Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
Klacht tegen de
Staat der Nederlanden bij de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens Amsterdam, 12 januari 2004 Bienvenue sur la page d'accueil de la Cour Welcome to the Court's Home
Page
Arrêts et décisions Judgments and Decisions Human Rights Documentation Documentation sur les droits de
l'homme Database of the case-law of
the supervisory organs of the Base de données sur la jurisprudence
des organes de contrôle de ©
European Court of Human Rights. Please send your comments to: Webmaster@echr.coe.in Betreft: Verzoekschrift ex art. 34 van het Verdrag tot Bescherming van
de Rechten van de Mens
Fundamentele Vrijheden van K.H.de Werd / contra de Staat der Nederlanden Amsterdam 9 dec. 2003 referentie no. 39849/03 Zeer
weledelgestreng College, Met uw
welnemen wend ik mij tot u ter afhandeling van de hiernavolgende klacht. Het Openbaar
Ministerie in Nederland heeft tijdens de door mij gevoerde civiele en
strafrechtelijke procedures als wetshandhaver ex. Art. 4 Ro in strijd met de Grondwet, de
Formele Wet en Internationale Verdragen formeel de stelling betrokken, dat
ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr het veelvuldig plegen van meineed ter
aanranding van een behoorlijke procesgang, niet strafrechtelijk dient te
worden vervolgd, waartoe zes dwingende uitspraken van Rechtbank, Gerechthof
en Hoge Raad, waaronder zelfs drie bevelen van het Gerechthof aan de Officier
van Justitie gegeven tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed volstrekt
werden genegeerd. In die zin, dat er ondanks genoemde bevelen er formeel
nimmer een meineedprocedure heeft plaatsgevonden. Zodoende werd door het
Openbaar Ministerie plaatsgenomen op de stoel van de Formele Wetgever en van
de Zittende Magistratuur, waarvan akte! Het voorgaande
is een onrechtmatige overheidsdaad in optima forma
trap en niet alleen jegens mij als rechtstreeks benadeelde, doch jegens de
gehele Nederlandse rechtsorde, c.q. de rechtszekerheid van alle ingezetenen
op Nederlands grondgebied. Omdat als gevolg
van de vele meinedige verklaringen c.q. het veelvuldig plegen en laten plegen
van meineed voor mij in strijd met art. 17 van de Grondwet de weg naar de
rechter werd afgesneden, en omdat veelvuldig op de meinedige verklaringen
door de Zittende Magistratuur werd gedwaald. Ik ben als burger niet
verantwoordelijke te stellen voor het al dan niet integer en/of goed
functioneren van de Uitvoerende Organen van de Formele Wetgever (in dit geval
de Zittende en Staande Magistratuur). Blijkens de Nationale Wetgeving en
jurisprudentie moet wegens onrechtmatige overheidsdaden de Staat der
Nederlanden alle schade vergoeden die voortvloeit uit die gepleegde
onrechtmatige overheidsdaden via haar Uitvoerende Organen. Daartoe heb ik de
Staat der Nederlanden formeel aansprakelijk gesteld vanaf 1979 tot op heden
en verzocht ik middels een Akte van Dading de affaire tot wederzijdse
tevredenheid te schikken. Bij gebreke waarvan mijnerzijds de Uitvoerende
Organen van de Formele Wetgever op Nederlands grondgebied, mijnerzijds niet
meer worden erkend. Dat is een feitelijk gegeven waarvan ik regering en het
parlement formeel in kennis heb gesteld, waarvan akte! De juridische
en politieke verantwoordelijken terzake, te weten de Voorzitter van het
College van Procureurs-generaal J. de Wijkerslooth en de Minister van
Justitie Mr. P.H. Donner reageerden hierop met een
verwoede poging tot het verduisteren van al het wettig overtuigend bewijs,
hetgeen hen niet is gelukt anders dan door eigen toedoen. Te weten: door mijn
persoonlijk ingrijpen. Middels de hiernavolgende zinsnede,
die zich kenmerkt door arglistig bedrog en juridische onvolwaardigheid wenste
men op gespannen voet met de feitelijke waarheid te doen voorkomen alsof de
bevelen van het Gerechthof ex art. 12i Sv tot drie keer toe aan de
Officier van Justitie gegeven in één en de zelfde zaak tot het
strafrechtelijk vervolgen van meineed werden opgevolgd, ik citeer:
het Gerechthof tot het
strafrechterlijk vervolgen van meineed niet werden opgevolgd. De Nationale
Ombudsman die op 13 november 2003 terzake uitspraak deed, motiveerde het als
juridisch hoogleraar nog bonter in een poging daarmee de Voorzitter van het
College van Procureurs-generaal en de Minister van Justitie een alibi te
geven. Dit voor het feit dat beiden te kwader trouw hun beslissingen als
topjuristen motiveren op een juridisch arglistig, bedrieglijk en volstrekt
onvolwaardig, ja zelfs ongeschoold juridisch niveau. Ik citeer: opgemaakt, met betrekking tot
de strafrechtelijke vervolging van G. de Lange zoals door het Gerechtshof ex art.
12i Sv tot twee keer toe bevolen. Geen enkele
Jurist te goeder trouw zou het ooit aandurven (tenzij er sprake is van
juridisch zelfmoord of overige zaken die het daglicht niet kunnen verdragen)
voorgaande juridische onzin te onderschrijven. De Wijkerslooth en Donner echter
hadden daar als topjuristen geen enkele moeite mee. Integendeel,
tijdens mijn klacht hierover bij de Nationale Ombudsman volhardden
beiden tot het uiterste hierin, totdat mr. Donner onder mijn juridische druk
werd genoodzaakt op 23 juli 2003 formeel alle leugens door hem en het College
van Procureurs-generaal te herroepen en te bekennen. Hij erkende schriftelijk
aan de Nationale Ombudsman dat genoemde bevelen van het Gerechthof door de
Officier van Justitie in strijd met de Formele Wet (te weten art. 246 Sv.)
ter verjaring werden opgelegd. Zodoende werd in strijd met de Formele Wet en
Internationale Verdragen door het OM plaatsgenomen op de stoel van de Formele
Wetgever en van de Zittende Magistratuur; waarvan akte! De arglistige,
bedrieglijke en juridisch volstrekt onvolwaardige zinsnede - er
werd in de archieven van het OM niets aangetroffen waaruit blijkt, dat de
bevelen van het Gerechtshof tot het strafrechterlijk vervolgen van meineed niet
werden opgevolgd - vormt het wettig overtuigend bewijs dat zowel Donner als de Wijkerslooth
deel uitmaken van een Criminele Organisatie ex. Art. 140 Sr, in samenspanning
ex. Art. 80 Sr. En onder de verzwarende omstandigheid van art. 44 Sr ter
aanranding van de Nederlandse Rechtsorde gepleegd. Beiden hebben
in de archieven van het OM geen enkel document aangetroffen waaruit blijkt
dat de bevelen van het Gerechthof ex art. 12i Sv tot het strafrechterlijk
vervolgen van meineed tot drie keer toe in één en de zelfde zaak door het
Gerechthof ex. Art. 12i Sv gegeven, ooit werden opgevolgd. Door als
topjuristen ondanks dat feitelijk gegeven te
concluderen tot het tegendeel, verzonnen beiden ondanks hun ambtseed meerdere
strafrechterlijke procedures, die nimmer hebben plaatsgevonden om zodoende op
gespannen voet met de feitelijke waarheid te doen voorkomen, alsof de bevelen
van het Gerechtshof ex. Art. 12i Sv aan de Officier van Justitie gegeven tot
het strafrechterlijk vervolgen van meineed wel werden opgevolgd. Dit hielden
beiden vol tot het uiterste, ondanks dat ik hen dringend had verzocht, voorzover
nodig daartoe zelfs heb gesommeerd op straffe van rechtsgevolgen mijnerzijds,
dit onwettig minder sociaal ambtshalve functioneren - waarmede de
rechtszekerheid van allen op Nederlands grondgebied in gevaar wordt gebracht
- met onmiddellijke ingang te beëindigen. Uiteindelijk
werden beiden onder mijn juridische drang genoodzaakt
hun eerdere standpunten te herroepen en kwam Minister Donner uiteindelijk op
23 juli 2003 formeel met een volledige huiveringwekkende bekentenis. Te
weten: dat de Officier van Justitie de bevelen van het Gerechtshof tot het
strafrechterlijk vervolgen van meineed middels fraude - lees in strijd met de formele Wet -
ter verjaring heeft opgelegd, en deze zodoende ter aanranding van de
Nederlandse Rechtsorde heeft plaatsgenomen op de stoel van de Formele
Wetgever, op de troon van Hare Majesteit de Koningin en op die van de
Zittende Magistratuur. Zowel Donner als de Wijkerslooth wisten
dit alles, althans worden als topjuristen geacht dit te weten. Op het moment dat zij
in de archieven van het OM geen enkel document aantroffen waaruit zou kunnen
blijken, dat de bevelen van het Gerechtshof ooit werden opgevolgd, handelden
beiden bewust te kwader trouw. Waarvan akte! Regering en
