Minister-president Balkenende ontloopt politieke verantwoordelijkheid met doodzwijgen Alfabetisch en openbaar antecedentenregister van de Rechterlijke Macht
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de rechthebbende op het auteursrecht. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (art. 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Prijs: fl 76.- (fl 70.- plus fl 6.- verzendkosten in Nederland).
Stichting WORM
RAPPORT I - integriteit
De wereld is gevaarlijk om in te leven, niet omwille van wie het kwaad begaat, De Lezer gegroet ! Wie zijn wij, de schrijvers? Een handjevol burgers die verontwaardigd zijn. Ieder van ons heeft juridische toestanden meegemaakt, die in ons Nederland niet zouden mogen voorkomen. Onze woede over onrecht werd verontwaardiging; onze verontwaardiging leidde tot gedreven vastberadenheid om boven de details van onze individuele ervaringen uit, het falen van het systeem zichtbaar te maken en laakbaar gedrag aan de kaak te stellen. Het kwam op óns aan om het voortouw te nemen. Maar het gaat niet slechts om kritiek; ook om suggesties voor verbetering. Wij menen dat wij daarmee ook het belang dienen van de Nederlander, vooral van de grote ons bekende groep die vergelijkbare ellende heeft doorgemaakt. Wij vinden dat als de burger recht heeft op RECHT, die burger recht heeft op professionele, bekwame, ervaren rechters, die recht zullen spreken van hoge kwaliteit, conform de wet en datgene wat zij beloofd hebben in hun ambtseed: eerlijkheid, nauwgezetheid, onzijdigheid. Wij kunnen niet aan de indruk ontkomen dat daaraan véél schort. Zo is het onze overtuiging dat het slecht gesteld is met de Integriteit van de Rechterlijke Macht en dat daaraan een heleboel verbeterd kan en moet worden. Maar wat is integriteit ? Als iemand steeds iets zegt, maar het tegenovergestelde doet, zullen we die toch niet integer noemen?? Wij hebben de indruk dat die integriteit onder druk staat als gevolg van belangenverstrengeling door onder meer nevenfuncties, maar bovendien en vooral wordt uitgehold door het instituut van de Rechter-plaatsvervanger, een in deze omvang voor Nederland uniek verschijnsel. Dit rapport beoogt feiten, voorzover wij daar, als aan geen enkele groepering gebonden enkelingen, toegang toe hebben weten te krijgen, op neutrale en toetsbare wijze te presenteren en daaraan onze bevindingen, overwegingen en aanbevelingen te verbinden. Wij leggen dit voor aan ú als lezer, opdat ú uw eigen oordeel kunt vormen over de feitelijke werkelijkheid en vooral ook over onze conclusies. Henk Rem,
De samenstellers van het IRM-rapport. 5 december 1996 "Wat niet weet, dat niet deert." Er is zoiets als een wet van synchroniciteit: ontwikkelingen lijken merkwaardig parallel te lopen. Terwijl wíj ons opwonden over de kwalijke onrechtmatigheden die wij zelf meemaakten en ons vastbeten in onderzoek, komt in België naar aanleiding van de tragische kindermoorden massale verontwaardiging, ja volkswoede los. Die wordt óók en zélfs door politici herkend als uiting van een al lang sterk gevoeld diep onbehagen onder de mensen over alles wat met recht en rechters te maken heeft. En toch: aan de oppervlakte lijkt het zo simpel en duidelijk. Van een land waar zelfs het eten van een bord spaghetti al voldoende is om met succes de onpartijdigheid van een rechter aan te vechten, kan toch zeker niet gezegd worden dat men met de rechtspraak sjoemelt ? Dan is er toch niets aan de hand ? Vanwaar dan die woede, dat onbehagen, die weerzin ? In Néderland daarentegen worden rechters zelden met succes gewraakt. Men 'weet' hier dan ook algemeen dat Nederlandse rechters - en politici - véél beter dan elders tegenstrijdige belangen van elkaar kunnen scheiden. Dan is er toch zeker ook in Nederland niets mis ? Waarom dan ook hier onbehagen over het rechtssysteem, de rechters en wat dies meer zij ? Een kwestie als een nevenfunctie van VVD-politicus Bolkestein leverde indringende kamervragen op, maar hij wist kritiek te pareren. De burgemeester van Groningen haalt de krant vanwege een nevenfunctie bij een aannemersbedrijf. Daarvoor toucheert hij dan wel enkele tienduizenden guldens per jaar, maar volgens hem is er géén sprake van belangenverstrengeling. De Telegraaf (04-11-96) meldt dat hij deze bijbaan niet meldde omdat hij die als een privé-aangelegenheid beschouwt ! Er is bitter weinig zicht op de mogelijkheden van belangenverstrengeling binnen de zo goed gesloten ivoren toren van de rechterlijke macht, die door de buitenwereld onvoorwaardelijk beschouwd dient te worden als het toonbeeld van zuiverheid. Dagelijks wordt recht gesproken door rechters, echte en plaatsvervangers, die via nevenfuncties verbonden zijn met allerlei belangen. De reactie op vragen daarover komt in de praktijk neer op ronduit obstructie. Men probeert stelselmatig zich te onttrekken aan het geven van informatie, waarbij men zich beroept op zelf gestelde integriteit en betrouwbaarheid. Dat is niet alleen onvoldoende, maar zelfs ronduit verdacht. De echt integere rechter, die toch van de maatschappij totale onafhankelijkheid als rechter opeist, zal juist vanuit zijn begrip van ware integriteit weten dat zo'n privilege impliceert dat hij op positieve wijze bereid moet zijn rekenschap te geven tegenover de burger. Het gegeven privilege benutten voor afscherming in welke vorm dan ook, betekent in de kern van de zaak misbruik van macht en verraad aan de burger die een mandaat gaf. Een woord van dank is hier op zijn plaats aan die advocaten en de enkele rechters die ons soms feitelijk, maar vooral moreel bij ons onderzoek steunden. Ook P. Fokken kan niet onvermeld blijven vanwege zijn hulp bij het onderzoek in Amsterdam. Verder denken wij met dank terug aan de hulp ondervonden van de zijde van het wetenschappelijk bureau van de Tweede Kamer Fractie Hendriks. Tenslotte spreken wij onze grote waardering uit voor de journalisten Henny Korver en Ron Couwenhoven van de Telegraaf, die als eersten (08-01-1994) uitvoerig verslag deden van de gebeurtenissen rond Henk Rem uit Oosthuizen, te beginnen met zijn ervaringen bij het Hof in Arnhem in januari 1992.
Woord vooraf
DEEL I
1. Het onderzoek 1 1.1 Aanleiding voor het onderzoek 1 1.2 Doel van het onderzoek 3 2. Terreinafbakening 3 3. Opzet en verantwoording 4 3.1 Veldonderzoek 5 3.2 Bureauonderzoek 5 4. Tegenwerking bij het onderzoek 6 4.1 Gesloten deuren in Amsterdam 6 4.2 Kort geding tegen Gerechtshof Amsterdam 7 4.3 Gesloten deuren in Den Haag 7 4.4 Interventie D'66 Kamerlid Dittrich 8 DEEL II
10 1. Kritiek op de rechterlijke macht 10 1.1 Klachten over rechters 10 1.2 Onderzoek Terpstra-Tukker 11 1.3 Overige kritiek 12 1.4 Recente reacties 13 2. Kennis over de rechterlijke macht 14 3. Wettelijke waarborgen 15 3.1 Inzage vonnissen (Art. 838 Rv) 15 3.2 Incompatibiliteiten (Art. 8 RO lid 1) 16 3.2.1 De rechter/advocaat 16 3.2.2 De advocaat/rechter 17 3.2.3 Verboden nevenfuncties (Art.8 RO lid 2,3) 18 3.2.4 Dode letter van de wet 19 3.3 Te nauwe familiebetrekkingen (Art. 10 RO) 20 3.4 Samenvatting 21 4. Klassenjustitie 21 4.1 Een theoretisch probleem 21 4.2 Een taboe in Nederland 22 5. Tuchtrechtspraak 23 5.1 De schijn tegen 25 5.2 Klachtenbehandeling advocatuur 26 6. Verschonen en wraken 28 6.1 Verschoning 28 6.2 Wraking 30 DEEL III
32 1. Algemeen 32 2. Hoger beroep in tuchtrechtspraak notarissen 32 3. Nevenfuncties bij het Gerechtshof te Amsterdam en de Hoge Raad in Den Haag 34 4. Samenstelling van de rechterlijke macht 36 5. Relatie nevenfuncties / toename plaatsvervangers 38 6. Opleiding der rechters 39 7. Advocatuur prominent aanwezig binnen de rechterlijke macht 40 8. De Rechter-plaatsvervanger 40 8.1 Kwantitatieve analyse 41 8.1.1 Kanttekeningen bij de diverse categorieën 42 8.2 Advocaten, tevens plaatsvervangend rechters op ieder niveau; basis 1995 43 9. Het klachtrecht van Art. 12 SV, (Wetboek van Strafvordering) 46 10. De klachtenregeling van Art. 14a RO (Wet op de Rechterlijke Organisatie) 49 10.1 Algemeen 49 10.2 De praktijk van Art. 14a RO 49 10.3 Aantal door de PG ingestelde vorderingen 50 10.4 Overwegingen omtrent Art. 14a RO 51 53 DEEL IV
54 1. Inleiding 54 2. Totaalbeeld 54 3. Kader 54 4. Juridische Kaste 55 5. Rechterlijke Macht 56 5.1 Rechterlijke Macht: systeem 57 5.2 Rechterlijke Macht: gilde 57 5.3 Rechterlijke Macht: procedures 58 5.4 Rechterlijke Macht: technologie 58 5.5 Rechterlijke Macht: cultuur 59 5.6 Rechterlijke Macht: informatie 59 5.7 Rechterlijke Macht: mensen 59 5.8 Rechterlijke Macht: opleiding 60 6. Integriteit 60 7. Afsluiting 61 DEEL V
62
Bijlage A 63 Bijlage B 76 Bijlage C 103
Het IRM-rapport doet verslag van een onderzoek naar mogelijke belangenverstrengeling binnen het
rechtssysteem en stelt de vraag van de (on)partijdigheid en (on)afhankelijkheid van de rechterlijke macht. Het onderzoek werd op eigen initiatief uitgevoerd door een aantal burgers in 1995 / 1996; tegenwerking werd in ruime mate ondervonden. De groep stelt vast dat de randvoorwaarden ter waarborging van een onbevangen, onafhankelijk en onpartijdig functionerende rechterlijke macht zijn aangetast; dit leidt tot onaanvaardbare situaties van belangenverstrengeling.
Enerzijds hebben steeds meer 'echte' rechters vele, vaak zware, tijdrovende en goed betaalde nevenfuncties en werkzaamheden op zich genomen. Evident is dat daarmee werk afgewenteld wordt op anderen, confrères, voor wie daarmee de werkbelasting toeneemt in een situatie waarin men toch al steunt en kreunt over de zo enorme werklast. Anderzijds werden de opengevallen plaatsen gretig opgevuld door mensen van buitenaf. Vooral de advocaten van grote prestigieuze kantoren, bij uitstek de belangenbehartigers van de top van het bedrijfsleven, hadden daartoe geen aanmoediging nodig. Het grootste gedeelte van de rechterlijke macht bestaat uit functionarissen die niet voor de functie van rechter opgeleid zijn. Vooral advocaten en oud-advocaten hebben een ontoelaatbaar grote invloed en macht verkregen binnen colleges die juist zonder aanzien des persoons dienen te oordelen en te veroordelen. Aantoonbaar lijken zij, hun cliënten en kantoorgenoten daarvan te profiteren. De wettelijke controlemechanismen voor zich misdragende advocaten en notarissen zijn in essentie nog slechts geheel pro forma procedures. Zij fungeren vooral als middel om de positieve beeldvorming van de eigen beroepsgroep te bevestigen. De openbare uitspraken worden anoniem gepubliceerd en hebben nauwelijks reële corrigerende of afschrikwekkende werking. De tuchtrechtspraakcolleges zouden opengebroken moeten worden en niet alleen plaats moeten bieden aan collega-juristen, maar ook aan burgers niet-juristen. Ook de in de wet in principe aanwezige mogelijkheid voor de burger zich te bezwaren over het gedrag en optreden van een rechter blijkt de facto totaal buiten werking gesteld te zijn. De onderzoekers hebben ook vastgesteld dat het Openbaar Ministerie in de praktijk uitmaakt wie in Nederland wel en maar vooral wie géén vervolging te vrezen heeft. De aan de burger gegeven wettelijke mogelijkheid om gerechtelijke controle op sepotbeslissingen van het OM te laten uitvoeren, blijkt een complete farce te zijn. Wij zijn principieel van mening dat in Nederland recht gesproken dient te worden door professionele rechters en dat het inzetten van allerlei plaatsvervangers (advocaten, notarissen, bedrijfsjuristen e.d.) uit den boze is. Zou al eens een plaatsvervangende jurist optreden als rechter, dan zou deze vóór iedere zitting zijn/haar (huidige en vroegere) hoofd- en nevenfunctie(s) bekend moeten maken. De rechterlijke macht wordt door ons gedetermineerd als een gilde op drift. INLEIDING
Niet alleen trekken incidentele blunders bij tijd en wijle een zware wissel op het vertrouwen van de burger in het doen en laten van Justitieambtenaren. Ook heeft het IRT-enquêteonderzoek aangetoond dat er structureel een en ander mis is. Magistraten hoog in de hiërarchie, tot aan de minister toe wisten niet goed wat zich in het veld afspeelde. Als ze het wel wisten, bleken ze het zich nauwelijks te herinneren. Een treffende uitspraak in dit verband was die van de minister van Justitie zelf, die naar aanleiding van tegenstrijdigheden in, ook door haar, onder ede afgelegde verklaringen stelde: "Het gaat niet om de waarheid, maar om hetgeen ik me herinner". In de IRT-affaire waren alle betrokkenen het er wel over eens dat de wettelijke opsporingsregels met voeten waren getreden, dat magistraten en verantwoordelijke opsporingsfunctionarissen niet wisten wat er in hun organisatie en onder hun verantwoordelijkheid omging en dat de onderlinge samenwerking conflictueus was en zeer veel te wensen overliet. Daarnaast bleken er functionarissen te zijn die gewoonweg niet geschikt waren voor hun taak. Naar eigen zeggen vielen van Traa onlangs 'de oren van het hoofd' toen hij hoorde dat Procureur-generaal Mr. Ficq zelfs van mening was dat enkele magistraten in de IRT-affaire uitzonderlijk goed hadden gefunctioneerd. Velen zagen hun indruk van rechtsongelijkheid en het meten met twee maten bevestigd, in het licht van een gang van zaken waarbij falende magistraten - en zij niet alleen - klaarblijkelijk met fluwelen handschoenen worden aangepakt, en zelfs met vorstelijke afkoopregelingen beloond worden als zij maar van het toneel verdwijnen. Kort geleden (23-09-96) onthulde het Algemeen Dagblad dat in Tilburg een 48-jarige politieagent oneervol ontslagen was wegens een dubieuze declaratie van ƒ100. Voor een Rotterdamse rechercheur die een misdaad oploste dreigt hetzelfde lot. Misschien moeten zij zich zelfs voor de rechter verantwoorden. Het valt voor hen te hopen dat het dan in Zutphen zal zijn want de gekte gaat zover, dat die rechtbank zich tegenwoordig als een echte middenstander (Gelders Dagblad, 05-10-96) aanprijst: "rechtbank Zutphen regelt al uw rechtszaken" De toevoeging "niet goed, geld terug" ontbrak nog net. Dit verslag bestaat uit 4 delen:
DEEL I schetst de aanleiding, de doelstelling, de terreinafbakening, de opzet, verantwoording en ervaringen tijdens het onderzoek DEEL II stelt de probleemanalyse van het onderzoeksonderwerp. DEEL III beschrijft de bevindingen en geeft de algemene conclusie DEEL IV geeft een totaalindruk met daarin suggesties voor de toekomst
DEEL IAANLEIDING EN VERANTWOORDING
Het onderzoek
"Pas op voor een rechtschapen mens, want dat kan een leger worden" (oud chinees inzicht) Dit onderzoek kent géén opdrachtgever en het gaat niet uit van enige organisatie. Politieke kleur is totaal irrelevant. Enige burgers, die ieder voor zich uiterst negatieve ervaringen hadden opgedaan met de rechterlijke macht, besloten spontaan vanuit die gemeenschappelijke ervaringen een onderzoek uit te voeren naar de eerlijkheid en onpartijdigheid, kortom naar de integriteit van de rechterlijke macht. De naam Verontruste Burgers ( VeB ) werd niet zelf gekozen, maar door de pers gegeven. Initiator van ons onderzoek is Henk Rem uit Oosthuizen (NH) die in 1991 verzeild raakte in een voor hem slecht afgelopen hoger beroepsprocedure, die de verzekeringsmaatschappij OHRA in Arnhem bij het Gerechtshof had aangespannen. De rechtbank wees zijn claim toe. Toen OHRA steeds maar niet betaalde, ging Henk Rem met Wim Wijnbergen als getuige naar het OHRA-kantoor om ter plaatse het geld in ontvangst te nemen. Daarbij deed Mr. Stroy, één der OHRA-juristen, ten kantore van OHRA op 05-06-90 een (door OHRA of het Hof overigens nooit bestreden) mondelinge uitlating: "OHRA betaalt u het bedrag onverplicht uit, omdat OHRA wel weet dat zij in hoger beroep bij het Hof toch gaat winnen. Dat merkt u wel. OHRA heeft immers niets te vrezen". Tot verbijstering van Henk Rem bleek dat nog waar te zijn ook !! Zijn door de rechtbank toegewezen schadeclaim werd door het Hof alsnog afgewezen. Verontrust door zoveel misplaatste zekerheid en arrogantie, begon hij samen met Wim Wijnbergen een onderzoek. Ondanks aperte tegenwerking stelde hij relaties vast tussen leden van het Arnhemse Hof, OHRA en advocaten van het kantoor "Dirkzwager & Kroeskamp Advocaten", ( D & K ) de huisadvocaat van OHRA. Vice-president Mr. R. Lion bleek lid te zijn van de arbitragecommissie van OHRA. Eén van de raadsheren in de zaak OHRA/Rem, Mr. J.H.M. Kerssemakers, bleek getrouwd te zijn met een advocate die kort daarvoor nog werkzaam was bij "Dirkzwager & Kroeskamp Advocaten". Raadsheer Mr.J.W.M. van der Grinten was oud-advocaat bij D & K. Mr. R.Ph. Elzas, de D & K advocaat van OHRA bleek niet alleen een oud-collega advocaat doch tevens collega (plaatsvervangend) raadsheer te zijn van onder andere raadsheer Mr. Van der Grinten e.a. Was hier sprake van belangenverstrengeling en partijdigheid ? "Natuurlijk niet", riepen de Arnhemse magistraten in koor uit, ook al was Henk Rem meer arresten tegengekomen waarin het Hof te Arnhem ten gunste van verzekeraars oordeelden en waarbij steeds een verband met advocatenkantoor D & K aanwezig bleek te zijn. Zo oordeelden de oud-advocaten van D & K, de Mrs. A.H. Trijbits en J.W.M. van der Grinten als raadsheren in meerdere zaken ten gunste van o.a. OHRA, Victoria-Vesta en Nationale Nederlanden, die iedere keer werden bijgestaan door D&K advocaten. Bovendien blijken naast de oud-D&K advocaten Mrs. van der Grinten en Trijbits, tevens de huidige D&K advocaten Mrs. F.J. Boom, R. Ph. Elzas, Mw. J.M.A. Feldhusen-Wagemakers, C.P. Aubel en notaris Mr. H.M. Sasse van D&K als raadsheer op te treden in het Arnhemse gerechtshof en in die zin weer collega's van elkaar te zijn. Voor een volledig overzicht van deze en dergelijke andere zaken bij andere gerechten wordt verwezen naar bijlage A. De tekst van die bijlage werd gebruikt in het kader van een procedure bij het Europees Hof in Straatsburg tegen de Staat der Nederlanden op grond van Artikel 6 EVRM ( Europees Verdrag Rechten van de Mens ). Daarin is de Staat der Nederlanden aangeklaagd door Henk Rem vanwege het schenden van een eerlijke procesgang bij het gerechtshof en bij de Hoge Raad in de zaak Rem tegen verzekeraar Lloyd's Londen. Volgens toenmalig president Mr. J.E.B. van Julsingha was de onafhankelijkheid in ieder geval niet in het geding vanwege de innige banden tussen het Hof en D & K. Mr. Van Julsingha zelf zit met notaris Mr. H.M. Sasse van D & K - tevens raadsheer plaatsvervanger.- in dezelfde Rotaryclub en zat samen met D & K advocaat Mr. R.Ph Elzas, eveneens raadsheer-plaatsvervanger, op 09-11-90 een door de ANWB georganiseerd symposium voor verzekeraars voor. Henk Rem was namelijk bij toeval met de heer C. Bousardt namens de Stichting Werkgroep 1970 voor Verkeers- en Ongevallenslachtoffers óók aanwezig op dat symposium. In de Telegraaf van 08-01-94 verklaarde Mr. Van Julsingha naar aanleiding van de bevindingen van Henk Rem: "De leden van het Hof en de plaatsvervangende leden zijn er zich terdege van bewust dat zelfs de schijn van niet-onpartijdigheid en niet-onafhankelijkheid moet worden vermeden. Die leidt ertoe dat zij zich op eigen initiatief steeds onttrekken aan zaken waarbij mogelijk een verkeerde indruk zou kunnen ontstaan. Zij leggen de eed af dat zij met eerlijkheid, nauwgezetheid en onzijdigheid, zonder aanzien van personen zullen rechtspreken". Henk Rem stelde Mr. Van Julsingha vóórdat de Telegraaf-publicaties zelfs maar in beeld waren per aangetekende post op de hoogte van zijn bevindingen. Tijdens het onderzoek bij het Hof in Arnhem vroeg Henk Rem een aantal keren aan de griffier of hij de president te spreken kon krijgen. Mr. Van Julsingha ontliep echter op een gênante manier iedere confrontatie met Henk Rem. Terwijl Henk Rem Mr. Van Julsingha in de toiletten, op de gang en zijn kamer zag binnengaan, moest de griffier alle keren meedelen dat Mr. Van Julsingha niet aanwezig was. Later bij zijn afscheid en vóór de kritiek van Terpstra-Tukker zou Mr Van Julsingha met weinig complimenteuze bewoordingen aan het adres van Henk Rem in de Gelderlander van 14-06-95 onder meer opmerken: "Toch ontstond de afgelopen jaren een smet op het onbevlekte blazoen van het Arnhemse hof door wat de 'affaire Rem' werd genoemd.....Door de insinuaties van Rem werd ineens nogal raar aangekeken tegen advocaten die af en toe de toga verwisselen en plaatsvervangend op de rechterstoel gaan zitten". Ofschoon er in de optiek van het Hof slechts sprake was van insinuaties en volstrekt niet van enige schijn van partijdigheid veegde de Hoge Raad later toch de vloer aan met dít merkwaardige Arnhemse arrest. Daarbij bleek dat het Hof nogal selectief met de rapporten van medische deskundigen ten voordele van OHRA was omgegaan. Alleen vanwege Henk Rem's doorzettingsvermogen moest OHRA in dít geval uiteindelijk bakzeil halen en gedroeg zich daarbij -getuige de moeizame onderhandelingen- ook nog eens als een uiterst slecht verliezer. Later zouden de hechte banden tussen de verzekeringswereld en advocatuur/rechterlijke macht nog vaker opvallen. De publiciteit rond deze kwestie en de vele adhesiebetuigingen van diverse kanten bracht een groep particulieren in het geweer, die zelf besloot onderzoek uit te voeren bij enkele rechtscolleges naar 'mogelijke belangenverstrengeling en vooringenomenheid'. Verontwaardiging over het gebrek aan openheid, samen met de forse tegenwerking van de rechterlijke macht ondanks de in grondwet en verdrag van Rome vastgelegde openbaarheid van rechtspraak, bleek de drijvende kracht te zijn voor het aanvankelijk weinig doelgerichte en ongestructureerde onderzoek. De keren dat de pers er verslag van deed, lokte dat evenwel zeer veel reacties uit, uiteindelijk ook van de (in)direct betrokkenen zoals de advocatuur, de vakbladen, de wetenschap, het parlement en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR), de beroepsvereniging van magistraten. De ervaringen van Henk Rem en de publiciteit daaromheen waren voor de genoemde NVvR zelfs de directe aanleiding om een onderzoek in te stellen naar het instituut van de 'Rechter-plaatsvervanger', waarover volgens de genoemde vereniging zelf weinig tot niets bekend was. Uit nieuwe ervaringen van Rem en Co. werd steeds duidelijker dat hun individuele ervaringen niet op zich stonden. De geruchtmakende publicatie in mei 1996 van de resultaten van het onderzoek door Terpstra-Tukker (TT) naar de gang van zaken in het Arnhemse arrondissement leek hun ervaringen te bevestigen. Niet alleen omdat Henk Rem in 1992 daar zijn eerste ervaringen had opgedaan, maar ook omdat in het TT-rapport de conclusie werd getrokken dat de "Arnhemse toestanden" zich ook elders zouden voordoen. Zelf had de groep naar aanleiding van hun onderzoek in onder andere Amsterdam, de publicaties en de vele adhesiebetuigingen al lang de indruk gekregen dat hun persoonlijke ervaringen symptomatisch waren voor een scheefgegroeide structuur en uitwassen in de praktijk, waarbij de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht in het geding kwamen. Omdat gaandeweg steeds meer duidelijk werd dat er sprake was van problemen met structurele oorzaken en diepere fundamentele onderliggende gronden, verbreedde zich de vraagstelling van het onderzoek. De inhoud van dit verslag is daarvan een afleiding.
Eén van de vele vragen die de onderzoekers zich dienden te stellen was de vraag of er bij de Nederlandse rechterlijke macht eigenlijk inderdaad wel sprake is van belangenverstrengeling en vooringenomenheid of zelfs van klassenjustitie. Waren de eigen incidentele ervaringen representatief en was hun uitleg daarvan wel juist en hun verontwaardiging daarover wel terecht? Was men zelf geen slecht rancuneus verliezer of ronduit vooringenomen? De ene vraag lokt de andere uit: kón een groepje particulieren zonder middelen, medewerking en opdrachtgever 'klassenjustitie' wel bewijzen en de omvang ervan ooit in beeld brengen ? Per slot van rekening staat Nederland toch bekend als een fatsoenlijk, open en democratisch land met een rechterlijke macht om trots op te zijn ? Net zo belangrijk was vervolgens de vraag wat er diende te gebeuren met het onderzoeksmateriaal indien men de opgeworpen vragen al bevestigend zou kunnen beantwoorden. Dit verslag geeft dan ook een beschrijving van die onderzoeken, de werkwijze en de opgedane ervaringen die uiteindelijk vorm en gestalte kregen in de onderstaand geformuleerde en uitgewerkte concrete doelstelling.
Kritiek op rechterlijke beslissingen betreffen, vanwege de publicitair zwaar aangezette bestrijding en opsporing van de zogenaamde 'zware criminaliteit,' meestal de strafrechtelijke kant van het rechtssysteem. Maar ook ten aanzien van 'gewone' criminaliteit merkten bijvoorbeeld strafrechtadvocaten Mr. P.W.van der Kruijs en Mr. H.H.M. van Dijk in de NRC van 07-10-96 aan de hand van voorbeelden op dat de straftoemeting in Nederland te vergelijken is met een tombola: willekeurig, slecht, onbillijk en inconsistent. Aanmerkingen op het functioneren van de rechterlijke macht in de schriftelijke civiele zaken blijven doorgaans beperkt tot te lange wachttijden, ontoegankelijkheid en een enkel incident. Na de actie van Rem en Co. kwam daar nu ook het punt bij van belangenverstrengeling vanwege de soms vele relaties van rechters en raadsheren met advocatenkantoren, met het bedrijfsleven, met belangenorganisaties en met de overheid. Eerder en vanuit een geheel andere interesse had de stichting SOBI al eens in verband met jaarrekeningprocedures dergelijke belangenverstrengeling tussen accountants en leden van de ondernemerskamer van het Hof in Amsterdam bekritiseerd. In de grotendeels aan de publiciteit onttrokken schriftelijke civiele procedures staat in het algemeen niet de overheid maar een burger/rechtspersoon tegenover een andere burger/rechtspersoon. Niet zelden een machtige, invloedrijke partij (verzekeraar, bank, multinational, belangenorganisatie) bijgestaan door advocaten van grote prestigieuze advocatenkantoren met vele contacten in de rechterlijke macht. Daar staat dan vaak tegenover een enkeling bijgestaan door een goedwillende advocaat van een doorgaans heel wat minder prestigieus advocatenkantoor. Maar de belangen in zulke civiele procedures zijn dikwijls heel groot. De inzet is niet zelden een zeer forse eis tot schadevergoeding uit onrechtmatig gedrag of wanprestatie. De aandacht van de onderzoekers ging vooral uit naar dit soort civiele rechtspraak, ofschoon ook andere terreinen werden betreden zoals de tuchtrechtspraak van advocaten en notarissen, functionarissen die immers ook nauw betrokken zijn bij civiele procedures. Ook werd aandacht besteed aan de klachtenregeling tegen rechters, waarbij een rechtszoekende zich kan beklagen over arrogant, vooringenomen en partijdig gedrag en/of optreden van een individuele rechter, c.q. van een rechterlijk college. Vanwege beschikbaar materiaal, werd ook gekeken naar de klachtenregeling van art. 12 SV. ( Wetboek van Strafvordering) waarbij een slachtoffer zich kan bezwaren bij de onafhankelijke rechter, in casu het gerechtshof, indien de Officier van Justitie naar aanleiding van een aangifte niet handelt, c.q. afziet van strafvervolging.
De opzet van het onderzoek kan het beste begrepen worden als een onderzoek naar en het blootleggen van relatiepatronen van en tussen rechters, advocaten en procespartijen. Het aantonen van mogelijke belangenverstrengeling houdt ook in dat in concrete gevallen nagegaan moet worden of de betreffende rechters/raadsheren via hun neven- of hoofdfuncties, hun vorige functie of familiebanden in relatie staan of stonden met één van de procespartijen c.q. diens advocaten en daarmee de schijn van partijdigheid tegen zich hebben. Al snel werd duidelijk, dat geconstateerde individuele gevallen het gevolg waren van een scheefgegroeide structuur en dat dus het zinvoller was, om juist die structuur in beeld te brengen. De opgespoorde individuele gevallen konden dan dienen als illustratiemateriaal voor een op grote schaal voorkomende praktijk. Een praktijk waarin de rechter objectief gezien zich wél had dienen te verschonen, of omgekeerd dat één van de procespartijen of diens advocaat een rechter had kunnen wraken omdat deze objectief de schijn tegen had. Na het bord spaghetti in België kan iedereen weten hoe snel en willekeurig die schijn van partijdigheid soms wél en soms niet - zoals in de zaak OHRA/Rem - aanwezig wordt geacht. Althans aan- of afwezig geacht door magistraten die ook in dit soort gevallen voor de burger uitmaken of deze terecht of ten onrechte een verkeerde indruk heeft gekregen. In die gevallen waar in tuchtrechtspraakcolleges en klachtenregelingen het evident duidelijk was dat de aangeklaagde persoon en zijn rechters elkaar beroepsmatig goed kenden, ging de belangstelling vooral uit naar de vraag hoe vaak ingediende klachten gegrond werden bevonden of juist werden afgewezen. Het onderzoek viel uiteen in een 'veldonderzoek' en een 'bureauonderzoek'.
Het veldonderzoek betrof daadwerkelijk onderzoek op locatie in paleizen van justitie; in de verslagperiode bij het gerechtshof in Amsterdam en bij de Hoge Raad der Nederlanden. Arnhem, Leeuwarden en Zaandam werden vóór de verslagperiode 1995/96 bezocht. Daarbij was inzage in arresten noodzakelijk om naast de uitslag van een procedure zoveel mogelijk de namen van procespartijen, rechters/raadsheren en advocaten/procureurs te noteren. Samen met gegevens over nevenfuncties van de rechters/raadsheren en die van de plaatsvervangers kon in voorkomende gevallen vastgesteld worden of er eerder bedoelde relaties aanwezig waren. Indien dat het geval was werd bewust geen absolute betekenis toegekend aan de uitspraak zelf. Immers: ook zonder die relaties of met een ander college had dezelfde uitspraak tot stand kunnen komen, al is het toch wel uiterst merkwaardig dat in alle door Henk Rem onderzochte gevallen het Hof te Arnhem besliste in het voordeel van verzekeraars OHRA en Victoria-Vesta. Dat soort statistiek suggereert toch een naar nul verdwijnende waarschijnlijkheid, dat er niets onzuivers aan de hand zou zijn. Vanzelfsprekend zal niet iedere vooringenomenheid of poging tot beïnvloeding (Bolkestein/Borst) doorwerken in de beslissing. Mocht dat ooit het geval zijn, dan zou men dat, naar te verwachten valt, natuurlijk toch in alle toonaarden ontkennen.
Tijdens het veldonderzoek werden de volgende zaken bestudeerd/doorgenomen:
Het 'bureauonderzoek' hield in het verzamelen en raadplegen van zoveel mogelijk aan het onderwerp gerelateerde en van belang lijkende studies, onderzoeken, literatuur, publicaties, uitspraken en gegevens in het algemeen. Zo werd er onder andere gebruik gemaakt van:
Deze jaarboeken bleken interessant materiaal te bevatten over de vele contacten tussen leden van de rechterlijke macht, de advocatuur, het notariaat, de overheid, pers en geledingen uit het Nederlandse bedrijfsleven. De wekelijks verplichte Rotary-lunches overstijgen qua aard, opzet en exclusiviteit het spontane karakter en de vrijblijvendheid van bijvoorbeeld ontmoetingen op de plaatselijke sociëteit 'ons genoegen' of de tennisclub. Vooral de Gids van de rechterlijke macht, de Staatsalmanak, oude advocatenagenda's, vele CBS-jaar- en organisatieoverzichten, jaarrekeningen, kamerstukken en verslagen, krantenartikelen, vaktijdschriften, commissarisoverzichten in Nederland - allemaal voorhanden in goed geoutilleerde bibliotheken - verschaften veel relevante informatie. Tenslotte bleek ook het boek "Wie is wie in Nederland" nuttige aanvullende informatie te bevatten. In maximale openheid blijken daarin naast de plaatselijke VVV-directeur en makelaar ook magistraten en advocaten onverplicht hun Curriculum Vitae, zelfs met vermelding van de naam hun partner te verstrekken. Deze weldadig aandoende openheid staat in schril contrast met het verzet dat elders wordt ondervonden waarbij juist tot aan de minister van Justitie toe uitsluitend en steeds weer te pas en te onpas naar het privacy-argument wordt gegrepen.
Op grond van de openbaarheid van rechtspraak en het gegeven dat de rechterlijke macht ten aanzien van in het openbaar uitgesproken vonnissen niets te verbergen kan hebben, mocht ervan uitgegaan worden dat er geen obstakels zouden worden opgeworpen voor een dergelijk onderzoek. De eerdere ervaringen van Henk Rem wezen echter op het tegendeel, zodat de openheid en medewerking van de zijde van de overheid en de rechterlijke organisatie bij het onderzoek als relevant onderzoeksfeit werd beschouwd.
Begin 1995 ontving het Gerechtshof in Amsterdam van Henk Rem de schriftelijke aankondiging, dat op grond van art. 838 Rv (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) een onderzoek zou worden gestart naar "mogelijke belangenverstrengeling" binnen het Gerechtshof. Vergelijkbaar onderzoek was al eerder uitgevoerd in Arnhem, Leeuwarden en Zaandam. De gebruikte formulering "mogelijke belangenverstrengeling" deed ook in Amsterdam figuurlijk én letterlijk de deur dicht.
In artikel 838 Rv is gesteld: "De griffiers en andere bewaarders van openbare registers moeten daarvan, zonder regterlijk bevel, tegen betaling der hun toekomende regten, afschrift of uittreksel afleveren aan alle degenen die zulks vorderen, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interesses."
Daar werd inderdaad met behulp van de parketpolitie en op gezag van hogerhand zonder verdere omhaal of uitleg, de toegang tot het Gerechtshof op fysieke wijze ontzegd. Naar aanleiding van een verslag in de Volkskrant van 07-02-95 volgt een nieuwe golf van publiciteit en adhesiebetuigingen. Nà de weigering werd besloten om de vaste Kamercommissie voor Justitie en de fractieleiders van de grote partijen in te lichten en dezen te verzoeken om de minister van Justitie om opheldering te vragen. Per slot van rekening werden hier Nederlandse burgers zonder strafblad, die belasting betalen, hun dienstplicht vervuld hebben en zonder dat er enige reden was ordeverstoring te vrezen, de toegang tot een openbaar gebouw ontzegd. Enkele maanden later, op 29-05-95 antwoordt de minister de vaste kamercommissie van Justitie. Een pikant detail daarbij was dat als contactpersoon wordt verwezen naar Mr. W.H. Westhuis, een plaatsvervangend rechter. De minister stelde zich volledig op achter de president van het gerechtshof die geweigerd had de onderzoekers toe te laten. Deze weigering werd gerechtvaardigd met het argument dat een dergelijk onderzoek een te grote inbreuk zou maken op de persoonlijke levenssfeer van de betrokken magistraten ! ( Dit maakt de indruk dat hun persoonlijke levenssfeer geacht wordt van hoger orde te zijn dan hun verplichtingen conform de wet). De minister erkende weliswaar dat art. 838 Rv dat niet met zoveel woorden vermeldt en ook geen specifiek belangenvereiste als voorwaarde voor inzage stelt, maar zij deelde ook mee dat de suggestie van de rechtbank- en gerechtshofpresidenten om de wet in die zin (belangenvereiste) te wijzigen naar aanleiding van deze kwestie werd onderzocht. De vaste kamercommissie van Justitie gaf zonder inhoudelijke reactie het antwoord door. Van de fractievoorzitters reageerde niemand. Van politiek Den Haag was blijkbaar (nog) geen steun te verwachten.
