Door Anne van Voorthuizen
in Hervormd Nederland van 4 januari 1997
'Absurd genoeg geldt de productie van een gevechtsvliegtuig wel als
behoeftebevrediging, maar het bereiden van een maaltijd niet.' De Zwitserse
theologe Ina Praetorius pleit voor een andere opvatting van het begrip economie.
'Tien jaar geleden had economie voor mij evenveel met passie te maken, als
een belastingformulier met erotiek.' De Zwitserse theologe Ina Praetorius is
een van de zeldzame vrouwen die door economische vragen gepassioneerd raakt.
Ze neemt niet met weinig genoegen: 'Ik wil aan de top komen.' In eigen land
timmert ze hard aan de weg. Ooit maakte ze zelfs een cabaretprogramma over
economie. Het lukte haar mensen met het droogste onderwerp aller tijden aan het
lachen te krijgen. 'Ik moest er mijn brood mee verdienen. en dan leer je dingen
aantrekkelijk te brengen.'
Nu is Praetorius presentator van Sternstunde Philosophie, een
discussieprogramma op zondagmorgen op de Zwitserse tv. De oecumenische
vrouwensynode in Oostenrijk bracht haar afgelopen zomer ook bekendheid buiten
de Zwitserse grenzen. En als kroon op haar freelance carrière, krijgt
ze in april een baan op de theologische universiteit in Bern. De universiteit
kon de populariteit van Praetorius goed gebruiken. 'De professoren kijken neer
op de media, maar intussen zijn ze jaloers, omdat ze zelf niet buiten hun
ivoren toren kunnen treden.
Maar realiseert de universiteit zich wat voor vlees ze met Praetorius in de
kuip heeft? Op uitnodiging van de Interuniversitaire Werkgroep Feminisme en
Theologie sprak Praetorius in Nederland over haar passie voor economie. Vanuit
feministisch perspectief uitte ze fundamentele kritiek op neoliberale economen.
Op een moment dat het vrije spel van de markt heilig is, stelt Praetorius dat
de economische wetenschap van quasi-religieuze dogma's aan elkaar hangt.
Onaantastbaar zijn het dogma van de onbegrensde groei, van het vrije spel van
marktkrachten, van de rationeel beslissende homo economicus en van de
scheiding tussen ethiek en economie. In het gangbare debat is de vraag naar de
zin van de economische draaimolen taboe, omdat - zo luidt de geloofsleer - die
zichzelf beantwoordt door het vrije spel van vraag en aanbod. Wie deze vraag
tegen de achtergrond van de bedreiging van het ecosysteem toch stelt, zoals
Praetorius doet, is geen econoom maar ethica.
Ethische vragen worden zo verbannen uit het economische debat. Praetorius:
'Sinds de val van de Berlijnse muur heeft de almacht van de markt bovennatuurlijke
trekken aangenomen. Het gaat erom haar religieuze dogma's te doorzien. Het feit
dat ik theoloog ben, is voordelig. want ik weet dat God niet samenvalt met de
markt. De Godin zou lachen als zij de markt zou moeten zijn.'
Onze wereld wordt massaal bedreigd. De groei heeft zijn grenzen bereikt. De
centrale vraag voor Praetorius is: 'hoe kunnen vrouwen en mannen door hun doen
en laten bijdragen aan het goede overleven van allen?' Op zich is deze vraag niet
nieuw. ware het niet dat Praetorius vooral vrouwen op hun verantwoordelijkheid
aanspreekt. 'Vrouwen hebben geleerd na te denken in de marge van de wereld. Ze
wringen zich in bochten om enigszins tot hun recht te komen in een wereld waarin
mannen de touwtjes in handen hebben. Ze denken 'in het klein' en proberen de
vrede in de familie of naaste omgeving te bewaren. Of ze geloven in een door
mannen, of door een mannelijke God bedacht plan om de wereld te redden. Daarom
hebben we een Copernicaanse wending nodig. De wereld draait niet om Hem. Vrouwen
moeten zichzelf in het midden stellen, en van daaruit een eigen visie op de
toekomst van de wereld ontwikkelen.'
Toch is het volgens Praetorius geen wonder dat vrouwen zich niet aangesproken
voelen door het economische debat. De neoliberale economen werken immers met
een mensbeeld dat veel 'mannelijke' trekken heeft. De Homo Economicus is
een volwassen man die zijn arbeidskracht ruilt tegen geld. en handelt naar
het principe van maximale winst. De vrouw, voorzover zij al ter sprake komt. is
'anders', een soort privé-bezit van de man. en zij laat zich leiden door
waarden als zorg, naastenliefde en hartstocht. De nieuwe tendens is vrouwen meer
in het economische systeem te integreren. Als zij hun arbeidskracht ruilen tegen
geld - mannelijkheid aanleren - kunnen ook zij van betekenis zijn voor de economie.
'Onzin', meent Praetorius. 'Alsof het krijgen van kinderen een economische waarde
heeft. Niet de vrouw, maar onze opvatting over economie moet worden aangepast.'
