HP / DE TIJD 6 december 2002 Door Arnaud Groot Niemand kan vermeende fouten van een notaris of advocaat beter beoordelen dan zijn eigen vakbroeders.. Daarom waakt de tuchtrechter over de kwaliteit van dienstverlening door deze specialistische beroepsgroepen. De effectiviteit van het tuchtrechtssysteem staat echter ter discussie. "De schijn van partijdigheid ligt er duimen dik bovenop.' Op een dag kreeg de Leidse notaris Meiners een fors bedrag op haar bankrekening gestort, dat zij volgens een gerechtelijke uitspraak in depot moest houden. De regels van de Koninklijke Notariële Broederschap zijn glashelder: de notaris mag dit 'depotbedrag' alleen vrijgeven voor het daarvoor bestemde doel. Mr Meiners maakte het geld echter direct over, en ook nog eens aan de verkeerde partij. Toen zij hierop werd aangesproken, zei ze dat ze 'niet op de hoogte was' van de rechterlijke uitspraak. De notaris had het vonnis wel ontvangen, maar niet gelezen, schreef ze. Op zijn zachtst gezegd een wankel verweer voor een voormalige 'Notaris van het jaar'. Bovendien stond haar verklaring haaks op de lezing van advocate mr Bruins, die voor het Haags gerechtshof meerdere keren verklaarde dat notaris Meiners het geld wel degelijk in depot had genomen. Aangenomen mag worden dat een advocaat dergelijke belangrijke feiten eerst zorgvuldig controleert voor ze de rechter erover inlicht. Zowel tegen Meiners als Bruins werd naar aanleiding van deze zaak een klacht ingediend. Daarbij stond één ding al bij voorbaat vast: een van beide dames loog dat het gedrukt stond. Meiners' versie van de feiten stond immers haaks op die van Bruins. Toch spraken de respectievelijke tuchtrechters, ongetwijfeld na grondige bestudering van het aangeboden bewijsmateriaal, beiden vrij van alle blaam. In haar vonnis merkte de tuchtrechter voor notarissen nog wel op 'dat van een notaris (-) mag worden verwacht dat zij van de inhoud van haar toegezonden stukken te allen tijde goede nota neemt'. Maar als dat niet gebeurt, is er dus blijkbaar ook niets aan de hand. Elk jaar komen duizenden Nederlanders in conflict met een advocaat of notaris. Helpt gewoon klagen niet, en wil iemand zich niet bij de zaak neerleggen, dan kan hij twee dingen doen: naar de civiele rechter stappen en een rechtszaak beginnen, of een klacht indienen bij de tuchtrechter. Het tuchtrecht voor advocatuur en notariaat is bij wet ingesteld om deze beroepsgroepen in staat te stellen zelf handelingen door de leden die in strijd zijn met algemene normen en specifieke gedragsregels tegen te gaan. Zo moet de kwaliteit van de dienstverlening worden gegarandeerd. Dat is belangrijk, omdat zowel notarissen als advocaten een monopolie hebben op diensten die van groot maatschappelijk belang zijn. Klachten over notarissen worden in eerste aanleg behandeld door negentien Kamers van Toezicht in een gelijk aantal arrondissementen. De tuchtrechtspraak van de advocatuur wordt uitgeoefend door vijf Raden van Discipline. Raden en Kamers staan onder voorzitterschap van een rechter. In het geval van de advocaten bestaat de Raad verder uit vakbroeders. De notarissen die zitting nemen in een Kamer van Toezicht, worden bijgestaan door twee door de minister van justitie benoemde leden. In beide systemen is hoger beroep bij een centrale instantie mogelijk. Er zijn meerdere redenen waarom klagers de tuchtrechter boven de gewone rechter verkiezen. Allereerst is klagen bij de tuchtrechter in principe laagdrempeliger. De klacht moet op papier worden gezet en ingeleverd bij de plaatselijke deken of voorzitter van de lokale Kamer van Toezicht, Er hoeven dus geen kosten te worden gemaakt zoals bij een rechtszaak, bijvoorbeeld Bovendien behoort het tot het takenpakket van de deken of voorzitter om de klacht te onderzoeken en er zo mogelijk in te bemiddelen. Zo kan hij wellicht alsnog een minnelijke schikking bewerkstelligen.