Ondanks de door Den Haag gesanctioneerde weigering leidden nieuwe argumenten en correspondentie met het Hof Amsterdam ertoe dat er uiteindelijk tegen relatief hoge kosten, maar na een opgave en toetsing vooraf door de griffier, afgifte van afschriften (geen inzage!) van arresten mogelijk was. Vooral de toetsing vooraf bleef onacceptabel en een kort geding tegen het gerechtshof in Amsterdam werd in november 1995 door Henk Rem aangekondigd waarin op grond van het nog niet gewijzigde art. 838 Rv. een ongeclausuleerde inzage zou worden geëist in de arresten van het Amsterdamse Gerechtshof. Blijkbaar uit vrees voor de publicitaire gevolgen van zo'n kort geding werd na deze aankondiging alle verzet gestaakt en kregen de onderzoekers toegang tot de archieven van het Hof in Amsterdam. Zo had het 10 maanden geduurd voordat in het openbaar uitgesproken arresten bestudeerd konden worden! Intussen had de rechterlijke macht door dit vreemde gedrag bij de onderzoekers wel weer voeding gegeven aan de indruk dat men - in dit geval in Amsterdam - inderdaad het nodige te verbergen had.
Kennelijk volstrekt ongevoelig voor die indruk dat er iets te verbergen viel, zou de Hoge Raad het nog eens dunnetjes overdoen. Naar aanleiding van een in april 1996 aangekondigd onderzoek bij de Hoge Raad weigert dit keer de dienstdoende griffier Jhr. Mr. van Nispen tot Sevenaer inzage in de arresten. Deze griffier wijst op zijn taak en zorg voor inbreuken op de privacy van procespartijen. Vanwege die zorg voor de privacy kon inzage in arresten absoluut niet aan de orde zijn. De griffier wordt op zijn vergissing gewezen, in die zin dat in de andere paleizen van justitie juist niet de zorg voor de procespartijen maar die voor de rechters als argument gebruikt werd om de deuren gesloten te houden. Een korte verwijzing naar de gang van zaken bij het gerechtshof in Amsterdam maakt geen indruk. Mr. van Nispen tot Sevenaer heeft er allemaal geen boodschap aan en hoewel in Leeuwarden vanwege de privacy slechts inzage in een lijst met nevenfuncties geweigerd werd, stelde mijnheer van Nispen tot Sevenaer vreemd genoeg zo'n lijst met nevenfuncties probleemloos ter beschikking. De privacy van procespartijen vond hij evenwel zwaarder wegen dan welk recht op openbaarheid van rechtspraak dan ook, hoewel hij dat niet echt kon rijmen met het feit dat in de perskamer van de Hoge Raad arresten inclusief de namen van procespartijen ter inzage liggen. Het standpunt van de griffier van de Hoge Raad is echter ook in andere opzichten nogal (wereld)vreemd. Hij kon immers weten dat in de voorafgaande periode in Amsterdam met volle medewerking van de president van het Hof aldaar niet alleen de civiele 'Amsterdamse-arresten' maar ook die van de Hoge Raad aanwezig waren. Deze bevonden zich immers bij de uitspraken van het Hof wanneer een zaak was terugverwezen naar het gerechtshof in Amsterdam ter verdere afdoening. Het moet frustrerend zijn voor deze bewaker van de privacy van procespartijen dat arresten van de Hoge Raad (inclusief de namen van de procespartijen) in bundels, op diskettes en binnen afzienbare tijd straks met medewerking van de minister zelfs 'online' beschikbaar zullen zijn. En zijn eigen medewerkers bleken in het verleden ondanks zijn zorg, een lucratieve commerciële handel te hebben opgezet in de verkoop van arresten aan fiscale uitgeverijen en fiscale specialisten (Telegraaf 24-12-93). Maar net als in Amsterdam namen de onderzoekers geen genoegen met de weigering van mijnheer van Nispen tot Sevenaer en begeleid door de pers begaven de onderzoekers zich op 21-05-96 naar het gebouw van de Hoge Raad waar dit keer de tv-camera de weigering tot inzage in arresten vastlegde.
Aansluitend is het Kamerlid Dittrich van D'66 die in confrontatie met het privacy-argument voor dezelfde tv-camera verklaart dat hij het niet eens kan zijn met die weigering. Ook hij is van mening dat arresten ingezien moeten kunnen worden en hij kondigt aan de minister hierover vragen te zullen stellen. Na enig aandringen bevestigt Dittrich dat hij in oktober deze kwestie bij de minister zal aankaarten. Hij blijkt dat te hebben gedaan in algemene bewoordingen in het kader van meerdere vragen (o.a. ook over klachten over belangenverstrengeling) maar geenszins toegespitst op het incident bij de Hoge Raad. Het antwoord van de minister in oktober is dan ook algemeen en verwijst op geen enkele moment naar de weigering van de Hoge Raad om de onderzoekers toe te laten. Het is een nietszeggend betoog dat de geit en de kool spaart. Uiteraard moest het standpunt onderschreven worden dat iedereen in het openbaar uitgesproken civiele arresten moet kunnen inzien en bestuderen. Maar vervolgens wordt als obstakel heel terughoudend en voorzichtig het gelegenheidsargument van de privacy van partijen (in Amsterdam betrof het nog de privacy van rechters) opgeworpen en ingebracht. Het verlenen van onbeperkte inzage blijkt pas echt ongewenst te zijn volgens de minister omdat: "een onbeperkt inzagerecht de griffies voor grote praktische problemen zou stellen en het normale verloop van de werkzaamheden ernstig zou verstoren. Immers niet alleen zou de verzoeker daarvoor dan ter griffie moeten worden ontvangen maar bovendien zou het nemen van inzage van het procesdossier, gelet op het mogelijk vertrouwelijke karakter van door partijen zelf ingediende stukken, dan steeds nauwgezet door medewerkers van de griffie moeten worden gevolgd en begeleid. Alleen al daarom acht ik het verlenen van inzage ongewenst". Blijkens de door de minister gebezigde formuleringen zijn er nog andere redenen voor de minister maar in het bovenstaande ziet ze al genoeg redenen om onbeperkte inzage niet wenselijk te vinden. De minister is slecht op de hoogte of het is weer zo'n typisch antwoord (veel woorden, nooit duidelijk en nogal eens in strijd met de feiten) van deze minister:
De interventie van Dittrich (D66) heeft conform verwachting geen enkele duidelijkheid verschaft hoe de minister aankijkt tegen de weigering van Mr. Van Nispen tot Sevenaer. En geen dier partijen streeft in dit gênante geval duidelijkheid na. Klaarblijkelijk wil de minister de griffier en de president van de Hoge Raad niet voor het hoofd stoten en het Kamerlid / oud-rechter blijkt in dit geval met ieder antwoord van de minister (D'66) genoegen te nemen. Het systeem van onafhankelijke en elkaar controlerende staatsmachten à la Montesquieu heeft in dit geval met remarquabele eensgezindheid de onduidelijkheid laten voortbestaan over de vraag of arresten zonder opportune beperkingen ingezien kunnen worden; JA dan NEE. Het is een vraag die in een ware democratische rechtsstaat überhaupt niet aan de orde gesteld zou hoeven te worden, laat staan op deze manier beantwoord zou worden. Zich lichtelijk distantiërend van de absoluutheid van zijn eerder geuite bezorgdheid omtrent de privacy van procespartijen bood de griffier in correspondentie als compromis nog wel aan dat alleen het voorblad en het achterblad van de arresten tegen betaling (fl 7,50 per stuk) ingezien kunnen worden, doch onder verwijzing naar de feitelijke gang van zaken bij andere rechtbanken en gerechtshoven wordt niet ingegaan op dit, voor enkele duizenden arresten voor deze groep onbetaalbare, aanbod. Zijn verzet kan alleen hieruit verklaard worden dat de Hoge Raad niet gecharmeerd was van een onderzoek waarbij de belangstelling voor arresten vooral ingegeven werd door de relatie met een onderzoek naar nevenfuncties. De hoofdrolspelers minachten daarbij en passant de grondwet en díe verdragen waarin de openbaarheid van rechtspraak gegarandeerd wordt. Dit geeft ook weer voeding aan het uiterst onbehagelijke gevoel dat men tot op het hoogste niveau een en ander te verbergen heeft. Kan men hier dan niet spreken van georganiseerde mismacht ?
DEEL II
PROBLEEMANALYSE
Het belang van vertrouwen in een integere, onkreukbare en onafhankelijke rechtspraak voor een democratisch rechtsstaat kan haast niet overschat worden. Van de burger wordt terecht geëist dat die het recht niet in eigen hand neemt, maar een conflict met anderen ter beslechting aan de rechter voorlegt. Voor het gezag van rechterlijke uitspraken is het daarom van fundamenteel belang, dat men een absoluut vertrouwen kan stellen in de onafhankelijkheid, onkreukbaarheid en onpartijdigheid van rechtsprekende colleges en personen. Advocaten voegen daar graag eenzelfde vertrouwen in de advocatuur aan toe. Mr. T. de Waard in één van zijn bijdragen aan het Advocatenblad: "Met onafhankelijkheid kan immers niet worden gesjoemeld". Beide groeperingen, rechters en advocaten, bezitten een monopoliepositie waarbinnen qua karakter een volstrekt tegengestelde wijze van handelen en denken plaatsvindt. Zij delen het fundament van onafhankelijkheid, doch zij onderscheiden zich juist op het punt van partijdigheid en pure belangenbehartiging. Toch treedt in de praktijk de advocaat regelmatig als rechter op waardoor de gevaren voor beïnvloeding, partijdigheid en belangenbehartiging levensgroot aanwezig zijn. Van de advocatuur en het notariaat is al langer bekend dat er zwakke broeders en zusters in hun gelederen voorkomen en in het kader van het IRT-onderzoek kwam een enkele keer het functioneren van de rechterlijke macht ter sprake. De volgende vraag dringt zich op: Zou dan alleen de 'staande' magistratuur en diens organisatie matig tot slecht functioneren en de 'zittende' magistratuur - doorgaans toch mensen van dezelfde signatuur - daarentegen een toonbeeld zijn van efficiëntie en onberispelijke onpartijdigheid ? Ware dat niet zo, dan blijft dat in ieder geval onttrokken aan iedere waarneming omdat overeenkomstig de Trias Politicaleer van Montesquieu, deze onafhankelijke en gesloten staatsmacht ( Rechterlijke Macht) zichzelf stuurt, controleert en geen enkele inmenging van parlement en regering duldt (Wetgevende Macht resp. Uitvoerende Macht).
Naast het hoger beroep - het correctiemiddel bij uitstek voor aanvechtbare rechterlijke beslissingen - biedt de wet als 'ombudsregeling' alleen art. 14a RO e.v. (Wet op de Rechterlijke Organisatie) indien een procespartij zich wenst te beklagen over uitsluitend aanstootgevend, vooringenomen of arrogant gedrag / optreden van een individuele rechter. Dit artikel 14a RO werd in 1981 ingevoerd. De burger die een klacht heeft over een rechter, moet zich dan wenden tot de PG van de Hoge Raad die dan dient uit te maken of vordering van onderzoek door de Hoge Raad geboden is. Het officiële standpunt is soms aandoenlijk in goedgelovige eenvoud. Zo schrijft de Secretaris-generaal H.C.J.L. Borghouts van het Ministerie van Justitie d.d. 10-06-96: "Zowel voor wat betreft de inhoud van vonnissen als de wijze waarop de rechter zich gedraagt, zijn er voor burgers door de wet geregelde mogelijkheden kritiek te uiten, afwijkende beslissingen uit te lokken en corrigerende uitspraken te verkrijgen. Om kort te gaan, er zijn bepaalde rechtsmiddelen en er bestaat tuchtrecht waaraan rechters zich hebben te onderwerpen."
Mooie woorden die alleen gewoon niet overeenstemmen met de werkelijkheid zoals wij die aangetroffen hebben. Voor een verdere uiteenzetting over art. 14a RO, moge verwezen worden naar III, 10.
Groot was dan ook de commotie toen in mei 1996 het voor interne doeleinden bedoelde onderzoeksrapport van het bureau Terpstra Tukker over het functioneren van o.a. de zittende magistratuur in Arnhem uitlekte. Daarin veegden meer dan 850 ondervraagden de vloer aan met de interne organisatie, de inefficiëntie, de werkhouding en de arrogante houding en zelfgenoegzaamheid van de zittende magistratuur. Gelukkig bleken de bodes en de koffiedienst naar behoren te werken. Ondanks alle geluiden over een overbelaste rechterlijke macht kwam de geconstateerde productiviteit
niet ver boven de 50% uit. Daarnaast waren er beschuldigingen van belangenverstrengeling en van gebrek aan onafhankelijkheid en deze kwamen het hardst aan. Geheel voorspelbaar moest bij de representanten van de rechterlijke macht de boodschapper van het slechte nieuws het ontgelden.
Het was dan ook opmerkelijk dat critici van het TT-rapport, waaronder de president van de Haagse Rechtbank en oud-voorzitter van de NVvR Mr. A.H. van Delden, een dag later op 25 juni jl. in de Haagse Courant al wist te melden: "de teneur van het rapport zou voor Den Haag absoluut onjuist zijn en ik denk ook voor Arnhem. Wat hier naar voren is gekomen lijkt me misplaatst". Opmerkelijk omdat nota bene de direct betrokkene, zijn collega uit Arnhem in een persbericht meedeelde:
"de verschillende instanties hebben reeds een begin gemaakt met een aantal verbeteringen die door Terpstra worden gesuggereerd". Maar met Mr. A.H. van Delden herkende hij en vele collega's zich uiteraard niet in het beeld dat de ondervraagden hadden: arrogant, vooringenomen en wereldvreemd. De magistraten zullen wel niet onderkennen dat juist dit soort reactie op onwelgevallige uitkomsten - waaruit overigens weinig respect blijkt voor de mening van een paar honderd ondervraagden - voor menigeen het gebrek aan zelfkritiek der magistraten eerder leek te illustreren dan te ontkrachten. En wanneer in sept. '96 uit een RTL 4 enquête van misdaadverslaggever Peter R. de Vries blijkt dat 65% van de 140 ondervraagde advocaten van mening is dat rechters bevooroordeeld zijn, is het hoogleraar Mr. Y. Buruma wel, zelf plaatsvervangend rechter in Arnhem, die geruststellend laat weten dat de burger zich geen zorgen hoeft te maken over de eerlijkheid van onze recht spraak.(Gelders Dagblad 18-09-96) Algemeen bekend is dat personen en organisaties in ivoren torens geen enkele kritiek dulden. Alleen rechters schijnen te kunnen volstaan met de reactie "het is gewoon niet waar". Gewone stervelingen en organisaties zonder monopoliepositie, die zo'n hoge graad van perfectie nog niet hebben bereikt (het OM schijnt daar ook toe te behoren), dienen blijkbaar kritiek op hun functioneren wel serieus te nemen. Waarom dan toch een opdracht tot onderzoek gegeven aan Terpstra-Tukker ? Het enige pluspunt was dan ook de realiteitszin van de opdrachtgever zelf. Die stelde zich werkelijk kwetsbaar op en achtte het blijkbaar, misschien mede ingegeven door de acties van Henk Rem, wenselijk en nodig om zichzelf eens een kritische voor te houden, ook al lag het nooit in de bedoeling dat buitenstaanders daar ook een blik in zouden werpen.
Toch konden de critici van het rapport weten dat de kritiek op het functioneren van de rechterlijke macht niet nieuw was. Reeds in 1976 werd er een Staatscommissie Herziening Rechterlijke Organisatie ingesteld naar aanleiding van kritiek uit de voorgaande jaren op rechters en de rechterlijke macht. Deze Staatscommissie en de vele subcommissies beoogden toen al de doelmatigheid en de efficiency van de rechterlijke macht te verbeteren alsmede zich uit te spreken over de werving, de selectie en de waarborging van de onafhankelijkheid van de rechter. In 1985 verscheen het eindrapport met behartenswaardige aanbevelingen o.a. ook over "onverenigbaarheden". In 1987 ontstond er dan ook een politieke rel over de tientallen nevenfuncties van leden van de Raad van State. De Vice-president van dat college, Mr. W. Scholten bleek ten tijde van de Zuid-Afrika boycot van de regering, commissaris te zijn van de SHV (MACRO) die belangen had in Zuid-Afrika. De Kamerleden Wiebenga (VVD) en Soutendijk-van Apeldoorn (CDA) dienden toen een met algemene stemmen aangenomen motie in, waarin er bij de minister van Justitie op aangedrongen werd om de nevenfuncties in een register openbaar te maken. In 1991 kwam de kwestie weer aan de orde toen de Amsterdamse Vice-president van het Gerechtshof Mr. R.H.L. Cornelissen in opspraak raakte nadat hij als commissaris van een handelsonderneming in de VS gedagvaard werd. De toenmalige PG bij de Hoge Raad Mr. J. Remmelink uitte toen felle kritiek op de combinatie rechter/koopman. Als commissaris kan een rechter immers belanghebbende worden bij rechtszaken van/tegen zijn eigen bedrijf, zelfs in het eigen ressort. Wiebenga stelde in 1991 wederom vragen aan de minister toen bleek dat 4 van de 25 leden van de Hoge Raad nevenfuncties in het bedrijfsleven hadden. De toenmalige minister Hirsch Ballin was het met hem eens dat dit volstrekt intolerabel was en verwees naar de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak. Die had immers 4 jaar daarvoor in haar najaarsvergadering van 1987 al een regeling toegezegd, volgens welke de nevenfuncties in een voor iedereen toegankelijk openbaar register bekend gemaakt zouden worden. Mw. P.H. Mandemaker, secretaris van de NVvR moest aan de Telegraaf (02-11-91) evenwel meedelen: "Helaas willen niet alle colleges daaraan meewerken". Sic. Ook op het oog onschuldige nevenfuncties in ogenschijnlijk onbetekenende stichtingen kunnen tot ongewenste situaties leiden. Een voorbeeld is de Stichting Custodia; de Telegraaf berichtte op 14-09-96 dat de penningmeester van de stichting Custodia X miljoen uit de kas had genomen en in eigen beleggingsfondsen had gestoken. Mr. W.E. Haak, Vice-president van de Hoge Raad is tevens plaatsvervanger. voorzitter van de stichting Custodia. Zo een mogelijke rechtspraak in deze tot voor de Hoge Raad mocht komen, zal Mr. Haak zich moeten verschonen. Zijn functie in de betrokken stichting maakt dan echter een heel curieuze indruk. Henk Rem, één van de samenstellers van dit rapport, kreeg in juni 1994 ( weer 3 jaar later) van de rechtbank in Leeuwarden zelfs te horen dat de rechters met een beroep op de privacy in eerste instantie weigerden inzage te verstrekken in hun nevenfuncties. Na volhouden van Henk Rem kreeg hij pas veel later alsnog inzage in de nevenfuncties. Met betrekking tot de raadsheren plaatsvervangers werd eraan toegevoegd dat dezen zelfs eerst toestemming moesten geven voor inzage in hun register, terwijl van hun nevenfuncties zelfs helemaal geen register van bestaat. Ook in september 1996 kan men nog spreken van obstructie. Eén van ons kreeg bij zijn vraag naar nevenfuncties bij het gerechtshof in Den Haag weer de bekende obstakels opgeworpen, maar ontving géén lijst van nevenfuncties.
In 1996 loopt al ruim twee jaar het vertrouwelijke Prisma-onderzoek. Een onafhankelijk projectteam moet middels onderzoek en net als TT, met interviews en enquêtes de diverse gerechtelijke organisaties doorlichten in o.a. Breda, Middelburg, Leeuwarden, Assen en Rotterdam. Blijkens publicaties in de pers zijn er sterke aanwijzingen dat de bevindingen over de chaotische organisatorische gang van zaken daar niet veel onder zullen doen voor die in Arnhem. Er lijkt een beeld uit te gaan komen van een rammelende organisatie met belabberd management, waarin slechts dank zij gemotiveerde individuen rampen worden voorkomen. Inmiddels heeft de minister na de ervaringen met TT laten weten dat de resultaten van dat vertrouwelijke onderzoek niet naar buiten zullen worden gebracht. Wellicht om te voorkomen dat de rechterlijke macht weer moet laten weten zich ook in dát beeld niet te kunnen herkennen. Naar aanleiding van de acties van Rem en Co. verschenen vele publicaties waarin allerlei geleerden ineens begonnen te waarschuwen tegen belangenverstrengeling, arrogantie, wereldvreemdheid en een 'ons kent ons' sfeertje. Voor Mr. L.R. van der Weij, president van het gerechtshof in Arnhem blijkbaar een voldoende aanleiding bij zijn installatierede eerder dit jaar, te waarschuwen tegen solisme, vervreemding en bij gebrek aan tegenspraak, misplaatste zelfingenomenheid. Ook in het Ned. Juristenblad van 23-08-96 doen enkele advocaten verslag van "integriteitsperikelen rond de rechtbank Amsterdam". En het Algemeen Dagblad van 23-09-96 spreekt in een artikel onder de kop "Opstand tegen botte rechter" over een zwartboek van Rotterdamse advocaten over het vermeend gebrek aan onpartijdigheid van rechter-commissaris Mr. S. van Klaveren en in de Volkskrant van 13-02-96 wordt kantonrechter (oud-advocaat) Mr. Sj. Tadema "partijdigheid en wangedrag" verweten. Advocate van Rossum verwijt hem onder meer spottend, neerbuigend gedrag met weinig respect voor de rechtzoekenden. En dan zijn er altijd nog de schandalen en schandaaltjes rond frauderende, van incest verdachte en met handtassen slaande rechters waaruit blijkt dat er helemaal geen reden is om rechters niet als gewone mensen te behandelen. En waarom ook niet ? Tenslotte is het doorlopen van een rechtenstudie bepaald geen intellectueel hoogstandje en al helemaal niet een garantie voor onberispelijk gedrag. Uiteraard uitten ook enkele Kamerleden hun zorg over de TT-bevindingen waarna de minister meedeelde dat de aanbevelingen en conclusies haar op onderdelen bekend voorkwamen en ook reeds in andere rapporten en publicaties te vinden waren. Maar gelukkig hadden geruststellende reacties uit de advocatuur van onder andere Mr. J.L.R.A. Huijdecoper - landelijke Deken, advocaat bij de Brauw Blackstone Westbroek en zelf plaatsvervangend raadsheer in Den Haag - de minister in de opvatting gesterkt dat het aspect van het gebrek aan onafhankelijkheid niet strookte met de werkelijkheid. Op diens gezag konden de lezers van de Volkskrant van 26-06-96 geruststellend lezen: "Dat rechters arrogant of partijdig zouden zijn, is gewoon niet waar". De minister heeft zich kennelijk nogal selectief op de hoogte laten brengen, want er zijn ook delen van de advocatuur en de rechterlijke macht, nota bene de NVvR zelf, die zich wél zorgen zeggen te maken over die onafhankelijkheid. En sinds oktober 1996 weet ze dankzij de vragen van TK-lid Mr. Dittrich dat er wel degelijk klachten over partijdige rechters bij de Hoge Raad binnenkomen. En vanwege die zorg voor partijdigheid zijn Mr. O.J. Van Dijk, president van de rechtbank Arnhem en zijn collega-president in Assen, Mr. L. Meijeringh ronduit gekant tegen bijvoorbeeld bepaalde commissariaten van rechters. Mr. G.R. André de la Porte, president van de rechtbank in den Bosch ziet echter geen enkel probleem in een betaald commissariaat (NRC 12-04-96) en ook hij zal de minister wel geruststellend geïnformeerd hebben. Het blijkbaar verkeerde beeld over gebrek aan onafhankelijkheid bestond alleen bij de buitenwacht, wist de minister mee te delen in antwoord op kamervragen van de heer Korthals (VVD), waarmee ze waarschijnlijk onbewust en onbedoeld de ernst van het probleem aangaf omdat 'de buitenwacht' (de rechtzoekenden) nu juist dat beeld niet moet hebben. Openlijk kritiek leveren op het functioneren van de rechterlijke macht in Nederland, zelfs in het kader van een onderzoek, is 'not done', noch vanuit de politiek, noch vanuit de rechterlijke macht. En de rechtzoekende burger dan ? Die rest slechts een toch volstrekt kansloze klachtenprocedure ex art. 14a RO en af en toe een ingezonden brief in een krant. De burger heet, bij andere gelegenheden zoals verkiezingen, weliswaar alom kritischer en steeds beter opgeleid te zijn, maar is volgens de minister niet in staat om objectief tot een verantwoord oordeel te komen (een "subjectieve collage van beelden" noemde ze het resultaat van het TT-onderzoek). Moet men hier ironisch vaststellen, dat de minister, de magistratuur en delen van de advocatuur daarentegen wèl in staat zijn objectief tot een verantwoord oordeel te komen, in het bijzonder als het hun eigen functioneren en hun eigen integriteit betreft ?
De rechterlijke macht heet een gesloten apolitiek en vér buiten het gewone leven staand systeem te zijn van uiterst respectabele, integere, gezagsgetrouwe, volgens sommigen wat wereldvreemde personen. Waar men ziet dat de rechterlijke macht eigen bevoegdheden benut voor het realiseren of instandhouden van afscherming, kan de vraag gesteld worden of dat niet eigenlijk in de kern van de zaak neerkomt of misbruik van gegeven voorrechten, c.q. misbruik van macht. Anekdotes doen de ronde over rechters die een magnetron niet kunnen onderscheiden van een broodrooster. Maar men kan zich ook afvragen wie er binnen de rechtbank Zutphen verantwoordelijk is om een onafhankelijke staatsmacht op een middenstanderstoontje te laten adverteren met een tekst als "rechtbank Zutphen regelt al uw rechtszaken". (valt er dan wat te regelen met de rechtbank Zutphen?) De wetgever heeft geen politieke verantwoording gewild voor de rechter en dat brengt onvermijdelijk met zich mee dat er weinig inzicht en kennis bestaat over de gang van zaken binnen en het functioneren van de rechterlijke macht. Zelfs het verantwoording afleggen voor de organisatie en de daarvoor ter beschikking gestelde financiële middelen ervaart men al als een aantasting van de onafhankelijkheid. Die strikte onafhankelijkheid van het bestuur, afgeleid van de leer van de Trias Politica, is ook steeds het formele argument van de wetgever en het bestuur (wetgevende en uitvoerende macht) om geen kritiek op de rechterlijke macht te uiten. Intussen blijken rechters wel op tal van plaatsen werkzaam te zijn bij ministeries, provinciale en gemeentediensten. Rechters en raadsheren tot aan de Hoge Raad toe zijn tevens werkzaam in de diverse sectoren waar wetgeving wordt voorbereid. De facto worden er wetgevende en rechtsprekende activiteiten uitgevoerd door dezelfde functionarissen. En ook een enkele officier van Justitie is af en toe als plaatsvervangend rechter actief, een beeld dat ook niet helemaal beantwoordt aan de veelgeprezen onafhankelijkheid van staatsmachten. In de praktijk blijken leden van de rechterlijke macht overal, bij de uitvoerende macht en de volksvertegenwoordiging actief te zijn, maar ook bij bedrijf, bank en assurantie. De rechterlijke macht weet zelf ook niet wat er allemaal in eigen geledingen omgaat, getuige de opmerking in het onderzoek "het instituut van rechter plaatsvervanger" van Mr. Tom Eskes, KU Nijmegen februari '96. De opdrachtgever, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak geeft als een belangrijke reden voor het onderzoek op, dat er weinig tot niets bekend was over het instituut plaatsvervangend rechter, zelfs niet over de betekenis en het juiste aantal. Die onbekendheid met de rechterlijke macht kwam op een geheel andere plaats en tijd, de Tweede Kamer in 1979 ten aanzien van een geheel ander aspect naar voren. In een kamervergadering over een voordracht van leden voor de Hoge Raad merkten verschillende leden onder wie Roethof (PvdA) op het merkwaardig te vinden dat de samenstelling van dit uiterst belangrijk college "voor ieder van ons" vrijwel onbekend is. Dat zou ook zo blijven, want het zou vooralsnog de laatste (!) openbare behandeling van een voordracht voor leden van de Hoge Raad blijken te zijn. Een voorstel en een poging van Kamerlid Hendriks op 25-06-96 om over zo'n voordracht wederom in het openbaar te beraadslagen mislukte jammerlijk. Het betrof een voordracht van de Haagse cassatie-advocaat Mr. O. de Savornin Lohman van de Brauw Blackstone Westbroek. Volgens deze is het een heel bewuste keus van de Hoge Raad ook mensen rechtstreeks uit de advocatuur aan te trekken. (Haagse Courant 11-06-96). Het risico van een 'ons kent ons' situatie in ons hoogste rechtscollege waarbij hij onvermijdelijk oud-kantoorgenoten zowel vóór als ín de Hoge Raad gaat tegenkomen (in de HR zit al een oud-kantoorgenoot van "de Brauw"), werd door de andere Kamerleden kennelijk niet onderkend. Mr. O. de Savornin Lohman ziet dat risico zelf wel enigszins getuige zijn opmerking dat advocaten gedurende de eerste tijd als raadsman "op hun hoede moeten zijn in zaken met oud-kantoorgenoten". Maar hij weet al voor zijn benoeming dat het "op de lange termijn slijt".(HC 11-06-96) De Kamerleden - vooral D66'er Wolffensperger - raakten in 1991 nog wel even opgewonden toen Kamerlid Van der Burg (CDA) de eenzijdige politieke D66-samenstelling van de rechterlijke macht en Hoge Raad bekritiseerde. Van der Burg was zelfs - tot woede van de rechters - van mening dat de curricula vitae die de Hoge Raad de Tweede Kamer bij vacatures toestuurt, niet in orde zijn (NRC 21-06-91). Mr. M. de Werd van de RU Limburg maakte zich in de Volkskrant van 16-10-91 onder de kop "openheid nodig bij benoeming rechters" in elk geval sterk voor een zinnig en publiek debat over het benoemingsbeleid van rechters, dat louter op grond van informatie en niet op grond van alleen indrukken zou moeten plaatsvinden. De Tweede Kamer schijnt echter geen enkele belangstelling voor het onderwerp te hebben, aangezien voordrachten voor de Hoge Raad als hamerstukken worden aangenomen.
"Zij die spreken weten het niet, zij die het weten zeggen het niet." (Tao Te Chin, Lao Tse) Alleen een onbeperkt vertrouwen in de zuiverheid en integriteit van rechters kan voorkomen dat de rechtzoekenden onaangename gevoelens overhouden aan hun gang naar de (tucht)rechter. De beroepseed, de openheid van rechtspraak, de onafhankelijkheid jegens de overheid, de wettelijke verboden op bepaalde nevenfuncties, wraking en verschoning en een regeling van de rechtspositie scheppen de randvoorwaarden die garanderen dat de rechtzoekende burger met zijn conflict bij de rechter in goede handen is. Vanuit het besef dat 'niets menselijks de rechter vreemd is', heeft de wetgever analoog aan het Instituut van de Nationale Ombudsman, een klachtenregeling over rechters in het leven geroepen (Art. 14a RO). Zie verder voor details: deel III, paragraaf 10. De officiële presentatie over formele waarborgen is aandoenlijk in zijn eenvoud. Zo stelt bijvoorbeeld de Secretaris-generaal H.C.J.L. Borghouts van het ministerie van Justitie:
"Ik ben van mening dat actiemogelijkheden van verschoning, wraking en een verantwoorde toedeling van zaken door het gerecht, naast het instituut van toezicht op de rechterlijke macht door (de Procureur-generaal bij) de Hoge Raad, een voldoende effectief instrumentarium ter voorkoming van ongewenste functiecombinaties bij leden van de rechterlijke macht vormen" Het valt te waarderen dat hij een (positieve) mening heeft, maar de feiten zijn daarmee niet in overeenstemming.
Afschriften/inzage vonnissen. Art. 838 Rv (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) zegt: "De griffiers en andere bewaarders van openbare registers moeten daarvan, zonder regtelijke bevel, tegen betaling der hun toekomende regten, afschrift of uittreksel afleveren aan al degenen die zulks vorderen, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interesses...." Het staat er zo mooi en helder; kan nu enig redelijk mens niet begrijpen wat hier staat ?? Maar ons bleek dat openheid rond de rechterlijke macht opeens ver te zoeken is als vanuit een kritische invalshoek gevraagd wordt om gegevens. Dan wordt belangstelling voor de rechterlijke macht opeens niet meer op prijs gesteld. Wij hadden dat al eerder ondervonden bij dit onderzoek. Hetzelfde kwam ook naar voren in de brief van 29-05-95 van de minister van Justitie aan de vaste kamercommissie voor Justitie, waarin zij stelde dat zij zich goed kon vinden in de weigering van de president van het Amsterdamse Hof om der onderzoekers toe te laten voor hun onderzoek. Ze overwoog zelfs gevolg te geven aan de suggestie van de presidenten van rechtbanken en gerechtshoven om art. 838 Rv te wijzigen. Daarmee zou dit of enig dergelijk onderzoek volstrekt onmogelijk zijn geworden. Deze stellingname van de Minister blinkt niet uit door oprechtheid. Immers: een maand eerder, op 01-04-95 in een brief aan dezelfde kamercommissie over de werkzaamheden van de werkgroep Jurisprudentiedocumentatie (werkgroep Moltmaker) inzake de toekomstige openbaarmaking van arresten op de digitale snelweg juist nog opgemerkt had: "de (mede)verantwoordelijkheid van de overheid voor het functioneren van de democratische rechtsstaat betekent dat deze gehouden is zich in te zetten voor de toegankelijkheid van de rechtspraak". Nu weet iedereen dat politici wel vaker in het openbaar de publieke zaak een warm hart toedragen, maar vervolgens in feitelijk gedrag zich door groepsbelangen laten leiden. Zij die over ons gesteld zijn, menen helaas wel vaker zich maar eindeloos te kunnen vergissen, verspreken en verschrijven, om dan verontwaardigd te raken indien er aan hun geloofwaardigheid en integriteit wordt getwijfeld. Toch vonden wij het ontluisterend waar te nemen hoe een minister van Justitie zich zo tegenstrijdig en opportunistisch gedraagt ten aanzien van zoiets kwetsbaars en fundamenteels als de openbaarheid van rechtspraak. Daarmee kan men niet sjoemelen. Daarover dient iedereen en zeker een minister van Justitie, ongeacht politieke kleur, een heldere, krachtige en eenduidige mening te hebben. Maar deze minister heeft dat niet en daarmee lijkt zij zich wel in goed gezelschap te bevinden; ook bij de Hoge Raad is men geheel niet gesteld op openheid tegenover buitenstaanders / niet-juristen. Het blijkt dat juristen met de regelmaat van de klok zeer wel in staat zijn om een perfect duidelijk en eenduidig wetsartikel zodanig te 'hineininterpretieren' of te relativeren dat men er alle kanten mee uit kan. Deze methode staat ook wel bekend als: 'inpakken en wegwezen '
De schaarse wettelijke regels ter waarborging van de openbaarheid en rechterlijke onafhankelijkheid verdienen in de optiek van de onderzoekers eerder aanscherping dan afschaffing of de kwalificatie "niet meer van deze tijd" (verbod op te nauwe familierelaties ex art. 10 RO) of "dode letter" zoals de minister t.a.v. het huidige artikel 8 RO (verboden nevenfuncties voor rechters) onlangs in antwoord op kamervragen opmerkte. Art. 8 RO (Rechterlijke Organisatie): incompatibiliteiten
"1. de leden van de rechterlijke macht, die voor hun leven zijn benoemd, met uitzondering van de raadsheren- en rechter-plaatsvervangers, kunnen niet tevens zijn advocaat, procureur of notaris, of enig ander ambt als hoofdbetrekking bekleden."
Het is logisch dat het rechters bij wet verboden is tevens advocaat te zijn. Voor de rechter staat het belang van de maatschappij centraal, terwijl de advocaat slechts het belang van zijn cliënt moet dienen. Pure individuele belangenbehartiging en onafhankelijkheid in het algemeen belang laten zich nu eenmaal in één persoon niet combineren of goed scheiden. De rechter zou als advocaat intensieve en indringende contacten onderhouden met 'amices' die hij de ene keer vóór zich als rechter en de andere keer tegenover zich als tegenpleitende advocaat zou treffen. Psychologisch zou de rechter/advocaat een spagaat moeten maken om een echt kritische of lastige houding tegenover een rechter aan te nemen, indien men met diezelfde rechter kort daarna weer in hetzelfde college zit. Maar ook advocaten "sec" zouden onmogelijk in hem/haar een onafhankelijke rechter kunnen zien of een advocaat die op gelijke voet men hen procedeert. En de reacties van en rechtzoekende die zo'n rechter treft, laten zich raden. Deze rechter/advocaat zou bovendien inzage krijgen in vertrouwelijke procesdossiers van collega's en hopeloos verstrikt raken in conflicterende belangen.
