Bellamy de ziener: De Gouden Eeuwen liggen voor ons, en niet achter ons. Het jaar 2000 bezien vanuit 1887

Duurzame landbouw is wereldwijd ecologisch en sociaal. Vijf stellingen voor wereldwijde duurzaamheid

Grondvest . . . SDN Henry George <=====> SDN . . . Bellamy . . . GB Institute

De landbouw faalt in zijn opdracht de wereldbevolking te voeden

Member of the 'council of Georgist Organisation' - New York

GRONDVEST

    Manifest

Duurzame landbouw is wereldwijd ecologisch en sociaal Vijf stellingen voor wereldwijde duurzaamheid voor de landbouw

door Ir. Louis De Bruyn, lector Plantenteelt en Natuur- en Milieubeheer Luc Van Krunkelsven en Wiel Henskens

Landbouw faalt in zijn opdracht de wereldbevolking te voeden en slaagt er niet in een duurzaam ecologisch evenwicht met de natuur tot stand te brengen. Daarbij wordt landbouw dikwijls met de vinger gewezen als oorzaak van deze problemen. Over de twee basisdoelstellingen waarnaar de titel van dit artikel verwijst, nl. dat de landbouw sociaal verantwoord en ecologisch duurzaam moet produceren, bestaat waarschijnlijk een brede consensus. Over de concrete invulling en een daaraan aangepast beleid lopen de meningen dikwijls sterk uit elkaar. Waar staat de landbouw vandaag en wat kan/moet er gedaan worden om samen met de landbouw de sociaal-ecologische doelstellingen van duurzaamheid voor de ganse mensheid te realiseren, dat is het onderwerp van dit manifest

Om niet te vervallen in een a-priori beschuldigende basishouding t.o.v. de landbouw in zijn algemeenheid past het dit debat in een bredere maatschappelijke context te plaatsen. De samenleving krijgt de landbouw die ze verdient ! Het vergt een discussie met alle geledingen om de toekomstige landbouwontwikkeling gestalte te geven. Wat en hoe er geproduceerd wordt, is noch in de industrie, noch in de landbouw het exclusieve terrein van de producent. Alle maatschappelijke actoren bepalen mee de randvoorwaarden en doelstellingen voor landbouwproductie.

Dit geheel van doelstellingen en randvoorwaarden vormt de basis voor een aangepast onderwijs en vormingsmodel, ondersteuning van de productie- en verwerkingssector, kortom voor een sturend landbouwbeleid. Meestal wordt de landbouwproblematiek enkel benaderd vanuit regionale of zelfs bedrijfsdoelstellingen. Dat dit nuttig en kan bijdragen tot een grotere efficiëntie en productiviteit valt niet te ontkennen. Toch is het globale kader doorslaggevend om op langere termijn doelstellingen van duurzaamheid te garanderen. Wat hoger gesitueerde duurzaamheid bedreigt, kan nooit een plaatselijk na te streven doelstelling zijn. Het algemene dient het bijzondere te bepalen.

Echte duurzaamheid is gekenmerkt door een stelsel van voorwaarden die elk op zich maar ook simultaan gerealiseerd dienen te worden. Het is dit stelsel van voorwaarden dat als nieuw globaal denk- en beleidskader moet postvatten in denken en doen van producent en consument en in het beleid, dat het onderwerp uitmaakt van dit manifest.



Louis De Bruyn en Luc Van Krunkelsven zijn in België actief in Wervel, de Werkgroep voor een Rechtvaardige en Ecologische Landbouw. Wiel Hensgens ontplooit soortgelijke activiteiten in Nederland. Vijf stellingen voor de discussie. Om te vermijden dat de discussie wordt gereduceerd tot deelproblemen, zijn vijf stellingen geformuleerd die verwijzen naar de ecologische en sociale doelstellingen van landbouw in een wereldomvattend kader.

    Stelling 1:

Landbouw moet in staat zijn de wereldbevolking gezond te voeden.

Informatie, k a p i t a a l, mensen en goederen reizen steeds sneller en 'vrijer' de wereld rond. Onze wereld wordt kleiner terwijl de gemiddelde omvang en productiecapaciteit van de landbouwproductie-, toeleverings- en verwerkingsbedrijven alsmaar groeien. Op het eerste gezicht zou met de stijgende productiecapaciteit, transport- en verwerkingsmogelijkheden, de voedselbestemming in functie van de behoefte en dus de voedselveiligheid evenredig moeten verbeteren.

