van 2 augustus 1997
Door: Harry van Dalen
De pensioenfondsen beginnen zich langzaam maar zeker ongemakkelijk te
voelen met de komst van de euro. Directeur De Beus van het pensioenfonds
voor de gezondheidszorg PGGM rekende onlangs zijn deelnemers voor dat de
introductie van de euro tot een premiestijging van 5 tot 9,5 procent zal
leiden. Basis voor zijn berekening was de financiering van de meeste
pensioenen in EMU-landen als Frankrijk, Duitsland en Italië via het
omslagstelsel, een systeem waarin de premies direct worden doorgesluisd
naar de 65-plussers. In dit systeem wordt er niets gespaard. Er ontstaat
daarom een impliciete schuldverplichting die de EMU-criteria vele malen
overschrijdt. Het IMF kenschetste onlangs de toestand in de meeste EU-landen
als 'termieten in de kelder', die vreten aan het fundament van het sociale
bouwwerk. (Red:
Zie de kritiek op het OESO-standpunt
)
Waar de pensioenfondsen in feite bang voor zijn, is dat er een slappe
(lees: Franse of Italiaanse) Europese bankpresident zitting neemt in
Frankrijk. Een president die alle spaarpogingen van landen als Nederland en
het Verenigd Koninkrijk om zeep helpt en tegelijkertijd het niet-sparen van
landen als Frankrijk en Italië beloont. Niets is gemakkelijker dan
schulden en bezittingen binnen Europa her te verdelen ten gunste van de
bewuste non-spaarders door de inflatie op te voeren. Onze nationale
Eurobocop Gerrit Zalm deed de onheilsberichten van de pensioenfondsen
af als gezwets. Volgens Zalm zal de introductie van de euro leiden tot het
verdwijnen van het wisselkoersrisico binnen Europa en dat is alleen maar
goed voor de pensioenfondsen. Beleggen wordt dan nog gemakkelijker. De beide
partijen verkondigen halve waarheden. Economie is een simpele wetenschap,
maar niet zo simpel dat twee halve waarheden optellen tot een waarheid.
Mijn stelling is dat er voor de Nederlandse pensioenfondsen voordelen,
noch nadelen kleven noch aan de introductie van de euro. Zalm noch De Beus
vertellen de hele waarheid. Om met die vermeende voordelen van de euro te
beginnen: CPB-econoom Ed Westerhout heeft er onlangs nog eens fijntjes op
gewezen dat een Europese munt een winst oplevert die alleen met een
vergrootglas waarneembaar is. De winst die voortvloeit uit het wegvallen
van wisselkoersrisico's wordt namelijk voor een groot deel teniet gedaan
door het verlies van winsten uit valutaspeculatie. Het verschijnsel risico
kent immers twee kanten. De onprettige kant: de onzekerheid over winst en
verlies die vele beleggers 's nachts wakker houdt. En de prettige kant: wie
risico neemt, kan op termijn meer inkomen tegemoet zien dan degene die het
zekere voor het onzekere kiest.
Zalm heeft in zijn verdediging van de euro verteld dat de onprettige kant
(die het meest tot de verbeelding spreekt) zal verdwijnen. Hij vergat echter
welbewust te vertellen dat ook de prettige kant zal verdwijnen. Westerhout
komt in zijn berekening van de baten van de euro voor Nederland uit op een
schamele vermogensgroei van 0,1 procent. Tegenover de winst die voortvloeit
uit het wegvallen van het akelige wisselkoersrisico (0,2 procent) staat het
verlies van het wegvallen van de prettige speculatiewinsten (0,1 procent).
Voor het gemiddelde EU-lid is de winst niet bepaald groter: een vermogensgroei
van massaal 0,3 procent Dit soort cijfers doetje afvragen of de EU-landen
überhaupt wel moeten beginnen aan een ongewis avontuur als de
euro.
Dan de nadelen die er volgens De Beus en consorten kleven aan de euro.
De verwachting is dat de harde gulden zal worden ingewisseld voor de zachte
euro. Dat betekent meer inflatie, en dus meer kosten voor de Nederlandse
pensioenfondsen, omdat die meestal welvaartsvaste uitkeringen beloven. Ergens
in deze redenering gaat er iets fout. Onverwachte inflatieschokken kunnen per
definitie niet door beleggers worden opgevangen, maar verwachte schokken wel.
Uit studies blijkt dat inflatieverwachtingen bijna geheel worden verwerkt in
de nominale rente die op leningen rust Alleen onder uitzonderlijke
omstandigheden, hyperinflatie bijvoorbeeld, stort de kapitaalmarkt ineen en
kunnen pensioenaanspraken als sneeuw voor de zon verdwijnen. De ervaringen
in bijvoorbeeld Duitsland vlak na de Eerste Wereldoorlog en de Zuid-Amerikaanse landen in het recente verleden zijn voorbeelden van hoe het niet
moet, maar de euro lijkt vooralsnog niet in dat rijtje te passen.