parlement zijn hiervan op de hoogte. Echter, daar wordt het algemeen belang ondanks de ambtseden veelvuldig opgeofferd
aan strikt persoonlijk en/of partijpolitiek belang, met als rechtsgevolg dat
juridisch geboefte als de Wijkerslooth en Donner over vrijwel absolute macht
beschikken. De Staat der
Nederlanden heeft in haar rechtsgeschiedenis roetzwarte bladzijden
geschreven, waarbij gewelddaden tegen de menselijkheid hoogtij vierden als
nimmer voorheen. De
openbare aanklager bij de Bijzondere Rechtspleging, heeft er voor
gewaarschuwd dat het naoorlogse gratiebeleid van de regering het toekomstig gevaar vormt voor de bevolking. Met name omdat
er sindsdien structureel nauwelijks iets is veranderd. De situatie is
inmiddels zo ernstig, dat de Procureur-generaal die
als zodanig dertig jaar bij het OM heeft gefunctioneerd, zonder daarbij ooit
in opspraak te zijn gekomen is afgetreden, omdat zij het niet langer
aandurfde verantwoording te nemen voor de gang van zaken bij het OM. Citaat:
'U moet mijn aftreden dan ook zien, als een signaal naar de samenleving, hoewel
ik bang ben dat dit signaal niet zal worden gehoord', aldus genoemde
Magistrate. De situatie
bij het OM is zo zorgwekkend, omdat zij zich inlaten
met zaken waarvoor men hier asielzoekerscentra heeft ingericht. Complete
gezinnen worden met juridische zwendelpraktijken maatschappelijk, financieel
en psychisch geruïneerd, zodanig dat zonder enig voorbehoud van gewelddaden
tegen de menselijkheid kan worden gesproken. Voorts is men
bezig de kosten van de eigen bijdrage voor rechtsbijstand die nu al voor
honderdduizenden burgers niet meer te betalen is, ruimschoots te verdubbelen
om zodoende in combinatie met zeer hoge griffiegelden de weg naar de rechter
voor een nog grotere groep minder draagkrachtigen - in strijd met art. 17 van
de Grondwet - vrijwel ontoegankelijk te maken. Ook zijn de huidige
machthebbers bezig vrijwel het gehele sociale stelsel af te breken tot een
ministelsel dat hen voor ogen staat, met als gevolg dat zeer vele burgers in
diepe armoede verkeren, voortdurend belaagd worden door deurwaarderskantoren
die als paddenstoelen uit de grond zijn geschoten, waarbij complete gezinnen
van gas en licht worden afgesloten en gesommeerd worden hun woning te
verlaten. Dit terwijl het welgestelde deel van de bevolking zich
ongelimiteerd kan verijken zonder inachtneming van de Formele Wet, omdat
vrijwel elk delict blijkens het Wetboek van Strafrecht afkoopbaar is bij de
Officier van Justitie, waarvan door de financieel niet onbemiddelde burger
dan ook dankbaar gebruik wordt gemaakt! Als gevolg van
al het voorgaande is er een onderklasse op Nederlandse Grondgebied ontstaan
die in strijd met art. 17 Grondwet geen toegang meer heeft tot de rechter. De
huidige situatie lijkt beangstigend veel op de gang van zaken waaruit
uiteindelijk de Holocaust is ontstaan. De Staat der Nederlanden glijdt bij
gebrek aan politieke en journalistieke controle en deugdelijke wetgeving in
ras tempo weg naar een ambtelijke dictatuur. Alle ingrediënten zijn zestig
jaar na de Tweede Wereld Oorlog weer volop aanwezig. Men behoeft nog slechts een groepering
publiekelijk te demoniseren c.q. te stigmatiseren, hetgeen al gaande is,
alvorens de roetzwarte geschiedenis van de Staat der Nederlanden zich
herhaalt. Dat dit risico wel degelijk aanwezig is moge wel blijken uit het
feit, dat politici van de Stad Rotterdam al bezig zijn met wetgeving die ten
doel heeft financieel minder draagkrachtigen uit hun stad te weren. Met in
achtneming van al het voorgaande, moge ik u Europese Commissie met de u
toekomende eerbied verzoeken de Staat der Nederlanden, zonodig te sommeren op
straffe van rechtsgevolgen, haar nationale Formele Wetgeving, de Grondwet
en Internationale Verdragen met onmiddellijke ingang te respecteren en zo
nodig haar nationale Formele Wetgeving op zeer korte termijn - uiterlijk
binnen een halfjaar na heden - aan te passen, zodat deze toetsbaar is aan de
Grondwet en Internationale Verdragen door: 2)
Het verbieden van
tuchtwetgeving in vorm of welk een wijze dan ook in die zin, dat deze zodanig
wordt verwijdert en/of aangepast, dat geen
vakgenoten meer de misslagen van vakgenoten kunnen beoordelen. 3)
Het verbieden
van bijbanen van rechters. 4)
Het opheffen
van de eigen bijdrage bij pro Deo Rechtsbijstand en het afschaffen van griffiekosten
voor de maatschappelijk sociaal zwakkeren in de samenleving. Voorts de
Staat der Nederlanden te bevelen dat zij er voor garant staat dat de
gerechtelijke uitspraken, die in kracht van gewijsde zijn getreden, ook door
haar Uitvoerende Organen, waaronder het OM zonder enige vorm van obstructie
van welke een aard dan ook en dus zonder enig voorbehoud worden
gerespecteerd, behoudens cassatie in het belang der Wet! Tot slot te bevelen,
dat alle schade rechtstreeks voortvloeiende uit de feitelijke omstandigheid
dat de Uitvoerende Organen van de Staat der Nederlanden drie bevelen van het
Gerechthof ex art. 12i Sv gegeven volstrekt heeft genegeerd, in ieder geval
in strijd met de Formele Wetgeving ter verjaring werden opgelegd, zoals de
Minister van Justitie P.H. Donner, het College van Procureurs-generaal en de
Nationale Ombudsman op 23 juli 2003 en
13 November 2003 onder juridisch dwang van
benadeelde formeel hebben bekend en erkend, middels een Akte van Dading te
compenseren. Hoogachtend, K.H. de Werd. 1020 MD
Amsterdam. Aan de
Griffier, Europees Hof
van de Rechten van de Mens, Raad van Europa ( Council of F-67075 Referentie:
39849/03 Zeer Weledelgestrenge heer, Hartelijk dank voor uw schrijven, met bijlage d.d. 19
december 2003, ter nadere informatie van het Europese Hof, hierna gemakshalve
te noemen het Hof, moge ik met uw welnemen de feiten als volgt nader
toelichten. N.a.v een dienstbeëindiging ex. Art. 1639n BW werd er
bij mij door de Bouwbonden ondanks Hr. 27 juni 1952 NJ 1952, 488 en art. 738
en 739 Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zonder de
wettelijk vereiste van Waardeverklaring en zonder enige limiet acht maanden
lang een ondeugdelijk beslag gelegd op mijn bedrijfsgelden zodat 48 allround
timmerlieden hun werkkring verloren omdat ik als gevolg daarvan mijn
bedrijfsvoering diende te staken. Het ondeugdelijk beslag viel
niet op te heffen omdat de Bouwbonden mr. Max Rood als Deken van de
Amsterdamse Orde hadden aangetrokken als hun advocaat zodat de advocatuur
collectief op juridisch ondeugdelijke gronden rechtsbijstand weigerde ondanks
de verplichte procesvertegenwoordiging zoals verankert in art. 133 Rv, en ik
werd genoodzaakt zelf tot een rechtenstudie over te gaan bij de Open
Universiteit. Uiteindelijk wist ik procureurstelling af te dwingen,
echter er was door de obstructie van de advocatuur te
veel tijd verstreken voor een kortgeding. Aldus werd een procedure gestart met
het verzoek de bouwbonden tot schadeplicht te veroordelen, vanwege de
ernstige gevolgen van het door hen gelegde ondeugdelijke beslag. In eerste aanleg werd deze eis zonder interlocutoir
door de rechtbank afgewezen, waarbij mr. A.H. van Delden
het waagde te motiveren dat het beslag rechtmatig was, omdat beslaglegger
vervolgens kantongerechtprocedures tegen de Fa. de Werd aanhangig heeft gemaakt. Dat die
kantongerechtprocedures allen door de beslaglegger werden verloren, waarbij
de kantonrechter motiveerde, dat de beslagleggers zelf schadeplichtig waren,
omdat de heer de Werd als werkgever in het geheel niets viel te verwijten,
daar hij als zodanig volkomen juist had gehandeld. Dat deed volgens mr. A.H.
van Delden die in eerste aanleg oordeelde zonder
interlocutoir niets af aan de rechtmatigheid van het beslag. Op mijn verzoek vernietigde het Gerechthof voorgaande
rechtelijke dwaling en veroordeelde vervolgens de bouwbonden voor het eerst
in de Nederlandse rechtsgeschiedenis tot schadeplicht en wel bij uitspraak
van 20 juni 1979. Waarbij het Gerechthof de kwader trouw van het ondeugdelijk beslag
als volgt motiveerde en ik citeer: De Bouwbonden wisten ten tijde van
het leggen van het beslag, dat dit ondeugdelijk was, althans hadden dit als
arbeidsdeskundigen moeten weten en/of kunnen begrijpen. Echter het Gerechthof dwaalde vervolgens ernstig op de
vele meinedige verklaringen die door verschillende Bondsbestuurders ter
zitting waren afgelegd.