Niettegenstaande landbouw voldoende voedsel kan produceren en misschien zelfs produceert, garandeert de landbouwproductiekolom van toelevering over productie tot handel, verwerking en consumptie, de voedselveiligheid niet. Unicef stelt in zijn jaarrapport gepubliceerd op 16 december '97 vast dat elk jaar meer dan zeven miljoen kinderen sterven door slechte voeding. Ondervoeding doodt meer mensen dan welke epidemie of oorlog ook. Bij vele overlevenden leidt ondervoeding tot fysieke en mentale achterstand en ondermijnt de lichamelijke weerstand. In Zuid-Azië zijn één op twee kinderen ondervoed, in Afrika één op drie; 183 miljoen kinderen hebben een abnormaal laag gewicht voor hun leeftijd en 226 miljoen vertonen een groeiachterstand.

Bovendien is gebrekkige voedselveiligheid niet alleen het probleem van derdewereldlanden. Unicef stelt dat in Amerika meer dan 13 miljoen kinderen of één kind op vier van minder dan 12 jaar, niet de voeding krijgen die ze nodig hebben. Het lijkt paradoxaal maar een groot aantal van hen lijdt aan overgewicht. Vele 'beschavingsziekten' worden overwegend veroorzaakt door overvoeding en/of onevenwichtige voeding. Deze, op het eerste gezicht paradoxale toestand, is meestal niet het resultaat van onevenwichtige of verkeerde persoonlijke vrije voorkeur of voedselkeuze. De slechte voedingsgewoonten vloeien meestal voort uit gebrek aan financiële mogelijkheden om een evenwichtig voedselpakket samen te stellen.

In het Verenigd Koninkrijk lopen arme gezinnen aan het einde van de maand gezondheidsrisico omdat budgettaire tekorten hun niet toelaten zich evenwichtig en gezond te voeden. De armste gezinnen in Frankrijk besteden bijna een kwart van hun budget aan een door gebrek aan vers fruit en groenten erg onevenwichtige voeding. De voedselveiligheid neemt af !

    Stelling 2:

Landbouwsystemen moeten zich in de eerste plaats richten op regionale markten en kringlopen zo nabij mogelijk sluiten. Stelling twee en drie zijn sterk met elkaar verbonden. De doelstellingen verbonden met deze stellingen worden structureel gedwarsboomd door exportgerichte marktproductie en vrijhandel gekoppeld aan een landbouwsysteem gebaseerd op productie- en winstmaximalisatie. Het argument van voedselveiligheid geplaatst tegen de achtergrond van de snel stijgende wereldbevolking, moet ons doen geloven dat de hoge-externe-input-landbouw onvermijdelijk de meest humane en dus noodzakelijke ontwikkeling is om hongercatastrofes te vermijden. Het argument van het ecologisch en milieudeficit moet ons doen aanvaarden dat snelle verspreiding van technologische input van o.a. de biotechnologie, energie, scheikundige meststoffen en pesticiden, de enig mogelijke weg is om de ecologische rampen te voorkomen. Wereldwijd homogeniseren landbouwsystemen. De landbouwdiversiteit wordt weggespoeld door de 'vrije' wereldhandel omdat deze landbouwontwikkeling meestal niet vertrekt vanuit de plaatselijke behoeften maar gericht wordt op het wereldwijde marktgebeuren.

Nochtans zijn het deze op zelfvoorziening gerichte landbouwsystemen die aangepast zijn aan de natuurlijke ecologische diversiteit. De (wereld)marktgerichte landbouwsegmenten vormen de door het beleid met alle mogelijke middelen gefaciliteerde bovenstroom. Deze ontwikkelingstendens is tot vandaag overwegend unilineair en convergent gericht op het grootschalige en intensieve bedrijf. Energie, meststoffen en pesticiden vernietigen de duurzame productiemiddelen en productiemethoden die binnen het organisch kader van plaatselijke gemeenschappen beschikbaar zijn. De erosie aan kennis van de plaatselijke landbouwmethoden is een verlies voor altijd, het is vijf na twaalf. De neoliberale logica marginaliseert de subsistentie-economieën van de plaatselijke gemeenschappen. Het daaruit voortvloeiende beleid knipt de band tussen de landbouwproductie en de noden van de plaatselijke bevolking door.