Het getuigt dan ook van een bizarre logica dat het advocaten wél wordt toegestaan op grote schaal als rechter op te treden in 'eigen' rechtbanken. Alle fundamentele bezwaren tegen de combinatie rechter/plaatsvervanger zijn in deze gevallen namelijk onverkort van toepassing. Als de wetgever besloten heeft dat A niet met B verenigbaar is waarom dan wel B met A? In termen van logica is dit volslagen van de gekke. De advocaat/plaatsvervangend rechter fungeert in een rechterlijke college als volwaardig rechter c.q. raadsheer en bij het kantongerecht zelfs als zelfstandig rechtsprekende rechter. Advocaten als rechter in eigen rechtbank (of eigen kantongerecht of eigen gerechtshof) verwerven onmiskenbaar macht en invloed. Zij worden kind aan huis bij de rechtbank en krijgen collegiale en prettige verhoudingen met rechters, bij wiens oordeel ze later belang hebben. Ze krijgen ook hoogst vertrouwelijke processtukken van collega's uit hetzelfde werkgebied onder ogen, waartegen ze het later als advocaat moeten opnemen. Kortom, een advocaat als plaatsvervanger heeft qua kennis en invloed een straatlengte voorsprong op een advocaat sec. De kritiek op het verschijnsel plaatsvervanger komt óók van advocaten die geen plaatsvervanger zijn. Die moeten immers rekening houden met hun toonzetting en kritiek op een collega die ze later als rechter tegenover zich kunnen treffen en dan 'met eerbied' dienen te benaderen. Waar een advocaat de waakhond, ja zelfs de luis in de pels dient te zijn van de Staat en juist afstand dient te bewaren tot de rechterlijke macht ondergraaft de advocaat/rechter tevens zijn eigen onafhankelijkheid en objectiviteit. "Een goede advocaat kan zich geen band met een rechter permitteren", heeft de Alkmaarse advocaat Mr. C.J.W. Veraart stelselmatig gesteld. In zijn visie (uiteengezet in NRC, TREMA, de Verenigde Noord-Hollandse Dagbladen en in de Telegraaf) sluiten het uitoefenen van het rechtersambt en het optreden als advocaat elkaar volstrekt uit. Oud advocaat en raadsheer Mr. P. Ingelse vindt zelfs de helft van de advocaten/plaatsvervangend rechters "ongeschikt voor de uitoefening van het rechtersambt" (Account februari 1996). Maar ook Mr. J.R. Glasz, advocaat bij Trenité van Doorne, commissaris bij AMEV en Van Nelle én CDA senator oordeelt in de NRC van 04-06-96 dat de advocaat op gepaste afstand moet blijven van de rechter, hoewel hij als advocaat/plaatsvervangend raadsheer in Amsterdam daar zelf niet naar lijkt te handelen. De combinatie advocaat/rechter is dan ook in volstrekte tegenspraak met het gloedvolle betoog van Mr. T. de Waard in zijn bijdrage aan het Advocatenblad naar aanleiding van zijn benoeming tot Deken: "de cliënt komt bij zijn advocaat omdat die wordt verondersteld een onafhankelijk oordeel te hebben, op geen enkele wijze beïnvloed, los van de overheid, los van zijn werkgever en los van het bedrijfsleven, kortom los van iedereen". Het belangrijkste 'vergeet' hij: los van de rechter. Pleidooien voor het afschaffen van het plaatsvervangerschap voor advocaten komt men in het Advocatenblad dan ook niet tegen. Wel stelt de nieuwe Deken Mr. J.L.R.A. Huydecoper bij zijn aantreden in het advocatenblad van 08-12-95 dat er wat voor te zeggen valt dat advocaten geen Rechter-plaatsvervanger zouden moeten zijn in het arrondissement waar ze zelf advocaat zijn. Een opmerkelijke uitspraak voor iemand die zelf plaatsvervangend raadsheer is in het Haagse Gerechtshof. De Raad van Discipline van de Orde van Advocaten in Leeuwarden sprak onlangs zelfs over ontoelaatbare belangenverstrengeling wanneer een advocaat als raadsman optreedt voor een bedrijf waarin hij financiële belangen heeft: "de advocaat moet zijn handen vrij hebben" aldus de Raad. (Gelders Dagblad 19-10-95). Want hoe valt het een cliënt uit te leggen dat de advocaat van de tegenpartij ook een collega is van de rechters die hem in het ongelijk stelden ? De advocaat/rechter moet twee meesters dienen en kan niet onafhankelijk zijn en zal daarom nooit naar behoren kunnen functioneren. Hij heeft vanwege de dubbele loyaliteit altijd de schijn tegen. Alle verhalen uit de advocatuur over de zorg voor onafhankelijke advocaten, de rechtsstaat, de integriteit, de zuiverheid en een kritisch en weerbaar optreden getuigen dan ook meer van een obligate zorgvertoon dan van werkelijke oprechtheid en bevlogenheid. Ongewild en waarschijnlijk onbedoeld, levert Mr. Huydecoper zelf de argumenten aan die tegen de aanwezigheid van de advocaat in rechterlijke colleges pleiten. Hij doet dat in antwoord op een vraag uit een interview uit hetzelfde Advocatenblad (08-12-95) over zijn raadsheer-plaatsvervangerschap:
Vraag: "Op wat voor zaken 'zat' je? Intellectueel Eigendomszaken ?"
Verder vindt hij het naar aanleiding van de commotie over 'die man in Arnhem' (=Henk Rem) wel verdedigbaar dat advocaten niet in eigen rechtbank optreden: "Als Haagse advocaten zo nodig plaatsvervanger moeten worden, dan zouden ze maar naar Rotterdam moeten gaan". Ook oud-advocaat en raadsheer Mr. P. Ingelse waarschuwt in o.a. de Volkskrant van 18-02-95 voor de risico's van de advocaat als rechter. Velen met hem vinden dat advocaten niet als rechter in eigen rechtbank benoemd moeten worden en bovendien pleit hij voor een minder éénzijdige rekrutering uit de grote commerciële advocatenkantoren. Principieel horen advocaten 'de geheimen van de raadkamer' helemaal niet te kennen, zeker niet van hun 'eigen rechtbank', en zeker niet wanneer ze daarnaast alle nevenfuncties van betaald adviseur, ambtenaar, commissaris, bestuurder tot aan politicus toe kunnen vervullen. Intussen is dat wel het geval omdat die advocaten regelmatig als rechter optreden, liefst in 'eigen rechtbank'. De wet (Art. 8 lid 2 en 3 ) legt hen daarbij niets in de weg.
Art. 8 RO (Rechterlijke Organisatie): "2. Zij (=de leden van de rechterlijke macht) zullen echter tevens mogen zijn, leden van de stedelijke of gemeenteraden, leden en secretarissen van hoogheemraadschappen, dijk- en polderbesturen, curatoren van hoge en andere scholen, leden van de commissies van openbaar onderwijs of van alle andere inrichtingen, welke niet als eigenlijk bezoldigde ambten kunnen worden beschouwd". "3. In geval van twijfel of enige openbare betrekking van laatstgenoemde aard met het lidmaatschap der rechterlijke macht bestaanbaar zij, zal zulks door de Koning worden beslist ". Het is evident dat de wetgever niet wilde dat rechters zo zeer betrokken zouden raken bij materiële belangenposities dat onpartijdigheid en onafhankelijkheid in het gedrang zouden komen. Juist om te voorkomen dat de onafhankelijkheid van hun functioneren als rechter door financiële prikkels in gevaar zou komen, is het salaris van rechterlijke ambtenaren bij wet geregeld. Er kan geen misverstand over bestaan dat art. 8 bepaalde nevenfuncties wél en bepaalde nevenfuncties met een te groot 'belangen-component' niet acceptabel acht. In het voorgaande is al aan de orde gekomen dat er ook binnen de rechterlijke macht uitgesproken tegenstanders zijn van betaalde commissariaten voor rechters/raadsheren. De verantwoordelijke commissaris/rechter of zijn bedrijf kan immers in procedures betrokken raken en belanghebbende worden, hetgeen ook is voorgekomen. Het is Mr. J.R. Glasz, advocaat in het kantoor Trénité van Doorne, die in verschillende publicaties waarschuwt voor de risico's van aansprakelijkheid van commissarissen. Men hoeft geen jurist te zijn om te begrijpen dat die situaties nu juist voor rechters voorkomen dienen te worden. Want welke garantie bestaat er dat een rechter dan niet zal proberen net als Bolkestein - of juist minder openlijk - collega's te beïnvloeden ? Waarom neemt een groot bedrijf of grote belangenorganisatie anders een raadsheer of rechter als commissaris of bestuurder ? In de praktijk maakt de individuele magistraat, net als de politicus, zelf wel uit welke functies hij wil naast zijn hoofdfunctie. Uiteindelijk komt het neer op het vertrouwen in de rechter dat hij zich distantieert of verschoont indien hij dat nodig vindt. Na de onthullingen over falende controle bij de collega's van de 'staande magistratuur' en de recente discussies in de kamer over betaalde nevenfuncties, lijkt het nogal naïef om iedere rechter op dit punt bij voorbaat brandschoon te achten en 'carte blanche' te geven. Wij troffen, ondanks het bestaande verbod van art. 8 RO, magistraten aan in goed betaalde nevenfuncties bij o.a. het bedrijfsleven of bij de ministeries van de uitvoerende macht. Waarom zouden rechters eigenlijk überhaupt betaalde nevenfuncties mogen hebben, die beslag leggen op werktijd; waarom zouden zij niet zoals ieder ander gewoon het werk doen waarvoor zij worden betaald. De werkdruk op andere rechters, die niet het voorrecht genieten van dergelijke extra's, neemt daarmee wel toe. En er wordt al zo geklaagd over te grote werkdruk. Als rationalisatie voor nevenfuncties wordt wel aangevoerd het argument van voeling houden met de maatschappij, ons inziens volstrekt ten onrechte. Dat kan toch geen grond zijn voor dik betaalde interessante commissariaten ? De woorden van R. Graafland (Telegraaf 25-09-96) snijden hout: "Maar ik vind dat onzin. Daar lijken mij onbezoldigde bestuursfuncties in de afdeling Coevorden van de Nederlandse Vereniging voor Plattelandsvrouwen of bij de korfbalclub Mandjebal United te Oldenzaal geschikter voor." Wij zijn van mening dat rechters de integriteit en zelfbeheersing dienen op te brengen om zich te houden aan het verbod op bezoldigde nevenfuncties, zeer zeker als het gaat over nevenfuncties met een zakelijk/commercieel karakter. "Pecunia non olet", maar in de buurt van rechters WEL. En in de buurt van anderen die in het kader der drie machten de maatschappij sturen ook; politici, deelnemers aan de regering, ambtenaren enz.
Het is dan ook veelzeggend en tekenend dat dit uiterst belangrijke wetsartikel art. 8 RO waarin van rechters en presidenten zelf initiatief verlangd wordt toestemming te vragen, respectievelijk te geven, voor bepaalde nevenfuncties, volgens de minister van Justitie al die tijd als dode letter heeft gefungeerd. Zolang dit artikel 8 RO bestaat, is het blijkbaar volgens de minister nooit voorgekomen dat een rechter twijfelde aan het aanvaarden van bepaalde nevenfuncties waarbij de beslissing moest worden overlaten aan de Koning. Het onthult iets over diens waardering van deze wet en de daarin geregelde toestemming maar wellicht nog meer over diens ongelimiteerde vertrouwen in het eigen oordelingsvermogen. In de praktijk blijken de verantwoordelijke presidenten alle nevenfuncties toe te staan waardoor art. 8 RO inderdaad tot een dode letter van de wet werd. Dit sluit naadloos aan bij de bevindingen uit TT dat het niet in de houding van magistraten ligt om zich iets aan elkaar gelegen te laten liggen. Het past in het beeld dat alleen rechters weerstand zouden kunnen bieden aan ongewenste beïnvloeding. Het onbegrensde vertrouwen in de mythe van een absoluut integere rechterlijke macht brengt blijkbaar met zich mee dat rechters - verheven als zij zijn boven gewone stervelingen- eigenlijk geen controle, verboden en toestemming nodig hebben. Waarom Mw. Mr. A. Goudsmit dan kort voor het verschijnen van een artikel in de Groene Amsterdammer (28-02-96) als raadsheer bij het Amsterdamse Gerechtshof onverwachts opstapte is niet bekend. Wel combineerde zij jarenlang verschillende commissariaten waaronder een zwaar, en dus fors betaald, commissariaat bij de KLM met haar functie als raadsheer. Men zou bijna zeggen: de KLM had zijn eigen raadsheer op de salarislijst staan. Dit maakt de KLM overigens niet uniek. Extra navrant is dat Kamerleden nu weer pleiten voor een regeling voor Kamerleden, terwijl zij kunnen constateren dat nota bene voor rechters een bestaande formele wettelijke regeling in de praktijk tot dode letter van de wet is gemaakt. Plaatsvervangende rechters brengen al met al wel ongeveer alle denkbare functies en belangen samen. Combinaties die vanuit de zorg voor een onafhankelijke rechterlijke macht door ieder weldenkend mens - en naar gehoopt mag worden, door menig rechter - als volstrekt onacceptabel van de hand moeten worden gewezen. Waarlijk: als Nederlanders kunnen wij ons toch gelukkig prijzen dat alle rechters en anderen die als rechter optreden, altijd en perfect, conflicterende belangen zo goed van elkaar kunnen scheiden !
Ooit heeft er een tijd bestaan waarin de wetgever het wenselijk achtte het rechters te verbieden om samen met familieleden binnen hetzelfde arrondissement te werken. Vervallen is het Art. 10 RO: verbod op te nauwe familiebetrekkingen: " 1. echtgenoten, bloedverwanten of aanverwanten tot de derde graad ingesloten, kunnen niet tezamen zijn raadsheren of raadsheer-plaatsvervangers, rechters of Rechter-plaatsvervangers, ambtenaren of plaatsvervangend ambtenaren van het openbaar ministerie, gerechtsauditeurs en griffiers of substituut-griffiers in de Hoge Raad, in hetzelfde hof, in dezelfde rechtbank of bij hetzelfde kantongerecht. " Dit artikel werd niet meer van deze tijd geacht. En inderdaad, indien het verbod nog van toepassing zou zijn, zouden vele rechtbanken en gerechtshoven half leeglopen vanwege de vele familie relaties die bestaan tussen bovengenoemde functionarissen. Ook hier heeft het verbod plaats gemaakt voor een onvoorwaardelijk vertrouwen dat de rechter en advocaat / Rechter-plaatsvervanger. weliswaar onder één deken slapen, verjaardagen bijwonen, elkaar vaderlijk, moederlijk of broederlijk toespreken, maar daarbij nooit over zaken praten. Er viel veel te zeggen voor het afschaffen van art. 10 verbod. De gedachte erachter - het voorkomen van het risico van te nauwe contacten en conflicterende belangen tussen o.a. rechter en advocaat - was wel juist, maar ging volledig voorbij aan het feit dat rechters ook via andere relaties zeer na kunnen staan tot een procederende advocaat, bestuurder, buurman, vriend(in) of familielid. Of dat uiteindelijk doorwerkt in uitspraken ? Niet de ratio - het risico van ongewenste belangenverstrengeling en beïnvloeding - van art.10 is achterhaald, maar slechts de exclusieve toespitsing daarvan op familierelaties leek weinig doeltreffend en niet meer van deze tijd. Zo was er bij de Vie d'Or-affaire destijds ophef over mogelijke belangenverstrengeling toen bleek dat de echtgenote van Vie d'Or commissaris Franken bij Justitie in Den Bosch werkte. Men zou zelfs kunnen stellen dat het in het in de wereld van de advocatuur, het notariaat, het OM en de rechterlijke macht bijna onmogelijk is om elkaar niet te kennen. Hele families en generaties zijn opgegroeid en werkzaam in het rechtssysteem en/of via huwelijk met elkaar verbonden. Het zal dus niet zo uitzonderlijk zijn dat rechter X onder één dak met advocate Y een dossier bestudeert waar een collega advocaat of rechter bij betrokken is. De "bottom line" is dat in al die gevallen van de rechter wordt verwacht dat hij zich niet met betrokkenen over de zaak uitlaat of wanneer hem dat gepast voorkomt, zich verschoont. In die zin heeft Mr. P.A. Offers, president van de rechtbank in Dordrecht volkomen gelijk met zijn opmerking in de NRC van 12-04-96: "Burgers moeten ervan uitgaan dat een rechter zich verschoont indien dat nodig is. Wij hebben niet voor niets een eed afgelegd". Mr. Offers voelt dan ook niets voor de verplichting om nevenfuncties in een register op te nemen "alleen omdat openheid modieus is".. Zijn Alkmaarse collega Mr. J. van Dijk ziet dat evenwel anders: "Een rechter moet het vertrouwen van een burger verdienen. Dat kan alleen door redelijk open te zijn".. De nieuwe PG in Amsterdam, Mr. B.E.P. Myer oud-rechter ziet als kernbegrippen voor een "nieuwe integriteit" naast kwaliteitsbevordering vooral een openbaar, toetsbaar en controleerbaar werken.(Telegraaf 15-06-96).
De wetgever heeft als waarborgen in de wet een aantal artikelen ingebouwd. Daarmee werd beoogd de kwaliteit en openbaarheid van de rechtspraak te garanderen, evenals de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, kortom een zuivere rechtsgang. In de praktijk blijkt echter dat deze door de wetgever beoogde beveiligingsmechanismen stelselmatig verregaand buiten werking gesteld zijn en in ieder geval niet het beoogde effect sorteren. Wat ermee wel bereikt wordt, is verdere versterking van het gesloten gildenkarakter van de rechterlijke macht. Redelijkerwijs kan de volgende conclusie getrokken worden: ZELFbeheersing binnen het rechterlijk systeem blijkt niet of verregaand onvoldoende te werken.
4.1 een theoretisch probleem Prof. Dr. Mr. C.J.M. Schuyt merkt als Kees Schuyt in de Volkskrant van 20-05-96 op: "Vijfentwintig jaar geleden gonsde het nog van de verwijten van klassenjustitie aan het adres van de rechterlijke macht.... Iets meer dan de helft van de bevolking vond toen dat de rechter met twee maten oordeelde... Het opvallende is thans dat er bijna niet meer over klassenjustitie gediscussieerd wordt......... Het is een interessante vraag of en waarom het verschijnsel klassenjustitie verdwenen is". Hij voorspelt overigens dat klassenjustitie net als vóór 1952 binnen tien jaar weer zal terugkeren. Blijkbaar is het zo dat met betrekking tot het verschijnsel klassenjustitie in de literatuur en in uitspraken van politici, bestuurders, wetenschappers en juristen nooit gerefereerd wordt aan de t.t. (tegenwoordige tijd). Klassenjustitie kwam voor of het kan weer voorkomen, maar blijkbaar is het 'not done' om de huidige rechterlijke macht met dergelijke beschuldigingen de confronteren. In zijn artikel met de kop "de toekomst der klasse(n)justitie" is er volgens Schuit weliswaar "veel veranderd in de maatschappelijke opstelling en openheid van de leden van de rechterlijke macht ("het is geen gesloten kaste meer...") maar gaat het bij de rechtsgang allang niet meer om rechtvaardigheid". "Dit leidend ideaal is onderweg kennelijk verloren gegaan" meent hij, om vervolgens een somber beeld te schetsen dat alleen de financieel meer draagkrachtige klassen hun rechtsbelangen kunnen blijven voortstuwen waarbij advocaten daaraan graag meedoen. Een verliezende procespartij die meent het slachtoffer te zijn van oneerlijke rechtspraak of onoorbaar gedrag wordt bijna per definitie een slecht verliezer geacht of chicaneus bevonden. Tegen die achtergrond verstommen ook de klachten waarin wel degelijk en terecht over oneerlijke rechtspraak wordt geklaagd. Klachten over het negeren van in een zaak aan de orde gestelde tegenstrijdigheden, het accepteren van een absurde uitleg of het simpelweg zich niet willen verdiepen in de voorgelegde feiten of deskundigenrapporten zijn nooit bewijzen van partijdigheid in onze magistratuur zijn, maar maken altijd deel uit van de 'rechterlijke overwegingen'. En deze kunnen toch in hoger beroep aangevochten en zo nodig gecorrigeerd worden. ? Zo kon de Consumentenbond, bijgestaan door diens advocaat Mr. W. Taekema van de Brauw Blackstone Westbroek (ook plaatsvervanger. kantonrechter in Den Haag) - waarschijnlijk als enige in Nederland - voor een rechter openlijk de absurde stelling verdedigen dat kassabonnen van door de Consumentenbond aangekochte en geteste producten geen externe bewijsfunctie hebben. Geen magistraat, plaatselijke Deken of Raad van Discipline knipperde bij zoveel boekhoudkundige creativiteit met de ogen. Kassabonnen van de Consumentenbond blijken achteraf simpelweg geen externe bewijsfunctie te hebben. Waarom dat zo is, werd niet duidelijk maar de afwijkende bonnen waren in ieder geval geen bewijs voor valsheid in geschrifte. Er volgde dan ook een sepot en een afgewezen art. 12 SV klacht waar, na deze gerechtelijke toetsing, vooral de Consumentenbond zijn eigen gelijk en onschuld breed kon uitmeten. En ook een uiterst weloverwogen opgestelde verklaring van de Consumentenbond die in kort geding gebruikt werd en waarvan iedereen kon weten dat die niet juist kón zijn, mocht volgens de rechter door de NRC geen "valse verklaring" genoemd worden. Het ging om een "onjuiste verklaring" die volstrekt te goeder trouw, naar eer en geweten en naar beste wetenschap was opgesteld en na NRC onthullingen toch niet helemaal juist bleek te zijn. Tegenstrijdigheden, aperte leugens en valse argumenten worden óf genegeerd óf met veel onbegrijpelijk en verwrongen taalgebruik en motiveringen als "het is onvoldoende aannemelijk geworden dat...." of "niet/wel is (on)voldoende komen vast te staan dat ...." tot juridische niet terzake doende feiten weggemasseerd. Ook de eigen interpretatie van begrippen als "redelijk, billijk, zorgvuldig, betamelijk" en "de omstandigheden van het geval" biedt iedere rechter ten aanzien van de waardering van de feiten en het bewijsmateriaal bijna onbegrensde mogelijkheden bij de motivering van enige uitspraak.
Het credo van de rechterlijke macht is eigenlijk vrij simpel: In Nederland komt klassenjustitie niet voor; daaruit blijkt toch wel hoe perfect onze rechters zijn. Misschien komt klassenjustitie wellicht elders voor, maar niet in Nederland, omdat de rechters in Nederland nu eenmaal onkreukbaar en integer zijn. Klassenjustitie kwam vooral voor in het verleden en in het buitenland. Zo kon de heer Westerlaken, voorzitter van het CNV in het NOS-journaal van 20-08-96 inzake de problemen rond een Indonesische collega, zonder blikken of blozen openlijk twijfelen aan de onafhankelijkheid van de Indonesische rechter. Zo kan en wordt voor wat betreft corruptie en beïnvloeding van rechters openlijk verwezen naar "Italiaanse, Belgische e.a. buitenlandse toestanden". Het moet voor onmogelijk gehouden worden dat iemand op dezelfde openlijke wijze twijfelt aan de integriteit van Nederlandse rechters. Met alle kritiek van o.a. politici op het democratische gehalte en de schending van mensenrechten elders in de wereld, worden blijkbaar pas vanaf de grens - uiteraard komend van buitenaf - niet alleen de politici en de bestuurders maar ook de magistraten in dit land kennelijk van een veel beter moreel gehalte.
Toch gaf D'66 Kamerlid de Graaf met zijn opmerking "maar ik meen oprecht dat Nederland in het algemeen trots kan zijn op de integriteit van de zittende magistratuur" in zijn brief van 15-05-96 aan één der onderzoekers het heersende denken over de rechterlijke macht goed weer. Ook zijn collega (en oud-rechter) Mr. B. Dittrich ( D'66 ) gaat in zijn brief van 09-07-96 met zijn opmerking "ik ben ervan overtuigd dat er in Nederland geen geïnstitutionaliseerde klassenjustitie voorkomt" uit van het algemeen levende geloof dat onze rechterlijke macht onkreukbaar is. Vanuit zo'n perceptie, die in ieder geval meer wishful thinking dan uitputtend onderzoek verraadt, staat men natuurlijk niet open voor signalen die op het tegendeel wijzen. Beide politici negeerden het aanbod om kennis te nemen van voorbeelden, die op het tegendeel wezen en daarom ten grondslag lagen aan de correspondentie. In scherpe tegenstelling daarmee staat een waarschijnlijk uiterst zeldzame ontboezeming uit geheel onverwachte hoek. Een rechtbankpresident (inmiddels oud-) deelde aan één der verontruste burgers mee: "tot slot ben ook ik van mening dat klassenjustitie in Nederland voorkomt. Anders had ik het probleem niet aan de orde gesteld". In een publiek betoog had hij dan wel het tegenovergestelde beweerd (het verwijt van klassenjustitie komt vooral van slechte verliezers en hun advocaat). Deze discrepantie geeft al aan hoe gevoelig dit ligt; er rust een taboe op kritisch denken en praten over dit onderwerp in het openbaar. Zeker is dat degene die zich niet direct neerlegt bij een rechterlijke beslissing of het woord 'klassenjustitie' in de mond neemt, zich op zeer glad ijs begeeft, zich niet populair maakt en zich blootstelt aan verwijten als 'querulant' en andere niet als compliment bedoelde kwalificaties. Voor wat betreft de betekenis van het woord 'querulant' had Mr. Dr. A.J. Colijn in een bijdrage aan het advocatenblad van 15-03-96 de volgende definitie: "iemand die minstens één aantoonbare grove leugen ventileert". Het zou interessant zijn om aan de hand van concrete gegevens uit procedures na te gaan of er aantoonbare grove leugens zijn geventileerd, misschien ook door advocaten, notarissen en leden van (tucht)rechtelijke colleges, om vervolgens te bezien of het woord 'querulant' dan nog het passende woord is.
"Een carrière binnen een advocatenkantoor is strikt vergelijkbaar met één binnen het bedrijf: het gaat niet meer om individuele vrije beroepsbeoefening, maar om functionarissen in een hiërarchisch verband". [Richard A. Posner (NJB 15-12-95)] Tuchtrecht is strafrecht. Het strekt er dan ook niet toe om alsnog het 'gelijk' te halen. Daartoe dient immers het hoger beroep. De klager fungeert als 'startmotor' die de informatie aandraagt om de Orde in staat te stellen correctief op te kunnen treden tegen individuele leden die het vertrouwen in en de eer van de beroepsgroep aantasten. Een ondankbare taak want de tuchtrechter verschaft de klager voor zijn gratis bijdrage aan de kwaliteitsbewaking van de Orde of Broederschap geen vergoeding en ook geen schadevergoeding in de hoofdzaak. Hooguit enige genoegdoening indien de beklaagde zowaar een 'berisping' krijgt opgelegd, ofschoon de klager meer gebaat zou zijn bij schadevergoeding of smartengeld van de knoeiende advocaat of notaris. Bovendien loopt de klager het risico als chicaneus of als querulant te worden afgeschilderd indien hij zijn klacht echt wil doorzetten. Zo bijzonder ingenomen is men nu ook weer niet met een aanval op een vakbroeder, vooral niet als het om een ernstig vergrijp lijkt te gaan. De Haagse Kamer van Toezicht achtte de klager in haar uitspraak op 22-05-96 weliswaar belanghebbende maar vond de klacht tegen de notaris ongegrond en verwees naar de beroepsmogelijkheid bij het Gerechtshof in Amsterdam. Mr. R.M. Schutte, advocaat van kantoorgenoot notaris Klapwijk van de Brauw Blackstone Westbroek uit Den Haag schreef naar aanleiding van dat hoger beroep dat op 13-11-96 diende: ".....Dezerzijds is er geen behoefte om in te gaan op de insinuaties (=een valse/misleidende depotakte) die Mr. Ruijs in zijn brief van 16 juli - weer - meende te berde te moeten brengen...." en "Maar datgene wat Mr. Ruijs, namens de heer Sanders voorstelde toont wel aan dat het onderhavige beroep slechts als chicaneus kan worden beschouwd. En dat is dat beroep dan ook !..." Mr. Klapwijk bleek op verzoek geen uitleg te willen verschaffen over enkele onduidelijkheden in een door hem opgestelde depotakte en de verblijfplaats van een door hem in depot genomen TNO-Keur merkrapport. De broederschap wilde ook niet bemiddelen en verwees nota bene zelf naar de Kamer van Toezicht. Pas vanwege die klacht liet de notaris meedelen dat het rapport niet in depot was genomen, maar dat het slechts een eenvoudige bewaargevingsovereenkomst betrof, ook wel 'enkelvoudig notarieel depot' genoemd. Het bleek een bij dit kantoor vaker voorkomende buitenwettelijke depotvariant te zijn, waarbij het niet aan de minuut gehechte gedeponeerde stuk slechts in een kantoorkluis wordt opgeborgen en op ieder moment teruggeven kan worden. Volgens de Haagse Kamer van Toezicht was van enig laakbaar gedrag evenwel geen sprake, al kreeg de notaris wel de aanbeveling mee om voortaan rapporten te waarmerken en in een eigen kluis te bewaren. Verder wist de Kamer van Toezicht, bestaande uit een Vice-president van de rechtbank, twee notarissen, een kantonrechter en een Inspecteur der Registratie en Successie - in tegenstelling tot de eerste de beste dorpsnotaris - niet met zekerheid of behalve de minuut ook de eenmaal gedeponeerde stukken teruggegeven mochten worden. Aangifte bij de politie zou in sommige gevallen meer voor de hand liggen, al was het alleen maar vanwege het schenden van een ooit afgelegde beroepseed. Een knoeiende politieagent of administrateur moet zich tenslotte ook tegenover justitie en niet tegenover zijn collega's verantwoorden. Waar een gewone burger voor bepaalde handelingen een vrijheidsstraf riskeert komt de advocaat of notaris er met een 'berisping' of 'waarschuwing' vanaf. In één van zijn bijdragen aan de NRC beantwoordt Mr. B.J. Asscher onder de titel "het tuchtrecht schiet tekort" de zelf opgeworpen vraag waarom tuchtrechters ogenschijnlijk zo licht straffen. Het antwoord luidt: omdat ook de lichtste straf een zware is. "Vertrouwensberoepen ....onderscheiden zich van andere beroep doordat zij een hoge opleiding vereisen en vervolgens in onafhankelijkheid worden uitgeoefend.....Als de tuchtrechter een klacht gegrond verklaart, betekent dat vrijwel steeds de constatering dat de beklaagde in het meest essentiële van zijn beroep, het wekken van vertrouwen, is tekortgeschoten". Mooie woorden van de heer Asscher, doch de tuchtrechter verklaart klachten niet zo gauw gegrond. En blijkbaar ervaart noch de buitenwacht, noch iedere gildenbroeder "de lichtste straf ook als de zwaarste", getuige de ervaringen met notaris Mr. N. Vanderveen. De Kamer van Toezicht in Haarlem had de klacht van Henk Rem tegen Mr. Vanderveen gegrond verklaard en een 'berisping' opgelegd. Het hoger beroep waarin door Henk Rem op een zwaardere straf werd aangedrongen, werd ongegrond verklaard en het bleef bij een berisping ofschoon het Hof een zwaardere straf wel gerechtvaardigd achtte. Het Hof overwoog onder andere: "De notaris heeft mitsdien gehandeld in strijd met het voorschrift van artikel 30 lid 5 van de Wet op het Notarisambt. Ter waarborging van de authenticiteit van de notariële akte dienen de regels die een notaris bij het passeren van een akte ingevolge voormeld artikel in acht moet nemen strikt te worden nageleefd. Aangezien de notaris dit systematisch gedurende een langere periode niet heeft gedaan, is sprake van een ernstig tuchtrechtelijk vergrijp, dat op zich beschouwd een zwaardere maatregel rechtvaardigt dan de Kamer heeft opgelegd". Toch ging het Hof niet over tot een zwaardere straf (niet zwaarder dan die berisping); dit wordt op 09-03-89 gerechtvaardigd met de overweging dat de notaris niet eerder tuchtrechtelijk bestraft was en het Hof geen gevaar voor herhaling aanwezig acht. Ruim twee jaar later (18-07-91) wordt dezelfde notaris Mr. Vanderveen wéér, nú voor ernstig tekortschieten, aangeklaagd door de familie Brouwer, en wordt toch weer volstaan met een afschuwelijk afschrikwekkende 'berisping' ( de minste strafmaatregel). Ook in dat geval was het de KvT in Haarlem die de klacht gegrond had verklaard en nogmaals een 'berisping' had opgelegd. Notaris Vanderveen gaat hiertegen in beroep. Het Hof overweegt dit keer dat: "Onzorgvuldigheid te dien aanzien - zoals in het onderhavige geval - moet gelden als een ernstig tekortschieten in de behoorlijke taakvervulling van de notaris". Het Hof verklaart het hoger beroep van notaris Vanderveen ongegrond en handhaaft de maatregel van 'berisping'. Tijdens een IKON-uitzending van het programma Vesuvius op 28-03-96 over notarissen kon Prof. Mr. M.J.A. van Mourik, hoogleraar Notarieel recht (van de KU Nijmegen) en zelf notaris, slechts beamen dat hier veel te licht gestraft werd. Dat staat haaks op de zo simpele gedachtegang: "de lichtste straf is ook de zwaarste". Mr. Vanderveen is nog steeds als notaris in functie. Zie verder: Hoger Beroep in tuchtrechtspraak notarissen: III, 2 .
Tuchtrechtspraakcolleges hebben vanouds de schijn van partijdigheid tegen. Van dames en heren die elkaar als gildengenoten in de eigen organisaties en werksituatie voortdurend tegenkomen en met 'amice' aanschrijven, wordt immers verwacht dat zij op aangeven van een buitenstaander, à priori een querulant, een kwalijke gedraging van één van hen grondig gaan onderzoeken. Vervolgens dienen die collega's zelf te bepalen welke maatregel er getroffen moet worden tegen de beklaagde 'amice' die op zijn beurt (heden ik, morgen gij) misschien ook wel het een en ander van zijn confrères achter de tafel afweet. Het basisdilemma voor ieder tuchtrechtcollege is evident. Elke klacht ongegrond verklaren demonstreert hoe integer en uitstekend de beroepsgroep functioneert, doch tast de geloofwaardigheid van de eigen rechtspraak aan en zou de gedachte van partijdigheid juist voeden. Bovendien is het een publiek geheim, binnen en buiten de Orde, dat niet iedere beroepsgenoot zich altijd even netjes, zorgvuldig en professioneel gedraagt. Veel en vooral ernstige zaken bestraffen is echter weer nadelig voor de beeldvorming rond de beroeps groep. Volgens de landelijke delen De Waard kampte die toch al met een imagoprobleem: "...Wij moeten eens af van ons imago dat wij afstandelijk zijn en alleen maar aantreden indien er een conflict is en dat de cliënt dan heel blij mag zijn dat hij door ons wordt geholpen" en na de O.J. Simpson-zaak is volgens hem "het publieke imago van de advocatuur naar een nieuw dieptepunt gezakt". In het Advocatenblad van 03-02-95 stelt de landelijke Deken van de advocatuur (en niet een gefrustreerde klager): "De beroepsethiek is verdwenen. De advocatuur etaleert zich zichzelf als een geldzuchtige beroepsgroep, die het laatste restje integriteit overboord heeft gezet" (!?). Het kan alleen verbazing wekken dat de nieuw benoemde PG in het Amsterdamse ressort en oud-rechter Mr. B.E.P. Myer als een soort ontdekking in de Telegraaf van 15-06-96 vaststelt dat: "Een aantal advocaten is niet meer op zijn woord te vertrouwen. Dat vind ik óók heel treurig". Als regel zijn advocaten, zeker voor hun tegenpartij, niet op hun woord te vertrouwen. Advocaten hebben in een geding nu eenmaal een perceptie van de werkelijkheid en feiten waarbij zij desnoods de stelling verdedigen dat 1 + 1 = 3. Bepaald treurig is het dat er rechters zijn die zonder met de ogen te knipperen hen daarmee nog in het gelijk stellen ook. Hard straffen kan dus best vaak nodig zijn, maar dat is niet leuk voor de beklaagde die toevallig de pech had een mondige en kritische cliënt te treffen. Nog minder leuk is het als de advocaat of notaris, tegen wie een klacht voorligt, ook nog eens plaatsvervangend rechter is. Het is evenmin leuk voor diens kantoor en indirect ook al niet voor de Nationale Nederlanden, in 80% van de gevallen de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van deze beroepsgroep. Heel voorkomend publiceert men in het eigen vakblad dan ook alleen geanonimiseerde uitspraken. Niemand hoeft zo te weten welke gildenbroeder nu precies met zijn optreden het vertrouwen in de beroepsgroep heeft geschaad. Evident moge zijn dat anonimiteit het effect van enige disciplinaire maatregel verregaand uitholt. De utilitaire tussenoplossing' voor dit dilemma is dat onbelangrijke klachten aangepakt (en gepubliceerd) worden en ernstige klachten zoveel mogelijk worden afgewezen. De buitenwacht krijgt daarmee de indruk dat er sprake is van een beroepsgroep die streng voor zichzelf is en die zelfs onbelangrijke klachten serieus onderzoekt en gegrond verklaart. Dat moet dan de gedachte oproepen dat ernstige vergrijpen dan wel helemaal streng zullen worden aangepakt. Maar omdat er natuurlijk maar heel weinig ernstige klachten voorkomen die bovendien zelden gegrond blijken te zijn, terwijl er wel getuchtigd wordt, functioneert de beroepsgroep als geheel DUS blijkbaar uitstekend. Ernstige klachten worden meteen bij binnenkomst al 'kennelijk ongegrond' bevonden, waardoor de aandacht zich vervolgens meer richt op de klager en procedure dan op de klacht zelf. Eén van de procedurele gevolgen is in ieder geval dat zo'n klacht dan ook nooit bij het Hof van Discipline terecht komt.