De vakgenoten, vaak goede bekenden van elkaar, blijken moeite te hebben om tot een veroordeling van de aangeklaagde 'amice' te komen. Beroepsgroepen houden hun eigen blazoen graag smetvrij. ----- Loopt bemiddeling op niets uit, dan helpt hij bij het formuleren van de klacht. Die wordt vervolgens beoordeeld door een aantal collega's van de aangeklaagde. Hun inbreng moet een terzake kundige beoordeling van zijn bekritiseerde handelen garanderen. Wie kunnen er immers beter oordelen over de handelingen van deze specialistische beroepsgroepen dan de leden zelf? Komen de vakbroeders tot het oordeel dat er inderdaad laakbaar is gehandeld, dan hebben ze een aantal sancties tot hun beschikking waaraan het de civiele rechter ontbreekt. Ze kunnen hun collega waarschuwen, berispen, schorsen of permanent verwijderen uit de beroepsgroep, de zogenaamde 'schrapping van het tableau'. Zelfs een schuldigverklaring zonder straf of een berisping wordt volgens leden van de beroepsgroepen zelf als een zeer zware maatregel ervaren. De advocaat of notaris in kwestie wordt immers ten overstaan van de voltallige beroepsgroep en clientèle op de vingers getikt. Zowel de civiele als de tuchtrechter kan een beklaagde partij veroordelen tot betaling van een schadevergoeding. Doet de tuchtrechter dat niet, dan kan een klager wel met de veroordeling naar de burgerrechter stappen om alsnog een schadevergoeding af te dwingen. In theorie zou iemand met zo'n tuchtrechtelijke veroordeling een voorsprong hebben in een civiele procedure. Er is dan immers al vastgesteld door iemand van de eigen beroepsgroep dat de beklaagde inderdaad een beroepsfout heem gemaakt. Daarbij is het voor de klager nog van belang te weten dat hij met zowel een klacht als een rechtszaak mogelijk jurisprudentie tot stand kan brengen die duidelijkheid verschaft over wat men wel of niet van een notaris of advocaat kan of mag verwachten. Alles overwegende lijkt de keuze voor de tuchtrechter logisch, maar in de praktijk valt op het nut van die keus veel af te dingen. Dat begint al bij het indienen van de klacht. Veel klagers beseffen niet dat het tuchtrecht primair is gericht op handhaving van beroepsstandaard en gedragsregels. Het beoordelen van aansprakelijkheid, het bestraffen van fouten en het vergoeden van eventuele schade is van ondergeschikt belang. Omdat het tuchtrechtssysteem pas inwerking treedt nadat er een klacht is ingediend, gaan veel klagers er echter van uit dat hun belangen bij de behandeling centraal staan. Zowel de Nederlandse orde van Advocaten (NOVA) als de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) doet weinig om deze misvatting, die valse verwachtingen wekt bij de klager, uit de weg te ruimen. Ook de laagdrempeligheid van het tuchtrecht valt in de praktijk tegen. Met name de doorlooptijd van klachten laat, net als bij de civiele rechter overigens, behoorlijk te wensen over. Wachttijden van een jaar vóór de klacht over advocaat of notaris zelfs maar in behandeling wordt genomen, zijn niet ongewoon. Zowel de NOVA als de KNB geeft toe dat de duur van de procedure voor hen een 'punt van zorg' is. Dat geldt ook voor de stichting Advocadur, die mensen helpt bij het uitvechten van een conflict met hun advocaat. De stichting heeft verschillende dossiers liggen waarbij de behandeling van de klacht al meer dan vijf jaar in beslag neemt. Volgens voorzitter H. Teernstra van Advocadur is dat deels een gevolg van de positie van de deken, die de bij hem ingediende klacht moet onderzoeken en doorsturen naar de tuchtrechter. "De deken is ook een advocaat," zegt Teernstra: "De klachten die bij hem binnenkomen, zijn dus klachten over collega's. Je kunt je voorstellen dat hij hiermee voor dilemma's wordt geplaatst:" Volgens Teernstra schieten dekens ook tekort in het bemiddelen bij en formuleren wan een klacht. Dat is niet zo verwonderlijk, vindt hij, omdat dekens