Sprekend over kleinschaligheid en de plaatselijke zelfvoorziening mogen we het probleem niet reduceren tot een marginaal of onbelangrijk deelprobleempje binnen een groter algemeen kader. Eén voorbeeld ter illustratie van de enorme omvang die deze problematiek aanneemt: anderhalf miljoen kleine boeren afkomstig uit het zuiden en het centrale deel van Brazilië emigreerde tussen 1975 en 1988 naar Rodônia (het westelijke deel van het Amazonegebied). Reden van deze migratiegolf? Ze werden uit hun oorspronkelijk woongebied verdreven om de 'modernisering' van de landbouw mogelijk te maken. De landbouw richtte zich onder impuls van de Braziliaanse regering steeds meer op handelsgewassen voor export-, zoals soja, sinaasappel, tarwe en katoen.

In onze eigenste Vlaamse De Boer, het orgaan van de Belgische Boerenbond, werden Vlaamse boeren via artikels en advertenties aangezet om sojaplanter te worden in Brazilië. Deze ontwikkeling ging gepaard met kapitaalsintensieve landbouwtechnieken, schaalvergroting en concentratie van het grondbezit. Voor de kleine boeren was geen plaats (zij konden de noodzakelijke kapitalen niet verwerven) en velen zagen zich derhalve gedwongen hun heil te zoeken in de steden of elders in Brazilië. De sojaplanter in Brazilië verkoopt en exporteert rustig de opbrengst van honderden hectaren soja voor veevoeding, terwijl in de omliggende dorpen en steden baby's jongeren en volwassenen sterven of lijden aan ondervoeding door eiwitgebrek.

    Stelling 3:

De landbouwproblemen in de geïndustrialiseerde landen en in de Derde Wereld hebben gelijklopende structurele oorzaken. Landbouwontwikkeling in de centrumlanden mag niet ten koste gaan van landbouwontwikkeling in de Derde Wereld. De ontwikkeling van het Europese landbouwbeleid zoals het tot stand kwam na het ontstaan en de ontwikkeling van EEG en EU is hiervan een sprekend voorbeeld. De wereldhandel zoals die door de wereldhandelsorganisatie (WTO, voorheen de GATT) voornamelijk door Amerika werd doorgedrukt gaat in tegen de sociale en ecologisch verantwoorde landbouwontwikkeling van zowel de ontwikkelde als de achtergebleven economieën.

De oorsprong van onze mestoverschotten is het gevolg van de GATT-overeenkomst van 1962 die de 'Europoort' opende voor onbeperkt invoer van soja en andere graanvervangers in ruil voor een eigen ondersteund Europees Landbouwbeleid. Dit beleid gericht op schaalvergroting en intensivering om aan de interne vraag naar goedkoop voedsel te kunnen voldoen, evolueerde tot een instrument ter verovering van een plaats op de wereldmarkt. Deze kwantitatieve beleidsdoelstelling weerde weinig of geen bekommernis voor ecologische en sociale duurzaamheid. Plaatselijk een zo hoog mogelijke graad van voedselzelfvoorziening bereiken is een doelstelling die een belangrijke plaats moet behouden in de beleidsontwikkeling 'overal ter wereld'. Het is moreel onverantwoord en cynisch om voor Europa op te eisen wat we aan anderen niet gunnen. Toch is dit wat vandaag, gewild of ongewild, gebeurt onder druk van de steeds voortschrijdende impact van opeenvolgende WTO overeenkomsten.

Steeds meer zien we dat onder druk van dierenwelzijnsorganisaties en de derdewereldbeweging het kwaliteitsbegrip breder wordt dan enkel de inwendige kwaliteit en de daarbij horende goedkope prijzen zoals die door Test Aankoop onderzocht worden. Maar ook sociale en ecologische aspecten horen bij een juist kwaliteitsbegrip. Aspecten van diervriendelijkheid en voedselkwaliteit benadrukken zonder naar de ecologische en sociale impact van handel en productie bij ons en elders in de wereld te kijken levert nog steeds een onvolledig kwaliteitsbeeld op.

