Partijdigheid, vooringenomenheid, belangenverstrengeling en corruptie verzieken ons rechtssysteem! Wie durft vragen stellen?

Duisternis rond verslaglegging gerechtelijke dossiers

IRM . . Juristen . . Court Watch <===> SDN . . Klokkenluider . . N.C. Burhoven

                                                           Wassenaar 17 september 1997

AAN: De president
     Hoge Raad der Nederlanden
     Lange Voorhout / Kazernestraat 52
     Postbus 20303
     2500 EH 's-Gravenhage

BETREFT:

  • inzage in griffiedossier in eigen zaak
  • mijn brief d.d. 13 mei 1997
  • uw brief d.d. 20 mei 1997
  • mijn brief van 4 juli 1997 >LI>uw brief d.d. 6 augustus 1997
  • mijn brief aan u d.d. 12 augustus 1997
  • brief van uw Griffier d.d. 27 augustus 1997; kenmerk OS~/WN/MS



    Zeer geachte heer President,

Ingesloten treft u aan kopie van de brief d.d. 27 augustus 1997, No. 053/WN/MS die ik ontving van de Griffier van de Hoge Raad. Aangezien ik slechts kan veronderstellen dat die brief verstuurd werd naar aanleiding van mijn brief van 12 augustus aan u, wil ik u hierbij bedanken voor uw medewerking. Wel ben ik zo vrij nog uw aandacht te vragen voor een enkele kanttekening.

Het verbaast mij in hoge mate dat de raadsheren van de Hoge Raad in een cassatieprocedure met als onderwerp een arrest van het Gerechtshof iedere schriftelijke verslaglegging van de zitting van het Hof buiten beschouwing laten, ja dat kopie van dergelijke verslaglegging (zoals genoemd in mijn brief van 24 juli 1997 aan uw Griffier), zelfs helemaal niet aangevraagd wordt. Het lijkt mij dat dat wel in strijd moet zijn met juridische basisaspecten zoals zorgvuldigheid, nauwgezetheid en de feitelijke basis. Dat kan dan toch niet overeenkomen met het begrip eerlijk proces, of met artikel 6 EVRM?

In hoeveel zaken wordt zulke schriftelijke verslaggeving genegeerd of zelfs niet eens opgevraagd? Staat u mij toe daartoe een vergelijkend onderzoek te doen in de dossiers van de Hoge Raad?

Het is mij nu wel perfect duidelijk geworden waarom uw griffier en uzelf mij maanden lang met alle middelen de inzage in het griffiedossier hebben geblokkeerd en waarom u de correspondentie verbrak teneinde een 'polemiek' te ontlopen. De vraag dringt zich nu op: wat is er nog meer voor duisters aan de hand met dat dossier? Deze vraag is eens te meer prangend omdat er ten aanzien van de schriftelijke verslaglegging van de zeer bedenkelijke zitting voor het Hof een heleboel vreemde dingen gebeuren. Het maakt de indruk dat stelselmatig gepoogd wordt ieder spoor van de werkelijke gang van zaken tijdens die zitting van het Hof te Den Haag uit te wissen c.q. weg te denken.

In ieder geval meen ik te begrijpen dat dergelijke documenten betreffende de verslaglegging van een zitting van het Hof zich wel degelijk zouden kunnen bevinden in het griffiedossier bij de Hoge Raad. De Advocaat-Generaal zal toch wel vaker, zo niet in principe altijd, in het kader van een cassatieprocedure dat soort materiaal (zoals proces-verbaal van een zitting voor het Hof) moeten opvragen en ook daadwerkelijk aanvragen, zodat dat zich dan later met het verzoek daartoe in het griffiedossier zal kunnen bevinden?

Of wordt dat niet nodig gevonden in geval van een cassatieprocedure waarbij een ex-lid van de rechterlijke macht betrokken is, zoals in casu mijn ex-echtgenote, ex-gerechtsauditeur van de Hoge Raad? Het lijkt mij dat ieder neutraal persoon zal kunnen concluderen dat de protectie wordt voortgezet. Al met al kan ik toch echt niet aan de indruk ontkomen dat het aan mij als procespartij onthouden van inzage in het griffiedossier in eigen zaak niet kan kloppen met het begrip van een eerlijk proces, c.q. met artikel 6 EVRM.

Uit mijn brief aan u d.d. 4 juli 1997 citeer ik:

    "Als er al sprake zou zijn van enige mate van verontwaardiging, dan zou dat zeker betrekking kunnen hebben op de misplaatste neerbuigende wijze waarop beantwoording van mijn geheel terechte en fundamentele vragen volledig uit de weg wordt gegaan en mij een rad voor ogen wordt gedraaid."

Het zal u duidelijk zijn dat ik de geldigheid van het arrest Nr. 16.201 van 28 maart 1997 van de eerste kamer van de Hoge Raad alleen al om het in de onderhavige brief gestelde in twijfel trek mede in het licht van artikel 6 EVRM.

Van harte hoop ik dat ik u in voldoende mate op de hoogte gebracht heb van mijn standpunten.

    Hoogachtend,

    Drs. N.C:. Burhoven Jaspers MBA

    tel + fax: 31 70 5118922
    van Polanenpark 58
    2241 RS Wassenaar


Steun SDN op bankgiro NL93 RABO 0339 9134 44 Stichting Sociale Databank Nederland
Internet site:
http://www.sdnl.nl/irm-11.htm
E-mailadres: sdn@planet.nl

Disclaimer