Het gaat Praetorius niet om een herwaardering van traditioneel vrouwelijke
waarden. Als de theoloog die een proefschrift schreef over het vrouwbeeld in de
protestantse ethiek, kent ze de gevaren daarvan al te goed. Vrouwelijke waarden
als zorg voor het gezin, geduld en moederliefde, werden vaak de hemel ingeprezen.
Veel schoten vrouwen daar niet mee op.
Praetorius wil daarentegen de vanzelfsprekendheid van mannelijke waarden ter
discussie te stellen. 'Als geld niet meer het bepalende ruilmiddel is, vervaagt
de grens tussen betaalde arbeid en 'waardeloos' werk binnenshuis. tussen
vrouwelijke privé-sfeer en de door mannen gedomineerde openbare wereld.'
Het onbetaalde circuit - huishoudelijk werk, zorg voor kinderen,
vrijwilligerswerk - draait voor het overgrote deel op vrouwen. In Nederland
wordt zeventig procent van de onbetaalde arbeid door vrouwen verricht. dertig
procent door mannen (bij betaalde arbeid is dat omgekeerd). Moeders besteden
bijna vier keer zoveel tijd aan werk binnenshuis als vaders (39 versus 11 uur)
en vaders werken vijf keer zoveel uren buitenshuis als moeders (37.7 versus 7.5
uur). Veel verandering zit daarin bovendien niet. Tussen 1990 en 1995 zijn
mannen niet meer binnenshuis gaan werken, vrouwen wel drie uur minder.
Samen met andere feministische economen introduceert Praetorius een nieuw
woord: Weiberwirtschaft. letterlijk 'wijvenhuishouding'. Dit begrip.
met onmiskenbaar een denigrerende bijklank, gebruikt Praetorius als geuzennaam.
'Het geeft aan dat vrouwen niet in de marge, maar in het centrum van het
economische leven staan.' 'Volgens de leerboeken omvat economie het geheel aan
maatregelen dat nodig is voor de behoeftevoorziening. Absurd genoeg geldt de
productie van een gevechtsvliegtuig wel als behoeftebevrediging, maar het
bereiden van een maaltijd niet. Is het niet raar dat we van een economische
crisis spreken als de auto-industrie stagneert, en over hoogconjunctuur als de
lucht verontreinigd raakt?'
Alsof we geen behoeften meer hebben wanneer we de deur van de fabriek achter
ons dichttrekken. Het geldcircuit is, zo vindt Praetorius, maar heel beperkt.
'Vrouwen ruilen maaltijden tegen vriendschap tegen autogebruik tegen geborgenheid
tegen gedichten tegen kinderoppas tegen wijze raad tegen bloembollen tegen...
'Wijvenhuishouding' staat voor deze oneindige kringloop die de economie draaiende
houdt, en waarin geld slechts een van de vele ruilmiddelen is. De beslissende
stap is niet langer het hogerop komen van vrouwen in een gebied dat hen vreemd
is, maar de erkenning van datgene wat vrouwen doen. Dat noem ik feministische
economie.'
Tegenwoordig lopen echter even weinig vrouwen warm voor feminisme als voor
economie. 'Het probleem met de vrouwen van de nieuwe generatie is dat ze het
woord feminisme zijn vergeten. Als ik uitleg wat ik bedoel, zijn ze enthousiast.
Maar als ik het feministische economie noem, luisteren ze niet meer. Het
feminisme heeft eveneens een paradigmaverandering nodig. Het heeft de neiging
vrouwen als slachtoffer te beschouwen. Daar herkennen jonge vrouwen
zich niet meer in. Ze voelen zich sterk.' Ook Praetorius zelf heeft het
slachtoffergevoel afgezworen. 'Ik zeg niet: ik ben een zielige uitgesloten
vrouw en wil in de mannenwereld worden geïntegreerd. Nee, ik zeg: ik ben
een sterke vrouw die wil mee bouwen aan de toekomst van de wereld.' Maar hoe
krijgen vrouwen het voor elkaar dat er ook daadwerkelijk naar hen wordt
geluisterd? 'Ze moeten niet het woord vragen, maar het woord nemen. Lange tijd
hebben vrouwen vanuit de marge van de maatschappij gesproken.
Spreekstijlen die hier typerend voor zijn, zijn: smeken, vragen, klagen of
- als je dat een spreekstijl kunt noemen - het hysterische huilen. Een centrale
rol spelen in de samenleving, gaat samen met andere spreekstijlen: profetie,
preek, ironie en spot, vloek, sarcasme en grote vertellingen. Als we iets groots
willen bereiken, iets dat de persoonlijke mening overstijgt, dan moeten vrouwen
zich deze spreekstijlen eigen maken. Niet altijd zijn de juiste argumenten
overtuigend. Argumenten moeten samengaan met autoriteit. Het belangrijkste is
met een zodanig gezag te spreken dat de religie van het androcentrisme instort
zoals de Berlijnse muur.'
Anne van Voorthuizen
Hervormd Nederland nr. 53-1-97