Op mijn aangifte terzake het veelvuldig plegen van meineed,
reageerde de Officier van Justitie mr. R.W. Asser, met de mededeling dat hij ondanks art. 207
lid 1 en 2 Sr genoemd delict niet wenste te vervolgen. Hij schreef dit op 7
juli 1981, aan de Procureur-generaal mr. A.N.A Jozephus
Jitta. En geeft daarvoor als reden op, dat de aangifte van de Werd terzake
meineed zinvol is geweest omdat hij daarmede de volledige waarheid aan het
licht heeft gebracht. Er is veelvuldig meineed gepleegd, dat is bij het OM
zelfs in ruime kring bekent echter aldus genoemde Officier van Justitie, bij
het vervolgen van de meinedige Verdachten, sluit ik niet uit, dat er
verzachtende omstandigheden aan het licht kunnen komen, die in omgekeerde
zin ten laste komen van het Gerechthof , op z´n minst heeft het Gerechthof
die meinedige verklaringen zelf uitgelokt, aldus genoemde Officier van
Justitie. Vanaf dit moment kwam ik in conflict met het OM, een
conflict dat tot op heden ten dage nog voortduurt en inmiddels zeer ernstig
is geëscaleerd. Ik
had een veroordeling terzake meineed nodig, om de daaruit voortvloeiende
gerechtelijke dwalingen via rekest civiel te herstellen. De Officier van
Justitie volhardde echter in zijn weigering tot het strafrechtelijk vervolgen
van meineed. Uiteindelijk zou dit escaleren in een twist over het plegen en
laten plegen van meineed en het niet opvolgen van de bevelen van het
Gerechtshof tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed die tien jaar
duurde, waaraan door het OM de toekomst en het levensgeluk van mij en mijn
gezin werd geofferd. Zo ernstig, dat hier sprake is van gewelddaden tegen de
menselijkheid. Mijn geliefde vrouw liet mij hierover op haar sterfbed weten,
ik mocht maar vijfendertig jaar oud worden, zij hebben ons toch tien jaar van
het leven afgepakt. De
kans dat het Gerechthof een bevel ex art. 12 i Sv geeft
aan de Officier van Justitie is statistisch ongeveer 1% tot drie keer toe bekwam. Ondanks dat feitelijk
gegeven dat de Officier van Justitie op mijn verzoek ex art. 12 Sv een bevel
tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed was gegeven en ondanks dat feitelijk gegeven heeft er formeel nimmer een meineed
procedure plaatsgevonden. Dit terwijl zelfs al uit het verkrijgen van één
bevel ex art. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed onomwonden
blijkt hoe decadent het OM als Wetshandhaver ex art. 4 Sv heeft
gefunctioneerd. Juli 88, besloot ik na tien jaar bittere strijd met het
OM over het
plegen en laten plegen van meineed en het niet opvolgen van de bevelen van
het Gerechthof ex art. 12i Sv de Officier van Justitie kenbaar te maken, dat
ik mijn conflict met de Bouwbonden als zijnde afgedaan beschouwde en hij zelf
maar moest beoordelen wat er met de bevelen van het Gerechtshof gebeurde. De
door het OM gecreëerde omstandigheden lieten mij geen enkele keus. Door dat
ik gegijzeld bleef met mijn gezin in de meinedige procedures en als gevolg
daarvan de schade voortvloeiende uit het ondeugdelijk
beslag niet kon verhalen en ik als gevolg daarvan mijn beroep als aannemer
niet meer kon uitoefenen, verarmde
geleidelijk aan het hele gezin. Mijn geliefde Vrouw was inmiddels
zeer ernstig ziek geworden. Om haar liefdevol zelf te kunnen verplegen diende
ik een verpleegcursus bij het Zilveren kruis te volgen en de schadestaat
procedure tegen de bouwbonden was volstrekt zinloos, omdat de
bondsbestuurders ongelimiteerd meineed mochten plegen en wel zo grof en
openlijk dat de rechercheurs Oud en Keesman die affaire tot op de bodem
hadden uitgezocht voor de TV verklaarden: Er werd zo openlijk en veelvuldig meineed gepleegd, dat alle aanwezigen in de
zittingszaal dit hadden moeten weten
of kunnen begrijpen. Procureur- generaal mr. C.A.P.C van Riel verklaarde hier
formeel over: Als ik met het dossier schud, dan rollen de valse verklaringen
eruit! En vervolgens tegen mij: jij weet als geen ander hoe ernstig de
gevolgen van meineed kunnen zijn, dat heb jij helaas met je gezin aan den
lijve moeten ervaren. De situatie was hopeloos twee jaar na het laatste, (
het derde bevel ) van
het Gerechtshof tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed was er door de
Officier van Justitie nog steeds geen dagvaarding uitgebracht. Mijn twisten
met hem over het plegen en laten plegen van meineed als Wetshandhaver ex art.
4 Ro en het niet opvolgen van de bevelen van het gerechthof duurden
onverminderd voort. Rechtsbijstand was ondanks de verplichte
procesvertegenwoordiging ex art. 133 Rv niet te verkrijgen en/of te duur om
te kunnen betalen. Waarbij de vriendin van de Voorzitter van de Meervoudige
Strafkamer Eveline van Schaardenburg mij liet mij weten, ( het gesprek is op het internet
te horen evenals mijn twistgesprekken met de Officier van Justitie ) dat er
als gevolg van de vele meinedige verklaringen er nimmer recht zou kunnen
worden gesproken. Temeer niet, omdat
volgens haar de Voorzitter van de Meervoudige
Strafkamer Eveline van Schaardenburg, die het eerste
bel van het Gerechtshof ex. Art. 12i Sv heeft ontkracht door de Grondslag van
de tenlastelegging te verlaten, rekening diende te houden met de macht die
bonden nou eenmaal hebben in onze samenleving. Zij vreesde opecht dat ik met
mijn gehele gezin aan de affaire ten onder zou gaan indien ik niet zou
stoppen en noemde het in en
in triest dat er nimmer recht in mijn zaak zou worden gesproken
en adviseerde mij daarom uit zelfbehoud het recht te laten voor wat het is. Kortom, rechteloosheid in overtreffende trap. Dat deed
mij uiteindelijk besluiten om alle aandacht aan mijn vrouw te schenken in de
terminale fase van haar leven en vervolgens met de Staat der Nederlanden af
te rekenen voor het feit dat het OM als Wetshandhaver ex art. 4 Ro formeel de
stelling heeft betrokken, dat het veelvuldig plegen van meineed ter
aanranding van een behoorlijke procesgang ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr niet strafrechtelijk diende te worden
vervolgd; en daarin volharde tot het uiterste, waartoe zelfs drie bevelen van
het Gerechthof ex art. 12i Sv volstrekt werden genegeerd in die zin dat er
formeel ondanks genoemde bevelen nimmer een meineedprocedure heeft plaats
gevonden. Dit in strijd met de Formele Wet, Grondwet en Internationale
Verdragen en door het OM werd plaatsgenomen op de stoel van de Formele
Wetgever en de Zittende Magistratuur, hetgeen Onrechtmatige Overheidsdaad
oplevert in overtreffende trap, niet alleen jegens mij doch jegens de gehele
Nederlandse rechtsorde, waarvan akte! Vervolgens diende ik de rekening in bij de Staat der
Nederlanden omdat haar uitvoerende Organen ter aanranding van Vrouwe Justitia
veelvuldig meineed lieten plegen en daarop al dan niet opzettelijk dwaalden,
rechtsbijstand op ondeugdelijke juridische gronden ondanks de verplichte
procesvertegenwoordiging ex art. 133 Rv werd geweigerd en nog steeds wordt
geweigerd, en de bevelen van het Gerechthof tot het strafrechtelijke
vervolgen van meineed niet worden opgevolgd. Nadat de Staatssecretaris van Justitie mevr. Mr. van
Kalsbeek mijn schadeclaim ter afhandeling had doorgezonden, reageerde het
College van Procureurs-generaal daarop met de mededeling aan alle
ondergeschikten, dat de Werd geen enkele informatie mocht worden verstrekt.