Natuurlijk kan de Europese centrale bank onverwacht de inflatie opstoken,
maar gezien de profielschets van deze bank en de bijbehorende president lijkt
dat niet waarschijnlijk. De gevolgen van de vergrijzing zullen waarschijnlijk
opgelost worden via verhoging van premies en belastingen en een verlaging van
pensioenaanspraken - niet via monetaire financiering. Wat mij echter nog
het meest bevreemdt, is dat een belegger als De Beus - nota bene iemand die
zou moeten weten hoe hij risico's in geld kan vertalen - geen raad weet met
zijn eigen inflatieverwachtingen. Als hij zo zeker van zij zaak is, dan liggen
hier gouden kansen om met de ingelegde pensioenpremies veel geld te verdienen.
De klaagzang van De Beus is in feite zijn eigen brevet van onvermogen.
Resteert de vraag waarom beide heren de burger halve waarheden verkopen.
Zalm lijkt het verzwijgen van de nadelen van de euro op te vatten als een
taak: van de minister van Financiën. 'Ik denk meer dan ik zeg', laat
hij bij tijd en wijle weten. En welk ragfijn spel wordt er gespeeld door de
pensioenfondsen die, objectief gezien, voor- noch nadeel ondervinden van de
introductie van de euro? Het antwoord ligt besloten in de structuur van de
Nederlandse pensioenmarkt. Pensioenfondsen hoeven vandaag de dag geen moeite
te doen om deelnemers aan zich te verplichten: deelname is immers al verplicht.
Elk pensioenfonds heeft een koninkrijkje waarin geen concurrentie heerst. De
komst van de euro zal ongetwijfeld gepaard gaan met toetreding van mogelijke
concurrenten in de slag om de spaarder, en dan is het nogal logisch om die
gekke munt in een kwaad daglicht te stellen. Maar voor de goede verstaander
mist die poging overtuigingskracht
De auteur is econoom verbonden aan het
Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut in Den Haag
en aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Zie het interview over zijn tweede boek:
Het eurobedrog treft ons allemaal
Martin Dessing schreef zijn tweede boek over de fraude van de toenmalige minister van Financien Zalm, bij de omwisseling van de gulden naar de euro in 2002 !! Daardoor verloren alle spaarders 10 procent van de waarde van hun spaargoeden bij de bank en koopkracht omdat prijzen stegen. Dezelfde truc wordt nu met bezuinigen weer toegepast om de concurrentiepositie van Nederland voor de exportsector te versterken. De prijs daarvoor ligt op het bord van de gewone burger, hoewel werkgelegenheid natuurlijk belangrijk is. De Spaanse en Griekse werkloosheid is een gruwel en mogelijk een bron van sociale onrust. De discussie over ons geldstelsel en de kwaliteit en economische capaciteit van de euro als munt blijft nog steeds buiten beschouwing. Niemand stelt
vragen
...!
Zie ook bij Google "
euroramp
", klik door naar schadeclaim en vervolgens naar: Minister Zalm en Regering wilden helaas de waarheid niet horen en.... scroll verder.
Commentaar:
Van Dale slaat trefzeker de spijker op de kop. Hij zegt onverbloemd dat
de vakbekwaamheid en de integriteit van De Beus en Zalm tekortschieten.
Met name die integriteit is in het geding, omdat vakkennis van alle kanten
corrigerend kan en zal worden aangedragen. Maar bij een gebrek aan
integriteit is elke intelligente, goedbedoelde en vakbekwame bijdrage
zinloos. Als water van een eend wordt dan elke poging tot een redelijke
oplossing afgestoten.
Van Dale interpreteert o.i. de visie van het IMF echter ook verkeerd.
"Het IMF kenschetste onlangs de toestand in de meeste EU-landen als
'termieten in de kelder", die vreten aan het fundament van het
sociale bouwwerk. Hij onderschrijft kennelijk de kapitalistische ideologie
dat de burger individueel zijn kansen moet kunnen grijpen en zelf sparen voor
de oude dag, terwijl dat in de meeste Europese landen juist niet gebeurt met
staatspensioenen die uit de begroting worden betaald, en met volksverzekeringen
zoals de AOW bij ons. In bijna de gehele wereld is de kloof tussen arm en
rijk enorm veel groter dan in West-Europa, waar het Rijnlandse model de
armoede van vooral de ouderen voorkomt. Maar ook hierin heeft Nederland een
vrijwel unieke positie, omdat het voor zijn ambtenaren een spaarfonds heeft
opgebouwd (ABP, 210 miljard gulden) waardoor de staatsfinanciën
aanzienlijk minder belast worden. De rentecomponent in de financiering van
de ambtenarenpensioenen is heel aanzienlijk en groeit als maar door. (Zie hiervoor
het artikel over onze rijkdom en de tabel die
het einde
van de beschaving
aankondigt, maar ook de verhelderende statistiek over
de
betaalbaarheid van de sociale voorzieningen
).