We komen er niet met alleen te pleiten voor kwalitatief hoogstaande veevoeders en een aangepast varken zoals dit voorgesteld wordt door sommige kritische landbouwstemmen. Ook de varkensstapel van 'aangepaste varkens' zal nog altijd te veel mest (van minderwaardige kwaliteit, want drijfmest met weinig ruw organisch materiaal) blijven produceren als er niets gedaan wordt aan de voor de derde wereld negatieve handels-, energie-, en mineralenbalans, zeg veevoederimporten en vleesexporten. Europa verwerkt de goedkope (veevoeder)grondstoffen tot hoogwaardige exportproducten die zelfs naar ontwikkelingslanden afgezet worden. Goedkope (veevoeder)grondstoffen invoeren en dure afgewerkte (vlees- en zuivel) producten uitvoeren is brandstof voor de motor van de ongelijke economische ontwikkeling van de wereldeconomie. Derdewereldlanden kunnen ondanks hun goedkope arbeid en gronden deze concurrentieslag niet winnen omdat hun productiviteit bij gebrek aan kapitaal veel te laag blijft. Deze concurrentieslag valt voordelig voor de handelsbalans van de ontwikkelde landen maar bestendigt de verdere ontwrichting van economie en milieu bij ons en in de derde wereld. Grote hoeveelheden veevoedergrondstoffen komen uit veraf gelegen gebieden ons landbouwecosysteem binnen (o.a. soja en cassave, aardnoten……….).

Het rendement ervan is gebaseerd op té lage grondstoffenprijzen die voortvloeien uit de exportgerichte marktbeïnvloeding van Wereld-Handels-Organisatie en Wereldbank. Grote oppervlakten landbouwgrond in het buitenland krijgen grondstoffenproductie als bestemming opgedrongen. Onder druk van de Wereldbank worden nationale staten virtueel gedwongen een Structureel Aanpassings Programma (SAP) te aanvaarden om hun schulden af te lossen in ruil voor nieuwe leningen. Deze SAP's omschrijven in hoofdzaak twee doelstellingen: het openstellen van hun markten en exportgericht produceren gekoppeld aan een scherpe budgetcontrole die overwegend gaat ten koste van hun sociale voorzieningen (onderwijs en gezondheidszorg).

Daar deze druk universeel is stijgt het aanbod van grondstoffen en vertonen de grondstoffenprijzen op de wereldmarkt een dalende trend. Hierdoor is het voor de geïndustrialiseerde landen goedkoper om veevoedergrondstoffen in te voeren dan ze zelf te telen. Miljoenen hectaren worden voorbestemd voor exportgerichte grondstoffenproductie en derhalve onttrokken aan de plaatselijke voedselvoorziening. Door de lage prijzen draagt deze export niet bij tot een aangepaste endogene ontwikkeling en voedselveiligheid. Om deze ontwikkeling om te keren moet de boer zijn functie als voedselproducent (i.p.v. grondstoffenproducent) opnieuw opnemen.

De wereldhandel zoals die door de wereldhandelsorganisatie (WTO) wordt doorgedrukt gaat in tegen de sociale en ecologisch verantwoorde landbouwontwikkeling van zowel de ontwikkelde als de achtergebleven economieën. Van de weeromstuit oefenen deze lage veevoedergrondstoffenprijzen ook een negatieve druk uit op de marktprijzen van de akkerbouwproducten van onze boeren. Ook zij worden meegezogen in de productivistische spiraal van stijgende input- en dalende grondstoffenprijzen.

Het gebruik van goedkope veevoedergrondstoffen uit derde landen is aangewezen voor de intensieve 'grondloze' veehouderij. Grondloos betekent natuurlijk dat de gronden voor deze intensieve varkens- en kippenhouders in het buitenland liggen maar de mest wel in eigen land blijft. Vlaanderen en Nederland hebben in het buitenland een tweemaal zo grote oppervlakte grond nodig dan wat we in eigen land in cultuur hebben. Boer Adriaensen voorzitter van het Algemeen Boerensyndicaat (ABS), een Vlaamse boerenorganisatie die sterke bindingen heeft met de veevoederproducenten, heeft de oplossing voor het mestprobleem gevonden. Hij contracteerde een Japans scheepvaartbedrijf dat brood ziet in het verschepen van varkensmengmest naar de Oekraïne.

Ondertussen blijven we wel onze landbouw subsidiëren om graanoverschotten aan wereldmarktprijzen te blijven exporteren naar landen waar de plaatselijke boeren kapot geconcurreerd worden. Afrika moet brood eten in plaats van maniok of sorghum. Want wat er ook van zij, onze lonen mogen dan zoveel hoger liggen, onze productiviteit haalt dit comparatieve nadeel dubbel en dwars in door de hogere productiviteit gezien onze mogelijkheden om gebruik te maken van mechanisatie, meststoffen……….