Het College van Procureurs-generaal, de Minister van Justitie en de Nationale
Ombudsman poneerden in strijd met de juridische kennis en ervaring dat in de
archieven en registratiesystemen van het OM niets werd aangetroffen, waaruit
zou kunnen blijken, dat de bevelen van het Gerechthof niet werden
opgevolgd. Voorts overlegde de Minister van Justitie P.H. Donner formeel een
smaadschrift over mij bij de Nationale Ombudsman met als doel mij te
demoniseren tot een querulant van de bovenste plank,
de inhoudelijke strekking luidde als volgt: De Werd maakt stampij bij de balie van de
rechtbank op de Parnassusweg. Hij verstoort de aan de gang zijnde zittingen
door zomaar zittingszalen binnen te lopen en aan de zittende rechter aandacht
te vragen voor zijn zaak. Welnu hoogachtbaar Hof,
ik heb honderden openbare zittingen bijgewoond, en ik ken wat dat betreft de
spelregels als geen ander. Ik heb dan ook nimmer óók niet één keer een
zitting verstoord, omdat ik dat onfatsoenlijk vind en van mening ben en blijf
dat een ieder die zich voor de rechter om welke reden dan ook heeft te
verantwoorden het recht heeft op diens volle aandacht. Anders gezegd: de
Minister van Justitie heeft zich bezondigd aan smaad, waarvan akte. Ik heb de Minister verzocht excuus voor zijn smaadschrift
aan te bieden, hetgeen hij weigert in die zin, dat hij daarop in het geheel
niet reageert, zodat ik de Staat der Nederlanden voor de geuite smaad door de
Minister van Justitie ter aanranding van mijn eer en goede naam gepleegd
20.000 euro extra in rekening heb gebracht, omdat ik niet vermag in te zien,
met welk recht een Minister van Justitie en/of wie dan ook zich straffeloos
te buiten kan gaan aan smaad, en dit zeker niet indien dit ten doel heeft om
de aandacht van eigen ernstig ambtshalve falen af te leiden, zoals terzake
het geval. Hoe
halsstarrig het OM er in volhardt dat het veelvuldig plegen van meineed
ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr niet strafrechtelijk dient te worden vervolgt,
moge uw Hof eveneens uit de pleitnotitie van de Procureur-generaal mr. C.A.P. C
van Riel in de raadkamer blijken. Met name de laatste bladzijde van zijn
pleidooi laat wat dat betreft aan duidelijkheid niets te wensen over. Zie hieronder Hoogachtbaar Hof, Ik reageerde bij
het Gerechthof op het voorgaande met de mededeling, dat het gehele
Nederlandse rechtstelsel op losse schroeven komt te staan indien men om
welke redenen dan ook zou toestaan dat straffeloos meineed kan worden
gepleegd, met alle gevaren voor de rechtszekerheid van de burgers van
dien. Het Gerechtshof was het ten derde male volstrekt met mij eens en gaf
een derde bevel ex art. 12i Sv aan de Officier van Justitie tot het
strafrechtelijk vervolgen van meineed, echter ook dat mocht niet baten. De
Officier liet ook dit bevel in zijn prullenbak verdwijnen door het in
strijd met de Formele Wet met name art. 246 Sv ter verjaring op te leggen
en nam zodoende ten derde male ten laste van mijn juridische belangen,
plaats op de stoel van de Formele Wetgever en de Zittende Magistratuur. Om
er geen enkel misverstand over te laten bestaan, dat deugdelijke
rechtspraak geen enkele kans zou hebben. Nimmer heeft zich in de
Nederlandse Rechtsgeschiedenis een dergelijk juridisch drama voltrokken,
waarvan akte! Mr. De Minister
van Justitie liet vervolgens bij de Nationale Ombudsman weten dat hij niet
meer wenste te reageren op mijn juridische argumenten. Ondanks dat ik
daarom had gevraagd. Hij meldde zich enkele weken later op 23 juli 2003
met de mededeling, dat hij en het College van Procureurs-generaal hun
eerder ingenomen standpunten, waarmede zij de procedure bij de Nationale
Ombudsman negen maanden slepende wisten te houden, wenste te herroepen.
Vervolgens kwam de Minister met zijn huiveringwekkende bekentenis, dat de
Officier van Justitie de bevelen van het Gerechtshof ex art. 12i Sv in strijd met de Formele Wet met
name art. 246 Sv ter verjaring heeft opgelegd, hetgeen op 13 november 2003 eveneens
door de Nationale Ombudsman formeel werd bevestigd. Vervolgens
ondernamen de Minister van Justitie P.H. Donner en de Voorzitter van het
College van Procureurs-generaal mr. J. de Wijkerslooth verwoede pogingen
om middels de hiernavolgende zinsnede het wettig overtuigend bewijs te verduisteren van het
feit dat de Officier van Justitie de bevelen van het Gerechthof ex. Art.
12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed middels fraude ter
verjaring had opgelegd. Zij hanteerden daartoe de hiernavolgende arglistig
bedrieglijk juridisch volstrekt onvolwaardige zinsnede ik citeer: In de
archieven van het OM werd niets aangetroffen, waaruit blijkt dat de
bevelen van het Gerechthof tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed
niet werden opgevolgd. Geen enkele
jurist zou het te goeder trouw aandurven, tenzij er sprake is van
juridisch zelfmoord, deze arglistige bedrieglijke en juridisch volstrekt
onvolwaardige zinsnede te onderschrijven. Zowel de Voorzitter van het
College van Procureurs-generaal als de Minister van Justitie hadden daar echter geen enkele
moeite mee en de Nationale Ombudsman, mr. Fernhout, maakte het nog bonter
in zijn poging mr. Donner en de Wijkerslooth een alibi te verschaffen voor
hun motiveringen terzake, ver beneden het vereiste wettelijk niveau en ik
citeer: In de archieven werd niets
aangetroffen waaruit iets zou kunnen
worden opgemaakt omtrent het opvolgen van de bevelen van het Gerechthof
tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed aan de Officier van Justitie
gegeven einde citaat. Nadat ik daarvan
formeel akte heb gevraagd en de Nationale Ombudsman zijn onderzoek had
afgerond meldde de minister van Justitie zich op 23 juli 2003 wederom. Dit
keer met de mededeling, dat hij de eerdere door mij weersproken
standpunten, waarin hij samen met mr. de Wijkerslooth negen maanden heeft
volhard om zodoende de procedure bij de Nationale Ombudsman slepende te
kunnen houden, wenste te herroepen en te vervangen voor een volledige
bekentenis. Daaruit blijkt dat de Officier van Justitie de bevelen van het
Gerechtshof tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed in strijd met de
Formele Wet ter verjaring heeft opgelegd. Dat wordt op 13november 2003
bevestigd, de datum die eveneens dient te worden gezien waarop alle
Nationale wettelijke mogelijkheden mijnerzijds tegen het plegen en laten
plegen van meineed zijn uitgeput. Formeel werd dat ook bevestigd door de
Nationale Ombudsman in zijn Openbaar Rapport, waarin ook hij bevestigde
dat de Officier van Justitie in strijd met art. 246 Sv heeft gehandeld
door de bevelen van het Gerechtshof ter verjaring op te leggen in plaats
van deze op te volgen. Nu de Minister
van Justitie de Voorzitter van het College van Procureurs-generaal en de
Nationale Ombudsman onder mijn juridische dwang op 23 en 13 november 2003
werden genoodzaakt een volledige bekentenis af te leggen van het feit dat
het OM als Wetshandhaver ex art. 4 Ro formeel de stelling heeft betrokken,
dat het veelvuldig plegen van meineed ter aanranding van een behoorlijke
procesgang ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr niet strafrechtelijk diende te
worden vervolgd, en daartoe zelfs drie bevelen van het Gerechthof ex. Art.
12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed aan de officier van
Justitie gegeven volstrekt werden genegeerd, deze zodoende had plaats
genomen op de stoel van de Formele Wetgever en de Zittende Magistratuur.
Alle drie hebben zij besloten, met als geen ander doel dan de hen rechtens
toekomende schadeplicht te ontlopen, en mij als benadeelde de schuld te
geven van het feit dat de Officier van Justitie als wetsdeskundige
herhaalde malen heeft gefraudeerd, en om de aan hem gegeven bevelen van
het Gerechthof onderdak in zijn prullenbak te kunnen verlenen. Hun ondeugdelijke
juridische en liederlijke argumenten daartoe, doen in het geheel niet
terzake. Immers: nog ik als benadeelde, noch de Officier van Justitie
heeft de bevoegdheid om op welk een wijze dan ook en/of om welke redenen
dan ook de bevelen van het Gerechtshof ex art. 12i Sv te ontkrachten.
Integendeel, die treden onmiddellijk in kracht van gewijsde en dienen
derhalve zonder enig voorbehoud en/of obstructie van welke aard dan ook
ten spoedigste (d.w.z binnen enkele weken) te worden opgevolgd, waarvan
akte! Als gevolg van
het voorgaande en de daaruit voortvloeiende totale rechteloosheid, heb ik
de Staat der Nederlanden verzocht daartoe voor zover nodig gesommeerd op
straffe rechtsgevolgen mijnerzijds, de veroorzaakte schade rechtstreeks
voortvloeiende uit de vele onrechtmatige overheidsdaden door de
uitvoerende organen van de overheid jegens mij en mijn gezin gepleegd,
middels een Akte van Dading tot wederzijdse tevredenheid te regelen, bij
gebreke waarvan de uitvoerende organen van de Formele Wetgever mijnerzijds
formeel niet meer worden erkend. De Minister van
Justitie reageert hierop met de mededeling, dat ik mij met betrekking tot
de schadeplicht tot de rechter kan wenden, dit in de wetenschap dat de weg
naar de rechter voor mij evenals honderdduizenden medeburgers definitief
in strijd met art. 17 van de Grondwet is afgesneden, vanwege de zeer hoge
griffiekosten en eigen bijdrage voor pro Deo rechtsbijstand die men zo
hoog heeft opgeschroefd, dat dit voor mij en genoemde burgers niet meer
valt te betalen. Daarbij komt nog het volgende! 1) Wat doet de
Staat der Nederlanden via haar uitvoerende organen, indien de rechter mij
wederom in het gelijk stelt? Daar zal toch eerst helderheid over dienen te
komen, gelet op de feitelijke omstandigheid, dat de Officier van Justitie
mijn gelijk door het Gerechthof tot drie keer toe formeel bevestigd,
onderdak in zijn prullenbak verleent! 2) Ondanks de
verplichte procesvertegenwoordiging, zoals verankert in art. 133 Rv durft
geen enkele advocaat het aan
procureur te stellen, uit vrees voor rancune. Dit ondanks dat de advocaten
van mening zijn dat ik juridisch volstrekt in mijn recht sta! 3) Er kan noch
strafrechtelijk noch civielrechtelijk een procedure worden gevoerd, omdat
het OM als wetshandhaver formeel de stelling heeft betrokken, dit nota bene als Wetshandhaver ex
art. 4 Ro, dat het veelvuldig plegen van meineed ter aanranding van een
behoorlijke procesgang ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr niet strafrechtelijk
dient te worden vervolgd, waartoe zelfs tot drie keer toe de bevelen van
het Gerechtshof ex art. 12i Sv gegeven volstrekt door het OM worden
genegeerd, aldus een juridisch coup heeft plaatsgevonden, waarvan
akte! Daarom is het
noodzakelijk om een voorlopig getuigenverhoor te houden om verlies van
bewijs te voorkomen. Echter ook dat is niet mogelijk omdat geen enkele
advocaat het aandurft rechtsbijstand te verlenen c.q. procureur te stellen
ondanks dat zij van mening zijn, dat ik volkomen in mijn recht sta. Ja, da
ik zelfs juridisch een ijzersterke zaak heb in het conflict tussen mij en
de Staat der Nederlanden. Op 3 mei en 10
mei 2003 en 18 oktober verschenen er grote artikelen in het Dagblad de
Telegraaf, onder de aanhef JUSTITIE NEGEERT MEINEED, JUSTITIE OP STOEL
RECHTER EN SMERIGE STRIJD OM HET RECHT! Met name uit het laatste artikel
zie hieronder moge uw Hof
blijken dat de situatie inmiddels ernstig is geëscaleerd en vooral, dat de
Minister van Justitie en het OM het niet aandurven met mij de juridische
degens voor de rechter te kruisen. Zowel de Minister van Justitie als de
Voorzitter van het College van Procureurs-generaal zitten zo ernstig
verstrikt in zaken die het daglicht niet kunnen verdragen, dat zij
ambtshalve niet meer deugdelijk kunnen functioneren.