Wanneer dat fonds als maar door blijft groeien, zal het er nog eens van
kunnen komen dat de overheid eigenlijk helemaal geen pensioenverplichtingen
meer hoeft te financieren voor haar beambten. Er blijven dan wel wat vragen:
- WAAR KOMT AL DIE RENTE VANDAAN DIE OVER HET FINANCIËLE VERMOGEN WORDT
GEMAAKT?
- WELKE PARTIJ KAN EN WIL DE SCHULD DRAGEN DIE MET HET BETALEN VAN
DIE RENTE SAMENHANGT?
- WANNEER DIE RENTE VOORTVLOEIT UIT STRIKT
FINANCIEEL VERMOGEN ZONDER ACHTERLIGGENDE PRODUCTIE, IS DAT DAN GEEN
MONETAIRE FINANCIERING VAN DE PENSIOENEN?
Het antwoord op de vraag wie die groeiende schuld kan dragen ligt voor de
hand: dat is VOOR HET OVER, OVERGROTE DEEL DOOR DE STAAT DER
NEDERLANDEN...!!! Lees daarvoor de
argumentatie van
dr. W.P. Roelofs
, waarmee de cirkel dan rond is, en de financieringslast
van de ambtenarenpensioenen via de lopende rekening als rentepost alsnog op de
begroting komt. Verkleint de staatsschuld bolkesteiniaans nog verder dan nu al
het geval is, dan ontstaan er pas echt grote problemen. Het beleggingskapitaal
kan dan alleen nog maar neerslaan in onroerend goed (met sterk oplopende
huren) of in buitenlandse valuta (welke anders dan de dollar en de yen na de
invoering van de euro?).
Natuurlijk kan het kapitaal ook, zoals De Beus
terecht vreest, vernietigd worden met een fikse inflatie om overtollig
kapitaal op te ruimen dat vanuit zichzelf is ontstaan. De exponentiële
groei van financieel vermogen laat daarover geen twijfel bestaan. De rente,
noch de koopkracht die voortkomt uit de stijging van de koersen op de beurs,
heeft enige relatie met de reële economie, ofwel met de productie van
goederen en diensten. De
hausse op de effectenbeurzen
is dan ook de opmaat voor een knallende apotheose. De mensen die nu al niets
hebben, zullen straks als bedelaars op straat moeten wonen en uit de
vuilnisbakken moeten eten; of, als ze geluk hebben, uit de gaarkeukens
vanwege de kerken een bordje aangelengde soep krijgen, welk voer (qua
kwaliteit) vandaag aan de varkens wordt gegeven. "Want ons bent zuunig!"
Harry van Dale's standpunt van dat de (grote) beleggers geen voor- of
nadeel zullen ondervinden van de invoering van de euro zal helaas niet
juist blijken te zijn. Al was het maar dat van de
'liquiditeitseffecten'
bij politici, bankiers, en economen nauwelijks
iets bekend is. Want ook Harry van Dale blijkt net als 99,999 procent van de
bevolking wat wij noemen een PORTEMONNEE-DENKER te zijn. Daarmee bedoelen wij
dan mensen die vrijwel uitsluitend in termen van BUDGET, WAARDE, KOOPKRACHT,
RENDEMENT, RENTEWAPEN en (anti)-INFLATIE kunnen denken. De stromingseffecten,
de weg die het geld gaat, de capaciteit van het geld om bijvoorbeeld
werkgelegenheid te kunnen genereren, gaat aan kun inzicht en kennis voorbij.
Hun opleiding concentreerde zich vrijwel uitsluitend rond het thema: hoe
maak je rendement, en hoe produceer je zo efficiënt mogelijk, en met zo min
mogelijk en zo goedkoop mogelijk personeel; en dat dan alleen in termen van geld.
Het omgekeerde proces van liquiditeitsverruiming door de invoering van de
euro hebben ze nauwelijks of niet onderkend. Slechts een anoniem gehouden
ondernemer - die kennelijk sancties, een boycot, of een kredietintrekking vreest
van de ABN-Amro bank - beschrijft in dezelfde Volkskrant als die waarin Harry
van Dale zijn mening geeft over de effecten van de euro, dat het internationale
betalingsverkeer van de ABN per trekschuit
verricht wordt. Ook de
column van prof. dr. A.
Knoester
in de Telegraaf van 9 augustus 1996 sluit daar naadloos op aan.
Het merkwaardige is dat de media in dit opzicht journalistiek gecastreerd
lijken. Je ziet, leest en hoort er niets over, terwijl het hier om zeer
onfrisse zaken gaat met een omvang van miljarden. Ook parlementair doet men
(
op Tweede-Kamerlid Hendriks na
) alsof de neus bloedt. Maar wat moet je als parlementariër,
wanneer de media brisante onderwerpen als geldpolitiek, grondpolitiek,
bevolkingspolitiek zorgvuldig uit de verslaglegging weglaten? Juist,
niets...! Helemaal niets....!