    Stelling 4:

Het natuurlijk ecosysteem is draagvlak van een gezond landbouwecosysteem, daarom is de natuur een bondgenoot en geen vijand. Landbouwecosystemen moeten verweven worden met en steunen op natuurlijke ecosystemen en functioneren met zo weinig mogelijk externe input. Landbouwecosystemen zijn onder invloed van neoliberalisme en bureaucratisch socialisme geëvolueerd naar open ecosystemen. Deze ontwikkeling botst met de dubbele grondslag van natuurlijke ecosystemen die zichzelf in stand houden door gesloten grondstofkringlopen en het natuurlijk evenwicht tussen organismen. Nutriënten die in grote hoeveelheden in het landbouwecosysteem ingevoerd worden veroorzaken eutrofiëring, drinkwaterverontreiniging, verruiging en vergrassing van kwetsbare biotopen.

Bestrijdingsmiddelen, hormonen, antibiotica en groeiregulatoren veroorzaken dikwijls gezondheidsproblemen voor mensen en organismen in het ecosysteem. Evenredig met groei en bloei van industriële of hoge-externe-input-landbouw stellen we de verdere aftakeling vast van de natuur. Ondanks de groei van de natuurbeschermingsbeweging en de beleidsinteresse die daaruit voortvloeit, nemen zowel de eco- als de biodiversiteit verder af. Soorten sterven sneller uit dan tijdens de uitstervingsperiode van de dinosauriërs na een fatale meteoorinslag.

Door menselijk handelen, beleven we vandaag de hoogste uitdovingsnelheid van soorten sinds het ontstaan van het leven op aarde. Soorten (planten, dieren en micro-organismen) verdwijnen omdat door menselijk handelen hun biotopen verdwijnen of inkrimpen beneden de levensvatbaarheidsdrempel. De ontwikkeling van de hedendaagse landbouw met zijn grootschaligheid, verhoogd pesticiden- en meststoffengebruik in combinatie met ontbrekend of slecht land- bos- en natuurbeheer zijn hiervan de voornaamste oorzaken. Door verhoogde ontwatering en versnelde afvoer van oppervlaktewater uit landbouwgebieden, in combinatie met een toegenomen gebruik van grondwater ontstaan in veel gebieden problemen van verdroging en verwoestijning die ook in de landbouw een negatieve rol spelen.

Daarnaast leiden moderne plantenveredeling en biotechnologie met hun homogene zaaigoed tot een schrikbarende afname van genetische variatie in plantenrassen die belangrijk zijn voor de menselijke voeding. Dit terwijl genetische variëteit (een van) de belangrijkste factor(en) is voor stabiliteit ten opzichte van plagen. Traditionele landrassen hebben eeuwenlang risico's op misoogsten geminimaliseerd. In enkele decennia is deze zekering voor voedselvoorziening op het spel gezet, om de grote investeringen in het veredelingsonderzoek rendabel te maken. Landbouw moet zich aanpassen aan het natuurlijk draagvlak en bijdragen tot het ondersteunen en ontwikkelen van biodiversiteit en ecodiversiteit zowel inwendig als in de omgeving van de landbouwecosystemen.

    Stelling 5:

Het verlies aan tewerkstelling in de landbouwproductie en in landbouwgebonden tewerkstelling op het platteland moet stopgezet worden. Boeren en boerinnen moeten een maatschappelijk vergelijkbaar inkomen kunnen halen uit landbouwactiviteiten met een multifunctioneel karakter. Terwijl nog steeds meer dan de helft van de bevolking leeft van endogene (zelfvoorziening) landbouw gaat de arbeidsuitstoot versneld verder, zonder dat hiervoor vervangende tewerkstelling voorhanden is. De buitenproportionele groei van derdewereldsteden is deels het gevolg van de uitstoot van mensen uit de agrarische gebieden die hun geluk zoeken in de steden door het ontbreken van een toekomstperspectief op het platteland.

Het hoger vermelde voorbeeld van migratie in Brazilië is exemplarisch voor vele gebieden in de Derde Wereld. Groot grondbezit leidt tot desintegratie en verval van de traditionele landbouwsystemen die in evenwicht met het natuurlijke ecosysteem gegroeid zijn. Het probleem van de grond wordt het probleem van de natuur en omgekeerd. Deze situatie maakt dat goedkope arbeidskracht het belangrijkste exportproduct is van derdewereldlanden. Zowel in de industrie- als in de derdewereldlanden gaan schaalvergroting en intensivering gepaard met toenemende kapitaalinstroom. Dikwijls is/wordt de uitstoot uit de zelfvoorzieningslandbouw met geweld afgedwongen om plaats te maken voor meer geïndustrialiseerde productiesystemen.