vaak ook een drukke praktijk hebben. Daardoor gaat de 'bemiddeling' volgens Teernstra vaak niet veel verder dan het kennisnemen van beide standpunten. Dok voor het helpen bij de formulering van de klacht maken dekens volgens hem nauwelijks tijd vrij. Dat kan de klagers later opbreken, als blijkt dat de klacht niet goed is geformuleerd en daardoor al bij voorbaat kansloos is. Bovendien kan de deken de klacht ook te licht bevinden en daarom niet doorsturen. Volgens Advocadur wordt dit mechanisme misbruikt om zware klachten te weren en zo confrères buiten schot te houden. Overleeft een klacht dit eerste stadium, dan wordt hij behandeld tijds een zitting van een van de Kamers van Toezicht of Raden van Discipline. Zoals gezegd bestaan deze voor een belangrijk deel uit vakbroeders uit dezelfde regio. Hun aanwezigheid is van belang omdat zij als geen ander kunnen oordelen over het specialistisch handelen van een collega. Maar volgens Advocadur zijn ze in de praktijk inhoudelijk vaak slecht op de hoogte. "Gedetailleerde vragen worden soms afgedaan met de dooddoener 'Wij kunnen slechts marginaal toetsen'," zegt Teernstra. "Brieven aan de NOVA waarin wij vragen waar die marges precies liggen, blijven onbeantwoord." Verder blijken de vakgenoten, niet zelden goede bekenden van elkaar, moeite te hebben om tot een veroordeling van de aangeklaagde 'amice' te komen. Beroepsgroepen houden hun eigen blazoen nu eenmaal graag smetvrij. Op een veroordeling van een van hen worden zij allen aangekeken, is de redenering. Daarom lopen confrères in een tuchtrechtorgaan vaak over van begrip voor het laakbare gedrag van de aangeklaagde. Dat is ook de mening van mr T. Spronken van de vakgroep strafrecht aan de Universiteit Maastricht. Na onderzoek van duizenden uitspraken door verschillende Raden en het Hof van Discipline constateerde Spronken dat het tuchtrechtelijke oordeel over advocaten door de bank genomen 'opvallend mild' is. "Zelfs als ze hun klanten niet bezochten of getuigen weigerden op te roepen, kregen ze geen disciplinaire straf als niet kon worden aangetoond dat daardoor op de zitting iets was misgegaan," aldus Spronken. Illustratief voor de milde instelling van de tuchtrechter is de recente tuchtzaak tegen de Amsterdamse advocaat Von Schmidt auf Altenstadt. Von Schmidt, voormalig landelijk deken van de NOVA, voerde op verzoek van een collega verweer in een cassatiezaak bij de Hoge Raad. De cassatieklacht hield in dat deze collega bij de rechtbank had verzuimd een essentieel onderzoeksrapport te overleggen, ondanks het feit dat de rechtbank hem dit had opgedragen. Het bewuste rapport zou het verweer van de cliënt van de betreffende advocaat waarschijnlijk volledig onderuithalen. Expres achtergehouden of niet, het stuk zat niet in het procesdossier. Mr H. Sarolea, de advocaat die de belangen van de tegenpartij behartigde, was dan ook zeer verbolgen toen hij er achter kwam dat Von Schmidt het gewraakte rapport aan het dossier voor de Hoge Raad had toegevoegd. De procesregels verbieden expliciet het toevoegen van nieuwe stukken aan een procesdossier voor de Hoge Raad. Door zijn 'foutje' bracht Von Schmidt de Hoge Raad in de onterechte veronderstelling dat zijn collega het rapport eerder wel degelijk aan de rechtbank had overlegd, en dat hem dus niets te verwijten viel. Sarolea diende dan ook een klacht in tegen Von Schmidt. Aangenomen mag worden dat de voormalig deken, tevens mede-auteur van het Vademecum Burgerlijk Procesrecht, op de hoogte was van de regels. De Raad van Discipline constateerde dat Von Schmidt het rapport inderdaad op ongeoorloofde wijze aan het dossier had toegevoegd, maar strafte hem niet. Von Schmidt zou 'te goeder trouw' hebben gehandeld, 'zonder de bedoeling enig nadeel te berokkenen of in enigerlei opzicht wie dan ook te misleiden'. Het vonnis maakte niet duidelijk waaruit de goede intenties van Von