Waar het de tuchtrechtspraak van advocaten betreft, is het niet helemaal gelukt om het eerdergenoemde imago bij de klager ingang te doen vinden. De Orde financierde zelf een onderzoek door de RU Utrecht. Uit het rapport "de behandeling van klachten over advocaten" (april 1996) blijkt dat er in de periode 94/95 ten aanzien van 7928 advocaten in Nederland 3315 "geregistreerde bezwaren" werden ingediend. Grote verschillen werden geconstateerd in de registratie en definitie van het begrip klacht en zoals bij veel organisaties is ook hier het zichtbare gedeelte het bekende topje van de ijsberg. Van de geregistreerde bezwaren werden er na de behandeling en toetsing door de Deken en Raad van Toezicht 1300 door de Raad van Discipline behandeld. Het merendeel ( 68 % ) van 157 voor het merendeel hoogopgeleide ondervraagde klagers veegt de vloer aan met de wijze waarop de Raad van Discipline klachten behandelde. Van de 37 klagers die in beroep gingen bij het Hof van Discipline was zelfs 73 % zeer ontevreden. Hoe verder men in de klachtenregeling verzeild raakte, des te ontevredener men werd. De onderzoekers merkten op dat dat waarschijnlijk het gevolg is van het feit dat veel onbeduidende klachten in een vroeg stadium relatief snel door de plaatselijke Deken verholpen kunnen worden, stellen de onderzoekers. Maar dat is heel vaak niet het geval; dat bleek uit de kritiek die zich juist ook richtte op de tegenwerking en partijdigheid van de plaatselijke Deken, door de klager ondervonden bij het begin van de klachtenprocedure. Soms komt zulke kritiek uit geheel onverwachte hoek. In Leeuwarden schreef de Leeuwarder advocaat Mr. V.J.N. Both de Raad van Toezicht naar aanleiding van een klacht van mijnheer Nederhoed: "Amice, het verbaast mij bijzonder dat u zich in zoverre voor de kar van Nederhoed laat spannen dat u zijn klachten voor hem op schrift stelt. Bij mijn weten is de man geen analfabeet en ik verzoek u zich voortaan niet voor hand en spandiensten aan Nederhoed te lenen". (Leeuwarder Courant 03-02-96). De kritiek op de klachtenbehandeling bij advocaten betreft vooral de ongelijkwaardige positie van de klager, de gebrekkige motiveringen van uitspraken, de ervaren partijdigheid en de onzorgvuldigheid waarmee de klacht behandeld werd. Daarentegen is er een brede waardering voor het functioneren van bijvoorbeeld geschillencommissies die paritair zijn samengesteld en schadevergoedingen toekennen. Het is duidelijk wat de advocatuur werkelijk zou moeten doen indien het hen ernst zou zijn met de eigen tuchtrechtspraak. Geen klagende advocaat zou het gezag erkennen van een geschillencommissie voor bankklachten indien die uitsluitend uit bankvertegenwoordigers zou bestaan. Vreemd genoeg eist men van klagers wel 100 % vertrouwen in een Raad van Toezicht, waarin uitsluitend advocaten zitting hebben. Klagers ervaren dan ook dat ze "alleen" staan tegenover een blok van advocaten. Hoe de plaatselijke advocaten c.q. Deken van de Raad van Toezicht zich zullen opstellen bij een klacht over een advocaat die zij als plaatsvervangend rechter nog kunnen tegenkomen in procedures, laat zich raden. Veel wijzer wordt de klager van een tuchtrechtprocedure er in ieder geval niet van. "Als een advocaat er weinig van heeft gebakken voor zijn cliënt kan er na een tuchtrechtelijke veroordeling altijd nog via de rechter een schadevergoeding worden geëist" aldus advocaat Mr. C.P. Aubel in de Gelderlander (05-10-96). Zelfs als het Hof van Discipline de advocaat onzorgvuldig handelen heeft verweten, betekent dat namelijk nog niet dat de advocaat of diens verzekeraar spontaan de daardoor veroorzaakte schade zal vergoeden. Al dan niet vanwege een aansprakelijkheidsverzekeraar kan/mag/moet de klager in een nieuwe civiele procedure zijn schade vorderen. Ook de rechter is niet onfeilbaar. Door rechters gemaakte fouten kunnen leiden tot aantoonbaar omvangrijke schade. In principe bestaat er de klachtenprocedure van art. 14a RO, maar die regeling werkt niet en is bovendien geenszins gericht op compensatie van toegebrachte schade. In geval van door advocaten en notarissen veroorzaakte schade dient men deze voor schadevergoeding aan te spreken in een aparte civiele procedure. Wij zien niet in waarom de individuele rechter c.q. een rechtscollege niet op vergelijkbare wijze zou kunnen worden aangesproken. De positie van de voor het leven benoemde rechter is ijzersterk en natuurlijk moet de rechter in alle vrijheid en onafhankelijkheid zijn werk kunnen doen. Maar het lijkt ons onjuist dat dit zou mogen leiden tot een rechterlijke status, die een totale vrijwaring zou inhouden tegen aanspraken wegens verwijtbare schade. Hier lijken een paar zijdelingse opmerkingen over verzekering tegen beroepsaansprakelijkheid op z'n plaats; de situatie in de praktijk lijkt ons voor alle betrokken partijen verre van bevredigend. Het leeuwendeel van deze verzekeringen voor de vrije beroepen ( waarbij advocaten, notarissen en accountants) ligt in handen van de Nationale Nederlanden; hun huisadvocaat daarbij is Ekelmans en Meijer te Den Haag. "Wat er ook gebeurt, praat er niet over. Gemorst water kan men moeilijk oprapen" Chinees spreekwoord. Van de zijde van de verzekeraar wordt vaak een beroep gedaan op artikelen 6: 109 BW en 6:110 BW (matigen van de schade-uitkering). In toenemende mate staan verzekeringen die beroepsrisico dekken, in de belangstelling, niet in de laatste plaats omdat schadeclaims een scherp stijgende trend vertonen. De meest gemaakte fouten betreffen onzorgvuldig handelen en het laten verlopen van termijnen. Uit ons bekende gevallen blijkt dat gewoonlijk de gedupeerde een ware lijdensweg moet gaan. Voor een klager is het vaak al moeilijk een goede advocaat te vinden die bereid is het op te nemen tegen een confrère; en dan kunnen de beide advocaten bijvoorbeeld ook nog wel Rechter-plaatsvervanger blijken te zijn. Daar bovenop komen dan weer voorschotnota's en de onzekerheid van jarenlang slepende procedures enz. Wij hebben het vermoeden dat vele verzekerden misschien wel onder- verzekerd zijn. Het gehele beeld is deprimerend en er zouden betere en snellere oplossingen gerealiseerd moeten worden. Alleen de advocaten van de procespartijen varen wel bij dit soort situatie. Zelfs zonder zulke nevencomplicaties is L. Tholhuizen uit Made vanwege eindeloos verleend uitstel al bijna 3 jaar bezig om in een dergelijke schadeprocedure een uitspraak te krijgen. Eén van ons, Burhoven Jaspers, is nog lang niet zover. Hij probeert al sinds 1989 de voorzitter van de Haagse Raad van Discipline Mr. F.C.H.M. Robbers, tevens Vice-president van de Haagse rechtbank, te bewegen tot het doen van een uitspraak in een klacht tegen o.m. Mr. van Oldenborgh, de advocaat van de tegenpartij (gerechtsauditeur van de Hoge Raad), tevens plaatsvervangend raadsheer in het Hof van Den Haag. (Zie Telegraaf d.d. 09-11-1966, pag. 23) Een klacht ex art. 14 a RO ( zie ook deel III, paragraaf 10 ) leidde slechts daartoe dat de Procureur-generaal van de Hoge Raad weigerde hierin te treden; hij stemde ermee in dat de genoemde voorzitter er nog wel wat tijd voor kan en mag nemen (!!) en sluit het dossier. Daarmee wordt een klager nu al 7 jaar door advocaten, Dekens, rechter en de PG van de Hoge Raad aan het lijntje gehouden. Maar de PG van de Hoge Raad bevond evenmin een situatie klachtwaardig, waarin dezelfde advocaat in het half uur vóór een kort geding een privé-onderhoud had met de rechter (Vice-president rechtbank Den Haag) die dat kort geding ging voorzitten. Tuchtrechtspraak in de praktijk ! De ervaringen met de klachtenbehandeling staan allemaal mijlenver af van de gloedvolle en aandoenlijke betogen in het Advocatenblad; daar lijkt men te schrijven over een andere planeet. In bevlogen bewoordingen als onafhankelijkheid, zuiverheid, ethiek, kwaliteit etc. put de ene landelijke Deken na de andere zich uit in het obligaat benadrukken van het belang van een goede tuchtrechtspraak. Opwinding laait slechts dan op, wanneer in artikelen overheidsvoorstellen besproken worden waarbij ter bevordering van de concurrentie het procesmonopolie en de hoogte van de tarieven dreigen te worden aangetast.
Het Nederlandse rechtssysteem is gebaseerd op vertrouwen en niet op controle van rechters. Van rechters wordt aangenomen en ook verwacht dat zij zelf de grenzen kunnen trekken om een te grote betrokkenheid te voorkomen bij degenen die afhankelijk zijn van hun uitspraken. In recente rechtspraak van het Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg, en in het voetspoor daarvan ook in de rechtspraak van de Hoge Raad der Nederlanden, is met betrekking tot de vereiste onpartijdigheid van de rechter tot uitdrukking gebracht dat, onder omstandigheden die ook maar de schijn van partijdigheid met zich mee kunnen brengen, de betrokken rechter zich van de behandeling van een zaak dient te onthouden. De rechter moet zich verschonen. De schijn tegen hebben betekent dat men veel tegen heeft. De gulden en onomstreden regel luidt: "waar de onafhankelijkheid in het geding is, dient de rechter zich te verschonen". Daar wordt altijd aan toegevoegd: "zelfs de minste schijn dient vermeden te worden".
De rechter dient zich te verschonen zodra hij een zaak krijgt toegewezen waarvan hij van mening is dat hij één der partijen of diens advocaat/procureur te na staat om nog onbevangen te zijn. Dat kan vanwege tal van situaties het geval zijn. Wij vinden het merkwaardig dat de wet helemaal geen sanctie stelt voor de rechter die zich ten onrechte niet verschoont. Vriendschappelijke banden of familiebetrekkingen, lidmaatschappen van verenigingen, maar ook (oud-)collegiale betrekkingen, of werkzaamheden in nevenfunctie of hoofdfunctie verricht, kunnen leiden tot affiniteit met één der procespartijen of diens advocaat. Dan is de noodzakelijke onbevangenheid niet langer gewaarborgd en kan de andere partij worden benadeeld. Art. 8:19 Awb bezigt zelfs de zinsnede: "schade zou kunnen leiden" en impliceert dat zelfs maar de schijn van partijdigheid vermeden moet worden. Het is onbekend hoe vaak de rechter zich verschoont, omdat dat in alle discretie zal plaats vinden reeds bij de toewijzing van een zaak. Prof. Mr. F.A.M. Stroink en Mr. M.F.J.M. de Werd stellen in Trema vrij absoluut: "een rechter zal zich ongetwijfeld verschonen indien hij denkt enige persoonlijke betrokkenheid bij de zaak te hebben". Waar die wetenschap vandaan komt is niet duidelijk want het gaat er immers om wat de rechter denkt en om wat er in werkelijkheid gebeurt. Ook de Mrs. Stroink en de Werd kunnen dat niet weten. De wens lijkt de vader van de gedachte; natuurlijk refereren Stroink en de Werd aan de goede en gewetensvolle rechter die zich ongetwijfeld zal verschonen. Maar omdat iedere rechter desgevraagd van zichzelf vindt dat hij gewetensvol bezig is, kan slechts vastgesteld worden dat rechters niet gauw van mening zijn dat van enige persoonlijke betrokkenheid bij de zaak sprake is.
Nogal ongeloofwaardig is de zorg voor de schijn van belangenverstrengeling van advocaat/plaatsvervangend raadsheer in Amsterdam Mr. F.H.A. Arisz van het grote Amsterdamse advocatenkantoor Houthoff. In de NRC van 12-04-96 stelt hij: "De indruk van vier handen op een buik, die het plaatsvervangend systeem op de buitenwereld kan maken, moet serieus genomen worden...De schijn van belangenverstrengeling is heel wezenlijk voor het functioneren van de rechterlijke macht in de samenleving". Toch treedt deze advocaat al 20 jaar zeer regelmatig op als plaatsvervangend raadsheer en heeft hij vele echte raadsheren zien komen en gaan. Verschonen van de raadsheren in Amsterdam zou onbegonnen werk zijn, omdat vrijwel iedere vaste raadsheer Mr. F.H.A. Arisz kent als collega, met wie zij vaak arresten wijzen, maar die zij ook vaak tegenover zich treffen in zijn eigenlijke rol van advocaat. In eerder genoemde bijlage A worden een aantal van deze arresten met nadere gegevens vermeld, waarbij nog opgemerkt kan worden dat ook notarissen Mr. F.H.A. Arisz als advocaat zeer goed weten te vinden wanneer ze zich na de Kamer van Toezicht in hoger beroep moeten verantwoorden tegenover het Amsterdamse Hof zoals o.a. het geval was in de zaak Rem/Vanderveen. Zie DEEL III, paragraaf 2 . In al deze gevallen waaraan hierboven gerefereerd werd, namen de betreffende rechters/raadsheren aan dat van "enige persoonlijke betrokkenheid" geen sprake was en dat er geen reden voor verschoning aanwezig was. In de optiek van deze rechters werd niet de schijn van partijdigheid gewekt, zelfs niet toen er over 'oud-klanten' (van Mr. J.J. van der Valk) geoordeeld moest worden.
Wraking is geregeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, artikel 29 e.v. Artikel 29 stelt: "Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden." De daarop volgende artikelen behandelen de modaliteiten van wraking. Als één der procespartijen redenen heeft om aan de onbevangenheid van de rechter te twijfelen kan die rechter gewraakt worden, doch dan dient deze partij kennis te dragen van relevante feiten. Bij wraking ligt het initiatief bij één der procespartijen. Wraking vergt kennis en durf omdat men de onbevangenheid van de rechter op vóórhand ter discussie stelt. Zo noemde Mw. Mr. E.M. Polak, advocate van Nauta Dutilh in Amsterdam, (Advocatenblad 15-09-95) het een moedig besluit van een collega die een wrakingsverzoek indiende: "nu het merendeel van de advocaten, als zij al het idee hebben dat een rechter bevooroordeeld is, het er doorgaans bij laten zitten. Bezwaar maken kost immers een hoop tijd en energie, waarbij de vrees voor chicaneus te worden versleten, terwijl de advocaat in zijn loopbaan het betreffende rechterlijk college nog vaker op zijn pad zal vinden, ongetwijfeld ook een rol speelt". Zonder kennis van de nevenfuncties en familiebanden van rechters en plaatsvervangend rechters zal in de meeste gevallen wraking niet eens aan de orde kunnen zijn; saillante gegevens zijn absoluut noodzakelijk. Ten aanzien van wraking stelde voorzitter Mr. L. van der Weij van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en president van het Arnhemse Gerechtshof in de NRC van 13-04-96: "Als je het instituut van wraking serieus wilt nemen als instrument van controle, dan moet je de plaatsvervangers dwingen hun nevenfuncties op te geven" Hij voegde daar weliswaar aan toe dat 'men' uit privacy-overwegingen daar niets voor zal voelen, doch het lijkt te gek voor woorden dat zoiets fundamenteels als het bevorderen van een zuivere rechtspraak ondergeschikt zou worden gemaakt aan misplaatste privacy-overwegingen van een bedrijfsjurist, burgemeester, notaris of advocaat die het zo leerzaam, interessant of sjiek vinden om af en toe rechter te willen zijn. Privacy kan toch alleen slaan op de persoonlijke levenssfeer van een individu, toch zeker niet op informatie betreffende de functionaris of beroepsbeoefenaar in functie !? Juist het bekend maken van nevenfuncties stuit op fel verzet en geschiedt tot nu toe op basis van vrijwilligheid of - met een beroep op de privacy - al helemaal niet. Een, ook in arrogantie, typisch voorbeeld is de mededeling van de Amsterdamse raadsheer Mr. E.J. Schreuder: "op principiële gronden wordt geen opgave (=van nevenfuncties) verstrekt. Overigens bezit ik geen functies waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van mijn hoofdfunctie of op de handhaving van mijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid en het vertrouwen daarin". En rechtzoekenden moeten dan ook maar Mr. P.A. Offers, president van de rechtbank in Dordrecht gewoon vertrouwen: "Burgers moeten ervan uitgaan dat een rechter zich verschoont indien dat nodig is. Wij hebben niet voor niets een eed afgelegd ". De ambtseed zegt onder andere:
" .....dat zij voorts hun posten met eerlijkheid, nauwgezetheid en onzijdigheid, zonder aanzien van personen, zullen waarnemen en zich in de uitoefening hunner bediening gedragen zoals brave en eerlijke ambtenaren betaamt". Van de meeste advocaten zal net als van Mw. Mr. E.M. Polak niet al veel te verwachten zijn. Zij ventileerde haar frustraties over een vooringenomen cynische houding van de rechters in hetzelfde artikel in het Advocatenblad, dus niet in, maar buiten de rechtszaal. Opvallend daarbij was, dat zij zich niet zozeer leek te storen aan het feit dat 2 van de 3 rechters destijds verbonden waren aan het kantoor van haar tegenpleiter die bovendien zelf plaatsvervangend rechter bleek te zijn in datzelfde college, maar meer aan de irritante 'body language' en vooringenomen houding van de rechters tijdens de zitting. Als plaatsvervangend rechter, overigens buiten haar eigen arrondissement, kwam de situatie dat 2 van de 3 rechters en de tegenpleiter 'entre nous' waren haar blijkbaar bekend voor. Dat feit op zich was voor haar dan ook niet de reden om aan de onpartijdigheid te twijfelen of aan wraking te denken. Ze begon pas een onaangenaam gevoel te krijgen, toen deze rechters tijdens de zitting uit de plooi vielen en hun vooringenomenheid al te zeer, ook voor haar klant, merkbaar werd. Hadden de rechters zich wat meer ingehouden dan was er in haar optiek en blijkbaar in die van veel collega's niets uitzonderlijks aan de hand geweest. Met haar opmerking dat zij in de ogen van de klant 'afging' en de toevoeging dat ontevreden klanten overlopen naar andere advocaten leek ze vooral het eigen leed op het oog te hebben. Of haar 'volstrekt aangeslagen' cliënten namelijk nadeel hadden ondervonden hadden van die vooringenomen houding, of die hun proces gewonnen of verloren hadden, bleef in het artikel namelijk helemaal onbesproken. Twee maanden later bekritiseerde een collega bij wijze van reactie op haar artikel de 'courtroom manners' van (vooral) alleensprekende rechters; deze collega is dankbaar dat de spits van het onderwerp "kritiek op arrogante en zich misdragende rechters" werd afgebeten en dat het daarmee "niet meer taboe is". In tegenstelling tot hun cliënten, komen advocaten als 'repeat players' regelmatig in de paleizen van Justitie. Met harmonische verhoudingen en wellevendheid is hun belang als advocaat gediend. Het belang van een goede verstandhouding met de rechter lijkt bij veel advocaten zwaarder te wegen dan eigen onafhankelijkheid en een kritische opstelling. Actieve medewerking aan een wrakingsverzoek zal dan niet echt te verwachten zijn, ook niet als dat ten behoeve van de cliënt nodig mocht zijn. De advocaat declareert tenslotte een riant honorarium ook als hij een zaak verliest of als een zaak eigenlijk bij voorbaat kansloos is. Met de introductie van het uitgangspunt van 'no cure no pay' zou de advocaat vermoedelijk wel wat assertiever en alerter worden ten aanzien van rechters en daarmee het belang van de cliënt dienen. Maar in verband met die gedachte waarschuwt oud-Deken de Waard in de NRC van 04-11-95 dan onmiddellijk voor 'Amerikaanse toestanden', waarmee de bodem onder de onafhankelijkheid van de advocatuur zou worden weggehaald. Alsof die onafhankelijkheid ooit serieus genomen werd en alsof met een 'niet zelden' gehanteerd uurtarief van ƒ 600 tot ƒ 900 (Advocatenblad 03-02-95) nog naar 'Amerikaanse toestanden' verwezen moest worden. Voor de rechterlijke macht met de Hoge Raad voorop zou het een verademing, verrijking en compliment kunnen zijn om 'Amerikaanse toestanden' te leren kennen. In vijftien minuten kan men in Nederland een uitspraak van het Amerikaanse Supreme Court via Internet opvragen. In de U.S.A. zijn in essentie alle zaken en uitspraken, van vele jaren her, stante pede vanachter een toetsenbord in seconden op te roepen. In het o zó democratische, open en tolerante Nederland wordt de toegang tot een openbaar gebouw geweigerd, wordt inzage van arresten ontzegd, worden er pro forma kamervragen gesteld en acht de minister van Justitie het met een verwijzing naar de privacy niet wenselijk dat iedereen zomaar arresten in kan zien. Dit lijkt eerder te getuigen van absurdistische machtsverschijnselen en woordenspelletjes vanuit een provinciaalse belevingswereld, dan van democratische visie. Maar intussen wél met enige regelmaat en veel hypocrisie naar Amerikaanse toestanden verwijzen !!
DEEL III
BEVINDINGEN1. Algemeen. Na 1,5 jaar onderzoek, hebben wij de indruk dat in het huidige rechtssysteem er sprake is van een laakbare belangenverstrengeling binnen en buiten de rechterlijke macht. Dit werkt uitermate ondermijnend ten aanzien van het gevoel van vertrouwen en rechtszekerheid van de burgers en ondergraaft daarmee de rechtsstaat. De Telegraaf van 14-11-96 vermeldt resultaten van een uitgebreide enquête door het Instituut voor Communicatie Research. Het artikel concludeert met betrekking op het OM: "Het vertrouwen en het respect zijn weg. In ons land zijn er maar weinig organisaties waarover zo negatief wordt gedacht."
Dit is geen grapje !! Zulke uitkomsten roepen de vraag op, OF het onbehagen hier minder is dan in België. De acteurs in ons rechtssysteem zouden dergelijke uiterst trieste getallen eens echt op zich in moeten laten werken; de ontkennende geluiden van leden van de rechterlijke macht ( wij zijn 'gewoon' niet arrogant, vooringenomen, hautain, wereldvreemd en machtsbelust; dat zijn alleen maar 'subjectieve' misplaatste geluiden; kortom borrelpraat; BASTA ! ) moeten nu eindelijk eens verstommen. Onrecht en onrechtmatig handelen zijn meestal een uitvloeisel van misbruik van macht. Talloze publicaties over fraude van hoger geplaatste functionarissen stellen de integriteit van personen, instellingen en beroepsgroepen steeds vaker ter discussie. Oproepen tot herstel van waarden en normen illustreren dat die kennelijk vervagen en dat Nederland zich bevindt op een hellend vlak. De bestaande rechtsorde blijkt een schier onneembare veste te zijn. Klachten over rechters, advocaten, notarissen, accountants en dergelijke dienen bij hen zelf aanhangig te worden gemaakt. Bij het afhandelen ervan toont men dat men over een enorme vrijheid van handelen beschikt, die gebruikt wordt om klachten weg te masseren, te bagatelliseren en te ontkrachten. Professionele hulpverleners en instellingen misbruiken helaas het hen geschonken vertrouwen door de van hen afhankelijke slachtoffers materieel en/of emotioneel uit te kleden en berooid achter te laten. Wettelijke controlemechanismen falen volledig; klachtenprocedures blijken geheel niet te leiden tot effectieve maatregelen.
Indien blijkt dat een klacht over een notaris niet door interventie van de Broederschap kan worden opgelost, is een Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen de aangewezen instantie. Die kamers bestaan uit een (vice-)president van de rechtbank, 2 notarissen, een kantonrechter en een Inspecteur der Registratie en Successie. Na de uitspraak van enige Kamer van Toezicht resteert als sluitstuk hoger beroep bij (uitsluitend) het Gerechtshof in Amsterdam. Het Hof is het eindstation: verdere rechtsmiddelen staan niet meer open; cassatie bij de Hoge Raad is niet mogelijk. Deze zittingen en uitspraken zijn openbaar, maar gedurende het onderzoek van de VeB in Amsterdam bleek dat deze uitspraken zich niet in het centrale archief bevonden, maar apart waren gearchiveerd bij het Gerechtshof. Enige weerstand moest worden overwonnen. Na een moeizame briefwisseling met het Hof werden uiteindelijk de ordners met uitspraken ter beschikking gesteld. Vanwege de nummering ontstond de indruk dat niet alle uitspraken op tafel waren gekomen.
'De notaris, die zijn ambtsplichten verwaarloost, zich schuldig maakt aan enig handelen of nalaten in strijd met de zorg, die hij behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, dan wel anderszins handelt in afwijking van hetgeen in zijn ambt betaamt, kan voor zover daartegen bij deze wet niet uitdrukkelijk straf is bedreigd, door de Kamer van Toezicht worden:
Er is dus sprake van drie mogelijke maatregelen A, B en C.
1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 TOTAAL ............................................................................... Aantal per jaar 10 9 21 22 28 33 18 38 179 Ongegrond verklaard 5 5 11 13 17 22 10 24 107 Gegrond zonder straf 3 3 7 5 8 8 5 11 50 Gegrond met straf A 1 1 2 3 2 1 3 13 Gegrond met straf B 1 1 1 1 4 Gegrond met straf C 1 1 2 1 5 ............................................................................... Wij kwamen 10 gevallen tegen, waarin de Kamers van Toezicht een voordracht tot afzetting hadden gedaan:
Het notariaat en de advocatuur lijken de pech te hebben dat ze geen Procureur-generaal hebben die aan de poort van de klachtenprocedure in essentie alle klachten onmiddellijk afwijst. Maar ook zonder die poortwachter lijkt het allemaal nogal mee te vallen indien blijkt dat een enkele notaris in een enkel geval zowaar een berisping, ja zelfs een waarschuwing krijgt. In verband met de naam Mr. F.H.A. Arisz vielen twee uitspraken van 31-10-91 en 16-11-95 op. In beide gevallen was notaris Mr. H.H.W. Vrieze betrokken in een klachtenprocedure en in beide gevallen had de Kamer van Toezicht in Leeuwarden notaris Vrieze al een berisping (geen waarschuwing) opgelegd. In beide gevallen verklaarde het Hof in hoger beroep de klacht weliswaar gegrond, doch wist notaris Mr. Vrieze dank zij de steun van Mr. Arisz de berisping geschrapt te krijgen. Er zijn veel meer aanwijzingen dat het voor de notaris loont om in hoger beroep te gaan tegen een beslissing van de Kamer van Toezicht. Nadat de Kamer van Toezicht in Zutphen de klacht tegen notaris Mr. A. Schellenbach gegrond had verklaard en de notaris een berisping had opgelegd, achtte het Hof in haar uitspraak van 30-05-91 de klacht weliswaar gegrond, maar de berisping niet terecht. En wanneer een Officier van Justitie in beroep gaat tegen een uitspraak van de Alkmaarse Kamer van Toezicht (bepaald geen dagelijkse bezigheid van het OM) in een klacht tegen Mr. H. Vrieling, wordt de klacht 16-06-88 wel gegrond verklaard, maar wordt geen berisping opgelegd. En dan is er nog de kwestie van de eerder (Deel II, paragraaf 5 ) aan de orde gekomen merkwaardige motiveringen van de 2 uitspraken inzake notaris Mr. N. Vanderveen, waarbij zowel uit de eerste als de tweede uitspraak blijkt dat het Hof opvallend vergevingsgezind is en bijzonder mild straft. Het betrof de zaken Vanderveen/Brouwer en Rem/Vanderveen. Ook in déze twee procedures was Mr. F.H.A. Arisz de advocaat van de notaris.
"ik ben het er mee eens dat hier (Rem/Vanderveen) een veel te lichte straf is uitgedeeld. Als het structureel gebeurt zoals in het geval van de heer Rem vind ik dat het einde notaris is en d'r uit met die man." Conclusie: wij kunnen niet ontkomen aan de indruk dat de tuchtrechtspraak tegen notarissen, waarvan er zo'n 1200 werkzaam zijn in geheel Nederland, in de praktijk zo zelden resulteert in enige straf, en als er al sprake is van een straf, in een dusdanig milde strafmaatregel, dat men zich in gemoede kan afvragen of dit soort slappe rechtspraak nu echt enig reëel positief effect kán sorteren op het functioneren van De Notaris EN of dat nu eigenlijk wel strookt met de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever. Wij geloven van niet.
De vaste leden van de rechterlijke macht kunnen tot op heden op vrijwillige basis in een register hun nevenfuncties bekend maken. Met betrekking tot het Amsterdamse Gerechtshof kon het volgende worden vastgesteld (november 1995):
Bij de meesten blijkt overigens uit de aard van de nevenfuncties of die echt betaald of vrijwel of volledig onbetaald zijn. Bij het Hof te Amsterdam varieerde het aantal nevenfuncties per rechter van 0 tot 10. De aard van de nevenfuncties was uiteenlopend. Wij geven enkele voorbeelden:
Vanwege het verbod op bepaalde nevenfuncties werden destijds kamervragen gesteld. Ons is niet
bekend, waarom Mw. Mr. Goudsmit, ten tijde van ons onderzoek, de rechterlijke macht plotsklaps
verliet.
Ons oog viel op vermeldenswaardige nevenfuncties:
Bij het Hof te Den Haag werden, bepaald oproeiend tegen de stroom in, enkele, maar helaas slechts voorlopige, gegevens verkregen. Verder hebben wij nog incidenteel gegevens verkregen over nevenfuncties van rechters in den lande. Wij zijn van mening dat rechters ruime distantie in acht dienen te nemen ten aanzien van commerciële c.q. financiële belangen. Wij kunnen niet aan de indruk ontkomen dat hiervan in véél te véél gevallen geen sprake is. Daar komt bij de aanslag die nevenfuncties plegen op beschikbare eigenlijke werktijd, in een situatie waarin geklaagd wordt over niet te verdragen werkdruk. Wordt hier niet een en ander afgewenteld op collega-rechters ? De vraag naar de nevenfuncties van rechters is een onderwerp dat stelselmatig, diepgaand onderzoek verdient op landelijke schaal en wel in de nabije toekomst. Voor het geval er niet spoedig volledige openheid gegeven wordt over alle nevenfuncties van alle rechters en deze informatie voor iedereen ter beschikking komt, overwegen wij dit onderwerp zelf aan te vatten, te beginnen met het Paleis van Justitie te Den Haag. De attitude van de Rechterlijke Macht ten aanzien van het verstrekken van gegevens omtrent nevenfuncties van rechters, kan gerust gekenmerkt worden als obstructie. Maar waarom ? Wat is er dat het daglicht van de openbaarheid niet kan verdragen ? Gaat het nu echt alleen om de status of vooral om het geld ? Het ligt voor de hand te gaan denken dat hiermee vooral beoogd wordt de kans op wraking bij voorbaat verregaand te verkleinen. Maar komt dat dan niet neer op het aan de burger onthouden van in de wet ten behoeve van een ieder gedefinieerde mogelijkheden (tot wraking), dus in essentie op machtsmisbruik ?? Voor wat betreft gewezen arresten waarbij relaties bleken te bestaan tussen rechters en partijen/advocaten, die objectief de schijn van mogelijke belangenverstrengeling opriepen, wordt wederom verwezen naar bijlage A, waarin tevens melding gemaakt wordt van zaken die de aandacht vestigden op verzekeraars.
De Nederlandse rechterlijke macht bestaat voor meer dan de helft uit plaatsvervangers. In de ons omringende landen kent men het verschijnsel rechter plaatsvervanger niet in dezelfde omvang. De wettelijke basis en de ratio ligt in art. 50 van een wet uit 1827. Die luidde:
"ingeval van ziekte of andere wettige verhindering van een regter, wordt hij, bij gebreke van een andere regter, vervangen door eenen der regters plaatsvervangers, welke ten hoogste vijf in getal zullen zijn voor elke regtbank". In Nederland heeft het inzetten van plaatsvervangers een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt, die niets van doen had met de oorspronkelijke ratio. De toename is veel sterker dan de toename aan Echte Rechters. Enkele voorbeelden plaatsvervangers vaste rechters 1974 1995 1974 1995 rechtbank Amsterdam 19 73 26 59 rechtbank Den Haag 22 80 23 53 rechtbank Middelburg 4 38 6 17Afhankelijk van de geraadpleegde bron, worden verschillende aantallen gevonden:
Deze opgave is misleidend omdat het aantal vaste rechters/ raadsheren in personen is uitgedrukt en het aantal plaatsvervangers in benoemingen. Voor een juist inzicht dient er derhalve een consequent onderscheid gemaakt te worden tussen personen en benoemingen alsmede tussen interne (uit de rechterlijke macht) en externe (van buiten de rechterlijke macht) plaatsvervangers. Niet alleen voor het leven benoemde rechters/raadsheren hebben als interne plaatsvervanger meerdere benoemingen buiten de vaste aanstelling, ook externe plaatsvervangers (advocaten, notarissen, overheidspersoneel, bedrijfsjuristen, wetenschappers e.a.) blijken meerdere benoemingen te hebben. Wij komen op een telling waarbij sprake is van circa 1345 vaste rechters/raadsheren en 1389 externe 'geregistreerde' plaatsvervangers, tezamen goed voor zo'n 3500 benoemingen als plaatsvervangers. 'Geregistreerd' omdat uit diverse bronnen blijkt dat personen zich presenteren als plaatsvervangend rechter/raadsheer, terwijl die niet in de Namenlijsten of de Gids van de Rechterlijke voorkomen. Vermoedelijk gaat het hier om plaatsvervangers die niet meer opgeroepen worden of per abuis niet geregistreerd staan. De kans dat de rechtszoekende geen onafhankelijke rechters maar bijvoorbeeld een advocaat als 'gelegenheidsrechters' tegenover zich treft, ook in hoger beroep is groot. Vooral bij het kantongerecht; de plaatsvervangers van deze alleensprekende rechter, bestaat voor 3/4 uit advocaten. President Mr. R.C. Gisolf van de Amsterdamse rechtbank heeft recent de regel ingesteld dat in elk college tenminste twee professionele rechters zitting moeten hebben omdat hij vond dat teveel zaken door plaatsvervangers werden afgedaan. In het Amsterdamse gerechtshof komt het echter voor dat de appellant geen 3 maar slechts één 'echte' raadsheer treft. De gemiddelde inzet van de individuele plaatsvervanger per jaar verschilt per gerecht van 4 tot 11 keer ofschoon er plaatsvervangers zijn die nooit of die vaker optreden. In principe eindigt ons recht bij het Hof. Daar horen al helemaal geen plaatsvervangers. De burger heeft recht op professionele rechters, zeker in hoger beroep. Als er al iets 'fout' gegaan zou zijn op lager niveau, dan geeft het appèl de laatste mogelijkheid voor correctie, en dat kan alleen verantwoord gedaan worden door echte rechters. Het is ons volslagen onbegrijpelijk dat de figuur van Raadsheer-plaatsvervanger ooit bedacht is! Wie is hiervoor verantwoordelijk ??