|
Justitie zal geen vervolging instellen wegens smaad tegen Karel de Werd, terwijl hij toch minister van justitie mr. J.P.H. Donner en de voorzitter van het college van procureurs-generaal mr. J.P. de Wijkerslooth als Adolf Hitler op zijn website heeft gezet. Het ministerie liet via voorlichter Ivo Hommes weten: "Er zal geen aangifte gedaan worden. Het is deze persoon enkel en alleen te doen om aandacht voor zijn zaak en daar werken wij niet aan mee." |
De Aanklager
bij de bijzondere rechtspleging, waarschuwde al jaren geleden in de
media er voor dat het naoorlogse gratiebeleid het toekomstig gevaar vertegenwoordigt voor de
Nederlandse bevolking. Met name omdat er sindsdien structureel
nauwelijks iets is veranderd. En Procureur-generaal mr. Korvinus is
voorkort nog als zodanig afgetreden, omdat zij het niet langer aandurfde
verantwoording te nemen voor de gang van zaken bij het OM. Na de laatste
reorganisatieronde waarbij de beslissingsbevoegdheid over het
vervolgingsbeleid werd gecentraliseerd tot slechts enkele personen, te
weten de Minister van Justitie en het College van Procureurs-generaal,
vreesde genoemde magistrate (zoals inmiddels is gebleken terecht) dat het OM in
verkeerde handen zou kunnen vallen indien deze enkelen zich zouden
inlaten met verkeerde vrienden. Nog daargelaten de vraag of zij zelf wel
deugen. Welnu dat laatste
bleek ook niet het geval. Anders gezegd: via schimmige politieke
benoemingen is het OM in verkeerde handen gevallen, te weten in de
handen van P.H. Donner en de J. de Wijkerslooth. Tot zoverre dit
verslag van de grootste juridische zwendelaffaire uit de Nederlandse
rechtsgeschiedenis die mij al een kwart eeuw gegijzeld houdt in
juridische procedures, terwijl ik tijdens mijn bedrijfsvoering formeel
nimmer een Wet heb overtreden. Zelfs ordeverstoring heeft Donner in zijn
smaadschrift mij vergeefs getracht aan te
wrijven. Mijn totaal
rechteloze situatie staat niet op zich. Integendeel, vele burgers worden
geconfronteerd met het juridisch totaal gewetenloos meerkoppig
monster dat bij gebrek aan journalistieke en politieke controle zich als
zodanig heeft ontwikkeld en de psyche van dit juridische monster is zo
ernstig verwoest, dat vele burgers als gevolg van het decadent
functioneren van het OM. Die zijn gebaseerd op de ernstige leemtes in de
wet en het gebrek aan journalistieke en politieke controle.
Maatschappelijk en financieel worden zij compleet met hun gezin te
gronde gericht. Zij zijn als gevolg van de tuchtwetgeving, de
belangenverstrengeling voortvloeiende uit het fenomeen
rechter-plaatsvervanger ( Zie het zeer schokkende IRM Rapport hierover
). Met name het
verduisteren van wettig overtuigend bewijs, het laten plegen en laten
plegen van meineed, het al dan niet opzettelijk uitspreken van
gerechtelijke dwalingen als gevolg daarvan, en de verplichte
procesvertegenwoordiging en de daaraan verbonden niet meer te betalen
griffiekosten en pro Deo rechtsbijstand met eigen bijdrage, volstrekt
vogelvrij. Ik
moge uw Hof met vereiste eerbied verwijzen naar de cd-rom die ik als
wettig overtuigend bewijs met deze klacht te uwer informatie heb
meegezonden en waarop zich de door mij genoemde formele documenten
eveneens bevinden. De cd-rom geeft eveneens een algemeen beeld over de
huidige situatie op Nederlands grondgebied, die wat rechtszekerheid betreft ronduit
zorgwekkend kan worden genoemd. Tot zoverre de weergave van de feiten.
De verklaringen omtrent schendingen van het Verdrag
en omtrent relevante argumenten. Hoogachtbaar
College, Met uw
welnemen, ik acht de voorgaande gang van zaken strijdig met het Europees Verdrag van de Rechten
van de Mens en bijbehorende protocollen, voor zover door de Staat der
Nederlanden geratificeerd. Met name de hiernavolgende artikelen daaruit
acht ik ernstig geschonden. Art. 6 lid 1 (
Recht op een eerlijk proces ) Inleiding,
Prof. dr. G.R.
Rutgers promoveerde in
1980 op de verplichte procesvertegenwoordiging, in boekvorm is
verschenen bij Vuga
Boekerij te 's-Gravenhage ISBN 906095 933 7. Ik moge het Hof met
vereiste eerbied na de inhoudelijke strekking verwijzen, met name zijn
eindconclusie waarin hij voorstander blijkt te zijn van afschaffing van
de verplichte procesvertegenwoordiging als beginsel van het Burgerlijk
Procesrecht. Prof. G.R. Rutgers vraagt zich in zijn proefschrift af, of
het in de huidige samenleving gelet op de toenemende mondigheid en
scholing van de burger nog wel te verantwoorden is dat volstrekt mondige
burgers via de verplichte procesvertegenwoordiging handelingson-bekwaam
en onmondig worden gemaakt, ten behoeve van het inkomen van de
advocatuur! De verplichte
procesvertegenwoordiging, zoals middels ernstig geknoei in de Formele
Wet verankerd in art. 133 Rv en aanverwante wetgeving, ten behoeve van
de advocatuur maar ten laste van de vrijheid van meningsuiting en een
behoorlijke procesgang en handelingsbekwaamheid van de mondige burger
tot stand gebracht, behoort niet tot één der uitzonderingen zoals onder
2 van art. 10
onder de aanhef van Vrijheid van Meningsuiting bedoeld. Het betreft hier dan ook een
ernstige inbreuk op de vrijheid van meningsuiting, mondigheid en
handelingsbekwaamheid van de individuele burger. Dit klemt te meer omdat
de Deken van de Nederlandse Advocaten mr. M.G. Rood tijdens zijn
jaarrede in Alkmaar voor miljoenen guldens aan overheidsbijdrage
pleitte. Met name om de minderbegaafde
advocatuur het vak te leren, daar hij anders ernstige schade voor
het publiek vreesde, waarvan akte! Daarbij komt
nog, dat de verplichting tot procureurstelling werd ingevoerd, ondanks
dat de advocaat/procureur geen enkele resultaatverplichting daarbij
heeft en/of enige garantie wordt gegeven met betrekking tot zijn/haar
goede trouw en het rechtssubject dat een advocaat/procureur wordt
opgedrongen via art. 133 Rv. Daarmee krijgt de cliënt veelal een groter
probleem op zijn/ haar bord dan het juridisch probleem op zich, en hij/zij met
de verplichte procesvertegenwoordiging, eveneens volledig afhankelijk
wordt gemaakt van de goede trouw en deskundigheid die veelal afwezig is;
en de privé-omstandigheden van de wettelijk opgedrongen
advocaat/procureur. Bijvoorbeeld:
Hij gaat bijna failliet, zijn vrouw moet bevallen, zijn kinderen hebben
griep, of hij moet ze van school halen, hij moet een wrat van zijn penis
laten verwijderen, of hij loopt onder een auto, hij is een alcoholist,
drugsverslaafd een oplichter, gaat op vakantie of heeft nauwelijks tijd
omdat hij nog tweeduizend cliënten heeft waaruit hij een riant inkomen
wenst te vergaren. Daar mag rechtzoekende allemaal van meegenieten en
geheel ongevraagd. Nog daargelaten het feit dat in samenspanning met de
juridische tegenpartij veelvuldig rechtsbijstand wordt geweigerd,
ondanks de verplichte procesvertegenwoordiging ex. Art. 133 Rv en op
juridisch ondeugdelijke gronden, waarvoor welgestelde partijen bereid
zijn enorme bedragen te betalen ter voorkoming dat het recht zijn beloop
zal hebben. Mr. M.G Rood
kwam dan ook ernstig in opspraak in een art. van het weekblad Panorama
geschreven door Karel Bagijn, en met foto´s van Hendrik Jan van
Brandwijk onder de aanhef: MISSTANDEN IN DE ADVOCATUUR. Gelet op de
enorme bedragen die hij declareerde bij de bonden, naar de huidige
maatstaven ongeveer ruim honderdduizend euro voor een kortgeding en wat
juridisch advies. Vrijwel de gehele sociale advocatuur kwam publiekelijk
in opstand tegen het declaratiegedrag van mr. Max Rood. Hij wist dit
echter de kop in te drukken door als Deken van de Amsterdamse Orde van
Advocaten de sociaaladvocaten te dreigen met tuchtmaatregelen. Volgens
mr. M.G. Rood hadden de sociaaladvocaten de ereregelen der advocatuur
geschonden door medewerking te verlenen aan het art. in het Weekblad
Panorama over zijn declaratie gedrag. Het grootste