Schmidt konden worden opgemaakt. Mr Sarolea zag een hoog 'ons beschermt ons'-gehalte in het vonnis. "Ik heb sterk de indruk dat hier met twee maten werd gemeten," zegt Sorolea. "Een gewone burger was hier ongetwijfeld niet zo gemakkelijk mee weggekomen." Beide partijen zijn tegen het vonnis in hoger beroep gegaan. De Amsterdamse notaris mr Van Velten kwam in opspraak toen bleek dat hij een valse akte had opgemaakt. Dat was als volgt in zijn werk gegaan. Een ondernemer schakelde een aannemer in om een pand te bouwen. Het pand kwam er, maar de opdrachtgever ging failliet. Notaris Van Velten maakte vervolgens een akte op waarin stond dat de aannemer het pand van de opdrachtgever had gekocht, en daarvoor 1,25 miljoen gulden had betaald. In werkelijkheid betaalde de aannemer geen cent. Dankzij de akte van Van Velten kreeg deze aannemer, een goede klant van het kantoor van Van Velten, het pand dus als het ware gratis in de schoot geworpen. De schuldeisers van de failliete ondernemer werden door deze gang van zaken ernstig gedupeerd. Pas na drie jaar gaf de notaris, onder zware druk van de curator en de grootste schuldeisers, toe dat de aannemer het aankoopbedrag nooit had gestort. Van Velten kreeg daarop een klacht aan zijn broek. Volgens de notaris, tevens hoogleraar notarieel recht aan de Vrije Universiteit, was er slechts sprake van een 'kunstfout'. Maar de Amsterdamse Kamer van Toezicht oordeelde dat hij met zijn handen ernstig inbreuk had gemaakt op de goede naam van het notariaat en de geloofwaardigheid van zijn onafhankelijkheid. Toch gaf de Kamer Van Velten slechts een berisping. Volgens de toelichting in het vonnis 'was een ernstige tuchtrechtelijke berisping op zijn plaats geweest, ware het niet dat de notaris een onberispelijke staat van dienst heeft'. Als de tuchtrechter al niet een veroordeling komt, dan gaat 'het meestal om een waarschuwing of berisping. Zwaardere maatregelen zijn zeldzaam. Zoals al eerder opgemerkt bezweren de leden van de beroepsgroepen zelf dat ook de 'openbare tik op de vingers als een zeer zware maatregel wordt ervaren. Critici zien er echter niet meer in dan een holle kosmetische maatregel zonder daadwerkelijke gevolgen. Zij vragen zich bovendien af hoe openbaar deze terechtwijzing in feite is. Hoewel tuchtrechtelijke uitspraken voor iedereen toegankelijk zijn, blijkt het voor de 'gewone burger' namelijk bijzonder lastig er inzicht in te krijgen. Zowel de KNB als de NOVA publiceert elke maand een selectie uitspraken, maar deze worden volledig geanonimiseerd. En ook de burger die actief op zoek gaat naar het tuchtrechtelijk verleden van een notaris of advocaat, bijvoorbeeld om een keuze te maken tussen verschillende kandidaten, wordt niet veel wijzer. In zijn onlangs verschenen boek, Wij zien u wel in de rechtszaal beschrijft juridisch adviseur mr P. Ruijs hoe hij in 1998 samen met enkele medestanders inzage probeerde te krijgen in de verzamelde uitspraken van het advocatentuchtrecht over de voorafgaande tien jaar. Hoewel die officieel openbaar zijn, weigerde de NOVA hun inzage; de persoonlijke levenssfeer van haar leden zou gevaar lopen. Daar was de Rotterdamse rechtbankpresident mr J. Mendlik het niet mee eens. "Gezien het feit dat de klachten het professioneel optreden van de advocaat
De burger die actief op zoek gaat gaar het tuchtrechtelijk verleden van een notaris of advocaat, bijvoorbeeld om een keuze te make tussen verschillende kandidaten, wordt niet veel wijzer ----- betreffen, snijdt het beroep op de privacybescherming geen hout," concludeerde hij. Maar het Hof van Discipline ging in hoger beroep bij het Haagse gerechtshof. Daar werd het kortgedingvonnis van Mendlik vernietigd. Het Haagse gerechtshof bepaalde dat de uitspraken alleen volledig geanonimiseerd mogen worden ingezien. Er zouden klachten tussen kunnen zitten met betrekking tot 'gedragingen van de advocaat buiten