In duizenden zittingen per jaar, verdeeld over alle gerechten, wordt gebruik gemaakt van plaatsvervangers. Uit het onderzoek "het instituut plaatsvervanger rechter" (NVvR) maar ook uit andere uitlatingen blijkt dat de rechterlijke macht afhankelijk is geworden van plaatsvervangers. De motivering en rechtvaardiging daarvoor is steevast dat zonder deze "hulptroepen" het toegenomen werkaanbod niet verwerkt kan worden en dat er geen geld beschikbaar is voor uitbreiding. Zo wordt het probleem uitsluitend tot een financieringskwestie teruggebracht. Het is evident dat de zo interessante externe nevenfuncties van individuele rechters/raadsheren bijdraagt aan de werkbelasting, maar dit wordt in dit kader nooit vermeld. Evenmin wordt in de discussie betrokken de nauwelijks weerlegde kritiek op het gebrek aan efficiëntie binnen de rechterlijke organisatie zelf. In Arnhem bedroeg de productiviteit volgens TT slechts 40 tot 50%. De Staatscommissie Herziening Rechterlijke Organisatie stelt onder V.3.1. (onverenigbaarheid op grond van functies) ten aanzien van rechterlijke ambtenaren in volledige dienstbetrekking onder meer: "Van een rechter mag immers worden verwacht dat hij met de samenleving vertrouwd is, en ter wille daarvan kan het nuttig zijn dat hij naast zijn ambt als rechter andere werkzaamheden verricht. Maar in elk geval zal hij gedurende een normale diensttijd voor zijn ambtsvervulling beschikbaar moeten zijn." Een door de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak ingestelde commissie komt in haar rapport "onverenigbaarheden" (gepubliceerd in Trema 1980, blz. 177 e.v.) tot soortgelijke conclusies. "Wil een rechter zoveel tijd aan zijn nevenfunctie of nevenwerkzaamheden besteden dat hij voor de uitoefening van zijn rechterlijke taak niet meer gedurende de normale diensttijd beschikbaar is, dan zal hij toestemming moeten vragen aan de minister van Justitie of aan de Raad voor de rechterlijke macht, welks instelling in hoofdstuk IV is bepleit. ...... Mocht iemand zonder toestemming niet voldoende tijd beschikbaar houden, dan kan de president maatregelen nemen." Een aantal rechters is vanwege hun verplichtingen en nevenfunctie midden op de dag elders werkzaam als voorzitter van onder meer allerlei geschillen- en arbitragecommissies, raden van toezicht of als beleidsambtenaar. Het leeuwendeel van bijeenkomsten van raden van commissarissen, van bestuursvergaderingen van verenigingen en stichtingen en Rotary-bijeenkomsten zal plaatsvinden tijdens normale kantooruren. Zo stelt de Rotary in de statuten een harde verplichting aanwezig te zijn op wekelijkse bijeenkomsten; meestal overdag. Dat gaat dus ten koste van werktijd van de betreffende magistraten. In de Telegraaf van 02-11-91 merkte VVD-Kamerlid Wiebenga al eens naar aanleiding van de nevenfuncties van de toenmalige PG bij het gerechtshof in Amsterdam, oud-minister de Ruiter op: "De Ruiter bleek zo druk in de weer voor ballet en kunst dat hij nog maar zelden op het paleis van justitie werd gesignaleerd". En men kan zich in gemoede afvragen hoe een fulltime raadsheer tevens 3 zware commissariaten kan vervullen zonder het één of het ander tekort te doen. Alleen al bij de Stichting Reclame Code Commissie werden midden op de dag de volgende raadsheren/rechters aangetroffen: Mr. J.P. Fokker raadsheer in Arnhem Mr. D.H. Beukenhorst raadsheer te Amsterdam Mr. J.A.J. Peeters Vice-president rechtbank te Amsterdam; Mr. J.B. Fleers raadsheer Hoge Raad en (Mr. J.M. Vrakking HOvJ te Amsterdam) Ondanks de werkdruk verlenen presidenten kennelijk op grote schaal toestemming voor dit soort neven functies die in 'normale diensttijd' plaats vinden, hetgeen - gelet op de soms vele nevenfuncties - ertoe bij zal dragen dat ook om die reden van zogenaamde 'hulptroepen' (de Rechter-plaatsvervangers) gebruikt gemaakt dient te worden. Dit is natuurlijk volstrekt oneigenlijk.
De meerderheid der rechters heeft niet de daartoe bestemde rechtersopleiding gevolgd. Mr. J. Verburg van het Zutphense studiecentrum rechtspleging en Vice-president van het gerechtshof in Den Bosch maakte bij de opening van de nieuwbouw de opmerking dat de kwaliteit van de rechtspraak in gevaar komt vanwege het gebrek aan financiële middelen voor goed geschoolde en bijgeschoolde rechters: "Als je de rechtspraak in dit land goed wil laten functioneren, moet ze in algemene zin het vertrouwen hebben van de bevolking. Een rechter neemt belangrijke beslissingen. Zijn 'laatste woord' moet in grote lijnen het goede laatste woord zijn. Dat kan alleen maar als je voortdurend investeert in(bij)scholing van rechters en officieren van justitie".(Gelders Dagblad 17-10-96) Het professionele beroep van rechter wiens besluiten qua gevolgen niet onder doen voor die van andere 'professionals' wordt geregeld uitgeoefend door personen die daar niet voor opgeleid zijn, door amateurs die het er uit liefhebberij even bij doen. Men kan zich terecht afvragen hoe het met de professionaliteit en kwaliteit van een beroepsgroep gesteld is wanneer geaccepteerd wordt dat het merendeel de 6 jaar durende beroepsopleiding RAIO niet heeft gevolgd. Indien dat niet langer als vereiste gewenst of nodig is kan het vak rechter niet langer als een professioneel beroep worden beschouwd. Indien die opleiding wel als een vereiste wordt gezien dan is de kwaliteit van de rechterlijke macht zwaar beneden peil.Of is het soms eigenlijk zó dat de selectie door de Commissie van Toelating tot de Rechterlijke Macht in de grond van de zaak niet of nauwelijks gericht is op kennen en kunnen van de kandidaat, maar eigenlijk gebaseerd is op het criterium of een jurist goed past in de inteeltcultuur van het rechtersgilde en verwacht kan worden deze cultuur en het gilde te dienen en verder uit te dragen ? Hoe valt met het oog op de onafhankelijkheid, onpartijdigheid, professionaliteit, kwaliteit en zelfs met elementair fatsoen te verdedigen en te rechtvaardigen dat de rechtszoekende burger zonder het te weten (mede)veroordeeld werd door een belastingadviseur, bedrijfsjurist van een schadeverzekeraar, de ANWB, Consumentenbond of Handelsbank, een burgemeester of politiefunctionaris die allen af en toe of inmiddels definitief als (kanton)rechter of raadsheer optreden ? Voorbeelden:
De 'Echte' rechters zijn afkomstig uit:
"Recht moet worden gekoesterd en soms bevochten. Daarbij spelen advocaten - onafhankelijke advocaten- een onmisbare rol. Zij zijn het immers die voortdurend op zoek zijn naar de zwakke plekken, de regelrechte onbillijkheden, die telkens weer blijken te bestaan. Dat doen ze omdat hun cliënten van die zwakke plekken ....het slachtoffer dreigen te worden..... Gelukkig maar dat wij in Nederland een levendige onafhankelijke advocatuur hebben" Mr. J.L.R.A. Huydecoper (08-12-95) De advocatuur is beweeglijk op zoek naar de zwakke plekken. Niet alleen hebben 202 advocaten de overstap naar de rechterlijke macht gemaakt, ook treden 480 advocaten regelmatig op als rechter c.q. raadsheer. Aan gegadigden die voor weinig geld (bij velen nauwelijks hun eigen uurtarief) zittingen willen doen - vooral in de 'eigen rechtbank' is geen gebrek. Naast de altruïstische houding waarmee men als 'vrijwilliger' de goede zaak wenst te dienen benadrukt men de afwisseling, de educatie en het verruimen van de blik als argument om tevens rechter te zijn. Bovendien schijnt het bijzonder eervol te zijn om toe te treden tot de rechterlijke macht. Status en het verwerven van invloed binnen de rechterlijke macht worden uiteraard als motieven niet genoemd, hoewel het een publiek geheim is dat veel advocaten en hun kantoren een 'sjiek' gevoel ontlenen aan het plaatsvervanger. rechterschap. Sommige treden nooit op en vinden blijkbaar alleen de vermelding al voldoende. Advocaat-generaal Mr. J.M. Leijten heeft echter geen hoge pet op van advocaten die als rechter optreden omdat ze het veel te druk hebben, de zaken niet goed voorbereiden en het hoofdzakelijk voor de eer doen. (Account febr. 1996) Die kritiek klinkt ook wel door in interviews met rechters en raadsheren uit het onderzoek van de KU Nijmegen (het instituut plaatsvervangend rechter). Het zijn vooral de grote kantoren die relatief veel plaatsvervangers leveren en op goede voet komen te staan met rechters, hetgeen voor hun dure cliënten uiteraard méér dan een prettige bijkomstigheid is. Plaatsvervangers uit de sociale advocatuur zijn wij niet tegengekomen. Ook Mr. P. Ingelse verzet zich tegen de huidige eenzijdige selectie van plaatsvervangers uit vooral de grote kantoren.
Wat wij daarvan vinden ? "Er waart een spook door Nederland, door de wandelgangen van de paleizen van Justitie. Ternauwernood zichtbaar, erg vaag, maar vermomd in zwarte toga en witte bef. De Rechter-plaatsvervanger !" Wij beschouwen het Instituut Rechter-plaatsvervanger als de brandhaard der verloedering binnen de Rechterlijke Macht. Het moge misschien een open deur lijken, maar het moet toch gezegd worden: als iedere advocaat, in het belang van zijn cliënt, van nu af aan als 'ghost buster' te werk gaat door systematisch en onverbiddelijk iedere Rechter-plaatsvervanger als niet-professionele rechter te wraken, kan het snel afgelopen zijn met dit 'spook'. Het is voor ons volslagen onbegrijpelijk dat professionele 'Echte' rechters aan deze ontwikkeling hebben willen meewerken zonder protest, terwijl zij zich nog integer en onkreukbaar willen noemen. Is er dan geen integriteit (meer) die voortkomt uit echte beroepseer ? Als u of ieder van ons onder het mes moet bij de chirurg, dan hebben wij voor de verdoving begint te werken de hoop, dat de chirurg een professioneel, kundig en ervaren specialist is op zijn gebied. Iedereen zou geschokt zijn na afloop van de operatie te moeten ontdekken dat die werd uitgevoerd door een veearts die even mocht invallen, omdat dat zo leerzaam voor hem is of omdat de echte chirurg zo nodig even weg moest voor andere, leuke of profijtelijke, bezigheden. En dan heeft de veearts nog het voordeel dat hij ervaring heeft met meerdere soorten zoogdieren ! En hoe ligt dat dan als wij bij de rechter 'onder het mes' moeten ? Zijn juridische kwesties dan niet even belangrijk, ja soms van levensbelang ? Mag daar dan wel, en overigens uit puur utilitaire redenen, gebruik gemaakt worden van duistere vervangers, omdat dat zo goed uitkomt en lekker goedkoop is en omdat de rechters zo druk bezig zijn met hun leuke, al dan niet betaalde, nevenfuncties ? Niet alleen lijkt het ons ronduit 'van de gekke', maar het komt op ons over als een kwestie van individueel en collectief misbruik van macht. Er is ronduit grof misbruik gemaakt van de mogelijkheid die de wet geboden heeft om in uitzonderingsgevallen (nood-gevallen) een niet-rechter te laten invallen voor een rechter.
BRONNEN. Primair : --Gids voor de Rechterlijke Macht, Staatsalmanak ( CD-ROM en boek )
Gegevens uit deze bronnen werden gecombineerd; daarmee werden bestreken ca. 16.000 juristen. Voor doorsneden van zulke gegevensverzamelingen werd gebruikt in eerste orde het criterium familienaam plus initialen, in tweede orde additionele gegevens, voorzover beschikbaar, zoals titulatuur, geslacht, geboortedatum en dergelijke. Deze methode is niet perfect sluitend: in een beperkt aantal gevallen van dubbelgangers zullen gegevens van verschillende individuen gecombineerd worden.
In de diverse bronnen van de gegevens komen fouten voor, en het verder combineren gaat ook niet foutloos. Voor de selectieresultaten wordt een betrouwbaarheidsniveau geschat van 90 à 95 %.
De rechterlijke macht omvat 3482 mensen:
Veel van de professionele rechters treden ook op als Rechter-plaatsvervanger elders, maar deze worden hier buiten beschouwing gelaten. Ook vele plaatsvervangend rechters geldt dat zij vaak in meerdere plaatsen fungeren als invallend rechters. Het totaal aantal plaatsvervangerschappen is daardoor veel groter dan het aantal plaatsvervangende individuen. Onze tellingen betreffen individuen, niet aanstellingen als Rechter-plaatsvervanger. http://www.sdnl.nl/ aantal / procent Rechter/Plaatsvervangers, totaal 1417 100 waarvan:
N.B.: deze getallen en percentages kunnen niet eenvoudig opgeteld worden, als gevolg van dubbeltellingen. Zo kan een hoogleraar Rechter-plaatsvervanger zijn, maar tegelijkertijd advocaat en raadadviseur in overheidsverband. Hij komt dan in meerdere categorieën voor.
De werkelijkheid blijkt totaal anders te zijn:
Totaal aantal advocaten in Nederland 7920
Opsplitsing van de advocaten / plaatsvervangend rechters AANTAL / PROCENT over locatie TOTAAL: ........................................................... 484 100 Adv Buiten eigen ressort 57 AF ....................... 427 88 In eigen ressort, maar buiten eigen arrondissement 56 AF ....................... 371 77 In eigen arrondissement en eventueel daarbuiten, maar 32 AF niet in eigen kantongerecht / rechtbank / gerechtshof 339 70 In eigen kantongerecht, en eventueel daarbuiten, maar 137 AF niet in eigen rechtbank / gerechtshof 202 42 In eigen rechtbank, en eventueel daarbuiten, maar niet 111 AF in eigen kantongerecht / gerechtshof 91 19 In eigen gerechtshof, en eventueel daarbuiten, maar niet 27 AF in eigen kantongerecht / rechtbank 65 14 In eigen kantongerecht EN in eigen rechtbank, eventueel 35 AF ook daarbuiten, maar niet in eigen gerechtshof 30 6 In eigen kantongerecht EN in eigen gerechtshof, eventueel 14 AF ook daarbuiten, maar niet in eigen rechtbank 16 3 In eigen rechtbank EN in eigen gerechtshof, eventueel ook 10 AF daarbuiten, maar niet in eigen kantongerecht 6 1.3 In eigen kantongerecht EN in eigen rechtbank EN in eigen 6 AF gerechtshof, eventueel ook nog daarbuiten 0 0Een bepaald opmerkelijk groepje wordt gevormd door advocaat/rechters die blijken EN rechter in eigen kantongerecht EN rechter in eigen rechtbank EN raadsheer in eigen gerechtshof te zijn:
Over motief zal hier toch redelijkerwijs geen enkele twijfel meer kunnen resten: naast een brandende ideële behoefte de rechter te ondersteunen in diens noeste arbeid, móet hier toch wel sprake zijn van de wens reiskosten te beperken, teneinde het milieu niet te belasten ?
"Die 't dichtst bij het vuur zit, warmt zich het best" Dit spoort met de vaste indruk dat advocaten van grote kantoren al te vaak in de ogen van de rechter een à priori extra geloofwaardigheid hebben. In ieder geval lijkt er sprake te zijn van een markante ongelijkheid tussen advocaten, en dat terwijl de wet uitgaat van het beeld van de advocaat als de individuele advocaat, uitsluitend gedreven door het belang van de cliënt. Voor dit soort verdelingen zou men de ongelijkheid kunnen kwantificeren met een index en mede aan de hand daarvan de ontwikkeling van de ongelijkheid tussen advocaten van grote kantoren en 'zomaar' individuele advocaten kunnen onderzoeken. Zou dit over de laatste decennia een beeld geven van snelle en forse machtsconcentratie ? Het is de vraag of ons bestel of de individuele burger daarmee wel gediend is. Kortom: hier lijkt een terrein braak te liggen voor interessant en maatschappelijk uiterst relevant onderzoek.
Waar de wet de rechter verbiedt notaris te zijn, is het en blijft het merkwaardig dat een notaris dan wel rechter mag zijn.
Rechterlijke macht 3482 individuen Aantal hoogleraren daarbinnen 146,, (waarvan 20 professionele rechters)
Daar komt bij dat men zich moet realiseren dat de bijzonder hoogleraren een leerstoel hebben die zeer vaak in het leven geroepen en betaald wordt door een specifieke belangengroep. Deze inzetten als onbevangen perfect neutraal plaatsvervangend rechter kan te veel gevraagd zijn: "wiens brood men eet, diens woord men spreekt". Bovendien is het zo dat dit alles in de praktijk zich volstrekt onttrekt aan de blik van de burger. Maar er is een fundamentele vraag te stellen naar de verenigbaarheid van een rechterlijke taak en een wetenschappelijke missie. Een rechter is er om te komen tot (soms uitermate ingrijpende) beslissingen, maar een echte wetenschapper is er op gericht te begrijpen en de waarheid te vinden. Het gaat hier om twee, naar attitude en methodiek fundamenteel totaal verschillende bezigheden. Het is ten zeerste de vraag of die twee op verantwoorde manier te combineren zijn. Men kan niet twee meesters dienen. Als iemand en rechter en wetenschapper wil spelen, dan is hij niet meer een ongeschonden mens; niet meer ' uit één stuk '; dan is hij niet meer integer. Overigens verbaast het ons, dat de onderwerpen die wij onderzoeken, niet al lang uitputtend zijn onderzocht door de juridische faculteiten van onze universiteiten. In vele vakgebieden tuurt men voortdurend de horizon af op zoek naar smakelijke onderwerpen voor (promotie)-onderzoeken. De indruk bestaat dat aan de juridische faculteiten schroom bestaat onderzoek te doen naar rechters, het juridisch systeem enz. enz. "It is not done", misschien uit misplaatste loyaliteit tegenover oude studievrienden, dispuut/jaarclubgenoten. Die legt men toch niet onder een microscoop ? In dit verband is ons opgevallen dat ook de juridische faculteiten een bepaald zeer ruim aantal plaatsvervangend rechters leveren. Draagt dat bij aan de verdoving van de kritische zin ? Wordt het animo voor kritisch onderzoek daarmee niet in de kiem gesmoord ?
Deze plaatsvervangende rechters zijn afkomstig uit de meest uiteenlopende soorten bezigheden binnen de overheid. Enkele voorbeelden:
De ratio ontgaat ons volledig. Is het misschien zo dat voor functionarissen werkzaam in de overheid het Rechter-plaatsvervangerschap een soort extra onbetaalde bijverdienste in status is, wellicht het zout in de pap ? Maar waarom moeten en mogen deze mensen EIGENLIJK rechter spelen ? Het lijkt ons véél beter dat zij hun tijd zouden besteden aan hun eigenlijke werk.
In deze categorie kunnen wij bijvoorbeeld DE Dries van Agt plaatsen. En verder vinden wij organisaties vertegenwoordigd zoals de ANWB, Inspectie Milieuhygiëne, ABP, NMI, GAK, Contract Drilling Co. Min of meer bij toeval kwamen wij enkele juristen uit het bedrijfsleven tegen.
Deze post, groot 612 plaatsvervangers, roept vele vragen op. Over deze geheimzinnige groep hebben wij, ondanks onze vasthoudendheid geen gegevens kunnen traceren; dit lijkt ons erg zorgelijk. Wij vinden het ronduit schokkend dat ca. 45 % van de rechters- plaatsvervangers volledig in het diepe duister verscholen blijven. Maar dat zijn wel rechters die recht spreken ! Waar blijft dan democratische controle? Het vermoeden lijkt gerechtvaardigd dat in deze categorie vallen enkele advocaten, enkele juristen van gemeenten, maar vooral ook juristen van bedrijven, banken, verzekeringswereld en dergelijke.
"Niets maakt een Staat meer kapot dan uitgerekend een staatsorgaan - zoals het OM - dat zich niet aan de regels houdt" Mr. B.E.P. Myers, oud-rechter en PG ressort Amsterdam (Telegraaf 15-06-96) Dit onderzoek richtte zich op de civiele rechtspraak en dan nog op de vermogensrechtelijke kant ervan, waar vermogensschade ten gevolge van wanprestatie of onrechtmatig handelen inzet is van vele procedures. Niet zelden bevat het civielrechtelijk onrechtmatig handelen ( bedrog, misleiding, beschadiging enz.) ook bestanddelen van een delictsomschrijving die strafbaar is gesteld in bijvoorbeeld het Wetboek van Strafrecht. In die gevallen staat voor de benadeelde niet alleen een civielrechtelijke optie open, maar kan hij/zij ook strafrechtelijke actie ondernemen, door zich met een aangifte tot de Officier van Justitie te wenden. In Nederland geldt het 'opportuniteitsbeginsel', hetgeen zoveel wil zeggen dat de Officier van Justitie uitmaakt of hij een aangifte wil oppakken of niet; hij is niet verplicht om tot strafvervolging over te gaan. In voorkomende gevallen kan het OM (Openbaar Ministerie) afzien van vervolging, waarbij zich onlangs de vraag voordeed of en in hoeverre de Minister van Justitie aanwijzingen kan geven om in individuele gevallen wel of niet tot vervolging over te gaan. Voor dat laatste geval heeft de wetgever art. 12 SV in het leven geroepen, dat als volgt luidt:
"Wordt een strafbaar feit niet vervolgd of wordt de vervolging niet voortgezet, dan kan de rechtstreeks belanghebbende daarover schriftelijk beklag doen bij het gerechtshof, binnen het rechtsgebied waarvan de beslissing tot niet vervolging of niet verdere vervolging genomen werd." Ook van belang is Artikel 12d SV, dat luidt: "1. Het gerechtshof beslist niet alvorens te klager te hebben gehoord, althans behoorlijk daartoe te hebben opgeroepen, behoudens in de gevallen bedoeld in...." De regeling is bedoeld als correctief en controle van de burger op het vervolgingsmonopolie van het OM, dat immers om opportuniteitsredenen af kan zien van vervolging van daders terwijl een schuldigverklaring wel haalbaar is. Het OM bezit hiermee een opmerkelijk prerogatieve grote macht, omdat daar beslist wordt wie wel, maar vooral wie geen vervolging te vrezen heeft. Bij de totstandkoming van de wet vond men dat niet de minister op die beslissingen aangesproken diende te worden maar dat die controle bij de onafhankelijke rechter, het gerechtshof thuishoorde. In de klachtenregeling toetst de rechter de vraagstelling van de klager, meestal het slachtoffer van een misdrijf, dat wil zeggen de vraag of de Officier van Justitie terecht en op juiste gronden van verdere vervolging heeft afgezien. De VeB onderzochten deze kwestie ex art. 12 SV grondig in de periode 1995/1996, en wel in de archieven van het Gerechtshof te Amsterdam. Wij vonden dat het Hof in de periode 1987 t/m 1991 in 230 gevallen uitspraak deed inzake een klacht tegen een sepotbesluit van het OM, dus ex art. 12 SV. Daarbij constateerden wij tot onze verbijstering dat het Hof in slechts 3 (!!) gevallen een nader onderzoek gelastte. In 99 % van alle gevallen schaart men zich aan de zijde van de Officier van Justitie. Vrijwel zonder uitzondering, bijkans onvoorwaardelijk, dekt het Hof een sepotbesluit van het OM. Daar komt nog bovenop, dat ons gevallen bekend zijn, waarin het Hof in strijd met de wet besliste zelfs zonder de klager op te roepen, terwijl niet voldaan was aan de uitzonderingscriteria gesteld in artikel 12d SV. Er is geen enkele reden om te geloven dat het elders in den lande bij andere Gerechtshoven anders is, hetgeen door griffiepersoneel spontaan bevestigd werd. Evenmin zal enig redelijk mens kunnen geloven dat de Officier van Justitie zo'n bovenmenselijke toestand van perfectie kan hebben. Een en ander wil onder andere zeggen dat de klager volstrekt voor de vorm in een zinloze procedure wordt getrokken, waarvan de uitslag in ieder geval voor de raadsheren bij voorbaat vaststaat ! Ritueel hypocriet schijnvertoon en pure verspilling voor de maatschappij ? Ook uit de manier waarop het OM en de Procureur-generaal als tegenpartij van de klager met een enkele regeltje de klacht tegenover het Hof kan afdoen, verraadt dat het hier gaat om een formaliteit die tussen de bedrijven door afgedaan kan worden. Ook onze eigen ervaringen opgedaan met deze procedure en met de bejegening tijdens de hoorzitting ademen dezelfde onverschilligheid en zelfs irritatie uit van de dames en heren magistraten tegenover degene die de overtuiging toegedaan is van dit recht gebruik te kunnen maken. Op geen enkel moment blijkt men open te staan voor inhoudelijke argumenten en uit alles blijkt dat de raadsheren het advies van de PG om niet te vervolgen al tot hun oordeel hebben gemaakt. En er wordt gerekt tot redelijke termijn is verstreken. De maatschappelijke betekenis van deze uitkomsten is niettemin verstrekkend, omdat het simpelweg betekent dat bepaalde personen of instellingen de facto strafrechtelijk immuun zijn. Aangifte tegen de Consumentenbond wegens valsheid in geschrift en tegen de ANWB wegens oneerlijke mededinging werden beide geseponeerd, hetgeen vervolgens door het Gerechtshof in een procedure ex art. 12 SV bekrachtigd werd. Dergelijke organisaties, die zich kennelijk erg thuis voelen in de rechtszaal, blijken in geval van aangifte dan ook openlijk en in geschrift van begin af aan de afloop van een strafrechtelijke procedure met het grootst mogelijke vertrouwen tegemoet te zien. En de voorspelbaarheid van deze 'onafhankelijke gerechtelijke toets' verschaft de alom gerespecteerde verdachte een extra argument om de zelfgestelde onschuld breed uit te meten en het slachtoffer te betichten van lichtvaardige, ja zelfs valse aangifte. Het zal de lezer wel niet meer verbazen dat de parallel, op basis van hetzelfde feitencomplex, gevoerde civiele procedures, dan niet meer tot geheel andere uitkomsten kunnen leiden, nadat een Officier van Justitie, een Procureur-generaal en een Gerechtshof zich al over de zaak hebben uitgesproken. Wie, die via een procedure ex art. 12 SV nog enig recht gedaan wil zien, weet dat de à priori kans om gedaan te krijgen dat de Officier van Justitie te horen zal krijgen dat hij een bepaalds geval toch maar eens zal moeten gaan onderzoeken, één op honderd is ? Dit feit dat er één witte knikker is op negenennegentig zwarte, is aan het publiek niet bekend. Met recht kan gezegd worden dat de kaarten bij voorbaat geschud zijn. Wie gaat er nu een in essentie bij voorbaat verloren wedstrijd spelen ? Een illustratie uit de werkelijkheid. Eén van ons heeft meegemaakt dat een belanghebbende, in strijd met de wettelijke bepaling van Art. 12d.1 SV en met het door het Hof en de Griffier beweerde, niet eens opgeroepen werd ! De klager verscheen dus niet en daarmee werd het beklag tegen de beslissing van de Officier van Justitie een klacht over bancair optreden in valse hoedanigheid door een gerechtsauditeur van de Hoge Raad niet eens te onderzoeken, afgewezen. Het betrof een transactie van meer dan SF 100.000 bij de Swiss Bank Corporation in Lüzern. Ook is gebleken dat de PG van het Hof te Den Haag aan de raadsheren zeer relevant bewijsmateriaal in deze, dat in zijn bezit was, heeft onthouden. Brieven aan de minister van Justitie werden geblokkeerd op het niveau van de PG's. Een klacht hierover ex art. 14a RO (zie ook III, 10) bij de Procureur-generaal van de Hoge Raad leverde een volledig afwijzende reactie op; ten aanzien van de raadsheren met de misplaatste stelling dat een onderzoek door de PG v/d Hoge Raad hem zou maken tot nieuwe beroepsinstantie. Voor wat betreft de Griffier en de PG van het Hof te Den Haag verwijst de PG v/d Hoge Raad naar de Nationale Ombudsman. Een klacht werd dan ook ingediend bij de Nationale Ombudsman, met als cruciaal punt dat als de Griffier van het Hof stelt 'naar behoren' opgeroepen te hebben (conform de wettelijke verplichting), maar de klager GEEN oproep ontvangt, de bewijslast voor de bewering van de Griffier bij de Griffier ligt of dient te liggen. De Nationale Ombudsman wijst dit punt af, en weigert dit zelfs maar te onderzoeken, en wel in essentie met de redenatie (?) dat er na het optreden van de Griffier een uitspraak van het Hof is geweest die definitief is en waartegen geen rechtsmiddel meer openstaat, zodat onderzoek door de Ombudsman niets meer zal kunnen veranderen aan het oordeel van de rechter. Dit is eens te meer uiterst opmerkelijk omdat de Telegraaf (09-11-96) meldt dat de Ombudsman oordeelt: "Als poststukken niet aangetekend of met bericht van ontvangst worden verzonden, is het risico dat ze niet aankomen voor de verzender." En de Griffies en de PG's vallen volgens de wet, en conform de uitgesproken bedoeling van de wetgever, wel dégelijk binnen de grenzen van het werkterrein van de Nationale Ombudsman. Toen bleek dat de substituut-ombudsman die een loopbaan als rechter achter de rug heeft, de oudste/beste studievriendin is van de genoemde gerechtsauditeur. In ieder geval kan gesteld worden: ALS de Griffier van het Hof om hem moverende redenen, bijvoorbeeld protectiemotieven, een klager tegen de wil van het Hof in, niet oproept, dan kan hij dit gerust doen zonder enige vrees voor blootstelling aan kritisch onderzoek, niet van de PG van de Hoge Raad en niet van de Nationale Ombudsman. En dat zet de deur open voor uitgesproken onfrisse toestanden ! Dit kan nooit de bedoeling van de wetgever geweest zijn. De vraag die zich onontkoombaar opdringt is wat er gebeurt, als een lid van de rechterlijke macht vervalt tot crimineel gedrag, bijvoorbeeld valsheid in geschrifte, verduistering of iets dergelijks.
Wat is dan de waarschijnlijkheid dat hij/zij er geruisloos 'mee wegkomt' omdat de façade koste wat kost overeind gehouden moet worden of omgekeerd de kans dat zo iemand behandeld zou worden als ieder ander ? Wat is dan in alle redelijkheid de waarschijnlijkheid dat opgetreden zou worden
zonder klassenjustitie? De lezer kan daar zo zijn eigen oordeel over vormen.
"De grootste geheimen zijn vaak het meest zichtbaar " (oude Chinese wijsheid) 10.1 algemeen. In de zeventiger jaren kwam het idee van een ombudsman overgewaaid uit Scandinavië. Het werd gezien als een zeer wenselijk en noodzakelijk middel om de burger bescherming te bieden tegen al te grofstoffelijk optreden van overheidspersoneel. De gedachte leidde tot invoering van de Nationale Ombudsman bij wet van 04-02-81. Deze Ombudsman kreeg geen enkele formele bevoegdheid om te treden in enige door een overheidsdienaar genomen beslissing als zodanig, maar de taak en bevoegdheid om onderzoek te doen naar en zich uit te spreken over de wijze van optreden van (enige ambtenaar van) enig onderdeel van de overheid. Maar de rechterlijke macht, evident voor de burger een uitermate belangrijk deel van de overheid, werd volledig vrijgesteld van de kritische blik van de nieuwe Commissaris van Onderzoek (de latere Nationale Ombudsman). Maar waarom eigenlijk ? Het fundamentele argument dat daarvoor bij de totstandkoming van de wet werd gebruikt, was gelegen in de onafhankelijkheid van de rechter. Het standpunt was dat er afbreuk gedaan zou worden aan de roemruchte onafhankelijkheid van de rechter, indien iemand van buiten de rechterlijke macht een onderzoek zou mogen doen naar het optreden van een rechter en daar het zijne over zou mogen rapporteren. Al was al definitief besloten dat de Commissaris van Onderzoek totaal niet inhoudelijk zou mogen treden in een rechterlijke beslissing, kritiek op het persoonlijk optreden van de individuele rechter zou diens onafhankelijkheid aantasten !! Daarom wist de rechterlijke macht te bewerkstelligen dat er een aparte regeling werd ingevoerd (Art. 14a RO e.v) teneinde de burger voor de wijze waarop de rechter jegens hem handelt een overeenkomstige mogelijkheid te bieden zijn beklag te doen. ' Overeenkomstig ' was daarbij bedoeld als: zoals voorgesteld voor de Nationale Ombudsman ten aanzien van andere overheidsdienaren. (Een en ander wordt zeer duidelijk beschreven in de memorie van Toelichting, TK zitting 1976-77, 14178. nrs. 1-3). De verantwoordelijkheid voor deze 'ombudsregeling' werd neergelegd bij de Procureur-generaal van de Hoge Raad.
art. 14a RO
Het resultaat van de wet van 1981 zal, wat betreft de Nationale Ombudsman, inmiddels wel aan iedere Nederlander bekend zijn, maar welke lezer weet dat er een overeenkomstige ombudsregeling moest komen, ja officieel bestaat, voor klachten over rechters ?
Hoewel de minister van Justitie recent (Oktober 1996) aan Kamerlid Dittrich nog moest meedelen dat er jaarlijks - en ook over 1996 - bij de Hoge Raad klachten over belangenverstrengeling en vooringenomenheid van rechters binnenkomen, bleek de minister niet zijn vraag te kunnen beantwoorden hoe vaak dat voorkwam omdat "de registratie van de Hoge Raad daar niet in voorziet". Feitelijk wordt de gedachte achter deze wetgeving en de uitvoering van deze ombudsregeling voor rechters volledig geminacht en gefrustreerd nu blijkt dat men niet eens een elementaire klachtenregistratie bijhoudt. Volgens art. 14a RO zijn raadsheren van de Hoge Raad exclusief bevoegd om op vordering van de Procureur-generaal klachten over beroepsgenoten te onderzoeken. Slechts één persoon in Nederland, de Procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, thans Mr. Th. ten Kate, bepaalt dus of enige dergelijke ingediende vordering leidt tot onderzoek. Zijn ongecontroleerde en discretionaire, ja soevereine, beslissingen bepalen dus rechtstreeks de werkelijke effectiviteit van artikel 14a RO e.v., omdat hij klachten om tal van redenen kan doorverwijzen, afwijzen en zonder een onderzoek te eisen, kan afdoen. Klachten over zich misdragende, arrogante, vooringenomen en partijdige rechters kunnen immers altijd eenvoudig worden afgedaan als een 'verkeerde perceptie' van de klager. Het leeuwendeel van klachten over zich misdragende rechters komt per slot van rekening van een verliezende procespartij. De PG van de Hoge Raad verwijst klagers dan ook vaak naar nog openstaande hoger beroepsmogelijkheden, ook wanneer de klacht zoals art. 14a RO stelt, niet de inhoud van de uitspraak maar de wijze van optreden van de rechter betreft. Dat gebeurde o.a. in de zogenaamde Terp-zaak waarin een Haagse rechter een golf van kritiek over zich heen kreeg toen hij tijdens de behandeling van een euthanasie zaak zijn mening hierover al had doen blijken. De toenmalige PG bij de Hoge Raad, Mr. W.J.M. Berger, deed toen ook geen voordracht aan de Hoge Raad omdat "de Terp-zaak nog in in hoger beroep dient en voor eventuele stappen tegen de betrokken rechter (nog) geen plaats is". Als hoger beroep niet meer openstaat, wordt nogal eens gepareerd door te stellen dat art. 14a RO er niet toe dient om via een klacht over een rechter een extra hongerberoepsmogelijkheid te scheppen. Maar het gaat dan niet over de inhoud van het vonnis/arrest, het gaat over een zich gedragen van de rechter waarover wordt geklaagd. Hieraan wenst de PG dan kennelijk voorbij te gaan; een andere conclusie is niet mogelijk. Van de 75 klachten die in de periode 1982 - 1984 bij de PG werden ingediend bleken uiteindelijk 40 klachten gericht tegen rechters of rechterlijke colleges. Een kleine 20 daarvan gingen over vooringenomenheid, twijfelachtige integriteit, misleiding, ongelukkige uitlatingen, beledigingen en ongelijkwaardige behandeling van partijen van/door rechters tijdens civiele procedures. Slechts 4 werden gegrond verklaard door de PG, doch niet voor de Hoge Raad gebracht. Eén klacht over een kantonrechter werd afgedaan door de president van de rechtbank en de andere 3 werden in der minne geregeld. De overige klachten vond de PG ongegrond, te vaag of te laat ingediend. Wanneer een rechter door zijn handelen of nalaten ernstig nadeel heeft toegebracht aan de goede gang van zaken bij de rechtspraak of het vertrouwen daarin, wordt dit natuurlijk bij voorkeur niet aan de grote klok gehangen. Is er geen klager of maakt de PG de zaak niet aanhangig bij de Hoge Raad of vindt hij een andere reden waarom de klacht niet behandeld hoeft te worden, dan blijven foute gedragingen van rechters -hoe ernstig ook - binnenskamers bij justitie. Alleen in ernstige gevallen, waarbij er ook ten gevolge van de publiciteit 'geen houden meer aan is', wordt opgetreden. De Haagse kinderrechter die in 1982 van ontucht met kinderen werd beschuldigd kreeg de keus: zelf ontslag nemen of ontslag krijgen en hij koos wijselijk voor de eerste optie, zodat geen vordering bij de Hoge Raad hoefde te worden ingesteld.
