zoals de professoren Tak, Brenninkmeijer, van der Heijden en Crombag, hoogleraren met karakter, inzicht en lef verdienen dubbel en dwars de waardering van ons allemaal. Hoeveel zijn er dan nog over met het begrip, de wil en de durf om hun mond open te doen en dan misschien eens niet uitgenodigd te worden voor de volgende nieuwjaarsreceptie? Misschien al met al wel één per miljoen inwoners? O God, hebt medelijden met dit arme volk!
Het beeld dringt zich op dat de juridische hoogleraren zich in grote meerderheid in de polderdictatuur comfortabel genesteld hebben als leden van de polderclan. Het verkleefde gilde bij de dans om het Gouden Kalf. Veel liever zou ik het tegenovergestelde zien: een juridische faculteit die uit wijsheid c.q. verlicht eigenbelang zich zou distantiëren van deelname aan allerlei maatschappelijke functies van machtsuitoefening, en daarmee eigen onafhankelijkheid van onderzoek, oordeel en recht van spreken zou bewaren. Daarmee is het belang van iedere Nederlander gediend. Waar eindigt symbiose en begint collaboratie? Een eerste belangrijke stap naar gezondmaking zou kunnen zijn de functies van juridisch hoogleraar en rechter onverenigbaar te verklaren. In Nederland mag de rechter nu al niet advocaat zijn, maar de advocaat wel rechter. Snapt u dat? Ik niet, maar woordengoochelaars wel. En waarom zouden trouwens niet alle universitaire docenten/hoogleraren al hun nevenfuncties bekend maken? Per slot van rekening is het gehele rechtsbestel, ook de juridische faculteit, er voor ieder van ons en niet omgekeerd. De Franse revolutie was daarover toch duidelijk? Er hoeven toch niet opnieuw koppen te gaan rollen?
Zie ook:
|
Stichting Sociale Databank Nederland
E-mailadres: sdn@planet.nl
Internet site:
kath-nb18.htm