deel van mijn ervaringen met advocaten, is zeer negatief. In de
advocatuur, kom je mensen tegen die zijn verschrikkelijk. Mensen voor
wie ik mij schaam dat zij hetzelfde beroep hebben gekozen als ik! Einde
citaat. Ook klager
heeft een zestal onbekwame, ook wat integerheid betreft, volstrekt
onbetrouwbare advocaten versleten, waarbij ook nog een vijftiental op
ondeugdelijke juridische gronden botweg rechtsbijstand weigerden ondanks
de Verplichte Procesvertegenwoordiging, met als gevolg dat n.a.v. een
ondeugdelijk beslag waarover vanwege zijn juridische eenvoud nauwelijks
kan worden geprocedeerd, ik zelfs een kwart eeuw later nog steeds verstrikt zit in procedures,
waaronder deze bij het Europese Hof! De Staat der
Nederlanden, zit met een enorm advocatenprobleem. Nederland telt vijf
maal zoveel advocaten per miljoen inwoners als Amerika, zeven keer
zoveel als in België en acht keer zoveel als in Duitsland. De spoeling
is zo dun geworden dat de maatschap alleen nog denkt aan het
eindresultaat op de jaarbalans. Alleen dat telt nog, daarvoor moet
desnoods het gehele procesrecht ( zowel strafrechtelijk als
civielrechtelijk wijken evenals de bepalingen in de Grondwet, de Wet op
de Rechtelijke Organisatie en of Internationale Verdragen ). De toegang
tot de Rechter ex. Art. 17 van de Grondwet en/of het recht op een
eerlijke procedure zoals verankerd in art. 6 van het verdrag kan men wel
vergeten op het moment dat door welgestelden 'n invloedrijk commerciële
advocaat wordt aangetrokken, als mr. Max Rood. De burgerlijke rechten
van de juridische tegenpartij worden in dat geval opgekocht als ware het
schroot! Zelfs bij
benadering zal er in dat geval geen deugdelijke procesvoering kunnen
plaats vinden. De Bouwbonden wisten dat ook, vandaar dat zij het
aandurfden om als arbeidsdeskundigen zonder de wettelijk vereiste Van Waardeverklaring
ex art. 738 Rv en zonder enige juridische deugdelijke gronden, acht
maanden lang beslag te leggen op mijn bedrijfsgelden, dit alles in de
voorwetenschap, dat met het aantrekken van mr. Max Rood als Deken van de
Amsterdamse Orde van Advocaten tegen extreme bedragen in combinatie met
misbruik van de verplichte procesvertegenwoordiging, kans op een
deugdelijke procesgang, gelet op zijn malafide contacten bij Zittende en
Staande Magistratuur, alsmede de advocatuur vrijwel nihil zou zijn.
In dat geval
betrekt zelfs het OM als wetshandhaver zich
formeel op het standpunt, dat het veelvuldig plegen van meineed ter
aanranding van een behoorlijke procesgang ondanks art. 207 lid 1 en
2 Sr niet strafrechtelijk dient
te worden vervolgd. Zelfs de bevelen van het Gerechtshof tot het
strafrechtelijk vervolgen van meineed, werden daartoe, tot mijn
verbijstering volstrekt genegeerd in die zin, dat ondanks zes dwingende
uitspraken van rechtbank, Gerechtshof en Hoge Raad der Nederlanden,
waaronder zelfs drie bevelen van het Gerechtshof ex art. 12i Sv aan de
Officier van Justitie gegeven tot het strafrechtelijk vervolgen van
meineed onderdak vonden in de prullenbak van de Officier van Justitie,
waarvan akte! Vele zeer vele burgers geraken in conflict met de hen
wettelijk opgedrongen advocaat en gaan daaraan maatschappelijk,
financieel en psychisch ten gronde. Ook de klager in deze zaak
diende voor elke formele handeling die hij uitgevoerd wenste te zien,
eerst een conflict met de opgedrongen onbekwame advocaat/procureur uit
te vechten, zowel op zijn kantoor als bij de Raad van Toezicht. Zijn juridische
tegenpartij vertrouwde op het ernstig falen van de opgedrongen
advocaat/procureur en kon dat ook immers zij werkten in samenspanning
gedekt door hun confrères in de tuchtcolleges nauw samen, waarbij de
procedures zo lang mogelijk slepende worden gehouden met geen ander
doel, dan de affaire zo lang te rekken, dat eisende partij
maatschappelijk financieel en psychisch ten onder gaat met zijn hele
gezin alvorens er ooit recht zou kunnen worden gesproken, voor zover dat
al gebeurt. Vandaar mijn verzoek aan uw Hof tot opheffing van de
verplichte procesvertegenwoordiging ex. Art. 133 Rv te bevelen. Het
betreft hier inbreuk op vrijheid van meningsuiting en
handelingsbekwaamheid van volstrekt mondige burgers, zo ernstig dat van
onder curatele stelling kan worden gesproken in strijd met de
Krankzinnigen Wet! Een situatie die zo veelvuldig wordt misbruikt ten
laste van de rechtzoekende, dat het marmer van de commerciële
advocatenkantoren niet met lijm maar met het bloed van de benadeelden
aan de muren zit geplakt! Zo zit de
Nederlandse samenleving met
een enorm advocatenprobleem opgezadeld. Nederland telt vijf maal zoveel
advocaten per miljoen inwoners als Amerika, zeven keer zoveel als België
en acht keer zoveel als Duitsland, de spoeling is zo dun geworden, dat
een behoorlijk procesgang
ondergeschikt wordt gemaakt aan de eindbalans, alleen dat telt nog het
formele procesrecht moet daar volledig voor wijken, evenals de
mondigheid, de handelingsbekwaamheid en de vrijheid van meningsuiting
van de burger, ook bepalingen in de Grondwet, Formele Wet en/of
Internationale Verdragen die betrekking hebben op een eerlijke procedure
kan men wel vergeten. Indien lieden als M.G. Rood tegen extreme bedragen
worden aangetrokken door welgestelden, dan is één der procespartijen
juridisch vogelvrij en zelfs daarvoor al is dat het geval. De bouwbonden
wisten, al met het aantrekken van mr. Max Rood als Deken van de
Amsterdamse Orde van Advocaten, dat mijn burgerlijke rechten bij hem
waren opgekocht. Vandaar dat zij het aandurfden als arbeidsdeskundigen
aldus te kwader trouw acht maanden een ondeugdelijk beslag te leggen op
mijn bedrijfsgelden. Dit zonder enige juridische grond, om zodoende mijn
bouwbedrijf uit pure rancune ten gronde te richten, hetgeen de
rechercheurs Oud en Keesman ook na diepgaand onderzoek is gebleken.
Mijn
tennisvriend de socioloog Löwe heeft voor mij zelfs ruim een half uur
bij de mij wettelijk opgedrongen 'advocaat' Mr. van Raalte gebedeld om een kortgeding tot
opheffing van het ondeugdelijk beslag, dat botweg werd
geweigerd ondanks dat ik hem daar wel zeven duizend gulden contant voor
had betaald. De volgende advocaat verbaasde zich er over dat zijn
confrère geen kortgeding aanhangig had gemaakt. Hij zou dat wel even
doen, op voorwaarde dat ik hem zesduizend gulden betaalde. Ik betaalde
en vervolgens vertrok hij met mijn geld op vakantie en trof ik hem een
halfjaar later in de gevangens aan, niet als advocaat maar als
gedetineerde. Collectief
weigerde de advocatuur vervolgens rechtsbijstand. Men kwam nu met het
juridisch ondeugdelijk argument dat er van een derde advocaat niet kan
worden gevergd dat hij zijn diensten verleent als al twee eerder
advocaten daar geen mogelijkheden in zagen. Vervolgens
betrekt het OM als Wetshandhaver ex art. 4 Ro en Ondanks art. 207 lid 1 en 2 Sr ook nog
formeel de stelling, dat het veelvuldig plegen van meineed ter
aanranding van een behoorlijke procesgang c.q. mijn juridische belangen
niet strafrechtelijk diende te worden vervolgd. Zelfs nadat het
Gerechthof al twee bevelen ex. Art. 12i Sv heeft gegeven tot het
strafrechtelijk vervolgen van meineed, volhardt het OM er in dat het
delict niet strafrechtelijk diende te worden vervolgd ( zie laatste blz,
pleitnotitie van de Procureur-generaal mr. C.A.P.C van Riel ) en zelfs
het laatste bevel dat daarop volgde tot het strafrechtelijk vervolgen
van meineed verdween in strijd met de Formele Wet, te weten art. 246 Sv,
in de prullenbak van de Officier van Justitie, hetgeen blijkens de
inhoudelijke strekking van art. 11 lidc juncto 12 Ro op zich al ernstig
handelen en/of nalaten vertegenwoordigt waarop de Formele Wetgever het
onmiddellijk oneervol
ontslag bij de Rechtelijke Macht heeft gesteld. Het zal
duidelijk zijn dat terzake van een eerlijk proces zoals bedoeld in art.