de eigenlijke uitoefening van zijn taak'. In dat geval kan de privacy van advocaten wel worden aangetast, redeneerde het Hof. Ruijs plaatst achteraf ernstige vraagtekens bij de onpartijdigheid van de betrokken raadsheren. "Een van de drie was een advocaat die dienst deed als raadsheer-plaatsvervanger," zegt Ruijs. "Omdat het ook om inzage in klachten tegen het kantoor van de bewuste raadsheer-plaats-vervanger ging, was de schijn van partijdigheid niet te vermijden. Hij had zich dus moeten terugtrekken. Daarbij kwam nog dat een van de andere raadsheren ooit ook advocaat op hetzelfde kantoor was. Op zijn zachtst gezegd een merkwaardige gang van zaken." Maar voor het Hof van Discipline ging de uitspraak van het gerechtshof blijkbaar nog niet ver genoeg. Het stelde zich op het standpunt dat zelfs het verlenen van inzage in geanonimiseerde uitspraken een bedreiging voor de privacy is, en ging daarom in hoger beroep tegen de uitspraak van het Haagse gerechtshof. En met succes: ook de inzage in de geanonimiseerde uitspraken is inmiddels verboden. Omdat er ook geen rol of agenda is waarop te behandelen zaken worden aangekondigd, blijft er van het openbare karakter van de tuchtrechtspraak voor advocaten in de praktijk weinig over. Met het tuchtrecht voor notarissen is het volgens prof. mr N. Huls niet veel beter gesteld. De hoogleraar rechtssociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam deed in opdracht van het ministerie van Justitie onderzoek naar het tuchtrecht van diverse beroepsgroepen. Huls had bijzonder veel moeite om tuchtrechtgegevens van het notariaat boven tafel te krijgen. "Los van eventuele onwil heeft met name het notariaat de administratieve verwerking van die procedures erg slecht geregeld," zegt Huls. "En dan kwam ik nog binnen als hoogleraar met een brief waarin het ministerie van justitie om medewerking vroeg. je kunt je voorstellen hoe het de gemiddelde burger vergaat." Van de 'openbare' sanctionering die het tuchtrecht de klager in het vooruitzicht stelt, komt dus meestal weinig terecht. Financiële genoegdoening dan? De tuchtrechter heeft wettelijk gezien de mogelijkheid aan een veroordeling een eis tot schadevergoeding te koppelen. Van die mogelijkheid wordt zeer sporadisch gebruik gemaakt. Maar zou iemand met een veroordeling van de tuchtrechter in de achterzak niet sterker staan als hij een schadevergoeding bij de civiele rechter wil afdwingen? Volgens gespecialiseerd aansprakelijkheidsadvocaat mr. Litaert Peerbolte is een procedure bij de tuchtrechter volledig ongeschikt om schadevergoeding af te dwingen. Peerbolte vertegenwoordigt regelmatig cliënten die een blunderende advocaat of notaris willen aanpakken. "Ik raad mijn cliënten altijd af naar de tuchtrechter te stappen," vertelt hij. " Het is namelijk een zeer tijdrovende en volkomen nutteloze procedure, waarbij de beklaagde bijna altijd het voordeel van de twijfel krijgt. Als er al een veroordeling volgt, kan de bewuste advocaat die gewoon naast zich neerleggen. Er zijn zelden financiële consequenties, en het geeft ook geen voorsprong als iemand met zo'n uitspraak naar een burgerrechter stapt. Het is dus volkomen nutteloos." De Madense dierenarts drs L. Tholhuijsen is al jaren bezig om met behulp van een tuchtrechtelijke veroordeling een schadevergoeding af te dwingen. Toen Tholhuisen niet pensioen ging, kwam hij in conflict met drie praktijkgenoten over de aan hem verschuldigde goodwill. In de daaropvolgende procedure voor een arbitragecommissie vergat zijn advocaat een document in te brengen waarin beide collega's verklaarden Tholhuijsen een bepaald bedrag aan goodwill verschuldigd te zijn. Hoewel de Raad van Discipline daar niets verkeerd aan kon vinden, verklaarde het Hof van Discipline de klacht van Tholhuijsen naar aanleiding van deze in het oog springende fout wel gegrond. Maar toen Tholhuijsen zich weer bij zijn