Steeds gaat dit proces van schaalvergroting en intensivering gepaard met min of meer grote kapitaalinstromen en schuldenproblemen die veel boeren en boerinnen dwingen tot bedrijfsbeëindiging. Tussen 1970 en 1995 is in België het aantal beroepsbedrijven met 67.000 eenheden teruggelopen (-58%). Verwacht wordt dat de regressie zich verder zal doorzetten en dat er in het jaar 2005 nog zo'n 36.400 beroepsbedrijven zullen overblijven. En wat daarbij bovendien opvalt is dat de bedrijfsuitstoot zich recentelijk meer verlegt naar de hogere dimensieklassen. Het beëindigen van het bedrijf is daardoor niet langer een marginaal verschijnsel maar een perspectief dat, bij het zoeken naar een uitkomst uit de situatie van onzekerheid, in vrijwel alle klassen in overweging wordt genomen. Het resultaat van dit proces is de teloorgang van het leefbaar platteland. Met de boeren verdwijnen ook de met landbouw verbonden economische activiteiten van het platteland die garant stonden voor een leefbare plattelandseconomie en dito samenleving.

Niet alleen kwantitatief maar ook kwalitatief is de functie van de landbouw veranderd. Van voedselproducent is de landbouwactiviteit verlegd naar grondstoffenproductie, waarbij kleinschalige toeleverings- en afzetactiviteiten in handen komen van grote industriële bedrijven en MNO's. Deze bedrijven leveren geen bijdrage meer in de plattelandseconomie maar zijn gevestigd in de gebieden die kunnen omschreven worden als toegangspoorten tot de grote industriegebieden. Gelijklopend met deze ontwikkelingen is een tegenbeweging waar te nemen. Overal in de wereld verzetten boeren zich tegen de teloorgang van voedselveiligheid en duurzame ontwikkeling.

Ondanks al het kapitaal dat multinationale bedrijven investeren in promotiekampanjes voor meststoffen en pesticiden en grootschalige intensieve landbouw, kunnen ze niet verhinderen dat overal in de wereld duurzame landbouwexperimenten de kop opsteken en inwortelen. Het verzet van boeren blijft toenemen maar zal moeten samenvallen met het verzet van brede lagen uit de samenleving om het tij te kunnen keren. Geen enkele economische activiteit is meer verbonden met het landgebruik en de ecologische draagkracht van het milieu dan de landbouw. Bovendien is dit ecologische draagvlak de absolute voorwaarde voor een duurzaam voortbestaan van de mens.

Om het tij definitief te doen keren is een democratisch socialistisch perspectief noodzakelijk. Het verzet organiseren tegen de overheersende ontwikkeling van de neoliberale bureaucratie in de WTO die geflankeerd wordt door de lobbyisten van de landbouwindustrie is de grootste uitdaging van onze tijd. Leefbaarheid van het platteland is verbonden met de leefbaarheid van de boerenbedrijven. Ecologische landbouwsystemen beheren op natuurvriendelijk wijze de open ruimte. Schaalgrootte en bedrijfsvoering, vereisen een aan de ecodiversiteit aangepaste landbouwdiversiteit. De tewerkstelling op het platteland is een voorwaarde voor een ecologisch beheer van de open ruimte. Tewerkstelling in de landbouw moet op het platteland opgebouwd worden in een ecologisch en multifunctioneel landbouwsysteem. Taken als voedselproductie, verwerking, vermarkting, natuurbeheer en recreatie moeten het economisch draagvlak vormen voor een regionale plattelandsontwikkeling. Voedselzekerheid hier en in de Derde Wereld vereist steeds dringender dat landbouw (weer) een gedeelde verantwoordelijkheid wordt van producent en consument.


    "Het ideale eigenbelang" door Pieter Kooistra

    Een UNO-Marshallplan voor alle mensen.

De vrije markt leidde tot grenzeloze stimulans van het ik, de planeconomie tot grenzeloze dwang. Beide systemen hebben het ontstaan van één wereld met meer liefde en rede verhinderd en de geest gesmoord die in de mens gewekt wil worden. De wereldsamenleving zoekt naar evenwicht tussen ontplooiing en zelfbeperking van het ik. De basis daartoe ligt in de vernieuwing van onze levensinzichten, een mutatiesprong die materie en geest, het mannelijke en het vrouwelijke, het menselijke en het goddelijke, in hechte wisselwerking verenigt.