6 van het Verdrag zelfs bij benadering geen sprake was. Dat blijkt ook
uit de feiten. De Minister van Justitie, de Voorzitter van het College
van Procureurs-generaal en de Nationale Ombudsman hebben dan ook formeel
erkend, althans niet weersproken, waarvan formeel akte werd gevraagd,
dat al hetgeen zij aanvoeren is gebaseerd op het veelvuldig plegen en
laten plegen van meineed en het negeren van de bevelen van het
Gerechthof. Zonder dat
zouden zij zelfs zelfs niet één
woord kunnen aanvoeren. Dat klopt ook wel indien men de feiten
beziet. De Kantonrechter en het Gerechthof op 20 juni 1979, hebben gemotiveerd dat de Werd
als Werkgever niets viel te verwijten, omdat hij als zodanig volkomen
juist heeft gehandeld. Dus daarover kan zelfs geen minuut worden
geprocedeerd! De jarenlange voortslepende procedures tussen mij en de
Staat der Nederlanden hebben uitsluitend betrekking op de vele
onrechtmatige Overheidsdaden ter aanranding van de Nederlandse
Rechtsorde en jegens mij en mijn gezin gepleegd, waarvan akte! Hieruit volgt,
dat art. 8 van het Verdrag werd geschonden te weten: Recht op
eerbiediging van privé leven, familie en gezinsleven. Immers de vele
onrechtmatige daden, waartegen de Formele Wetgever geen bescherming
bleek te bieden, hadden uiteindelijk ten gevolge een serie gewelddaden
tegen de menselijkheid omdat daarmee systematisch de toekomst en het
levensgeluk van mijn gezin werd vernietigd. Alleen al het twisten over
het plegen en laten plegen van meineed en het niet opvolgen van de
bevelen van het Gerechtshof met de Officier van Justitie duurde ruim
tien jaar, vanaf het moment van de eerste aangifte. De situatie was zo
ernstig, dat mijn geliefde vrouw vrijwel tot aan haar dood met mij bleef
gegijzeld in een kluwen van civiele, strafrechtelijk,
tuchtrechtelijke en meinedige procedures. Zij liet mij op haar sterfbed
weten, ik mocht maar 35 jaar worden ze hebben ons toch tien jaar van het leven
afgepakt. Ik heb haar toen beloofd, dat ik juridisch en politiek
verantwoordelijken ter verantwoording zou roepen, dat is thans het
geval, waarbij het mijn voorkeur heeft om
dit via juridische weg te doen. Het voorgaande voldoet ruimschoots aan
schending van art. 8 van het Verdrag Art. 10 van het
Verdrag is eveneens ernstig geschonden. Het is toch te zot voor woorden
dat volstrekt handelingsbekwame en mondige burgers in strijd met de
Grondwet Internationale Verdragen voor zover die betrekking hebben op de
vrijheid van meningsuiting ten behoeve van de financiële vraatzucht van
de advocatuur onder curatele worden gesteld, terwijl zij niet voldoen
aan de normen van de Krankzinnigen Wet. De verplichte
procesvertegenwoordiging wordt dan ook zeer veelvuldig misbruikt tot het
weigeren van juridische bijstand op ondeugdelijke juridische gronden
zoals door mij beschreven, waarbij ook nog in strijd met art. 17 van de
Grondwet en art. 6 van het verdrag, de weg naar de Rechter voor on- en minvermogenden volkomen
wordt afgesneden, omdat de zeer hoge eigen bijdrage voor pro Deo
rechtsbijstand gecombineerd met de griffiekosten voor honderdduizenden
burgers, waaronder
ondergetekende niet meer is te betalen. Het voorgaande
is eveneens in strijd met art. 13 en 14 van het Verdrag. Te weten: het
recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel en het verbod van discriminatie
dat ook in de Grondwet van de Staat der Nederlanden is verankerd. Tot slot nog de
tuchtwetgeving, dat men eveneens middels ernstig geknoei in de Formele
Wet heeft weten te regelen. De Handelingen in de Tweede Kamer,
vergaderjaar 83/84 d.d. 7 maart 1984 (nieuwe regeling Tuchtrechtspraak
( 16094 ) is daar een goed
voorbeeld van. In een vrijwel lege Tweede Kamer wisten enkele
juristen/advocaten en ex-advocaten, waaronder de ex-advocaat en Minister van
Justitie Korthals Altes
genoemde wet er door wisten te jassen. Tijdens de Franse Revolutie werd
het advocaten gilde al opgeheven vanwege heb- en schraapzucht. Op Napoleon werd
vervolgens zware druk uitgeoefend om het tijdens de revolutie opgedoekte
gilde van advocaten in ere te herstellen. Napoleon stond toen voor een
dilemma, want enerzijds wenste hij afschaffing
van de monopoliepositie van advocaten, omdat deze toen al tot ernstige misstanden in de
rechtsbijstand had geleid, terwijl hij
anderzijds bevreesd was voor die groep die door kennis opleiding en
positie een elite vormde waarvan hij niet wenste dat die zich tegen hem
zouden keren. In een stad als
Rotterdam waar de Orde van advocaten in 1842 34 leden telde, heeft in de
eerste jaren na 1838 geen Raad van Toezicht en Discipline bestaan. Aldus
oefende de rechtbank of het Gerechtshof het toezicht en de discipline
uit. Dit was wat de rechtszekerheid van de Burger betreft een ideale
situatie. In 1929, werd een wijziging ingevoerd bij het nieuwe reglement
drie, waarbij het wenselijk werd geoordeeld eventuele misslagen van
advocaten door advocaten colleges te laten beoordelen. Het heeft tot de
invoering van de advocatenwet in 1952 geduurd voordat die rampzalige
ontwikkeling was voltooid. Toen werd het Hof van Discipline ingevoerd,
bestaande uit een Voorzitter een Plaatsvervangend Voorzitter en acht leden advocaten. Tot op heden
ten dage ondervinden benadeelden van onrechtmatig advocatengedrag
daarvan de rechteloosheid. De uitspraken van het tuchtrechtelijke
colleges zijn dan ook zeer berucht. Het heeft met deugdelijke
rechtspraak zelfs bij benadering nauwelijks iets van doen. Op 7 maart
1984 kwam het advocatengilde in een vrijwel lege Tweede Kamer bijeen, om
het bestaan van haar tuchtcolleges via geknoei in de Formele Wet nader
te regelen. Hoe openlijk men
daarbij te werk ging is ronduit verbluffend, getuige het hiernavolgende
citaat van mr. van Dis. Tenslotte spreken wij de hoop uit dat de vernieuwde regeling
tuchtwetgeving dienstbaar is aan het volgende beginsel: Resumerend concluderend, kom ik tot het volgende en
persisteer daarbij waarvan akte! De totale
rechteloosheid van de burger komt zeer veelvuldig voor en is middels
ernstig geknoei in de Formele Wet bewust gecreëerd. Het komt vaak voor
dat het algemeen belang,
door de 'Volksvertegenwoordiging' zodoende wordt opgeofferd aan strikt
persoonlijk of partijpolitiek belang, daar zijn vele voorbeelden van te
noemen. De verplichte procesvertegenwoordiging is op soortgelijke wijze
tot stand gekomen. De verplichte
procesvertegenwoordiging ex art. 133 Rv staat er voor garant, dat
volstrekt mondige burgers onmondig en handelingsonbekwaam worden
gemaakt, door hen afhankelijk te maken van een veelal onbetrouwbare,
onbekwame advocaat, wiens
juridische capriolen worden afgedekt door de tuchtrechtelijke colleges,
daarbij mede in acht genomen de enorme belangenverstrengeling via het
fenomeen rechter- raadsheer-plaatsvervangers, zie hiervoor het zeer
schokkende IRM Rapport ( Integerheid Rechtelijke Macht ). Voorts de hoge
griffiekosten en eigen bijdrage voor pro Deo rechtsbijstand die niet
meer zijn te betalen voor de minvermogenden en de rechteloosheid is via
de combinatie van al deze factoren die samenspannen tegen
rechtzoekenden, compleet. Voorzover niet
het geval, dan stelt het OM zich nota bene als Wetshandhaver ex. Art. 4
Sr. formeel op het standpunt, dat het veelvuldig plegen van meineed ter
aanranding van een behoorlijke procesgang, niet strafrechtelijk dient te
worden vervolgd en negeert daartoe zelfs drie bevelen van het Gerechthof
ex art. 12i Sv nota bene in één en dezelfde zaak gegeven tot het
strafrechtelijk vervolgen van meineed, door deze in strijd met de
Formele Wet met name art. 246 Sv ter verjaring op te leggen, hetgeen het
College van Procureurs-generaal, de Minister van Justitie en de
Nationale Ombudsman op 23 juli en 11 november 2003 onder mij juridische
dwang, formeel hebben bekend, waarvan akte! Dit is meer dan
van den zotte, zelfs uit het verkrijgen van één zo'n bevel ex art. 12i
Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed, blijkt al onomwonden
hoe decadent het OM terzake als Wetshandhaver ex.art. 4 Ro, heeft
gefunctioneerd. En steeds weer opnieuw wordt men geconfronteerd met
arglistig bedrog. Ik geeft
thans uw Hof met vereiste eerbied een voorbeeld op welk een niveau het
College van Procureurs-generaal en de Minister van Justitie het
aandurven hun ondeugdelijke beslissingen te motiveren in hun verwoede
pogingen, het wettig overtuigend bewijs te verduisteren van de
feitelijke omstandigheid, dat de Officier van Justitie de bevelen van
het Gerechthof ex art. 12i Sv tot het strafrechtelijk vervolgen van
meineed middels fraude d.w.z. in strijd met de Formele Wet ter verjaring
heeft opgelegd, zodoende heeft plaatsgenomen op de stoel van de Formele
Wetgever en de Zittende Magistratuur. Geen enkele
Jurist te goeder trouw, tenzij er sprake is van juridische zelfmoord
zoals genoemde individuen het geval, zal het ooit wagen deze arglistig
bedrieglijke juridisch volstrekt onvolwaardige zinsnede te
onderschrijven. Zowel het College van Procureurs-generaal als de
Minister van Justitie hadden geen enkele moeite mee. Integendeel,
zij volhardden daarin, ondanks mijn felle protesten tegen het motiveren
op voorgaand vrijwel achterlijk juridisch niveau gedurende ruim negen
maanden, alvorens zij onder mijn juridische dwang werden genoodzaakt
formeel te bekennen, dat de bevelen van het Gerechthof in strijd met de
Formele Wet door de Officier van Justitie ter verjaring werden opgelegd.
