Ongecorrigeerde tekst van elektronisch ontvangen document
Aan deze tekst kan geen enkel recht ontleend worden!!
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
7 november 1997
Onderwerp:
Kamervragen inzake de belangenverstrengeling bij de Raad voor de Kinderbescherming
In antwoord op uw brief van 6 oktober 1997, nr. 2979800800, deel ik u mede dat de vragen van het lid van uw Kamer Hendriks over de belangenverstrengeling bij de Raad voor de Kinderbescherming worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief. Bijgesloten zijn voldoende kopieën van het antwoord, ten behoeve van de vragensteller en de afdeling Voorlichting van uw Kamer.
De Minister van Justitie, Antwoorden van de Minister van Justitie op vragen van het lid Hendriks over de belangenverstrengeling bij de Raad voor de Kinderbescherming (ingezonden 3 oktober 1997).
Ja. Ik heb kennis genomen van deze brief, waarin de algemeen directeur van de Raad voor de Kinderbescherming duidelijk aangeeft wat hij van zijn personeel verwacht.
-
- en
- Neen.
De jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens laat zien dat, getoetst aan artikel 6 EVRM, er in beginsel geen bezwaren bestaan tegen een combinatie van het rechterschap met functies als bedoeld. De in Nederland bestaande organisatorische structuren voor de benoeming van
rechters en de wettelijke waarborgen rond hun functioneren, zoals onverenigbaarheden en wraking en verschoning, bieden op zich voldoende garanties voor een onafhankelijk en onpartijdig optreden. Verwezen zij in dit verband naar mijn antwoorden van 13 juni 1997 op uw vragen van 1 mei
1997 (2969710370).
Het is aan de rechterlijke macht zelf om, binnen de wettelijke grenzen, te
beslissen wie in een concreet geval als rechter-plaatsvervanger wordt
ingezet. Voor informatie over beleidsvoornemens op het terrein van het
rechter-plaatsvervangerschap in het algemeen verwijs ik u naar mijn brief
aan de voorzitter van de Tweede Kamer over dit onderwerp d.d. 3 november
1997.
De vraag of het gewenst is dat vertegenwoordigers van de Raad voor de
Kinderbescherming de zittingzaal tegelijk met partijen betreden en verlaten,
kan in zijn algemeenheid door mij niet worden beantwoord. De gang van zaken
ter zitting wordt immers bepaald door de rechter.
Neen.
In het geval waar hier kennelijk op gedoeld wordt, is inmiddels de afspraak
gemaakt dat de secretaris van de klachtencommissie niet optreedt als
secretaris in zaken bij de behandeling waarvan zij bij de rechtbank griffier
is geweest. Een secretaris van een klachtencommissie, noch een griffier bij
een rechtbank heeft overigens een rechtsprekende taak. Beide functionarissen
vervullen een ondersteunende rol op juridisch en administratief terrein
In het Besluit klachtbehandeling raad voor de kinderbescherming (Staatsblad
1996, nr. 330) staat in artikel 7, derde lid:
"De klachtencommissie bestaat uit de volgende leden:
a. Een voorzitter en een of meer plaatsvervangende voorzitters, bij voorkeur
met rechtspraak belaste leden van de rechterlijke macht, door Onze Minister
benoemd op gemeenschappelijke voordracht van de presidenten van de
arrondissementsrechtbanken in het ressort van het hof, waarvoor de betrokken
commissie bevoegd is; (enz.)"
Het is om organisatorische redenen (beschikbaarheid voorzitter of plv.
voorzitter en het voorkómen van onnodige reistijd voor de voorzitter) niet
altijd mogelijk in een zitting van de klachtencommissie een voorzitter te
laten fungeren die uit een ander arrondissement afkomstig is dan waar de
vestiging van de raad tegen wie de klacht zich richt zich bevindt. Alle
(plv.) voorzitters van de klachtencommissies zijn er echter alert op dat zij
geen zaak in de klachtencommissie behandelen, waar zij tevens als rechter
bij betrokken geweest zijn, zijn of zullen zijn.
In mijn eerdergenoemde brief aan de voorzitter van Tweede Kamer d.d.
3 november 1997 heb ik aangegeven nader onderzoek te zullen doen naar de
verschillende vormen waarin zich problemen met onverenigbaarheden kunnen
voordoen en de consequenties die dat moet hebben. De in deze vraag
geschetste casus zal in voornoemd onderzoek worden meegenomen.
Artikel 838 Rv geeft een regeling voor het verstrekken van afschrift of
uittreksel uit openbare (gerechtelijke) registers in het algemeen. Voor het
register van de betrekkingen die de rechterlijke ambtenaren en raio's buiten
hun ambt vervullen (het zogenaamde nevenfunctieregister) geeft artikel 44
van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren een bijzondere regeling.
Deze regeling geeft uitsluitend een recht op inzage en geen recht op
afschrift. Ik ben echter bereid om te bezien of het praktisch en anderszins
mogelijk is, dat ten aanzien van het register ex artikel 44, derde lid, Wet
rechtspositie rechterlijke ambtenaren ook een recht op afschrift wordt
toegekend.
|