De Tilburgse advocaat R. Milo, Bestuurslid van de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten en zelf plaatsvervangend kantonrechter, stelt in een reactie op het Terpstra-Tukker rapport (Volkskrant 26-06-96) simpelweg dat partijdige rechters in Nederland niet voorkomen en, als het wel zo mocht zijn - hetgeen hij bestrijdt - dan zijn er volgens hem voldoende (!?) rechtsmiddelen om daar iets aan te doen: "Als je als advocaat merkt dat een rechter niet onafhankelijk is, vraag je of hij gewraakt kan worden en dien je een klacht tegen hem in bij de procureur bij de Hoge Raad". Mijnheer Milo theoretiseert; in Nederland bestaan geen partijdige rechters, althans hij merkt ze nooit op. Vermoedelijk heeft hij geen enkele ervaring met art. 14a RO en in zijn ogen is die klachtenregeling waarschijnlijk volstrekt overbodig. En inderdaad, het feit dat PG ten Kate van de 317 klachten die in de periode 1991-1994 werden ingediend in g e e n _ e n k e l _ g e v a l een vordering tot onderzoek instelde bij de Hoge Raad bevestigt het beeld dat we hier met een beroepsgroep te maken hebben die de aardse normen van perfectie volledig moet zijn ontstegen. De facto lijkt de PG de hem wettelijk opgedragen taak te benutten om een muur op te werpen tegen iedere schriftelijke kritiek van de individuele burger, die verder geen enkel ander wettelijk middel meer heeft om zich te beklagen over het optreden van een rechter. De onafhankelijkheid van de rechter blijkt in de praktijk te worden gebruikt om de rechter collectief en individueel onfeilbaarheid toe te dichten en te vrijwaren voor iedere transparante toetsing waardoor maatschappelijke rekenschap kan worden ontlopen. En op die manier krijgen mensen als Milo niet alleen gevoelsmatig maar ook op grond van 'statistieken' hun gelijk dat er een nieuwe kaste van onaantastbaren is ontstaan.
Samenvattend: de wetgever wilde, analoog aan en in aansluiting op de wettelijke regeling van de Nationale Ombudsman, een soortgelijke ombudsregeling, waarmee de burger zich zou kunnen beklagen over het optreden van de rechter (los van de inhoud van de feitelijke rechterlijke beslissing) zodat onderzoek en eventueel disciplinaire maatregelen zouden volgen. In essentie is hiervan NIETS terechtgekomen. In de praktijk blijkt bovendien dat de Procureur-generaal een termijn hanteert van 12 maanden, waarbinnen een klacht moet zijn ingediend, en wel, zoals hij zelf stelt, "afgeleid" van de wet op de Nationale Ombudsman. Dit is bepaald opmerkelijk omdat:
Vanzelfsprekend is er in termen van pure logica nog de mogelijkheid voorhanden dat deze wettelijke regeling, met bijkans mathematische betrouwbaarheid heeft aangetoond dat onze rechter zó perfect en onfeilbaar is, zelfs wat betreft zijn individuele gedrag en optreden, dat er jaar in jaar uit geen enkele grond voor iets klachtwaardigs is. Zo'n uitkomst had het, eens te meer vanwege zijn geringe à priori waarschijnlijkheid, verdiend de koppen van de krant te halen: "DE RECHTER ALS SUPERMAN" Wat is dan wel de waarde van een regeling gericht op onderzoek, als er helemaal niets onderzocht wordt ? Laat staan dat zulk onderzoek zou kunnen leiden tot disciplinaire maatregelen; een mogelijkheid die door de wetgever wel werd voorzien. Het lijkt 'ietsje pietsje eufemistisch' om dit, zoals in het door de Hoge Raad gebezigde vocabulaire, een "ombudsregeling" te noemen. De vraag dringt zich onontkoombaar op of de Procureur-generaal van de Hoge Raad deze aan hem toevertrouwde en opgedragen wettelijke taak ex art. 14a e.v. RO niet veeleer welbewust zo heeft toegepast om een muur op te werpen teneinde de rechter te beschermen tegen enige schriftelijke kritiek van de zijde van de individuele burger en aldus de 'gildebroeder' te vrijwaren van enige kritische blik en analyse. Dat is in elk geval wel het de facto resultaat van de regeling. In de kern van de zaak lijkt de PG van de Hoge Raad zich in deze te gedragen apert in strijd met de letter en de geest van de wet, ja zelfs met de bedoeling van de wetgever. Misschien moet de burger dan nog maar een laatste troost putten uit de gedachte, dat de zogeheten 'ombudsregeling ' ex art. 14a e.v. RO wellicht nog de rol vervult van kliklijn, alhoewel er geen enkel feitelijk gegeven rest om te geloven, dat er echt sprake is van stelselmatige terugkoppeling in die zin dat de desbetreffende rechters dan in ieder geval binnenskamers wél op hun vingers worden getikt. Per saldo komt het er in de reële werkelijkheid op neer dat voor de individuele burger geen énkel middel openstaat om zich te bezwaren tegen het optreden van een rechter, omdat de wettelijke regeling buiten werking gesteld is: de rechter is boven de wet geplaatst en verheven tot bovenmenselijke perfectie ! Het KAN eenvoudig niet juist zijn dat het zo loffelijke uitgangspunt van onafhankelijkheid van de rechter in de praktijk benut wordt om de rechter, collectief c.q. individueel, onfeilbaarheid toe te dichten en te vrijwaren voor iedere transparante toetsing en aldus maatschappelijke rekenschap te ontlopen. Is het goed toeven op de Olympus ? Wij verbazen ons hogelijk over het vóórkomen en voortbestaan van deze situatie. Het zou toch voor de hand liggen dat, in geval van nieuwe wetgeving, het voor de Tweede Kamer van het grootste belang zou zijn na te gaan of nieuwe wetgeving in de praktijk wel vormgegeven wordt in overeenstemming met de bedoelingen die aan die nieuwe wetgeving ten grondslag lagen.
Misschien zal het vele leden van de rechterlijke macht, de goeden niet te na gesproken, overbodig of zelfs misplaatst lijken, maar óns lijkt het absoluut noodzakelijk om het aspect van menselijke schade aan de orde te stellen, al was het alleen maar omwille van tragische gevallen die ons bekend zijn. Grootschalig rechterlijk gerommel, gebroddel en geblunder ondergraaft de rechtsstaat (= staat die de rechten van de burgers handhaaft) en brengt ronduit gigantische schade toe: zeer vele burgers zijn en worden psychisch zowel als materieel zwaar beschadigd. In de regel zal men van die ellende weinig horen; van mensen die financieel kapotgemaakt zijn, van wie het huwelijk op de fles is gegaan, van wie gezin, werk en loopbaan definitief vernield zijn, mensen die voor de rest van hun leven een trauma hebben; die simpel gezegd "de vernieling in zijn geholpen". Maar wij vinden het een SCHANDAAL, onze maatschappij onwaardig. Wij zijn ervan overtuigd dat zelfs al een eenvoudige kwantitatieve economische analyse zal aantonen dat voor een fractie van de maatschappelijke schadepost, enorme verbetering te realiseren valt. Het kernprobleem lijkt niet zozeer te liggen in de WET als zodanig, maar veeleer in de sjoemelwijze waarop de wet door juristen wordt toegepast en de wijze waarop daarmee de door de wetgever om goede redenen ingebouwde beheersprocedures, naar reëel effect gemeten, zijn en worden ontkracht. Als RECHT in onze maatschappij moet dienen als CEMENT tussen de STENEN, dan is het in Nederland zeer bepaald hóóg tijd dat er beter gemetseld gaat worden, door betrouwbare métselaars, ervaren beroepsmensen dan wel te verstaan en niet door leken en amateurs, door al dan niet zwartwerkende klusjesmannen, door Beunen de Haas of wat dies meer zij. Op basis van onze feitelijke, uitgebreid op harde gegevens gebaseerde en in dit rapport gepresenteerde ervaringen, menen wij te kunnen en helaas ook te moeten constateren dat de burger in Nederland er niet langer te goeder trouw van uit kan gaan, dat hij in rechterlijke procedures echte, competente, rechtvaardige, onpartijdige en onafhankelijke rechters tegenover zich zal vinden.
DEEL IVOVERWEGINGEN EN SUGGESTIES
"There is something rotten in the State of Denmark". Hamlet; Shakespeare Wij hebben geprobeerd eens van een lange afstand terug te kijken naar ons onderzoek en naar onze ontdekkingen. Hierna geven wij een schetsmatige totaalindruk in losse subjectieve bewoordingen. Dit moet gezien worden als slechts een verhaaltje met wellicht enige indicatieve en illustratieve waarde; de gebruikte woorden kan men niet op een (al dan niet juridisch) goudschaaltje wegen. Onze werkhypothese luidt: De rechterlijke macht is een gilde op drift; een gilde dat niet meer aan de leiband loopt van de maatschappij waaraan het wel eigen bestaansrecht ontleent. Misschien lijken onze overwegingen op het eerste gezicht wat vaag en hypothetisch, maar wij menen dat ons model behoorlijk consistent is en een alleszins redelijke voorspellende waarde heeft. Daarom verzoeken wij de lezer even mee te denken, de gedachtegangen te toetsen en pas daarna vast te stellen wat er van klopt. Wij zijn ervan overtuigd dat een ieder die ons verhaal in zich opneemt, zal zien welke soort actie nodig is.
In de oertijd had een ieder het recht in eigen hand. Ergens en ééns was er in de geschiedenis, en in principe betekent dat de groei van onze beschaving, dat mythische moment toen de inwoner 'regt en slegt' in handen legde van de rechter. De inwoner deed afstand van iets uiterst essentieels, maar daar stond tegenover de verwachting dat een systeem van de onafhankelijke en onpartijdige rechter beter en rechtvaardiger zou zijn. MAAR: het zal duidelijk zijn dat de daarbij aan de rechter toegekende verregaande privileges, slechts werden verleend omwille van die onafhankelijkheid en die onpartijdigheid van functioneren van de rechter in de maatschappij. Daarmee is dan ook meteen duidelijk, dat gebruik van zulke privileges voor andere zaken dan die onafhankelijkheid en onpartijdigheid, in de grond van de zaak verraad is aan het door de maatschappij gegeven mandaat en neerkomt op misbruik van de gegeven voorrechten. De feitelijke werkelijkheid ten aanzien van de rechterlijke macht blijkt verregaand en in negatieve zin af te wijken van het beeld dat ons als buitenstaanders voorgehouden wordt. De vanuit de maatschappij verleende privileges zijn en worden oneigenlijk gebruikt ten behoeve van eigen belang. In die zin is er, menen wij, individueel en collectief, sprake van misbruik van macht, van verraad aan de eigen ambtseed en van niet-integere rechters. Waar de rechter niet als eenling optreedt, maar ingebed is in het rechterlijk systeem, lijkt het ons dat gesproken kan worden van 'georganiseerde mismacht' op grote schaal.
De rechterlijke macht is ingebed in onze maatschappij en vormt daarvan een zeer belangrijk deel. Onze democratische maatschappij kent enkele 'constructieprincipes'. Zo is er het uitgangspunt dat er in een maatschappij tegenwerkende krachten zijn, die in voortdurend tegenspel, in constructief belangenconflict een positief dynamisch evenwicht tot stand brengen, (het principe van de countervailing powers). Een goed voorbeeld is daarvan de tegenstelling werknemers versus werkgevers. Een ander cruciaal voorbeeld van 'Check and Balance' is sinds Montesquieu de driedeling van de machten: de wetgevende (parlement), de uitvoerende (regering plus overheid) en de rechterlijke macht. Daarbij is de onderliggende gedachte dat deze drie onafhankelijk zijn en elkaar in evenwicht houden. Evident oogmerk is een gezonde niet-corrupte, zelfregulerende, dynamische en flexibele maatschappij. Wij krijgen de indruk dat er te veel verwevenheid van belangen voorkomt via nevenfuncties. Daarmee ontstaan gedeelde belangen en komt iedereen aan iedereen vastgeplakt te zitten: dit lijkt geleid te hebben tot een soort kauwgomcultuur, waarbij alles lekker vaag blijft en heldere, zuiver gemotiveerde beslissingen eerder uitzondering dan regel zijn. Het is onthutsend te zien hoe gemakkelijk de Tweede Kamer accepteert dat de regering haar zin doorzet dwars tegen een kamermeerderheid in; enkele voorbeelden zijn het rapport Van Traa, de HSL, vliegveld Beek. Men zou bijna gaan vragen: is de wetgevende macht tegenover de uitvoerende macht een papieren tijger geworden ? En hoe dan tegenover de rechterlijke macht ? Montesquieu heeft niet voor niets de drie machten gescheiden. Als men zou kiezen voor: "Weg met de kauwgomcultuur", dan ligt het voor de hand hoe men zou moeten handelen. Men zou dan kunnen stellen: laat iemand die werkzaam is in één van de drie machten:
In onze maatschappij heeft het bedrijfsleven in de laatste tien à vijftien jaar, als gevolg van moordende wereldwijde concurrentie en de noodzaak te overleven, massaal de diepe waarheid ontdekt van:
Het totaalbeeld:
Subklassen: rechters, advocatuur, notariaat, universiteit, overheid, bedrijf. Maar deze subklassen blijken niet geheel gescheiden hun eigen rol te spelen, zoals dat 'volgens het boekje' zou moeten. Vermenging treedt, in toenemende mate, op als de leden een functie mogen vervullen in een ander van de gilden. Het is onze indruk dat er sprake is van een te grote verwevenheid tussen al deze subgroepen en dat dit een uitgesproken uithollend effect heeft op de integriteit, normen en waarden. Excuserend en quasi-verklarend, wordt er dan vaak bezwerend gesproken in termen van kruisbestuiving, waarbij vergeten schijnt te worden dat kruisbestuiving ook kan leiden tot monsters! Economen is het bekend dat gilden leiden tot een verminderde nutsfunctie. In gewoon Nederlands: voor de maatschappelijke verspilling van deze gilden betaalt de burger. EN HOE ! Het komt ons voor dat de leden van de juridische kaste doordat zij niet, in tegenstelling tot het bedrijfsleven, blootstaan aan de druk van concurrentie en de daaruit geboren noodzaak als organisatie te overleven, de harde les gemist hebben die daaruit getrokken werd:
"Power corrupts. Absolute power corrupts absolutely" Kent u het kikker-effect ? Gooi een levende kikker in een pan met heet water en hij spring er meteen uit. Doe een kikker in een pan met koud water en zet die op het vuur. Dan komt de kikker niet op het idee om eruit te springen, maar legt hij wel het loodje. Als inwoners van dit spreekwoordelijke kikkerland, waar de kikker dan ook een beschermde diersoort is, moet dit ons toch wel aanspreken. Is het dan misschien zo dat wij er niet toe komen eruit te springen, omdat de verloedering zo sluipend gaat ? Van buitenaf krijgt men slechts met veel moeite een wazig zicht op het gebeuren binnen de rechterlijke macht. Die maakt de indruk van een in zich gesloten wereldje met een soort inteeltcultuurtje. De hoofdingang wordt zwaar bewaakt en weinigen komen langs die officiële weg binnen; en die hebben dan nog een lange zware weg te gaan. Maar de muren van het gebouw zijn lek; via in het duister verscholen achter- en zijdeurtjes komen op vrijwel onzichtbare manier juristen binnen van allerlei pluimage die, als zij goed genoeg bevonden zijn om te passen in het sfeertje, worden ingezet als rechter. Van buiten valt er door de dikke vestingmuren niets waar te nemen. Voorzover wij er in geslaagd zijn tegen de verdrukking in gegevens over de rechterlijke macht boven water te tillen, kunnen wij niet aan de indruk ontkomen dat, de goeden niet te na gesproken, er binnen dit gilde ruime mogelijkheden zijn en gebruikt worden om te regelen, te rommelen en te ritselen. Voorrechten zijn en worden gebruikt tot meerdere glorie en verdere afscherming van de eigen stand. Het lijkt bijkans analoog aan de dictatuur van het proletariaat: ook daar werd met vurige woorden beleden dat de missie de enkele burger (het proletariaat) betrof, maar werd de macht in de praktijk aangewend ten faveure van diegenen die juist het belang van die afwezige individuele burger zouden moeten dienen. Toegegeven: citeren uit 'Animal Farm' lijkt nog iets prematuur. De minister van Justitie zei: "Het gaat niet om de waarheid, maar om wat ik me herinner". Hier lijkt sprake te zijn van de variant: "Het gaat niet om de ware situatie binnen, maar om de schijn ervan buiten." Maar als mensen aan den lijve ondervinden, dat zij keihard afhankelijk gesteld zijn van iets dat zij niet kunnen, ja zelfs niet mógen zien, maar daarvan toch ernstige schade van (kunnen) ondervinden, dan voelen zij wel degelijk, dat men wordt gemanipuleerd en dat leidt dan tot existentiële onzekerheid en diep onbehagen. Daarover hoeft toch niemand zich te verbazen !?
Complexe systemen (biologisch, technisch, organisatorisch) hebben in de regel terugkoppelingen die het gedrag van het systeem als geheel binnen de 'regelgrenzen' houden. Als de terugkoppellussen binnen het systeem verbroken worden, dan blijft het gedrag van het systeem niet langer binnen de regelgrenzen die voorzien waren in het ontwerp. Het systeem gaat op drift, tot er een nieuwe begrenzing optreedt vanuit de buitenwereld. In gewoon Nederlands: tot de wal het schip keert. De wetgever bouwde in de wet diverse artikelen in om te garanderen dat het optreden van De Rechter 'binnen de grenzen' zou blijven, zodat de output van het systeem zou blijven overeenstemmen met de bedoeling. Die grenzen houden dan in onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Die begrenzingen berusten op waardeoordelen en normen van de wetgever. Als men regelingen die een reflectie zijn van in de maatschappij gevoelde normen en waarden (zoals vrijheid, gelijkheid, eerlijkheid en rechtvaardigheid) buiten werking stelt, dan is de diepe boodschap daarvan dat er geen normen meer van toepassing zijn. Dat heeft evident een zeer uithollend effect op het normbesef van individuen in de hele maatschappij. Zijn rechters zich wel voldoende bewust van dit effect van hun handelen ? Wij menen op grond van de feiten te kunnen en te moeten constateren dat de rechterlijke macht de op basis van het maatschappelijk mandaat gegeven voorrechten heeft benut om de facto ALLE beveiligingen buiten werking te stellen. De bewuste artikelen (maatregelen, tuchtrechtprocedures enz.) zijn in ons rapport uitgebreid aan de orde gekomen. Het hoeft dan toch niemand te verbazen dat het schip van zijn ankers geslagen is, en nu ronddobbert tot de wal het schip gaat keren. Toegegeven: 'op hol slaan' is een te sterke term; dat zou nog dynamiek en richting suggereren.
Gilden zijn niet meer van deze tijd. Zij werden dan wel formeel afgeschaft in 1798, maar wij krijgen de indruk dat er de facto nog steeds gilden bestaan. Het Gilden-syndroom; hoe werkt nu het 'spreekwoordelijke' Gilde ?? Om tot een Gilde te worden toegelaten, moet men door de altijd zware en exclusieve toelatingsprocedure, waarbij naast ambachtelijk kunnen vooral de vraag centraal staat of de kandidaat wel in de interne gildencultuur zal passen en daaraan zijn bijdrage zal gaan leveren. Slechts een uitverkoren enkeling is het gegeven om over de hoge drempel te mogen binnentreden. Wij hebben gezien dat ca.1/3 van de echte rechters begonnen is als RAIO, maar dat via achter- en zijdeurtjes, juristen uit andere activiteiten, ook via toetsing door de genoemde toelatingscommissie op grote schaal worden binnengelaten. Zoveel dat er meer onechte dan echte rechters zijn ! Dit kan toch niet anders betekenen dan dat voor die commissie het niet zozeer gaat om kennis en/of competentie, maar veeleer om de vraag of de kandidaat de interne gildencultuur, met rituelen en al, zal accepteren, zal bevorderen en de belangen ervan zal nastreven. In gewoon Nederlands heet dit een inteeltcultuur. Ook die advocaten die goed genoeg bevonden worden voor het voorrecht ook rechter te mogen zijn, worden natuurlijk monddood gemaakt omdat ook zij zich dienen te conformeren aan de interne rechterlijke inteeltcultuur. Maar als men dan eenmaal 'binnen' is, dan is het nog wel even wennen. De nieuwe gildenbroeder moet zich de rituelen van het Gilde eigen maken; het zal enige tijd duren voor hij een waardige exponent daarvan is geworden en zich naar beste vermogen inzet voor de gildenbroeders en het Gilde. Maar er is natuurlijk ook de beloning van de 'nestwarmte' binnen een Gilde met een zo verheven taak in de maatschappij. En na enige tijd heeft men zich de interne cultuur eigen gemaakt en begint men te begrijpen dat er een 'fundamenteel verschil van onderscheid' is tussen die BINNEN zijn en die BUITEN zijn gebleven. Het WIJ / ZIJ verschijnsel slaat toe; zo gaat de nieuwe gildenbroeder in toenemende mate de voordelen, waaronder de 'nestwarmte', van het gilde op prijs stellen. En het verschil tussen WIJ en ZIJ wordt steeds groter, totdat het uitgroeit tot een existentieel verschil: "Het hemd is nader dan de rok" Het WIJ / ZIJ verschijnsel gaat gepaard met verdere vernauwing van de perceptie: men gaat over tot de fase van tunnelvisie; de gedachtewereld wordt gesloten. Verdere voortzetting van dit blikvernauwende fossiliseringsproces kan dan in ultima forma, in de terminale fase, leiden tot een denkraam als een bovenlichtje; met uitzicht op de hemel. Tegen die tijd durven díe 'daarbuiten' woorden in de mond te nemen zoals arrogant, hautain, eigengereid, inteeltcultuur, vooringenomenheid, maar die 'binnen' weten dat daarvan 'gewoon' niets waar is. WANT: díe daarbuiten is het niet gegeven te beschikken over de diepe inzichten van de unieke denkwereld van het Gilde. Immers: "de mens wikt, maar de rechter beschikt" Wij kunnen niet aan de indruk ontkomen dat het gildenvirus met alle ernstige symptomen reeds de uiterste top van ons rechterlijk stelsel heeft besmet.
Het zal duidelijk zijn dat de procedures die door de wetgever werden ingevoerd ter waarborging van het goed functioneren van de rechterlijke macht, buiten werking gesteld zijn. In het kader van een rechterlijke 'perestrojka' zouden die of dergelijke procedures het verdienen in ere hersteld te worden. Aanpassing lijkt dan WEL absoluut noodzakelijk ook in die zin dat directe betrokkenheid van niet-juristen geboden lijkt. Wij hebben aangetoond dat zelfbeheersing en zelfregulering van de rechterlijke macht in de praktijk niet werkt. Moet er dan niet een onafhankelijk klachtenbureau komen van (alleen) externen ? Er zijn vele indicaties dat het management binnen de rechterlijke macht uiterst zwak of zelfs helemaal niet functioneert. Invoering van moderne managementmethodieken gecombineerd met gerichte opleiding, ligt dan voor de hand.
Uit berichten die in de buitenwereld doordringen, komt een beeld naar voren van een kaste die met de blik nog gericht op de ganzenveer, de toekomst achterwaarts tegemoet schrijdt. Maar de Informatie Technologie heeft zoveel moois in petto ! Waarom geen elektronische expertsystemen om tot een eerste rechterlijke inschatting te komen ? De uniformiteit van rechtspraak zou hiermee gediend zijn. En continuïteit en consistentie van optreden zijn een wezenskenmerk van integriteit. Waarom niet op grote schaal het werkbesparende potentieel van de Informatie Technologie toepassen bij de verwerking van de enorme hoeveelheden papierwerk? Wordt het niet tijd voor een oriëntatie gericht op de fundamentele bedrijfsprocessen ?
Doorbreken van de cultuur van 'dichtgetimmerde toko' lijkt héél hard nodig. Leden van de rechterlijke macht zouden zich meer bewust moeten zijn/worden van hun fundamentele verantwoordelijkheid tegenover de burger. Naar het zich laat aanzien, ondervinden diegenen die behoren tot de klasse van de rechterlijke macht of daaraan (hoe dan ook) gelieerd zijn, voordelen vergeleken met mensen die daarbuiten vallen. Is dat in de kern van de zaak niet ronduit klassenjustitie ? Moet dat in die cultuur dan niet hoognodig veranderd worden ?
Het rechterlijke gilde heeft zich afgeschermd voor iedere kritische blik van buiten. In de USA zijn de gegevens van, in essentie alle, zaken en uitspraken in het hele land van achter een toetsenbord toegankelijk. Maar wij maken mee dat de minister van justitie overweegt de wet te veranderen om de toegankelijkheid van onze (zo openbare ?) rechtspraak af te schermen voor de onderzoekende blik van goedwillende, maar kritische burgers !! Zijn wij dan werkelijk nog zo'n oude echte democratie om trots op te zijn ? Zijn niet openheid en transparantheid voor informatie een goed kenmerk van een echt vitale moderne democratie ? Waarom kan niet ook hier een, voor iedereen toegankelijk, net gerealiseerd worden waarop alle gegevens over zaken en uitspraken beschikbaar zijn, daarbij inbegrepen alle relevante gegevens over het functioneren van rechters; hun levensloop, nevenfuncties, uitspraken enz. (natuurlijk niet informatie die betrekking heeft op de persoonlijke levenssfeer). Dit is niet utopisch; in de USA zijn dergelijke grootschalige systemen al sinds vele jaren in gebruik. In het licht van onze ervaringen lijkt het bijna een mathematische zekerheid dat dit alles van de zijde van individuele leden van de rechterlijke macht gigantische weerstand zal oproepen. Voor ieder gilde dat eigen macht voor eigen doeleinden gebruikt, is openheid de grootste bedreiging.
Een werkelijk integere rechter zal de ware wijsheid van zelfbeheersing kennen en begrijpen en accepteren dat, alhoewel misschien bij tijd en wijle ietwat onplezierig, met een transparante toetsing van eigen handelen en uitspraken het recht slechts gediend kan zijn. Immers: het nemen van verantwoordelijkheid voor eigen beslissingen en de consequenties daarvan is een wezenskenmerk van integriteit. Ons is de neiging niet vreemd te denken dat wij als mensen vrees en onzekerheid over eigen intellectuele vermogens, eigen functioneren en eigen plaats in het totaal, vooral kunnen wegduwen met macht. Psychologisch is honger naar macht natuurlijk heel vaak een uiting van diepe onzekerheid en angst. Decorum en rituelen zijn patente middelen om angst te bezweren. Maar angst waarvoor ? Angst door te mand te vallen als niet bovenmenselijk onfeilbaar rechter? In de opvatting van de VeB heeft de rechtzoekende burger het recht om, met naam en toenaam, te weten wie hij als rechters tegenover zich treft. In onze opvatting zou nieuwe wetgeving ertoe moeten leiden dat er een regeling tot stand komt waarbij absolute openheid betracht wordt ten aanzien van nevenfuncties en relaties met andere spelers uit het juridisch circuit en met de zakenwereld daarbuiten.
En hoe zit het nu met de hamvraag: de integriteit ? De vraagstelling "wat is integriteit" is zeer geschikt voor oeverloze discussie. En toch weten we eigenlijk best wel wat verstaan wordt onder integer optreden en een integer persoon. Eén benadering leidt tot een formulering die wij hier als toets kunnen gebruiken. Drie wezenskenmerken van integriteit zijn:
Laten we dit lijstje nu eens gebruiken als toetssteen. Kenmerk III omvat natuurlijk in het geval van de rechter, aspecten zoals onpartijdig optreden zonder onderscheid des persoons. Hier liggen vragen op de loer zoals: zal een rechter een lid van de rechterlijke macht precies net zo behandelen zoals ieder ander? Er is ruimschoots grond voor twijfel. Verder hebben wij onder meer zeer vele gevallen gemeld waarin de rechter die zich had dienen te verschonen, toch recht sprak met positief resultaat voor zekere partijen. Wij kunnen niet aan de indruk ontkomen dat al te vaak niet voldaan is aan criterium III. Kenmerk II. Ten aanzien van dit wezenskenmerk van integriteit falen de rechterlijke macht en de rechters jammerlijk. Pijnlijk duidelijk is dat rechters zich met alle middelen onttrekken aan het nemen van verantwoordelijkheid voor eigen beslissingen en het geven van duidelijkheid over eigen handelen (ook bijvoorbeeld nevenfuncties) en aan het afleggen van verantwoording, in welke vorm dan ook. Nog sterker: wij hebben al laten zien hoe rechters de eigen macht stelselmatig hebben gebruikt om zich waar maar mogelijk te onttrekken aan het afleggen van rekenschap vis-à-vis de maatschappij die hun bestaansgrond is. Naar onze mening falen de rechters op punt II verregaand. En kenmerk I ? Dit nu is pas écht een lastige vraag. Wij hebben al laten zien hoe de rechters kennelijk meer affiniteit voelen met andere leden van (de diverse subgilden) van de juridische kaste, dan met de burger. Ook hetgeen al te berde gebracht is over het Gilde (toelatingsbeleid, gesloten cultuur enz.) demonstreert dat de rechter vooral zijn loyaliteit plaatst binnen het gilde, c.q. binnen de juristenkaste. Gemeten aan kenmerk I hierboven komt hier de rechter naar voren als een zeer integer persoon in de zin van zijn eigen cultuur. Maar tegelijkertijd betekent dit dat het zich laat aanzien, dat de rechter juist NIET in de eerste plaats bewogen wordt door loyaliteit tegenover de maatschappij van burgers, zoals u en wij. Is dit dan in de kern van de zaak niet verraad aan het maatschappelijk mandaat waarop de rechter berust ? Toont dit dan niet de zo diepe kloof tussen de gildencultuur en de burger ? Is er dan nog iemand verbaasd over een communicatieprobleem en over onbehagen ? Wij menen dat wij hier meer dan volledig verantwoord hebben datgene wat wij in ons openingswoord stelden: "Zo is het onze overtuiging dat het slecht gesteld is met de Integriteit van de Rechterlijke Macht en dat daaraan een heleboel verbeterd kan en moet worden."
DE rechterlijke macht: EEN GILDE OP DRIFT. Sinds de Romeinen heeft men geworsteld met de zorgwekkende vraagstelling: wie bewaakt de bewakers? Maar wat nu te doen als de bewakers hun macht gebruiken om hun 'toko' dicht te timmeren door alle beveiligingsmechanismen uit te schakelen en daarmee fundamentele afspraken die gemaakt zijn met de maatschappij, aan te kant te schuiven ? Hoe kun je bewakers bewaken als die eigen macht gebruiken om te voorkomen dat ze nog bewaakt kunnen worden? Die bewakers hebben zich onttrokken aan iedere vorm van bewaking en hebben een nieuwe kaste van onaantastbaren gevormd. In onze ogen heeft de rechterlijke macht, individueel en collectief:
En dat alles omdat WIJ een onafhankelijk en onpartijdige rechter wilden en willen ! Laat er geen enkele twijfel over bestaan: natuurlijk willen ook wij dat de rechterlijke macht over zoveel voorrechten kan beschikken dat de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de Rechter gewaarborgd zal zijn. Zoveel macht: JA. Niet minder ! Maar waarom meer ? En waarom zóveel dat de rechterlijke macht de ruimte en vrijheid heeft gekregen en heeft benut om de wettelijke waarborgen te omzeilen en de facto zich boven de wet te plaatsen ten faveure van het gilde en de eigen gildenbroeders ? Wij menen dat dit véél en véél te ver gegaan is. Wij hopen dat degene die de feiten op zich heeft laten inwerken en die de ontwikkeling van de gedachtegangen van dit rapport in zich heeft opgenomen, nu een wit vel papier wil nemen om daarop uit te werken welke actie er volgens hem/haar moet worden genomen.
DEEL V
NAWOORD
Geachte Lezer !
Het zal u duidelijk zijn dat wij beoogd hebben de voor ons allen geldende vrijheid van meningsuiting te benutten om op basis van constateerbare feiten een aantal zorgwekkende zaken, die ons rechtssysteem betreffen aan de orde te stellen. In de kern van de zaak komt het aan op de wérkelijke integriteit van de individuele rechter. Wil de échte rechter opstaan ? Van harte hopen wij dat het lezen van dit rapport gestrekt heeft tot 'leeringh ende vermaeck', maar bovenal dat het ook ú gesterkt heeft in de overtuiging:
WAARVAN AKTE !
BIJLAGE A. VERSCHONING. Gevallen waarin rechters zich ten onrechte niet verschoonden.
1.Eén van de drie raadsheren van het Hof (meervoudige kamer) in Arnhem, Mr. J.H.M. Kerssemakers, verschoonde zich in 1990 niet als rechter in de door verzekeraar OHRA in Arnhem tegen Henk Rem aangespannen hoger beroepsprocedure en trad tóch als rechter op. De echtgenote van Mr. Kerssemakers, mevrouw Mr. E.M. Kerssemakers-Stoffels, was namelijk korte tijd daarvoor nog als advocate werkzaam bij het advocatenkantoor van OHRA, "Dirkzwager & Kroeskamp Advocaten", terwijl de advocaat van OHRA in deze procedure, Mr. R.Ph. Elzas, óók als advocaat werkzaam is bij hetzelfde advocatenkantoor van OHRA, "Dirkzwager & Kroeskamp Advocaten". Het Hof deed ten voordele van OHRA uitspraak, terwijl de Rechtbank in Arnhem daarvoor Henk Rem nog op alle punten in het gelijk stelde. 2/3. Dezelfde raadsheer, Mr. J.H.M. Kerssemakers, verschoonde zich in 1989 en in 1990 wederom niet als rechter, nú in twee hogerberoepprocedures die niet door verzekeraar OHRA maar tégen OHRA waren aangespannen, door tóch als rechter op te treden. Oók hier geldt wederom dat zijn echtgenote, mevrouw Mr. E.M. Kerssemakers-Stoffels, korte tijd daarvoor nog als advocate werkzaam was bij het advocatenkantoor van OHRA, "Dirkzwager & Kroeskamp Advocaten", terwijl de advocaat van OHRA in deze twee procedures, Mr. D. Knottenbelt, óók als advocaat werkzaam is bij hetzelfde advocatenkantoor van OHRA, "Dirkzwager & Kroeskamp". Ook in deze twee procedures deed het Hof ten voordele van OHRA uitspraak. Het betreft de procedures:
4. Eén van de drie raadsheren van het Hof (meervoudige kamer) in Arnhem, Vice-president Mr. A.H. Trijbits, verschoonde zich niet als rechter in een hoger beroepsprocedure, die tegen verzekeraar OHRA was aangespannen, door tóch als rechter op te treden. De advocate van OHRA was nú mevrouw Mr. M.C.J. Peters van wederom hetzelfde kantoor "Dirkzwager & Kroeskamp Advocaten", bij welk advocatenkantoor de zoon van de Vice-president als advocaat werkzaam was en nog is, te weten: Mr. I.M. Trijbits, en bij welk advocatenkantoor Vice-president Mr. A.H. Trijbits zelf óók als advocaat werkzaam was. Ook in deze procedure deed het Hof ten voordele van de cliënt van mevrouw Mr. Peters uitspraak. Het betreft de procedure: P.J. Lensen tegen OHRA; Uitspraak d.d. 10-07-90. 5. Eén van de drie raadsheren van het Hof (meervoudige kamer) in Arnhem, Mr. J.W.M. van der Grinten, verschoonde zich niet als rechter in een hoger beroepsprocedure, die tegen verzekeraar OHRA was aangespannen, door tóch als rechter op te treden. De advocaat van OHRA was nú Mr. D. Knottenbelt van wederom hetzelfde kantoor "Dirkzwager & Kroeskamp Advocaten", bij welk advocatenkantoor raadsheer Mr. Van der Grinten óók als advocaat werkzaam was. Mr. Van der Grinten en Mr. Knottenbelt zijn dus oud-ambtgenoten en oud-kantoorgenoten bij voormeld advocatenkantoor. Ook in deze procedure deed het Hof ten voordele van de cliënt van Mr. Knottenbelt uitspraak. Het betreft de procedure: M.B. van Boxtel tegen OHRA; Uitspraak d.d. 28-01-92.
Het valt ons (de onderzoekers) bijzonder op dat het Hof in Arnhem in alle ons bekend zijnde 8 hoger beroepsprocedures, waarbij verzekeraar OHRA N.V. in Arnhem één van beide partijen is, ten voordele van OHRA N.V. en in alle ons bekend zijnde 6 hoger beroepsprocedures, waarbij verzekeraar N.V. Victoria-Vesta in Ede één van beide partijen is, ten voordele van N.V. Victoria-Vesta uitspraak deed door het vonnis van de rechtbank te bekrachtigen dan wel te vernietigen. Zie óók hierna blz 65** e.v.: "Uitspraken ten voordele van de verzekeraar" Twee hoger beroepsprocedures tegen OHRA zijn op het laatste moment geroyeerd; te weten: "W. Ledel tegen OHRA" en "L. Gorter tegen OHRA" Opvallend is voorts dat 5 juristen van het advocatenkantoor "Dirkzwager & Kroeskamp" tevens raadsheer-plaatsvervangers bij het Gerechtshof in Arnhem zijn: Mrs. F.J. Boom, R.Ph. Elzas, mevrouw J.M.A. Feldhusen-Wagemakers, C.P. Aubel alsmede notaris Mr. H.M. Sasse.
Kantonrechter Mr. Van der Valk was namelijk destijds óók de advocaat van Primus Ouwelfabriek B.V. en van J. op den Velden B.V., maar dan in andere arbeidsprocedures.