Het kan noch bonter! In zijn
pogingen het College van Procureurs-generaal en de Minister van Justitie
een alibi te verschaffen, voor hun motiveringen op juridisch volstrekt
onvolwaardig niveau, komt de Nationale Ombudsman als juridisch hoogleraar met het volgende: In
de archieven van het OM werden geen documenten aangetroffen waaruit iets zou kunnen worden opgemaakt met betrekking
tot het opvolgen van de bevelen van het Gerechtshof! Volgens vaste
jurisprudentie van de Hoge Raad der Nederlanden, wegen beroepshalve
gemaakte fouten zwaarder, omdat men in dat geval geacht wordt te weten gelet op ervaring en
opleiding waarmede men bezig is. Anders gezegd volgens die vaste
jurisprudentie van de Hoge Raad motiveert het College van
Procureurs-generaal, de Minister van Justitie en de Nationale Ombudsman,
bewust te kwader trouw door op juridisch ongeschoold niveau te
motiveren, waarvan akte! Dit soort
praktijken zijn geen uitzondering, integendeel. Het is zeer belastend
voor de gehele rechtspleging en vele burgers zijn daarvan de dupe
geworden, het verdraagt zich dan ook geheel niet met hun ambtseden, de
Formele Wet, de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, de Grondwet of
art 6 van het verdrag van De Rechten van de Mens, het heeft geen ander
doel dan rechteloosheid te creëren zodat klager het Hof eveneens
verzoekt de Staat der Nederlanden te gebieden er voor garant te staan,
en op straffe van rechtsgevolgen, dat art. 11 lidc juncto 12 Ro
daadwerkelijk wordt geactiveerd ten aanzien van die topjuristen die
het wagen hun beslissingen
op arglistig, bedrieglijk en juridisch onvolwaardig niveau te motiveren,
zoals terzake het geval gebleken, waarvan akte! Tot zoverre,
Met vereiste
eerbied in afwachting,
K.H. de Werd Bijlagen: 3
CD-rom van de Sociale Databank Nederland |
Statusoverzicht van het conflict tussen De Werd en overheid
Persbericht over gijzeling - Karel de Werd weigert 'n parkeerboete van € 30 te betalen
De afgesproken brief van Karel de Werd aan Wouter Bos in afwachting van diens antwoord
Het bos in sturende
, verantwoordelijkheid ontwijkende antwoord van
Wouter Bos
Nationale Ombudsman Roel Fernhout krijgt ongenadig op zijn donder van Karel de Werd
De Staat de Nederlanden ontsnapt aan veroordeling wegens schending van de grondwet
Eredoctoraat voor Beatrix? Leidse Universiteit te kritiekloos voor de Oranjes?
Doorverwijzing van PG J. de Wijkerslooth de Weerdesteyn naar de Meervoudige Strafkamer
Het ultimatum van K.H. de Werd aan Hare Majesteit en de regering
Staat Der Nederlanden (als rechtstaat) in de problemen bij Europese Hof in Straatsburg
Het parlement lijkt het mandaat van de kiezer volstrekt verkeerd te hebben begrepen
Tableau de la troupe van corrupte rechters, juristen, advocaten, politici
Karel de Werd, doet gooi naar het fractievoorzitterschap van de Partij van de Arbeid
Jan Marijnissen: Politiek toneelspel op kosten van de belastingbetaler
44 vragen aan de minister Donner te stellen door Jan Marijnissen en Wouter Bos
Ultieme aanval op de integriteit van Donner, de Wijkerslooth en Fernhout
Verzoek aan Koningin Beatrix om op te treden tegen de verwording van het officiële ambt
Het eerste artikel in De Telegraaf van 3 mei 2003
Het tweede artikel in De Telegraaf van 10 mei 2003
Openbaar antecedentenregister Rechterlijke Macht
Kort geding tegen de directie van de Bijlmerbajes
Het boek van Karel de Werd over zijn gevecht om recht
Het proces-verbaal van
Hendrik Oud en Pieter Keesman, rechercheurs gemeentepolitie Amsterdam
Corrupte rechters herkent men feilloos aan hun motivering als 'n inbreker aan zijn vingerafdrukken
Mr. R.W. Asser: De zeer gedetailleerde aangifte van De Werd terzake meineed is zinvol geweest
Hoofdofficier van Justitie de Wit saboteert schadeclaim van de Werd tegen Staat der Nederlanden
Brief van de Werd aan de Nationale ombudsman met klacht over College Procureurs-generaal
Voorstel tot Bijzondere Rechtspleging om de Bende van Vier binnen het OM openbaar te berechten
Ambtelijk corrupte Procureur-generaal de Wijkerslooth de Weerdesteyn slikt elke belediging
Uw bijzondere aandacht voor het hiernavolgende stemt geheel overeen met de ernst van de situatie
De keiharde confrontatie tussen Procureur-generaal de Wijkerslooth en Karel de Werd
Brief van Karel de Werd aan de Nationale ombudsman met klacht over het OM
Het levensverhaal van Karel de Werd aan de Nationale ombudsman en strijd tegen het OM
Brief met prangende vragen aan de Minister van Justitie zijne excellentie J.H. Donner
Brief van Karel de Werd aan de Nationale ombudsman met klacht over het OM
Beklag ex.art. 12 Sv van Karel de Werd aan de Advocaat-generaal Gerechtshof Den Haag
Interview met Karel de Werd over de onwettige manipulatie van het Openbaar Ministerie
Nationale Ombudsman behandelt de klacht van Karel de Werd tegen het Openbaar Ministerie
Nationale
Brief met een rekening van 12 miljoen euro van Karel de Werd aan minister Donner
Brief van Karel de Werd aan minister Donner met uitdagende belediging als nazi
De SP pleegt verraad aan de democratische rechtsstaat met grove nalatigheid en lafheid
Keiharde confrontatie met de Nationale Ombudsman die een kromme uitspraak deed
Brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer de heer Weisglas
De SP pleegt verraad aan de democratische rechtsstaat met grove nalatigheid en lafheid
Brief aan de Hoofdofficier van Justitie mr. W.B.M. Tomesen bij
Arrondissementsparket Den-Haag
Wanneer komt het moment dat de justitiële en politieke beerput eindelijk open gaat?
Verklaring van de vriendin van rechter Eveline van Schaardenburg over de macht van de vakbonden.
Zij sprak corrupt uit onder druk van de vakbeweging om die af te schermen voor juridische gevolgen
Rechter van Schaardenburg accepteerde onder druk massameineed van vakbondsbestuurders
Officier van Justitie Mr. Asser blijft weigeren meineed te vervolgen en het getuigenverhoor
Mr. Asser blijft samen met de bonden traineren en rekken van vakantie naar vakantie
De griffier erkent als therapeute de druk en macht van de vakbonden en het onrecht
E-mailadres: freespirit01@planet.nl
Internet site:
de-werd/europese-commissie-evrm.htm
Westkade 227, 1273 RJ Huizen (NH)
Tel.: 06-17125374