Nu wij over superelektronische middelen beschikken kunnen we naast de bestaande ongelijke inkomens uit de bestaande economieën, een extra inkomen verkrijgen uit de toekomstige extra selectieve productie die we als mensheid op een gecoördineerde manier kunnen ontwikkelen. Geen frustrerende herverdeling achteraf met alle politieke en ambtelijke geharrewar en ingewikkelde belastingstelsels maar gelijke verdeling vooraf van extra toekomstige productie en dienstverlening. Hierdoor kan een volstrekt nieuwe financiering op reusachtige schaal ontstaan. Alles wordt gebaseerd op de vooraf geïnventariseerde extra materiële, psychische en geestelijke behoeften van ieder individu en van ons allen tezamen in een sociocratisch wereldmodel. De vooraf te inventariseren extra (schone!) productie en diensten worden ook vooraf met de extra vraag in evenwicht gebracht. Over- of onderproductie wordt voorkomen, verspilling en inflatie verhinderd. Kwaliteit en persoonlijk keuze kunnen samengaan in een wereldomvattend inflatievrij circuit.

Het boek van Pieter Kooistra wil dit noodzakelijke integratieproces bevorderen in een economie van belangensynthese. Een extra wereldeconomie, geïnitieerd, beheerd en gefinancierd door de UNO (Verenigde Naties) kan een gelijkwaardig basisinkomen voor alle mensen realiseren. Het voorstel stemt tot nadenken over een sterke verbetering van de werelddemocratie, waarin politiek, geld en macht in dienst gaan staan van innerlijke en economische heelwording met een duurzame ontplooiing van mens en milieu.

Kooistra heeft ruim 20 jaar besteed aan het bestuderen, ontwikkelen en toepassen van economische principes. In 1981 schetste hij zijn theorieën in een eerste boek "Voor" (Voor ieder en tegen niemand) geschreven in het Nederlands. Zijn tweede boek eveneens in het Nederlands "Het ideale eigenbelang", en de vertaling daarvan in het Engels "The Ideal Self-interest" werden gefinancierd door de Nederlandse regering en de Stichting Doen. Op 5 mei 1998 overleed Pieter Kooistra . Echter zijn geestesproduct leeft voort en is door de wereldgemeenschap in bezit genomen.


    Het jaar 2000 - Kruispunt van de Mensheid

    door Lisinka Ulatowska


Nieuwe wegen door een wereldbasisinkomen voor alle mannen vrouwen en kinderen.

"The Third Millennium in onze recente geschiedenis schept nieuwe verwachtingen voor de mensheid. In het pas aangebroken tijdperk van Aquarius, symbool van gemeenschapszin, zal ons aller levenssituatie radicaal moeten verbeteren. Wat dringend nodig is: de bewustzijnsdoorbraak, dat we een nieuw zelffinancierend economisch systeem kunnen ontwikkelen dat alle nationale stelsels overkoepelt zonder deze of ons leefmilieu aan te tasten. Een systeem ook, dat ieder mens bevestigt in z'n identiteit en stimuleert in zijn ontplooiing." Aldus luidt de eerste alinea op de achterflap van het boek. Ulatowska beschrijft het zelffinancierend economisch systeem en geeft antwoord op de vele vragen die opdoemen bij het kennisnemen van dit systeem.

Dit systeem, het Wereld Marshall Plan werd geïntroduceerd bij experts, regeringen en andere internationale organisaties door de World Citizens tijdens de voorbereidingen van de wereldtopconferentie over het milieu in Rio in 1992. Het boek van Ulatowska is het antwoord op suggesties en vragen van gedelegeerden uit landen over de gehele wereld en werd samengesteld met de hulp van experts, onder andere uit kringen van de VN. Dr. Lisinka Ulatowska woont in New York en werkt al vele jaren aan de toerusting van de Verenigde Naties om vrede en welzijn mondiaal te bevorderen.

Zij werkte ook samen met Pieter Kooistra die het boek 'Het ideale eigenbelang' publiceerde. Even bezield als realistisch betoogt Ulatowska, dat de wereld toch nog toekomst heeft en dat de Verenigde Naties in staat zijn een situatie te scheppen, die een extra basisinkomen garandeert voor iedereen. Er is een evenwicht in onze evolutie mogelijk tussen materie en geest, mannen en vrouwen, volken en individuen.