advocaat meldde om een schadevergoeding te bespreken, hield deze vol geen fout te hebben gemaakt. Met de uitspraak van het Hof had hij niets te maken, liet hij Tholhuijsen weten. De dierenarts diende daarop een nieuwe klacht tegen de advocaat in. In het standaardwerk Tuchtrecht voor advocaten valt te lezen dat een advocaat die een tuchtrechtelijke beslissing naast zich neerlegt, zich schuldig aan een ernstig tuchtrechtelijk vergrijp. De vooraf geconsulteerde hoogleraar advocatuur mr Quant oordeelde dan ook dat Tholhuijsens nieuwe klacht zonder meer gegrond moest worden vermaard. De toenmalige voorzitter van de Haagse raad van Discipline, mr P. Robbers, beoordeelde de nieuwe klacht daarentegen als 'kennelijk ongegrond'. 'Kennelijk ongegrond' is een juridische term waarmee wordt bedoeld dat het zo duidelijk is dat de klacht onterecht is dat dat zelfs geen verdere toelichting behoeft. Vervelend voor Tholhuijsen, want hiertegen is geen beroep mogelijk. In zijn toelichting schreef mr Robbers dat mr Den Hollander 'een gerechtvaardigd belang heeft publiekelijk
'Ik raad mijn cliënten altijd af naar de tuchtrechter te stappen: Het is een zeer tijdrovende en volkomen nutteloze procedure, waarbij de beklaagde bijna altijd het voordeel van de twijfel krijgt' ----- vast te houden aan zijn standpunt vanwege de consequenties die erkenning van zijn fout zou hebben voor zijn schadeplichtigheid. Zo bezien heeft het weinig zin om via de tuchtrechter persoonlijk te proberen financiële compensatie af te dwingen. Maar er is nog een andere, altruïstischer reden waarom iemand zich als klager tot de tuchtrechter kan wenden: om het algemeen belang te dienen. Behandeling van klachten door de tuchtrechter kan namelijk jurisprudentie opleveren die duidelijkheid verschaft over wat iemand wel of niet van een notaris of advocaat kan of mag verwachten. En daar is iedereen mee gebaat. Maar volgens prof. J.M. Barendrecht, die is verbonden aan het Centrum voor Aansprakelijkheid van de Katholieke Universiteit Brabant, schiet de tuchtrechtspraak voor notarissen en advocaten juist ernstig tekort in het vaststellen van objectieve normen. "Die blijven veel te vaag en algemeen," meent hij. Volgens de hoogleraar is dat een logisch gevolg van de huidige situatie in het tuchtrecht. ' De beroepsgroep zelf heeft een te grote zeggenschap en de klanten zijn niet vertegenwoordigd hij de vorming van de spelregels. En het is in het belang van de beroepsgroep om de normen vaag te houden, want normen die duidelijk zijn over wat de klant precies mag verwachten, roepen te veel onderlinge discussie op. Gevolg: de kans dat een advocaat of notaris wordt aangepakt voor een misstap is en blijft klein. Maar daar kan de beroepsgroep natuurlijk wel mee leven." Barendrecht is niet de enige die er zo over denkt. In WPNR, wetenschappelijk tijdschrift voor het notariaat, constateert de Groningse hoogleraar notarieel recht Hidma dat het notariaat alleen algemene regels kan ontwikkelen als tuchtrechtprocedures integraal worden gepubliceerd. En dus niet zo 'versnipperd, verknipt en geanonimiseerd' als nu het geval is. "Dergelijke algemene regels kunnen de leden van de beroepsgroep meer houvast bieden en (potentiële) klagers meer duidelijkheid verschaffen over hetgeen zij van een notaris mogen verwachten," aldus Hidma. De NOVA wil echter weinig weten van de kritiek en stelt desgevraagd dat het tuchtrecht prima functioneert. "De tuchtrechter blijkt heel wel in staat aan te geven waar een advocaat een grens overschrijdt en waar niet," zegt plaatsvervangend deken mr J. Brouwer. "De NOVA publiceert op haar site voor het publiek per gedragsregel relevante beslissingen van de tuchtrechter. Daarmee wordt transparantie bevorderd en wordt duidelijk wat je van een advocaat mag verwachten. De NOVA is van mening dat deze controle door beroepsorganisatie en tuchtrechter en door de veelal kritische