Wij hebben geconstateerd dat kantonrechter Mr. J.J. van der Valk in alle ons bekend zijnde arbeidsprocedures tot 05-03-94 ten voordele van de Cliënt van Mr. G. de Leeuw uitspraak deed door de bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden dan wel een schadevergoeding aan zijn cliënt te verlenen. Het betreft de arbeidsprocedures:
Daarentegen deden de andere kantonrechters in Zaandam, te weten: Mr. J. van Andel, Mr. J.C. Smitshuijsen, alsmede Mr. F.M. Visser in een aantal arbeidsprocedures wel ten nadele van advocaat Mr. G. de Leeuw uitspraak. 15. Kantonrechter Mr. J.J. van der Valk heeft nog méér op zijn " geweten". Uit aantekeningen in zijn eigen procesdossier ontdekte Henk Rem dat dezelfde Mr. Van der Valk zich door dezelfde oud-kantoorgenoot en oud-ambtgenoot, Mr. G. de Leeuw, liet bewegen om in de arbeidsprocedure "Notaris Mr. N. Vanderveen tegen Henk Rem" aan de tegenpartij, Henk Rem, géén uitstel te verlenen en ook géén rekening te houden met de verhinderdata van de advocaat van Henk Rem, terwijl Mr. Van der Valk aan Mr. De Leeuw (zijn oud-kantoorgenoot en oud-ambtgenoot) wel uitstel verleende en wel rekening hield met zijn verhinderdata. Tegenpartij Rem had immers op terechte gronden uitstel gevraagd, doch géén uitstel gekregen. Kantonrechter Mr. Van der Valk heeft door géén uitstel aan tegenpartij Henk Rem te verlenen zich schuldig gemaakt aan schending van artikel 6. van het EVRM ( het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens ).
Volgens dit artikel heeft een ieder het Recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht EN te beschikken over de tijd en faciliteiten, die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging. Dit betekent dat Henk Rem wel recht had op uitstel.
1/7. Eén van de drie raadsheren van het Hof (meervoudige kamer) in Amsterdam, Mr. D.H.M. Peeperkorn, verschoonde zich niet als rechter in zeven hoger beroepsprocedures, waarin als advocaat van de ene partij steeds een oud-kantoorgenoot/oud-ambtgenoot optrad, door tóch als rechter op te treden. Het Hof deed in al deze procedures ten voordele van de oud-kantoorgenoot/oud-ambtgenoot van raadsheer Mr. Peeperkorn uitspraak. Mr. Peeperkorn en de Mrs. P. van der Nat, G.C. Endedijk, J.J. de Back en F.C. Samwel waren tot de benoeming op 25-05-92 van Mr. Peeperkorn tot raadsheer bij het Hof in Amsterdam als advocaat werkzaam bij het advocatenkantoor "Goudsmit & Branbergen" in Amsterdam. Mrs. Van der Nat, Endedijk, De Back en Samwel zijn dus oud-kantoorgenoten/oud-ambtgenoten van raadsheer Mr. Peeperkorn. Het betreft de onderstaande hoger beroepsprocedures:
De latere procedure, waarin Mr. Arisz advocaat was en Mr. Chorus en mevrouw Mr. Pieters-Boumans de twee raadsheren waren, is:
10. Twee van de drie raadsheren van het Hof (meervoudige kamer) in Amsterdam, Mr. W.A.M. van Schendel en mevrouw Mr. M.L. Westermann - van Rooyen, verschoonden zich niet als rechter in een hoger beroepsprocedure, waarin de advocaat van de ene partij wederom Mr. F.H.A. Arisz was, terwijl dezelfde Mr. Arisz in een andere hoger beroepsprocedure hiervoor met dezelfde twee raadsheren óók raadsheer was en dus géén advocaat, door tóch als rechter op te treden. De procedure, waarin Mrs. Van Schendel, Westermann-van Rooyen en Arisz de drie raadsheren waren, is:
De procedure, waarin Mr. Arisz advocaat was en Mrs. Van Schendel en Westermann-van Rooyen de raadsheren waren, is:
11. Eén van de drie raadsheren van het Hof (meervoudige kamer) in Amsterdam. Vice-president Mr. G.A. Walkate, verschoonde zich niet als rechter in een hogerberoepprocedure, waarin de advocaat van de ene partij wederom Mr. F.H.A. Arisz was, terwijl dezelfde Mr. Arisz in een andere hoger beroepsprocedure hiervoor met dezelfde raadsheer óók raadsheer was en dus géén advocaat, door tóch als rechter op te treden. De procedure, waarin Mrs. Walkate, Poell en Arisz de drie raadsheren waren, is:
12. Eén van de drie raadsheren van het Hof (meervoudige kamer) in Amsterdam, Mr. L. Frijda, verschoonde zich niet als rechter in een hoger beroepsprocedure, waarin de advocaat van de ene partij opnieuw Mr. F.H.A. Arisz was, terwijl Mr. Arisz in een andere hoger beroepsprocedure hiervoor met dezelfde raadsheer óók raadsheer was en dus géén advocaat, door tóch als rechter op te treden. De procedure, waarin Mrs. Sluijter, Frijda en Arisz de drie raadsheren waren, is:
Voor de goede orde dient óók vermeld te worden dat advocaat Mr. F.H.A. Arisz sinds 4 juli 1977 reeds raadsheer-plaatsvervanger bij hetzelfde Hof in Amsterdam is ! Mr. Arisz heeft immers vanaf 4 juli 1977 tot heden vele raadsheren zien komen en zien gaan bij het Hof in Amsterdam. Mr. Arisz is dan ook "kind aan huis" bij het Hof in Amsterdam en maakt hiervan ( mogelijk ) handig gebruik. 13. Eén van de drie raadsheren van het Hof (meervoudige kamer) in Amsterdam, Mr. D.H. Beukenhorst, verschoonde zich niet als rechter in een hoger beroepsprocedure door tóch als rechter op te treden. Mr. Beukenhorst heeft als één van zijn nevenfuncties dat hij lid is (plaatsvervangend voorzitter) van de Raad van Tucht van het NIVRA (Nederlands Instituut van Registeraccountants). Het betreft de procedure:
14. Eén van de drie raadsheren van het Hof (meervoudige kamer) in Amsterdam, Vice-president Mr. H.A.M. Aaftink, verschoonde zich niet als rechter in een hoger beroepsprocedure door tóch als rechter op te treden. Mr. Aaftink heeft als één van zijn nevenfuncties dat hij lid is (vice-voorzitter) van de Adviescommissie Voorwaarden en Tarieven van de Nederlandse Vereniging voor Makelaars N.V.M. Het betreft de procedure:
15. Eén van de drie raadsheren van het Hof (meervoudige kamer) in Amsterdam, mevrouw Mr. F.O. van Manen, verschoonde zich niet als rechter in een hoger beroepsprocedure, waarin als advocaat van de ene partij een oud-ambtgenoot / oud-kantoorgenoot, Mr. P.L.M. Hustinx, optrad, door tóch als rechter op te treden. Mevrouw Mr. Van Manen en Mr. Hustinx zijn tot de benoeming op 26-02-90 van mevrouw Mr. Van Manen tot raadsheer bij het Hof in Amsterdam als advocaat werkzaam geweest bij "Houthoff Advocaten" in Amsterdam. Het betreft de procedure:
16. Eén van de drie raadsheren van het Hof (meervoudige kamer) in Amsterdam, mevrouw Mr. F.O. van Manen, verschoonde zich wederom niet als rechter in een hoger beroepsprocedure, waarin als advocaat van de ene partij een oud-kantoorgenoot / oud-ambtgenoot, Mr. E.R.S.M. Marres, optrad, door tóch als rechter op te treden. Mevrouw Mr. Van Manen en Mr. Marres zijn tot de benoeming op 26-02-90 van mevrouw Mr. Van Manen tot raadsheer bij het Hof in Amsterdam als advocaat werkzaam geweest bij "Houthoff Advocaten" in Amsterdam. Het betreft de procedure:
De onderzoekers vinden dat vooral Vice-president Mr. J.H.F.J. Cremers van het Hof in Amsterdam in vele procedures zéér "verzekeraarsvriendelijk" uitspraak deed. In alle ons bekend zijnde hoger beroepsprocedures (26) deed Mr. Cremers ten voordele van diverse verzekeraars uitspraak door het vonnis van de rechtbank te bekrachtigen dan wel te vernietigen. Terwijl andere raadsheren bij het Hof in Amsterdam vele keren in andere hoger beroepsprocedures ten nadele van dezelfde verzekeraars uitspraak deden. Zie óók hierna blz. 71 en verder: "Uitspraken ten voordele van de verzekeraar".
1/2. Eén van de raadsheren van de Hoge Raad, Mr. W.E. Haak, verschoonde zich niet als rechter in twee cassatieprocedures. Mr. Haak heeft als één van zijn nevenfuncties dat hij lid is van de Raad van Toezicht op het Schadeverzekeringsbedrijf in Den Haag. Het betreft de procedures:
3/11. Eén van de raadsheren van de Hoge Raad, Mr. F.H.J. Mijnssen, verschoonde zich niet als rechter in negen cassatieprocedures. Mr. Mijnssen heeft als één van zijn nevenfuncties dat hij lid (voorzitter) is van de Raad van Toezicht op het Schadeverzekeringsbedrijf. Het betreft de procedures:
De Hoge Raad deed in al deze procedures ten voordele van de Verzekeraar uitspraak. Totaal drie raadsheren bij de Hoge Raad zijn lid van de Raad van Toezicht op het Schadeverzekeringsbedrijf, te weten; Mr. W.E. Haak, Mr. F.H.J. Mijnssen en Mr. R.Herrmann. Volgens de Raad van Toezicht op het Schadeverzekeringsbedrijf zijn de leden van de Raad van Toezicht geheel "onafhankelijk" van het Verzekeringsbedrijf. Door wie worden de leden van de Raad van Toezicht betaald ? Dat de leden geheel "onafhankelijk" (?) zijn, wil nog niet zeggen dat deze leden geheel "onpartijdig" zijn. Onafhankelijk is nog niet onpartijdig ! Hoe kunnen de leden van deze Raad van Toezicht geheel "onafhankelijk en onpartijdig" zijn wanneer volgens informatie de Raad van Toezicht op het Schadeverzekeringsbedrijf destijds in het leven is geroepen door de Verzekeraars en óók nog wordt gefinancierd (betaald) door alle Schadeverzekeraars, die zijn aangesloten bij het Verbond van Verzekeraars in Nederland? De leden van de Raad van Toezicht worden dus indirect betaald door de aangesloten Schadeverzekeraars. De leden van de Raad van Toezicht moeten een klacht tegen een Verzekeraar slechts toetsen aan het criterium of de betreffende Verzekeraar al dan niet heeft gehandeld in strijd met de goede naam van het Verzekeringsbedrijf. Ondanks het feit dat wij bij de Hoge Raad géén onderzoek mochten doen, hebben wij tóch bovenstaande constateringen kunnen doen aan de hand van de arresten (uitspraken) van de Hoge Raad, die betrekking hebben op procedures bij het Hof in Amsterdam. Dus slechts bij één Hof, terwijl er nog vier Gerechtshoven in Nederland zijn. De onderzoekers ontdekten deze arresten van de Hoge Raad tijdens het onderzoek bij het Hof in Amsterdam. Het enkele feit dat de onderzoekers bij de Hoge Raad géén onderzoek mogen doen rechtvaardigt dan ook het vermoeden bij de onderzoekers dat nog wel méér constateringen bij de Hoge Raad gedaan kunnen worden. Van de 30 ons bekend zijnde cassatieprocedures, waarbij de verzekeraar één van beide partijen was, deed de Hoge Raad in 27 procedures ten voordele van de verzekeraar uitspraak. Zie óók hieronder e.v.: "Uitspraken ten voordele van de verzekeraar". Voorts hebben de onderzoekers geconstateerd dat:
Het is alom bekend dat nevenfunctie(s zoals commissariaten goed betaalde functies zijn. UITSPRAKEN TEN VOORDELE VAN DE VERZEKERAAR. Locaties:
Het valt de onderzoekers bijzonder op dat Vice-president Mr. J.H.F.J. Cremers bij het Gerechtshof in Amsterdam in alle (26) bij hen bekend zijnde arresten, waarbij de verzekeraar één van beide partijen is, ten voordele van de verzekeraar uitspraak deed door het vonnis van de Rechtbank te bekrachtigen dan wel te vernietigen. Terwijl andere raadsheren bij het Hof in Amsterdam vele keren in andere hogerberoepprocedures wel ten nadele van dezelfde verzekeraars uitspraak deden. Het betreft de onderstaande arresten (uitspraken):
Het valt de onderzoekers op dat de Hoge Raad in 27 van de 30 bij hen bekend zijnde arresten, waarbij de verzekeraar één van de beide partijen is, ten voordele van de verzekeraar uitspraak deed door het arrest van het Hof in Amsterdam te bekrachtigen dan wel te vernietigen. Nogmaals: al deze arresten (uitspraken) van de Hoge Raad hebben alléén betrekking op procedures bij het Gerechtshof in Amsterdam en derhalve niet op procedures bij de overige vier Gerechtshoven. Het betreft de onderstaande arresten (uitspraken):
BIJLAGE B. Opsomming van de advocaten die Rechter-plaatsvervanger zijn of in eigen kantongerecht, of in eigen rechtbank of in eigen gerechtshof, of combinaties daarvan. ABELN, R.J.G. Advocaat Amsterdam Kantoor Abeln c.s. Rechter in eigen rechtbank Amsterdam
ADELMEIJER, J.L.H.M. Advocaat Heerlen Kantoor J.L.H.M.Adelmeijer Rechter in kantongerecht Sittard, in eigen arrondissement (rechtbank Maastricht) Raadsheer in eigen gerechtshof Den Bosch
AERTS, W. Advocaat Arnhem Kantoor Hekkelman, Terheggen & Rieter Raadsheer in eigen gerechtshof Arnhem AKKER, T. van den Advocaat Eindhoven Kantoor Boskamp & Willems Rechter in eigen gerechtshof Den Bosch ALBERS, O. Advocaat Amsterdam Kantoor Höcker, Rueb & Doeleman Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam AMENT, P.J.F. Advocaat Venlo Kantoor Meulenkamp, Ament & Van Haren Rechter in eigen kantongerecht Venlo APELDOORN, J.C. van Advocaat Amsterdam Kantoor Nauta Dutilh Rechter in eigen rechtbank Amsterdam ARISZ, F.H.A. Advocaat Amsterdam Kantoor Houthoff Raadsheer in eigen Hof Amsterdam ASSCHER, A.L. Advocaat Den Haag Kantoor Buruma Maris Rechter in eigen kantongerecht Den Haag ASSELBERGS, M.C.C.T.M. Advocaat Etten-Leur Kantoor Asselbergs & Klinkhamer Rechter in kantongerechten Bergen op Zoom en Breda, in eigen arrondissement (rechtbank Breda) Rechter in eigen kantongerecht Zevenbergen AUBEL, C.P. Advocaat Nijmegen Kantoor Dirkzwager Raadsheer in eigen gerechtshof Arnhem BAARS, J. van Advocaat Amsterdam Kantoor Smits Advocaten Rechter in eigen rechtbank Amsterdam BANNIER, F.A.W. Advocaat Amsterdam Kantoor Nauta Dutilh Rechter in eigen rechtbank Amsterdam Raadsheer in eigen gerechtshof Amsterdam BEELAERTS VAN BLOKLAND, A.W., Jhr. Advocaat Den Haag Kantoor Barents & Krans Rechter in eigen kantongerecht Den Haag BEETS, A.G. Advocaat Rotterdam Kantoor Van Anken Knappe Damstra Rechter in eigen rechtbank Rotterdam BEKER, A. Advocaat Rotterdam Kantoor Beker c.s. Advocaten Rechter in eigen kantongerecht Rotterdam BEKKERS, W.M.J. Advocaat Utrecht Kantoor Wijn & Stael Rechter in eigen kantongerecht Utrecht Rechter in eigen rechtbank Utrecht BELT, P.F.P. Advocaat Waalre Kantoor Van den Boomen Advocaten Rechter in eigen gerechtshof Den Bosch Rechter in eigen rechtbank Den Bosch BENDER, D.J. Advocaat Arnhem Kantoor Winters & Bosnac Rechter in eigen kantongerecht Arnhem BENNER, J.E. Advocaat Den Bosch Kantoor Holla & Van Dooren Rechter in eigen kantongerecht Den Bosch Rechter in eigen rechtbank Den Bosch BERCULO, J.R. Advocaat Utrecht Kantoor Advocaten Frisostraat Rechter in eigen kantongerecht Utrecht BERKUM, H. van Advocaat Venlo Kantoor Vlaminckx c.s. Rechter in eigen kantongerecht Venlo BERTRAMS, J.J. advocaat Utrecht Kantoor Wijn & Stael Rechter in eigen kantongerecht Utrecht Rechter in eigen rechtbank Utrecht BEUNEN, J.M.C. Advocaat Tilburg Kantoor Beunen, Leemans, De Bont & Hermes Rechter in eigen kantongerecht Tilburg BIGE, E. Advocaat Arnhem Kantoor Bax & Van Herpt Rechter in eigen rechtbank Arnhem BIJL, G.A. van der Advocaat Den Helder Kantoor Van der Bijl & Berts Rechter in eigen kantongerecht Den Helder Rechter in eigen rechtbank Alkmaar BIJVANCK, J.W. Advocaat Nijmegen Kantoor Bijvanck Advocaten Rechter in eigen kantongerecht Nijmegen Rechter in eigen rechtbank Arnhem Raadsheer in eigen gerechtshof Arnhem BILT, G.Th.C. van der Advocaat Eindhoven Kantoor Poelman, Denneman & Bruinsma Raadsheer in eigen gerechtshof Den Bosch Rechter in eigen rechtbank Den Bosch BITTER, J.B. Advocaat Zutphen Kantoor Nysingh Bitter & De Vries Robbé Rechter in kantongerecht Deventer, in eigen ressort (hof Arnhem) Rechter in eigen kantongerecht Zutphen Rechter in eigen rechtbank Zutphen BITTER, C.M. Advocaat Den Haag Kantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn Rechter in eigen echtbank Den Haag BODE-'T HART, J.C. Advocaat Middelburg Kantoor Van Ginneken, Schute & Haans Rechter in kantongerecht Zierikzee, in eigen arrondissement (rechtbank Middelburg) Rechter in eigen kantongerecht Middelburg BODIFÉE, H.J. Advocaat Rotterdam Kantoor Kernkamp Advocaten Rechter in eigen rechtbank in Rotterdam BOER, H.G.J. de Advocaat Amsterdam Kantoor Realengracht Rechter in eigen rechtbank in Amsterdam BOER, C.H.P. de Advocaat Alkmaar Kantoor Leesberg Rechter in eigen rechtbank in Alkmaar BOOM, F.J. Advocaat Arnhem Kantoor Dirkzwager 1969 Rechter in eigen rechtbank Arnhem Raadsheer in eigen Hof Arnhem BOSKAMP, C.J.A. Advocaat Eindhoven Kantoor Boskamp & Willems Rechter in eigen rechtbank Den Bosch BOTS, G.M. Advocaat Utrecht Kantoor Bots Van Ravenhorst Kantonrechter in eigen kantongerecht Utrecht BOUMA, H.T. Advocaat Den Haag Kantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn Rechter in eigen echtbank Den Haag BOUMAN, H.A. Advocaat Amsterdam Kantoor Trenité Van Doorne Raadsheer in eigen Hof Amsterdam BOUWENS, G.J.S. Advocaat Eindhoven Kantoor Holla & Van Dooren Rechter in eigen rechtbank Den Bosch BRANDSMA, H.C. Advocaat Apeldoorn Kantoor Nysingh Bitter & De Vries Robbé Rechter in eigen rechtbank Zutphen BREMER, T.R. Advocaat Amsterdam Kantoor Stibbe Simont Monahan Duhot Kantonrechter in eigen kantongerecht Amsterdam Raadsheer in eigen Hof Amsterdam BRENS, J.L. Advocaat Den Bosch Kantoor Holla & Van Dooren Rechter in eigen kantongerecht Den Bosch BRINK, M. Advocaat Utrecht Kantoor Derks. Star Busmann Rechter in eigen kantongerecht Utrecht Rechter in eigen rechtbank Utrecht BRINKMAN, C.H. Advocaat Middelburg Kantoor Adriaanse & Van der Weel Rechter in kantongerecht Zierikzee, in eigen arrondissement (rechtbank Middelburg) Rechter in eigen kantongerecht Middelburg Rechter in eigen rechtbank Middelburg BROEK, W.J.G.M. van den Advocaat Nijmegen Kantoor Van den Bosch & Van den Broek Rechter in eigen kantongerecht Nijmegen BROEKHUIJSEN, R.H. Advocaat Amsterdam Kantoor De Koning & Mulder Rechter in eigen rechtbank Amsterdam BROEKVELDT, L.P. Advocaat Amsterdam Kantoor Trenité Van Doorne Raadsheer buiten eigen ressort Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam BROERS, N.J.M. Advocaat Eindhoven Kantoor Prinsen Van der Putt Rechter in eigen rechtbank Den Bosch BROUWER, J.H. Advocaat Apeldoorn Kantoor Advocatencollektief Apeldoorn Rechter in eigen rechtbank Zutphen BRUGGEN, H.J.J.M. van der Advocaat Roermond Kantoor Van Boven & Van der Bruggen Rechter in eigen kantongerecht Roermond BRUIJN, P.P.J. de Advocaat Den Bosch Kantoor Van Leeuwen/Van der Eerden Rechter in eigen rechtbank Den Bosch BRUIN, H.G. Advocaat Zoetermeer Kantoor Bachrode 12 Rechter in kantongerecht Breda, buiten eigen ressort Rechter in kantongerecht Den Haag, in eigen arrondissement (echtbank Den Haag) Rechter in rechtbank Amsterdam, buiten eigen ressort Rechter in eigen kantongerecht Delft BRUlNSMA, J.J.M. Advocaat Tilburg Kantoor Poelman, Denneman & Bruinsma Rechter in eigen kantongerecht Tilburg Rechter in kantongerecht Bergen op Zoom, in eigen arrondissement Breda BUIJSROGGE, J.R.M. Advocaat Oisterwijk Kantoor J.R.M. Buijsrogge Rechter in eigen kantongerecht Tilburg CANTÉ, A.H. Advocaat Zwolle Kantoor Nysingh Bitter & De Vries Robbé Rechter in eigen kantongerecht Zwolle Raadsheer in eigen gerechtshof Arnhem CEHA-PRINS, D.M.C. Advocaat Leidschendam Kantoor Damlaan 9 Rechter in eigen kantongerecht Den Haag COENEN, W.C.M. Advocaat Maastricht Kantoor St. Jacobstr. 15 Rechter in eigen kantongerecht Maastricht COOLS, M.J. Advocaat Utrecht Kantoor Van Riet & Associees Rechter in eigen rechtbank Utrecht DAHMEN, P.E.C.M. Advocaat Maastricht Kantoor Duynstee Dahmen & Partners Rechter in eigen rechtbank Maastricht DAM, J.R. Advocaat Doetinchem Kantoor Bax & Van Herpt Rechter in eigen kantongerecht Terborg DEGENAAR, R.G. Advocaat Gorinchem Kantoor Jurrius, Groeskamp & Degenaar Rechter in eigen kantongerecht Gorinchem DETERINK, A.A.M. Advocaat Eindhoven Kantoor Banning, Van Kemenade & Holland Rechter in eigen gerechtshof Den Bosch Rechter in eigen rechtbank Den Bosch DIEKER, J.W. Advocaat Utrecht Kantoor Wijn & Stael Rechter in eigen kantongerecht Utrecht DIJK, H.P.C. van Advocaat Rotterdam Kantoor Nauta Dutilh Raadsheer in gerechtshof Den Bosch, buiten eigen ressort Rechter in eigen rechtbank Rotterdam DIJKMAN-REKERS, A.W.M Advocaat Berkhout Kantoor Burg. de Voslaan 18 Rechter in kantongerecht Alkmaar, in eigen arrondissement Alkmaar Rechter in eigen rechtbank Alkmaar DISSELKOEN, V. Advocaat Rotterdam Kantoor Trenité Van Doorne Rechter in kantongerecht Amsterdam, buiten eigen ressort Rechter in eigen kantongerecht Rotterdam DOELEMAN, H.F. Advocaat Amsterdam Kantoor Höcker, Rueb & Doeleman Rechter in eigen rechtbank Amsterdam Raadsheer in eigen gerechtshof Amsterdam DOMMERING, W. Advocaat Rotterdam Kantoor Nauta Dutilh Rechter in eigen kantongerecht Rotterdam DOMMERING, E.J., prof. Advocaat Den Haag Kantoor Buruma Maris Rechter in eigen echtbank Den Haag DORHOUT, M.P. Advocaat Groningen Kantoor Dorhout c.s. Advocaten Rechter in eigen kantongerecht Groningen DOUMA, T.J. Advocaat Haarlem Kantoor Pot Jonker Hoogendoorn Rechter in eigen kantongerecht Haarlem Rechter in eigen rechtbank Haarlem DRIES, J.C. van den, Mw. Advocaat Goes Kantoor Olie & De Jonge Rechter in kantongerecht Zierikzee, in eigen arrondissement (rechtbank Middelburg) Rechter in eigen kantongerecht Middelburg DRIJVER-VAN RIJCKEVORSEL, J.E.F.M. den, Mw., Jvr. Advocaat Den Haag Kantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn Rechter in eigen echtbank Den Haag DROOGE, T.J. van Advocaat Almelo Kantoor Jacobs Kranenburg Rechter in eigen kantongerecht Almelo DUIJNSTEE, J.T. Advocaat Den Haag Kantoor Duijnstee Van der Wilk Rechter in eigen echtbank Den Haag DUK, R.A.A. Advocaat Den Haag Kantoor De Brauw Blackstone Westbroek Rechter in eigen echtbank Den Haag DUN, P.L.J.M. van Advocaat Tilburg Kantoor Poelman, Denneman & Bruinsma Rechter in eigen rechtbank Breda DUREN, W.K. van Advocaat Leiden Kantoor De Ruyter de Wildt & De Vroom Rechter in eigen kantongerecht Leiden ECK, W.H. van Advocaat Groningen Kantoor Trip & De Goede Raadsheer in eigen gerechtshof Leeuwarden EERDEN, W.M.C. van der Advocaat Den Bosch Kantoor Van Leeuwen/Van der Eerden Rechter in eigen kantongerecht Den Bosch Raadsheer in eigen gerechtshof Den Bosch EIJKELESTAM, W.M. Advocaat Assen Kantoor Trip & De Goede Rechter in kantongerechten Emmen/Meppel, in eigen arrondissement (rechtbank Assen) Rechter in eigen kantongerecht Assen EKELMANS, J. Advocaat Den Haag / Amsterdam Kantoor Ekelmans & Meijer / Ekelmans Den Hollander Rechter in eigen kantongerecht Den Haag ELZAS, R.P. Advocaat Arnhem Kantoor Dirkzwager Rechter in eigen kantongerecht Arnhem Raadsheer in eigen gerechtshof Arnhem EMMERIG, H. Advocaat Den Bosch Kantoor Holla & Van Dooren Rechter in eigen rechtbank Den Bosch ENKELAAR, G.A.C. Advocaat Amsterdam Kantoor Nolen Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam Rechter in eigen rechtbank Amsterdam ENKELAAR, A.C. Advocaat Amsterdam Kantoor Froon Helmonds Rechter in eigen rechtbank Amsterdam ERKENS, J.H.M. Advocaat Den Bosch Kantoor Banning, Van Kemenade & Holland Rechter in eigen kantongerecht Den Bosch Raadsheer in eigen gerechtshof Den Bosch ES, J.J. van Advocaat Amsterdam Kantoor Houthoff Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam ESHUIS, P.J. Advocaat Doetinchem Kantoor Remmelink Rechter in eigen kantongerecht Terborg EVERS-EDERVEEN, A.M.S P. Advocaat Haarlem Kantoor Evers, Meijer & Thijssen Rechter in eigen rechtbank Haarlem FELDHUSEN-WAGEMAKERS, J.M.A., Mw. Advocaat Arnhem Kantoor Dirkzwager Raadsheer in eigen gerechtshof Arnhem FIEVEZ, A.W.H.M. Advocaat Deventer Kantoor A.W.A.M.Fievez c.s. Rechter in eigen kantongerecht Deventer FLIER, H.E.G. van der Advocaat Den Bosch Kantoor Van Leeuwen/Van der Eerden Raadsheer in eigen gerechtshof Den Bosch FRAANJE, A.J.J. Advocaat Dordrecht Kantoor Fraanje Advocaten Rechter in eigen rechtbank Dordrecht FRANSEN VAN DE PUTTE, A.S. Advocaat Amsterdam Kantoor Trenité Van Doorne Rechter in eigen rechtbank Amsterdam Raadsheer in eigen gerechtshof Amsterdam GAALMAN, A.A.B. Advocaat Breda Kantoor Van Wijmen Koedam Rechter in kantongerecht Tilburg, in eigen arrondissement (rechtbank Breda) Rechter in eigen rechtbank Breda GALAMA, C.F.E.P. Advocaat Terneuzen Kantoor Adriaanse & Van der Weel Rechter in eigen kantongerecht Terneuzen GARVELINK, H.K Advocaat Haarlem Kantoor Smithuijsen Vermeulen & Karskens Rechter in eigen kantongerecht Haarlem GEELKERKEN, J.G. Advocaat Leiden Kantoor Geelkerken & Linskens Rechter in eigen kantongerecht Leiden GEENSE, A.J.H. Advocaat Leeuwarden Kantoor Boonstra Rademakers Rechter in eigen rechtbank Leeuwarden GEERAEDTS, M.B.Ph. Advocaat Den Bosch Kantoor Bijleveld & Partners Rechter in eigen rechtbank Den Bosch GILHUIS, P.G. Advocaat Dordrecht Kantoor van der Steenhoven Kolle Gilhuis Rechter in eigen kantongerecht Dordrecht GLASZ, J.R. Advocaat Amsterdam Kantoor Trenité Van Doorne Rechter in eigen rechtbank Amsterdam GLAZENER, P. Advocaat Amsterdam Kantoor Loeff Claeys Verbeke Rechter in eigen rechtbank Amsterdam GOMPEN, P.M. Advocaat Den Haag Kantoor Ekelmans & Meijer Rechter in eigen kantongerecht Den Haag GROEN, H.A. Advocaat Den Haag Kantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn Rechter in eigen echtbank Den Haag GROENEN, J.J.C.M. Advocaat Boxtel Kantoor Bogaerts & Groenen Rechter in kantongerecht Den Bosch, in eigen arrondissement (rechtbank Den Bosch) Rechter in eigen rechtbank Den Bosch GROOT, H.J. de Advocaat Groningen Kantoor Dorhout c.s. Advocaten Rechter in eigen rechtbank Groningen HAAS, N.P.M. Advocaat Almelo Kantoor Kienhuis Plaggemars Rechter in eigen rechtbank Almelo HAASJES, R.J. Advocaat Gouda Kantoor Nieuwe Veerstal 7 Rechter in eigen kantongerecht Gouda HAM, J.P.M. van der Advocaat Den Bosch Kantoor Holla & Van Dooren Rechter in eigen kantongerecht Den Bosch Rechter in eigen rechtbank Den Bosch HAMMINGA, F. Advocaat Groningen Kantoor Trip & De Goede Rechter in kantongerechten Winschoten/Zuidbroek, in eigen arrondissement (rechtbank Groningen) Rechter in eigen kantongerecht Groningen Raadsheer in eigen gerechtshof Leeuwarden HASSEL, W.G. van Advocaat Rotterdam Kantoor Trenité Van Doorne Rechter in eigen rechtbank Rotterdam HEEMSKERK, F. Advocaat Den Haag Kantoor E.E. Minkjan Rechter in eigen echtbank Den Haag HEEMSKERK, E.N. Advocaat Leeuwarden Kantoor Heemskerk c.s. Advocaten Raadsheer in eigen gerechtshof Leeuwarden HEERES, J. Advocaat Amsterdam Kantoor Schut & Grosheide Rechter in eigen rechtbank Amsterdam HEIDINGA, P. Advocaat Haarlem Kantoor Pot Jonker Hoogendoorn Rechter in kantongerecht Zaandam, in eigen ressort (Hof Amsterdam) Rechter in eigen kantongerecht Haarlem Rechter in eigen rechtbank Haarlem HEIJDER, A., prof. Advocaat Amsterdam Kantoor Heijder Advocaten Rechter in eigen rechtbank Amsterdam Raadsheer in eigen gerechtshof Amsterdam HEL, J. van der Advocaat Enschede Kantoor De Jonge, Peters & Leppink Rechter in eigen kantongerecht Enschede Rechter in eigen rechtbank Almelo HELDEN, G.F.J. van der Advocaat Nijmegen Kantoor Hekkelman, Terheggen & Rieter Rechter in eigen kantongerecht Nijmegen HELSLOOT, A.N. Advocaat Haarlem Kantoor Linnaeuslaan Rechter in eigen kantongerecht Haarlem Rechter in eigen rechtbank Haarlem HEMMES, J.H. Advocaat Assen Kantoor Vos, Seidel & Plas Rechter in eigen rechtbank Assen HENKET, A.P.M. Advocaat Rotterdam Kantoor Anema & Greve Rechter in eigen kantongerecht Rotterdam HERIK, W. van den Advocaat Rotterdam Kantoor Van den Herik & Verhulst Rechter in kantongerecht Oud-Beijerland, in eigen ressort (hof Den Haag) Rechter in eigen kantongerecht Rotterdam HERMES, J.B.H.M. Advocaat Tilburg Kantoor Beunen, Leemans, De Bont & Hermes Rechter in eigen rechtbank Breda HERTOG, D. den Advocaat Den Haag Kantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn Rechter in eigen echtbank Den Haag HESSELINK, G.F.Th. Advocaat Utrecht Kantoor Derks. Star Busmann Rechter in eigen kantongerecht Utrecht Raadsheer in gerechtshof Arnhem, buiten eigen ressort HEUVEL, J.F.H. van den Advocaat Oisterwijk Kantoor Hoogstr. 