Het boek van Ulatowska telt 179 pagina's formaat 12 x 20 en het is prettig te lezen. De tekst is verdeeld over negen hoofdstukken met ook weer een duidelijke onderverdeling in paragrafen. De negen hoofdstukken zijn achtereenvolgens:

  1. Het Wereld-Marshallplan - Hoe werkt het en hoe het gefinancierd wordt.
  2. Vimala's dagboek of. Hoe het Wereld-Marshallplan (WMP) in de praktijk werkt.
  3. De ontwikkeling van de infrastructuur voor het WMP.
  4. De invloed van het Wereld- Marshallplan. 5 De invoering van het WMP
  5. Een wereldbesluitvormingsnetwerk
  6. De verhouding tot andere Wereld-Marshallplannen. 8 Een wereldparlement.
  7. Vaak gestelde vragen.


    wereld delen op weg naar één wereld één mensheid
    onder redactie van John Habets en Henk Gloudemans

Weer een boek over economische vooruitgang en toenemende armoede. Meer dan 200 pagina's tekst. Het boek biedt interessante informatie over zaken als ontwikkeling en groei, armoede en honger, vrede en gerechtigheid. Het boek bestaat uit een 15 tal vraaggesprekken met interessante persoonlijkheden o.a. met bisschop Muskens, die recent door een hersenbloeding werd getroffen.

Het zijn allemaal inspirerende interviews met vaak tegendraadse en soms verrassende visies, met hoe dan ook een realistisch toekomstperspectief. Het boek biedt interessante informatie, bezien vanuit een breed perspectief, voor wie zich wil verdiepen in zaken als ontwikkeling en groei, armoede en honger, vrede en gerechtigheid.

Een laagdrempelig en positief-kritisch boek voor wie al actief is op het terrein van de Derde-Wereld-problematiek. Alhoewel de wereld als geheel over voldoende mogelijkheden en middelen beschikt om iedere wereldburger een menswaardig bestaan te verzekeren, is de realiteit er een van bizarre rijkdom naast bittere armoede. Aan de hand van een 15 interviews wordt geïllustreerd dat de ongelijke verhoudingen in de wereld samenhangen met de ongelijke verdeling van voedsel, grondstoffen, macht en inkomen.

Vanuit verschillende invalshoeken - het milieu, de positie van de allerarmsten in de wereld, de functie van de economie, het perspectief van de ontwikkelingssamenwerking, de positie van de vrouw, de rol van de vakbond, het bedrijfsleven en de overheid - wordt benadrukt dat ook het westerse samenlevingsmodel zijn grenzen en beperkingen kent. Als er een ding duidelijk wordt, is dat de eenzijdige focus op concurrentie en eigenbelang, korte termijnwinst en het bestrijden van symptomen, allerlei vaak onbedoelde neveneffecten heeft, en in directe relatie staat tot de zich aftekenende tweedeling in de (westerse en mondiale) samenleving.

Vanuit het besef dat het niet alleen anders moet, maar dat het ook anders kan, wordt gepleit voor een aanpassing van structuren en een mentaliteitsverandering die ook het belang van de ander insluit: die recht doet aan het groeiend besef dat de mens niet louter leeft voor zichzelf, maar deel uitmaakt van de grotere ontkiemde eenheid die wij één wereld en één mensheid noemen. De gehouden interviews dateren van 1991 tot en met 1998 Hier opgesomd in chronologische volgorde:

  • Gerrit Huizer: Een stukje Derde Wereld op ons bord, okt.1991:
  • Dorothee Sölle : Het gezicht van de armoede is vrouwelijk mei 1992;
  • Hans achterhuis: De logica van het genoeg september 1992;
  • Els Postel: De kwaliteit van het bestaan maart 1993;
  • Bob Goudswaard: De economie van de voorzorg oktober 1993;
  • Edith Sizoo: Cultuur: basis voor ontwikkeling mei 1994;
  • Philip Smith: De wereld op een splitsing;
  • André Lascaris: Het soevereine slachtoffer april 1995;
  • Hein Stufkens: De verdeeldheid in onszelf en in de wereld overwinnen juni 1995;
  • Irene van Staveren: Valkuilen in de economie september 1995;
  • Henk Tieleman: Economie; de wetenschap van de onbedoelde gevolgen okt.1996;
  • Allerd Stikker: Binnentreden in het ecologisch tijdperk maart 1997;
  • Jan Glissenaar: Geloof in eigen kracht juni 1997;
  • Bisschop Muskens: Meer dan brood alleen nov. 97;
  • Anton Westerlaken: Een appèl op solidariteit mei 1998.