cliënt niet tekortschiet." Deze mening staat haaks op de resultaten van een onderzoek dat de NOVA zelf in 1995 liet uitvoeren door medewerkers van de Universiteit Utrecht. De resultaten liegen er niet om. Een selectie: 56 procent van de ondervraagden vond dat de deken zich partijdig opstelde; 58 procent vermoedde dat de advocaten elkaar de hand boven het hoofd hielden. Meer dan driekwart vond het nodig om in de toekomst vertegenwoordigers van een consumentenorganisatie bij de klachtenbehandeling te betrekken. De NOVA heeft deze bevindingen destijds niet aan de grote klok gehangen. Woordvoerder J. de Gruiter van de KNB (Koninklijke Notariële Broederschap) laat weten dat er binnen het notariaat een 'sterke stroming' bestaat die vindt dat het tuchtrechtssysteem tekortschiet in de controle op het ambt. De KNB voert daarom gesprekken over de instelling van een inspectie voor het notariaat. Deze inspectie zou een preventief toezicht moeten houden om misstanden binnen het notariaat te voorkomen. Bij justitie denkt men nog na over de vraag of die inspectie zich ook zou moeten gaan bemoeien met het tuchtrecht voor advocaten. De KNB heeft overigens nog nooit onderzoek naar het functioneren van haar tuchtrecht laten verrichten. De huidige vertrouwenscrisis in de wereld van de accountancy maakt duidelijk waar een dergelijk gebrek aan interesse in de effectiviteit van de eigen zelfregulering toe kan leiden. Zoals verwoord door prof. Huls: "Aan de ene kant zie je dat zowel het notariaat als de advocatuur steeds zakelijker wordt. Met name de voorhoede schroeft zijn uurtarieven steeds verder op, zodat de gewone burger zich hun diensten nauwelijks nog kan veroorloven. Aan de andere kant blijft men zich presenteren als een publiek ambt en wil men geen afstand doen van de privileges die dit 'vertrouwensambt' van oudsher met zich meebrengt. Deze dubbelhartigheid kan op een gegeven moment zo groot worden dat men zijn geloofwaardigheid voor het publiek, en dus de politiek, verliest." In de recente zaak rond een Amersfoorts notariskantoor komt de tuchtrechter daar al erg dicht bij. Het notariskantoor in kwestie maakte binnen enkele dagen een grote hoeveelheid verkoopaktes op. Hiermee veranderde een stuk grond verschillende keren van eigenaar. De complexe situatie die dankzij deze 'serieverkoop' ontstond, dwong de rechter tot het opheffen van een gerechtelijk beslag dat op de grond lag. Vervolgens draaide hetzelfde notariskantoor de verkoop gewoon weer terug. Naar aanleiding daarvan werd tegen de betrokken notarissen, het prominente LPF-lid mr Schonewille en diens collega mr Bolscher, een klacht ingediend. Volgens de klager hadden de notarissen nooit mogen meewerken aan de 'schijnverkoop', die als enig doel het verwijderen van het beslag op de grond had. Door dat wel te doen, had het duo in feite een aantal valse aktes opgemaakt, aldus de klager. Deze ernstige klacht kon de betrokken notarissen duur komen te staan. De klacht tegen mr. Bolscher is inmiddels behandeld. Daarbij ging de tuchtrechter echter volledig voorbij aan de achterliggende motieven voor het opmaken van de aktes. Alleen het feit dat de notaris verschillende aktes had opgemaakt die onverenigbaar waren met elkaar, kwam tijdens de zitting aan bod. De tuchtrechter kon de betrokken notaris deze handeling echter niet kwalijk nemen omdat, zo valt in het vonnis te lezen, het de notaris bij de opstelling van de aktes 'kennelijk aan voldoende juridisch inzicht heeft ontbroken'. In het licht van deze verzachtende omstandigheid, en in aanmerking genomen dat de notaris zo 'in geen enkel opzicht rechten van derden heeft geschonden', achtte de tuchtrechter het onnodig haar een tuchtrechtelijke maatregel op te leggen. |
Stichting Sociale Databank Nederland
E-mailadres: sdn@planet.nl
Internet site:
http://www.sdnl.nl/hp-tijd3.htm
Westkade 227, 1273 RJ Huizen (NH)
Tel.: 06-17125374