21 Rechter in eigen kantongerecht Tilburg Raadsheer in eigen gerechtshof Den Bosch HIJMANS, N. Advocaat Almelo Kantoor Jacobs Kranenburg Rechter in eigen rechtbank Almelo HöHNER, J.O.M. Advocaat Tilburg Kantoor Quarles & Jurgens Advocaten Rechter in eigen rechtbank Breda HOLLANDER, L.J. den Advocaat Middelharnis Kantoor Den Hollander Advocaten Rechter in eigen kantongerecht Sommelsdijk Rechter in rechtbank Middelburg, in eigen ressort (hof Den Haag) HOLSBRINK, J.A. Advocaat Enschede Kantoor Kanen & Van der Sijs Rechter in eigen rechtbank Almelo HOMVELD, J.H. Advocaat Emmen Kantoor Homveld Oudman & Heuzeveldt Rechter in eigen kantongerecht Emmen HOOGENRAAD, J.G. Advocaat Rotterdam Kantoor Trenité Van Doorne Rechter in eigen kantongerecht Rotterdam HOOGERHUIJS, N. van't Advocaat Amsterdam Kantoor Goudsmit & Branbergen Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam HOOGVLIET, G.M.H. Advocaat Den Haag Kantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn Rechter in eigen echtbank Den Haag HOOYKAAS, M. Advocaat Rotterdam Kantoor Van Anken Knuppe Damstra Rechter in eigen kantongerecht Rotterdam Rechter in eigen rechtbank Rotterdam Raadsheer in eigen gerechtshof Den Haag HORST, J.P.M. van der Advocaat Nijmegen Kantoor Henry Dunantstraat 22 Rechter in eigen kantongerecht Nijmegen HOUTAKKERS, A.L.W.G. Advocaat Sittard Kantoor Heuts, Nijsten & Houtakkers Rechter in eigen kantongerecht Sittard HOUTEN, L.W. Advocaat Apeldoorn Kantoor Nysingh Bitter & De Vries Robbé Rechter in eigen kantongerecht Apeldoorn HOUTUM, W. van, mw. Advocaat Groningen Kantoor Yspeert & Van Houtum '72 Rechter in eigen kantongerecht Groningen Rechter in kantongerecht Winschoten, in eigen arrondissement (rechtbank Groningen) Rechter in kantongerecht Zuidbroek, in eigen arrondissement (rechtbank Groningen) Raadsheer in eigen gerechtshof Leeuwarden HOYNG, H.L. Advocaat Maastricht Kantoor Hoyng Advocaten Rechter in eigen kantongerecht Maastricht Rechter in eigen rechtbank Maastricht HULLEMAN, H.E.M. Advocaat Groningen Kantoor Trip & De Goede Rechter in eigen kantongerecht Groningen Rechter in kantongerechten Winschoten / Zuidbroek, in eigen ressort Raadsheer in eigen gerechtshof Leeuwarden HUVER, J.M.J. Advocaat Arnhem Kantoor Hekkelman, Terheggen & Rieter Rechter in eigen rechtbank Arnhem HUYDECOPER, J.L.R.A., Jhr. Advocaat Den Haag Kantoor De Brauw Blackstone Westbroek Raadsheer in eigen gerechtshof Den Haag JACOBS, A.P.M. Advocaat Breda Kantoor Rassers, Jacobs & Rechter in eigen rechtbank Breda JANSEN, H.G.T.J. Advocaat Den Haag Kantoor Barents & Krans Rechter in eigen echtbank Den Haag JEBBINK, I.M. Advocaat Utrecht Kantoor Wijn & Stael Rechter in eigen kantongerecht Utrecht JONGE, J.M. de Advocaat Goes Kantoor Olie & De Jonge '80 Rechter in eigen kantongerecht Middelburg Rechter in kantongerecht Zierikzee, in eigen arrondissement (rechtbank Middelburg) JOOSTEN, H.F.J. Advocaat Rotterdam Kantoor Loeff Claeys Verbeke Raadsheer in gerechtsHof Amsterdam, buiten eigen ressort Rechter in rechtbank Amsterdam, buiten eigen ressort Rechter in eigen rechtbank Rotterdam JURRIUS, H.J. Advocaat Gorinchem Kantoor Jurrius, Groeskamp & Degenaar Rechter in eigen kantongerecht Gorinchem Rechter in eigen rechtbank Dordrecht KALMTHOUT-DANIELS, G.C. van, mw. Advocaat Utrecht kantoor Advocaten Frisostraat '65 Rechter in eigen kantongerecht Utrecht Rechter in eigen rechtbank Utrecht KAM, W.A.G. van de Advocaat Boxmeer Kantoor Van de Kam Advocaten 74 Rechter in eigen kantongerecht Boxmeer KAMPHUISEN, T.P.W.M. Advocaat Breda Kantoor Houben Advocaten Rechter in eigen kantongerecht Breda Rechter in eigen rechtbank Breda Raadsheer in eigen gerechtshof Den Bosch KARSKENS, A.J.T. Advocaat Beverwijk Kantoor Smithuijsen Vermeulen & Karskens Rechter in eigen kantongerecht Haarlem KARSTEN, A.C.M., mw. Advocaat Amsterdam Kantoor Geerling Advocaten Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam KEMENADE, F.A. van Advocaat Eindhoven Kantoor Banning, Van Kemenade & Holland Rechter in eigen rechtbank Den Bosch KESTEREN, C.M.A. van, mw. Advocaat Utrecht Kantoor Strengers Advocaten Rechter in rechtbank Den Bosch, buiten eigen ressort Rechter in eigen kantongerecht Utrecht KETTING, L.J.M. Advocaat Deventer Kantoor De Jonge, Peters & Leppink Rechter in eigen kantongerecht Deventer Rechter in kantongerecht Zutphen, in eigen ressort KEULEN, B.F. Advocaat Utrecht Kantoor Van Benthem & Keulen Rechter in eigen rechtbank Utrecht KIST, J. Advocaat Rotterdam Kantoor Nauta Dutilh Rechter in eigen rechtbank Rotterdam KLASHORST, R. van de Advocaat Den Haag Kantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn Rechter in eigen kantongerecht Den Haag KLOMP, C.G. Advocaat Tiel Kantoor Bierman Advocaten Rechter in eigen kantongerecht Tiel KNEEPKENS, E.J.J.M. Advocaat Maastricht Kantoor Boels,Van Eijndhoven & Coenegracht Rechter in eigen rechtbank Maastricht KNIJFF, H.J.A. Kantoor De Brauw Blackstone Westbroek Rechter in eigen echtbank Den Haag KNIPSCHEER, J.W. Advocaat Amsterdam Kantoor Boekel De Nerée Rechter in eigen rechtbank Amsterdam KNOOP, S.W. Advocaat Zutphen Kantoor Nysingh Bitter & De Vries Robbé Rechter in kantongerecht Deventer, in eigen ressort Rechter in kantongerechten Groenlo en Apeldoorn, in eigen arrondissement Zutphen Rechter in eigen kantongerecht Zutphen Rechter in eigen rechtbank Zutphen KOLKERT, W.J. Advocaat Den Bosch Kantoor Van Leeuwen/Van der Eerden Rechter in eigen rechtbank Den Bosch KOPP, J.N. Advocaat Utrecht Kantoor Van Benthem & Keulen Rechter in eigen kantongerecht Utrecht KRANS, J.A. Advocaat Emmen Kantoor Homveld Oudman & Henzeveldt Rechter in eigen kantongerecht Emmen Raadsheer in gerechtshof Arnhem, buiten eigen ressort KREPEL, P. Advocaat Utrecht Kantoor Stadhouders Advocaten Rechter in eigen rechtbank Utrecht KUILE, B.H. ter, prof. Advocaat Den Haag Kantoor De Brauw Blackstone Westbroek Raadsheer in eigen gerechtshof Den Haag LAAGLAND, H.C.J. Advocaat Leeuwarden Kantoor Voorstreek 89 Raadsheer in eigen gerechtshof Leeuwarden LANGELER, J.W. Advocaat Rotterdam Kantoor Van Anken Knuppe Damstra Rechter in rechtbank Dordrecht, in eigen ressort (hof Den Haag) Rechter in eigen rechtbank Rotterdam LEEUW, M. de, mw. Advocaat Den Haag Kantoor De Brauw Blackstone Westbroek Rechter in eigen echtbank Den Haag LENGLET, J.E. Advocaat Den Bosch Kantoor Van Leeuwen/Van der Eerden Rechter in eigen kantongerecht Den Bosch LEUVEN, C.A.R.M. Advocaat Breda Kantoor Janse, Gerritse & Mannaerts c.s. Rechter in eigen kantongerecht Breda Rechter in eigen rechtbank Breda LIESHOUT-SEGERS, M.E.J. van, mw. Advocaat Alkmaar Kantoor Verdistr. 34 Rechter in eigen rechtbank Alkmaar LIESKER, C.P. Advocaat Eindhoven Kantoor Banning, Van Kemenade & Holland Rechter in eigen rechtbank Den Bosch LOORBACH, J.D. Advocaat Rotterdam Kantoor Nauta Dutilh Rechter in eigen kantongerecht Rotterdam LOS-VLASMAN, C.M.T. Advocaat Naarden Kantoor Los Advocaten Rechter in eigen rechtbank Amsterdam LOUWERS, P.H. Advocaat Den Bosch Kantoor Van Leeuwen/Van der Eerden Rechter in eigen rechtbank Den Bosch LUCHTMAN, L.J.M. Advocaat Breda Kantoor Ruijgrok, Van Iersel & Luchtman Rechter in eigen kantongerecht Breda Rechter in eigen rechtbank Breda Raadsheer in eigen gerechtshof Den Bosch MANNAERTS, G.J.M. Advocaat Tilburg Kantoor Janse, Gerritse & Mannaerts c.s. Rechter in eigen kantongerecht Tilburg Rechter in eigen rechtbank Breda Raadsheer in eigen gerechtshof Den Bosch MARK, R.P.F. van der Advocaat Utrecht Kantoor Kramer, Bijkerk & Steenberghe Rechter in eigen kantongerecht Utrecht MAZEL, P.E. Advocaat Leeuwarden Kantoor Trip & De Goede Raadsheer in eigen gerechtshof Leeuwarden MEEL, J.G.M. van Advocaat Alkmaar Kantoor Schenkeveld & Sluis Advocaten Rechter in eigen kantongerecht Alkmaar MEER, A.K.M. van Advocaat Eindhoven Kantoor Holla & Van Dooren Rechter in eigen gerechtshof Den Bosch Rechter in kantongerecht Helmond, in eigen arrondissement (rechtbank Den Bosch) MEERS, H.M.S., mw. Advocaat Breda Kantoor Ruijgrok, Van Iersel & Luchtman Rechter in eigen rechtbank Breda MEETER, F. Advocaat Rotterdam Kantoor Loeff Claeys Verbeke Rechter in eigen kantongerecht Rotterdam Rechter in eigen rechtbank Rotterdam MEIJER, J.W. Advocaat Den Haag Kantoor Buruma Maris Raadsheer in eigen gerechtshof Den Haag MEIJER, F.N. Advocaat Den Haag Kantoor Ekelmans & Meijer Raadsheer in gerechtsHof Amsterdam, buiten eigen ressort Rechter in eigen echtbank Den Haag MEULEMANS, E.W.M. Advocaat Zwolle Kantoor Nysingh Bitter & De Vries Robbé Rechter in eigen rechtbank Zwolle MEULENKAMP, W.J. Advocaat Venlo Kantoor Meulenkamp, Ament & Van Haren Rechter in eigen kantongerecht Venlo Raadsheer in eigen gerechtshof Den Bosch MILO, R.B. Advocaat Tilburg Breda Kantoor Poelman, Denneman & Bruinsma Rechter in eigen kantongerecht Breda MOL, M.P.C.A. Advocaat Den Bosch Kantoor Holla & Van Dooren Raadsheer in eigen gerechtshof Den Bosch MOLEN, R. van der Advocaat Assen Kantoor Van der Molen Rechter in eigen rechtbank Assen Raadsheer in eigen gerechtshof Leeuwarden MOLKENBOER, V.W.A.M. Advocaat Oss Kantoor V.W.A.M. Molkenboer Rechter in eigen kantongerecht Den Bosch MOLS, G.P.M.F. Advocaat Maastricht Kantoor Tripels Advocaten Rechter in eigen rechtbank Maastricht MOOR, R.R.M. de Advocaat Eindhoven Kantoor Poelman, Denneman & Bruinsma Rechter in eigen rechtbank Den Bosch MOSLER, G. Advocaat Amsterdam Kantoor Stibbe Simont Monahan Duhot Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam MOUT, C.C. Advocaat Amsterdam Kantoor Nauta Dutilh Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam Raadsheer in eigen gerechtsHof Amsterdam MOUT-BOUWMAN, E.A., mw. Advocaat Amsterdam Kantoor Nauta Dutilh Rechter in eigen rechtbank Amsterdam MULDER, B.W. Advocaat Amsterdam Kantoor De Koning & Mulder Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam MUNNICHS, S.A.J.M. Advocaat Eindhoven Kantoor Prinsen Van der Putt Rechter in eigen rechtbank Den Bosch NAT, P. van der Advocaat Amsterdam Kantoor Goudsmit & Branbergen Rechter in eigen rechtbank Amsterdam NEVELSTEIN, P.J. Advocaat Heerlen Kantoor J.L.H.M. Adelmeijer Rechter in kantongerecht Maastricht, in eigen arrondissement (rechtbank Maastricht) Rechter in eigen rechtbank Maastricht NlSPEN TOT SEVENAER, O.J.L. van, Jhr Advocaat Dordrecht Kantoor Ten Holter Van Nispen Hoogenboom Rechter in eigen kantongerecht Dordrecht Rechter in eigen rechtbank Dordrecht NOORDIJK, G.D. Advocaat Den Bosch Kantoor Van Leeuwen/Van der Eerden Rechter in eigen kantongerecht Den Bosch Raadsheer in eigen gerechtshof Den Bosch OBERMAN, F.M. Advocaat Haarlem Kantoor Pot Jonker Hoogendoorn Rechter in eigen kantongerecht Haarlem OLDENBORGH, J.W.D. van Advocaat Rotterdam Kantoor Loeff Claeys Verbeke Raadsheer in eigen gerechtshof Den Haag OLGERS, G.H. Advocaat Utrecht Kantoor Van Benthem & Keulen Rechter in eigen kantongerecht Utrecht OOSTEN, R.J. van Advocaat Den Haag Kantoor Trenité Van Doorne Raadsheer in eigen gerechtshof Den Haag OPHOF, H.P.J. Advocaat Rotterdam Kantoor Nauta Dutilh Rechter in eigen rechtbank Rotterdam OPIJNEN, B. van Advocaat Schiedam Kantoor Baars & Van Opijnen Rechter in eigen kantongerecht Schiedam ORTIJE, M.L.J.P. Advocaat Kerkrade Kantoor M.L.J.P. l'Ortye Rechter in eigen kantongerecht Heerlen OVEN, K.G.W. van Advocaat Den Haag Kantoor Scheer & Sanders Rechter in eigen echtbank Den Haag OVEREEM, R. Advocaat Den Haag Kantoor Ekelmans & Meijer Rechter in eigen echtbank Den Haag OZINGA, J. Advocaat Utrecht Kantoor Schorer & Stox Rechter in eigen kantongerecht Utrecht PARKINS-DE VIN, M.G.J. Advocaat Den Haag Kantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn Rechter in eigen echtbank Den Haag PASMAN, H. Advocaat Utrecht Kantoor Wijn & Stael Rechter in eigen rechtbank Utrecht PAULUSSEN, C.M.E.M. Advocaat Maastricht Kantoor Paulussen Rechter in eigen kantongerecht Maastricht Rechter in eigen rechtbank Maastricht PEETERS, C.M.J. Advocaat Oosterhout Kantoor Rijppaert & Peeters Rechter in eigen rechtbank Breda PERQUIN, F.J. Advocaat Nijmegen Kantoor Dirkzwager Rechter in eigen kantongerecht Nijmegen PESKI, M.A. van Advocaat Rotterdam Kantoor Nauta Dutilh Rechter in eigen rechtbank Rotterdam PESSERS, L.C.A.M. Advocaat Eindhoven Kantoor Pessers Rechter in kantongerecht Helmond, in eigen arrondissement rechtbank Den Bosch Rechter in eigen rechtbank Den Bosch PFEIL, A.J.L.J. Advocaat Maastricht Kantoor Van der Reijden,Pfeil & Van der Heijden Rechter in eigen rechtbank Maastricht PLANTENGA, J. Advocaat Amsterdam Kantoor Geerling Advocaten Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam PLAS, T.S. Advocaat Groningen Kantoor Vos, Seidel & Plas Rechter in eigen rechtbank Groningen Raadsheer in eigen gerechtshof Leeuwarden PLOCHG, P.C. Advocaat Arnhem Kantoor De Kempenaer Advocaten Rechter in eigen kantongerecht Arnhem POELMAN, A.J.M. Advocaat Tilburg Kantoor Poelman, Denneman & Bruinsma Rechter in eigen kantongerecht Breda PON, H. du Advocaat Utrecht Kantoor Derks. Star Busmann Rechter in kantongerechten Haarlem en Zaandam, Rechter in eigen ressort (Hof Amsterdam) Rechter in kantongerecht Amersfoort, in eigen arrondissement (rechtbank Utrecht) Rechter in eigen rechtbank Utrecht POST, R.H.L. Advocaat Amsterdam Kantoor' Houthoff Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam PRAAG SIGAAR, J.I. van Advocaat Amsterdam Kantoor Boekel De Nerée Rechter in eigen rechtbank Amsterdam PRISSE, W.L.F. Advocaat Zutphen Kantoor De Jonge,Peters & Leppink Rechter in eigen rechtbank Zutphen PUTT, H.J.M. van der Advocaat Eindhoven Kantoor Prinsen Van der Putt Rechter in eigen rechtbank Den Bosch PUTTELAAR, C.L. van den, mw. Advocaat Rotterdam Kantoor Wybenga van den Puttelaar Raadsheer in eigen gerechtshof Den Haag QUANT, L.H.A.J.M. Advocaat Utrecht Kantoor Derks. Star Busmann Rechter in eigen kantongerecht Utrecht Rechter in eigen rechtbank Utrecht RECHTER, E.N.J.H. de Advocaat Hulst Kantoor De Rechter Rechter in eigen kantongerecht Terneuzen REINDS, W. Advocaat Etten Kantoor Zeddamseweg 30 Rechter in eigen kantongerecht Terborg RENTEMA, E.D. Advocaat Dordrecht Kantoor Van Anken Knuppe Damstra Rechter in kantongerecht Rotterdam, in eigen ressort (hof Den Haag) Rechter in eigen kantongerecht Dordrecht RIET, A.J.M. van Advocaat Utrecht Kantoor Van Riet & Associees Rechter in eigen kantongerecht Utrecht RIVE, P.F.J. Advocaat Utrecht Kantoor Derks. Star Busmann Rechter in eigen kantongerecht Utrecht ROLLINGSWIER, P. Advocaat Groningen Kantoor Rollingswier Advocaten Rechter in eigen rechtbank Groningen ROMIJN, B.C. Advocaat Haarlem Kantoor Smithuijsen Vermeulen & Karskens Rechter in kantongerecht Zaandam, in eigen arrondissement (rechtbank Haarlem) Rechter in rechtbank Alkmaar, in eigen ressort (Hof Amsterdam) Rechter in eigen kantongerecht Haarlem RUEB, A.S. Advocaat Amsterdam Kantoor Hocker, Rueb & Doeleman Rechter in kantongerecht Zaandam, in eigen ressort (Hof Amsterdam) Rechter in eigen rechtbank Amsterdam RUIJTER, H.J. de Advocaat Assen Kantoor Trip & De Goede Rechter in eigen kantongerecht Assen Rechter in eigen rechtbank Assen SALOMONSON, F. Advocaat Amsterdam Kantoor Boekel De Nerée Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam SAMKALDEN, R. Advocaat Amsterdam Kantoor Stibbe Simont Monahan Duhot Rechter in eigen rechtbank Amsterdam SAMSON, C.B.J.M. Advocaat Arnhem Kantoor Winters & Bosnak Rechter in eigen rechtbank Arnhem SAVELSBERGH, R.C.A. Advocaat Roosendaal Kantoor Verhaart Savelsbergh Boere c.s. Rechter in eigen rechtbank Breda SCHAIK, F. van Advocaat Berkel en Rodenrijs Kantoor Gruis & Van Schaik Rechter in eigen kantongerecht Rotterdam SCHAKENRAAD, G.J.L.F.M. Advocaat Eindhoven Kantoor Advocaten Tramstraat Rechter in eigen gerechtshof Den Bosch SCHAMHARDT, J.M. Advocaat Amsterdam Kantoor Hardenberg & Heuzeveldt Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam Rechter in eigen rechtbank Amsterdam SCHANS, E. van der Advocaat Amsterdam Kantoor Houthoff Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam Rechter in eigen rechtbank Amsterdam SCHELLART, A.F.A.M. Advocaat Utrecht Kantoor Advocaten Bosselaar Rechter in eigen kantongerecht Utrecht SCHELTEMA, W.P. Advocaat Amsterdam Kantoor Clifford Chance Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam Rechter in eigen rechtbank Amsterdam SCHEPEL, J. Advocaat Rotterdam Kantoor Trenité Van Doorne Raadsheer in eigen gerechtshof den Haag SCHERPENZEEL, M.B.J.L. van, Mw. Advocaat Den Haag Kantoor Stevens Thunnissen Vos Rechter in eigen kantongerecht Den Haag SCHIEVEEN, D.P.E.P. van Advocaat Amersfoort Kantoor Van Walsem, Van Schieveen & Bouw Rechter in eigen kantongerecht Amersfoort SCHNITZLER, J.F.C. Advocaat Eersel Kantoor Rompen & Schaeken Rechter in eigen rechtbank Den Bosch SCHOOLMEESTERS, W.A.M.J. Advocaat Roermond Kantoor Winters Advocaten Rechter in eigen kantongerecht Roermond SCHOONDERBEEK, J.R.A. Advocaat Utrecht Kantoor Derks. Star Busmann Rechter in eigen rechtbank Utrecht SCHOUTEN, J.P. Advocaat Breda Kantoor Van Wijmen & Koedam Rechter in eigen kantongerecht Breda SCHREUDER, J.C. Advocaat Amsterdam Kantoor Houthoff Rechter in eigen rechtbank Amsterdam SCHUTZ, S.F. Advocaat Amsterdam Kantoor Nauta Dutilh Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam SCHUURMAN, M.A.J.N., Mw. Advocaat Alkmaar Kantoor Schenkeveld & Sluis Advocaten Rechter in eigen kantongerecht Alkmaar SEPERS, H.J. Advocaat Brielle Kantoor Sepers c.s. Rechter in kantongerecht Sommelsdijk, in eigen arrondissement Rotterdam Rechter in eigen kantongerecht Brielle SLOB-SCHUIT, K. Advocaat Drachten Kantoor Uithof 86 Rechter in kantongerecht Leeuwarden, in eigen arrondissement Leeuwarden Raadsheer in eigen gerechtshof Leeuwarden SLOT, A.J.M. Advocaat Alphen aan den Rijn Kantoor La Gro c.s. Rechter in kantongerecht Leiden, in eigen arrondissement (echtbank Den Haag) Rechter in eigen kantongerecht Alphen a/d Rijn SMIT, J.P. Advocaat Amsterdam Kantoor Westhoff van den Brom Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam SMITS, L.J.D. Advocaat Breda Kantoor Rassers, Jacobs & Rechter in eigen kantongerecht Breda Raadsheer in eigen gerechtshof Den Bosch SOERLAND, G.B. van Advocaat Heerlen Kantoor Thuis & Partners Rechter in eigen kantongerecht Heerlen SPREY, E.G. Advocaat Leiden Kantoor Plantage 12 Rechter in eigen kantongerecht Leiden SPRONKEN, T.N.B.M. Advocaat Maastricht Kantoor Advocatenpraktijk Rijksuniversiteit Limburg Rechter in eigen rechtbank Maastricht STEEN, P.J. van Advocaat Hoogeveen Kantoor Van Steen & Pronk Rechter in kantongerecht Assen, in eigen arrondissement (rechtbank Assen) Rechter in eigen rechtbank Assen TEENBERGHE, M.P.M. Advocaat Utrecht Kantoor Kramer, Bijkerk & Steenberghe Rechter in eigen kantongerecht Utrecht Rechter in eigen rechtbank Utrecht STEMPVOORT, J.P. van Advocaat Groningen Kantoor Vos, Seidel & Plas Raadsheer in eigen gerechtshof Leeuwarden STEVELMANS, H.P.M. Advocaat Nuth Kantoor H.P.M. Stevelmans Rechter in eigen kantongerecht Heerlen STRENGERS, F.M.P.M. Advocaat Utrecht Kantoor Strengers Advocaten Rechter in eigen kantongerecht Utrecht TAEKEMA, W. Advocaat Den Haag Kantoor De Brauw Blackstone Westbroek Rechter in eigen kantongerecht Den Haag TEEUWEN, E.P.C.M. Advocaat Maastricht Kantoor Paulussen Rechter in eigen rechtbank Maastricht TEEUWISSEN, J.G. Advocaat Zwolle Kantoor Nysingh Bitter & De Vries Robbé Rechter in eigen rechtbank Zwolle Rechter in eigen gerechtshof Arnhem THEUNISSEN, R.G.A.M. Advocaat Eindhoven Kantoor Boskamp & Willems Rechter in eigen gerechtshof Den Bosch Rechter in eigen rechtbank Den Bosch THUIS, F.M.H. Advocaat Heerlen Kantoor Thuis & Partners Rechter in eigen kantongerecht Heerlen TILBURG, A.M. van Advocaat Vught Kantoor A.M. van Tilburg Rechter in eigen kantongerecht Den Bosch TRAP, J.J. Advocaat Amsterdam Kantoor Stibbe Simont Monahan Duhot Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam TRIPELS, D.F.G.A. Advocaat Maastricht Kantoor Tripels Advocaten Rechter in eigen kantongerecht Maastricht TROOST, A.C.F. Advocaat Groningen Kantoor Overes Advocaten Rechter in kantongerechten Winschoten en Zuidbroek, in eigen arrondissement (rechtbank Groningen) Rechter in eigen kantongerecht Groningen UDO, F.W. Advocaat Heerlen Kantoor J.L.H.M. Adelmeijer Rechter in eigen kantongerecht Heerlen Rechter in eigen rechtbank Maastricht UNIKEN VENEMA, H.A.E. Advocaat Den Haag Kantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn Rechter in eigen echtbank Den Haag UTERMARK, H.P. Advocaat Den Haag Kantoor De Brauw Blackstone Westbroek Rechter in eigen echtbank Den Haag Raadsheer in eigen gerechtshof Den Haag VEEN, T.J. van Advocaat Ede / Barneveld Kantoor Van Veen Advocaten Rechter in eigen kantongerecht Wageningen VEHMEIJER, E.R.M. Advocaat Amsterdam Kantoor Trenité Van Doorne Rechter in eigen rechtbank Amsterdam VEN, J.A. van de Advocaat Rotterdam Kantoor Nauta Dutilh Rechter in eigen kantongerecht Rotterdam Raadsheer in eigen gerechtshof Den Haag VEN, G.A.M.T. van der Advocaat Roosendaal Kantoor Brekelmans & Van der Ven Rechter in eigen kantongerecht Bergen op Zoom VERBUNT, R.P.G.L.M. Advocaat Utrecht Kantoor Derks. Star Busmann Rechter in eigen kantongerecht Utrecht Rechter in eigen rechtbank Utrecht VERHEGGEN-DE LOO, Y.M.T.L. Advocaat Den Bosch Kantoor Banning, Van Kemenade & Holland Rechter in eigen rechtbank Den Bosch VERMEULEN, F.M. Advocaat Utrecht Kantoor Derks. Star Busmann Rechter in eigen kantongerecht Utrecht Rechter in eigen rechtbank Utrecht VERMEULEN, E.D. Advocaat Den Haag Kantoor Scheer & Sanders Rechter in eigen kantongerecht Den Haag VERSCHUUR, G.J.W. Advocaat Oss Kantoor Verschuur & Van Dijk Rechter in eigen rechtbank Den Bosch VIJLBRIEF-VAN DER SCHAFT, J., Mw. Advocaat Rotterdam Kantoor Trenité Van Doorne Rechter in eigen kantongerecht Rotterdam VIJVER, R. van de Advocaat Amsterdam Kantoor Loeff Claeys Verbeke Raadsheer in eigen gerechtshof Amsterdam VILE, E.J.A. Advocaat Utrecht Kantoor Derks. Star Busmann Rechter in eigen kantongerecht Utrecht VINK, W. Advocaat Utrecht Kantoor Van Benthem & Keulen Rechter in eigen kantongerecht Utrecht VLIET, C.F.M. van Advocaat Delft Kantoor Timman, Van Vliet & Elshof Rechter in eigen kantongerecht Delft VONDEREN, P.F.J.M. van Advocaat Amersfoort Kantoor Van Riet & Associees Rechter in eigen kantongerecht Amersfoort VOOGD, R.P. Advocaat Rotterdam Kantoor Nauta Dutilh Rechter in rechtbank Dordrecht, in eigen ressort (hof Den Haag) Raadsheer in eigen gerechtshof Den Haag VRIES, A. de Advocaat Rotterdam Kantoor Trenité Van Doorne Rechter in eigen kantongerecht Rotterdam VROLIJK, H.E.M. Advocaat Rotterdam Kantoor Nauta Dutilh Rechter in eigen kantongerecht Rotterdam VROOME, J. de Advocaat Groningen Kantoor Dorhout c.s. Advocaten Rechter in eigen rechtbank Groningen WAARDENBURG, F. Advocaat Rotterdam Kantoor De Brauw Blackstone Westbroek Rechter in echtbank Den Haag, in eigen ressort (hof Den Haag) Rechter in eigen rechtbank Rotterdam Raadsheer in eigen gerechtshof Den Haag WAART, M.E. van Advocaat Bussum Kantoor Van Santbrink Van Waart Rechter in rechtbank Arnhem, buiten eigen ressort Rechter in eigen kantongerecht Hilversum WACHTER, F.M. Advocaat Den Haag Kantoor Wachter & Van Kessel Rechter in eigen kantongerecht Den Haag WAGEMAKERS, E.C.M Advocaat Breda Kantoor Nauta Dutilh Raadsheer in eigen gerechtshof Den Bosch WALLE, A.Th. de Advocaat Utrecht Kantoor Derks. Star Busmann Rechter in eigen kantongerecht Utrecht WERLE, J. Advocaat Leeuwarden Kantoor Trip & De Goede Rechter in kantongerecht Beetsterzwaag, in eigen arrondissement (rechtbank Leeuwarden) Rechter in eigen kantongerecht Leeuwarden WERSCH, F.L.J. van Advocaat Rotterdam Kantoor Trenité Van Doorne Rechter in rechtbank Arnhem, buiten eigen ressort Rechter in eigen kantongerecht Rotterdam Rechter in eigen rechtbank Rotterdam WETERING, W. van de Advocaat Enschede Kantoor Kienhuis Plaggemars Rechter in eigen kantongerecht Enschede WIARDA, W.D.T.D. Advocaat Amsterdam Kantoor Nauta Dutilh Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam WIARDA, H.S. Advocaat Utrecht Kantoor Van Benthem & Keulen Rechter in eigen kantongerecht Utrecht Rechter in eigen rechtbank Utrecht WIEL, H. van der Advocaat Rotterdam Kantoor Van Dunne & Van der Wiel Rechter in eigen rechtbank Rotterdam WIERSMA, E.D. Advocaat Den Haag Kantoor De Brauw Blackstone Westbroek Rechter in eigen echtbank Den Haag WIJKERSLOOTH DE WEERDESTEYN, J.L. de, Jhr. Advocaat Den Haag Kantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn Rechter in rechtbank Breda, buiten eigen ressort Raadsheer in eigen gerechtshof Den Haag WIJMEN, P.C.E. van Advocaat Breda Kantoor van Wijmen & Koedam Rechter in eigen kantongerecht Breda Rechter in eigen rechtbank Breda Raadsheer in eigen gerechtshof Den Bosch WILDT, A.J.L.M. van der Advocaat Amsterdam Kantoor Hardenberg & Heuzeveldt Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam WILK, E.J. van der Advocaat Den Haag Kantoor Duijnstee Van der Wilk Rechter in eigen kantongerecht Den Haag WILLE, B.A. Advocaat Alphen aan den Rijn Kantoor Wille & Donker c.s. Rechter in kantongerecht Leiden, in eigen arrondissement (echtbank Den Haag) Rechter in eigen kantongerecht Alphen a/d Rijn WILLEMS, A.W.M. Advocaat Amsterdam Kantoor Noten Rechter in eigen rechtbank Amsterdam WILLEMS, A.W. Advocaat Eindhoven Kantoor Boskamp & Willems Rechter in eigen rechtbank Den Bosch WILLENBORG, A.H.M. Advocaat Amersfoort Kantoor Gnattostraat 1 Rechter in eigen kantongerecht Amersfoort WILLIGEN, W. van, Mw. Advocaat Amsterdam Kantoor Caron & Stevens Rechter in eigen kantongerecht Amsterdam WINKEL, W. Advocaat Drachten Kantoor Winkel & Smit Rechter in eigen kantongerecht Beetsterzwaag WINTERS, C.H.B. Advocaat Arnhem Kantoor Winters & Bosnak Raadsheer in eigen gerechtshof Arnhem WITT WIJNEN, O.L.O. de Advocaat Rotterdam Kantoor Nauta Dutilh Rechter in kantongerecht Gouda, in eigen ressort (hof Den Haag) Raadsheer in eigen gerechtshof Den Haag WOLGEN, H.F. Advocaat Groningen Kantoor Dorhout c.s. Advocaten Rechter in eigen rechtbank Groningen WUBS, B.D. Advocaat Den Haag Kantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn Rechter in eigen echtbank Den Haag ZEEUWEN, C.G. J. Advocaat Eindhoven Kantoor Zeeuwen & Van der Meeren Rechter in eigen gerechtshof Den Bosch ZEIJL, C.J.M. Advocaat Harderwijk Kantoor Van Zeijl Advocaten Rechter in eigen kantongerecht Harderwijk
BIJLAGE C. Advocaten/rechters. In volgorde van het aantal plaatsvervangend rechters, geleverd door hun advocatenkantoor. 27 Nauta Dutilh APELDOORN, J.C. van 15 De Brauw Blackstone Westbroek DUK, R.A.A. 15 Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn BlTTER, C.M. 14 Derks. Star Busmann ARDENNE-STACHIW, K.M. van 14 Trenité Van Doorne BERKVENS, J. 13 Nysingh Bitter & De Vries Robbé BITTER, J.B. 12 Stibbe Simont Monahan Duhot BAKKER, P.S. 08 Houthoff ARISZ, F.H.A. 08 Trip & De Goede ECK, W.H. van 07 Loeff Claeys Verbeke ADRIAANSENS, C.A., prof. 08 Poelman, Denneman & Bruinsma BILT, G.Th.C. van der 07 Van Leeuwen/Van der Eerden BRUIJN, P.P.J. de 07 Van Wijmen & Koedam ARTS, J.L.M. 07 Holla & Van Dooren BENNER, J.E. 06 Van Anken Knappe Damstra BEETS, A.G. 06 Dirkzwager AUBEL, C.P. 05 Banning, Van Kemenade & Holland DETERINK, A.A.M. 05 Vos, Seidel & Plas GANS, M.R. 05 Van Benthem & Keulen KEULEN, B.F. 05 De Jonge, Peters & Leppink GELElN VlTRINGA, W. van 05 Hekkelman, Terheggen & Rieter AERTS, W. 05 Wijn & Stael BEKKERS, W.M.J. 04 Kienhuis Plaggemars BOUMA, B.J.T. 04 Boekel De Nerée JONKER, M.E. 04 J.L.H.M. Adelmeijer NEVELSTEIN, P.J. 04 Smithuijsen Vermeulen & Karskens GARVELINK, H.K 04 Dorhout c.s. Advocaten VROOME, J. de 03 Duijnstee Van der Wilk DUIJNSTEE, J.T. 04 Janse, Gerritse & Mannaerts c.s. HOMMEL, F.J.G.M. 04 Pot Jonker Hoogendoorn DOUMA, T.J. 04 Ekelmans & Meijer EKELMANS, J. 04 Winters & Bosnac BENDER, D.J. 04 Boskamp & Willems AKKER, T. van den 03 Ruijgrok, Van Iersel & Luchtman LUCHTMAN, L.J.M. 03 Rassers, Jacobs & COTTERELL, H.D. 03 Höcker, Rueb & Doeleman RUEB, A.S. 03 Prinsen Van der Putt BROERS, N.J.M. 03 Buruma Maris ASSCHER, A.L. 03 Van Riet & Associees COOLS, M.J. 03 Stadhouders Advocaten GENDEREN, D.M. van 03 Bax & Van Herpt BIGE, E. 03 Stevens Thunnissen Vos SCHERPENZEEL, M.B.J.L. van, Mw. 03 Damsté/Spoor, Sanders & Vermeulen HEERZE, J.F. 02 Goudsmit & Branbergen HOOGERHUIJS, N. van't 02 Hardenberg & Heuzeveldt SCHAMHARDT, J.M. 02 Adriaanse & Van der Weel BRINKMAN, C.H. 02 Caron & Stevens SCHONIS, H.M.N. 02 Geelkerken & Linskens DRAIJER-UDO, A.A.P., drs. 02 Homveld Oudman & Heuzeveldt HOMVELD, J.H. 02 Advocaten Frisostraat BERCULO, J.R. 02 Beunen, Leemans, De Bont & Hermes BEUNEN, J.M.C. 02 Boels, Van Eijndhoven & Coenegracht BOELS, P.M. 02 Blom Advocaten AUGUSTINUS, P.E.W. 02 Schenkeveld & Sluis Advocaten MEEL, J.G.M. van 02 Den Hollander Advocaten HOLLANDER, J.M. den 02 Bogaerts & Groenen BOGAERTS, E.G.J.M. 02 Geerling Advocaten KARSTEN, A.C.M., Mw. 02 Barents & Krans BEELAERTS VAN BLOKLAND, A.W., Jhr. 02 Tripels Advocaten MOLS, G.P.M.F. 02 Lunenberg LUNENBERG-DEMENINT, C.J., Mw. 02 Scheer & Sanders OVEN, K.G.W. van 02 Strengers Advocaten KESTEREN, C.M.A. van, Mw. 02 Jurrius, Groeskamp & Degenaar DEGENAAR, R.G. 02 Thuis & Partners SOERLAND, G.B. van 02 Van der Molen DOLFING, J. 02 Paulussen PAULUSSEN, C.M.E.M. 02 De Koning & Mulder BROEKHUIJSEN, R.H. 02 Jacobs Kranenburg DROOGE, T.J. van 02 Olie & De Jonge DRIES, J.C. van den, Mw. 02 Kramer, Bijkerk & Steenberghe MARK, R.P.F. van der 02 Remmelink ESHUIS, P.J. 02 La Gro c.s. MOLLEMA-DE JONG, H. 02 Meulenkamp, Ament & Van Haren AMENT, P.J.F. 02 Nolen ENKELAAR, G.A.C. Tenslotte zijn er nog 141 advocatenkantoren die ieder één plaatsvervangend rechter leveren.
Naar de brief van H.J. Rem en A. Rem-Bruijn aan de President van de Hoge Raad mr. S.K. Martens
|
Rubrieken SDN
Netwerk van juristen
Homepage drs. Burhoven Jaspers
Criteria voor de Integriteit van de Rechterlijke macht
Recht op toegang tot de rechter moet in Europese grondwet
Juristen van het Ministerie van Financiën, Staatsalmanak 2000
Juristen van het Ministerie van Algemene Zaken, uit de Staatsalmanak 2000
Antecedentenregister van juristen om mogelijke belangenverstrengeling te ontwaren
Met Recht Rot, zo denkt drs. N.C. Burhoven Jaspers over ons zogenaamde rechtssyteem
Het curriculum vitae en ervaringen van drs. Burhoven Jaspers MBA
Derde brief van drs. Burhoven Jaspers aan Minister-president Wim Kok
Open brief aan minister-president Kok Mijn curriculum vitae
Geconstateerde rechtsweigering ter protectie van de belangen van de minister van Financiën
Antecedentenregister van juristen om mogelijke belangenverstrengeling te ontwaren
Het Nederlandse rechter-plaatsvervangerschap is uniek in de wereld. Nergens is dat toegestaan
Sommige categorieën Nederlanders niet aan strafvervolging kunnen worden blootgesteld
Brief aan minister-president Balkenende betreffende de Drie van Arnhem
Een pittige brief aan de deken van de advocaten van Middelburg Mr. J.H. Brouwer
Lezing van oud-raadsheer dr. mr. Wicher Wedzinga over bananenrepubliek Nederland