De depressieve keerzijde van de manische euforie op Prinsjesdag


EuroStaete . . EKC . . Klokkenluiders <===> SDN . . Wolmanzouten . . English

    
    dinsdag 21 september 1999

    Door prof. Arjen van Witteloostuijn

    Het Nederlandse kabinet en de poldereconomie delen dezelfde psychische aandoening: beide zijn manisch. Het geluk kan niet op. De werkloosheid is bijna negatief, de groeipercentages vallen keer op keer mee en - wonder boven wonder - de begroting van 's lands overheid zal binnen afzienbare tijd een overschot vertonen. Het economische Hof van Eden ligt in de Maas-Rijndelta. Het fundament waarop het poldermirakel rust, is een florerend bedrijfsleven. Ondernemend Nederland stapelt winst op overwinst, waarmee de ene na de andere (mega)acquisitie wordt gefinancierd. De 'oude' verklaring voor deze wonderbaarlijke voorspoed heet loonmatiging: het Akkoord van Wassenaar is de penicilline van de depressiegriep.

    Sinds enige tijd is hieraan een veelbelovend 'nieuw' argument toegevoegd: de informatierevolutie. In het kielzog van het gidsland de Verenigde Staten hebben Thom de Graaf cum suis ontdekt dat de wonderen de wereld nog niet uit zijn: in het laatste jaar voor het nieuwe millennium is consensus ontstaan in economisch en politiek Nederland. Natuurlijk: een enkele eenling kan het niet nalaten om een afwijkende mening te verkondigen. Dat is een natuurwet. Een indrukwekkende meerderheid weet echter met grote zekerheid hetzelfde: het onvermijdelijke koppel internationalisering en technologisering heeft ervoor gezorgd dat de economische structuren radicale veranderingen doormaken die de vertrouwde status quo van de tweede helft van de 20ste eeuw omzetten in de verrassende dynamiek van de 21ste eeuw. De Haagse dans om de besteding van de nieuwe rijkdommen - investeren of weggeven - is inmiddels in volle gang.

    Het gevolg is dat ook de economische wetenschappen aan een drastische verbouwing toe zijn.1 De ouderwetse vraag- en aanbodredeneringen voldoen niet langer. Immers: de nieuwe informatietechnologische producten houden zich niet aan de economische wet van schaarste, en de moderne 'globale' ondernemingen lappen de traditionele spelregels van het internationale handelsverkeer aan hun laars. De marginale productiekosten van informatietechnologische producten zijn vrijwel nul, en de mondiale giganten voorzien het economische arbitrageproces op wereldschaal van een andere inhoud. De gevolgen hiervan zullen in toenemende mate in alle poriën van de economische samenleving doordringen.

    Een sluipende revolutie is uitgebroken. Deze 'positieve' consensus over de 'feiten' lijkt te worden gevolgd door een 'normatieve' eenstemmigheid over de wenselijkheid van de nieuwe mondiale informatie-economie. Nadat hier en daar een vlekje is weggewerkt, moeten de zegeningen van het nieuwe economische regime worden geteld: van het vrije verkeer van informatieproducten in het werelddorp kan veel voorspoed worden verwacht. Het inflatiespook behoort tot het verleden, de quasi-permanente stijging van de beurskoersen is op een stevig fundament gebouwd, en robuuste toenemingen van productiviteiten en groeivoeten liggen in het verschiet.

    De mondiale informatierevolutie gaat echter gepaard met een pregnante en depressiestemmende keerzijde. De laatste twee decennia van het tweede millennium worden immers ook gekenmerkt door een scherpe verdieping van de kloof tussen arm en rijk. Het gat tussen het rijke Noorden en het arme Zuiden wordt dieper en dieper. Het gecombineerde vermogen van de multimiljardairs Bill Gates (Microsoft), de Walton-familie (Wal-Mart) en de Sultan van Brunei (van plusminus 270 miljard gulden) is groter dan het jaarlijkse geaggregeerde inkomen van 600 miljoen armen in de Derde Wereld.

    De 200 rijksten der aarde hebben hun vermogen in de afgelopen vier jaren zien verdubbelen tot 2000 miljard gulden, terwijl nog altijd 1,3 miljard wereldburgers moeten zien rond te komen van minder dan twee gulden per dag. Dertig jaar geleden was de verhouding tussen de twintig procent rijksten in de wereld en de twintig procent armsten 30 : 1; in 1990 was deze kloof opgelopen tot 60 : 1; en vandaag staat de teller op 74 : 1.2 Ook binnen de rijke Westerse economieën wordt de tweedeling jaar na jaar scherper. In de Verenigde Staten van de Democraat Bill Clinton was het inkomen van het modale Amerikaanse gezin in 1998 vier procent lager dan in 1989.

    In het Verenigd Koninkrijk van de socialist Tony Blair laat de gezondheid van de miljoenen kinderen uit Britse working-classgezinnen even veel te wensen over als die van de Albanese jeugd.4 En helaas weet ook het Nederland van de sociaal-democraat Wim Kok niet te ontkomen aan deze neerwaartse spiraal van voortschrijdende denivellering.5 In deze krant van donderdag 16 september moesten acht Tweede-Kamerleden van uiteenlopende snit toegeven dat de verdeling van de Nederlandse welvaart te scheef is. Daar staat tegenover dat de kleine groep steenrijken geen tijd heeft om te varen in de na de verzilvering van deze of gene 'prestatieprikkelende' optieregeling gekochte jachtschepen.

    Is deze onstuitbare beweging in de richting van toenemende tweedeling de onvermijdelijke prijs die moet worden opgebracht voor het mondiale informatietechnologische paradijs? Vermoedelijk (en hopelijk) niet. Helaas is de informatierevolutie een lokaal fenomeen. Immers: 75 procent van de noodzakelijke telefoonlijnen is te vinden in het rijke Westen (ten behoeve van slechts 17 procent van de wereldbevolking). En ook in dat rijke Westen gaan de zegeningen van het informatietechnologische wereldwonder voorbij aan grote delen van de samenleving: 80 procent van de Amerikaanse bevolking is sinds 1973 geconfronteerd met een daling van het reële inkomen.7 Het CPB is erachter gekomen dat het reële inkomen van de Nederlandse Jan en Mien Modaal het afgelopen jaar met 0,25 procent is afgenomen.

    In veel opzichten is de architectuur van de wereldeconomie in verval. Zelfs het nieuw-economische wonder in de bovenlagen van de Westerse samenlevingen is gebaseerd op een zeepbel. De Amerikaanse economie bloeit op de pof. Na een ineenstorting van Wall Street valt het kaartenhuis in elkaar. De tweede helft van de jaren negentig heeft in de vorm van het Oost-Aziatische voorbeeld laten zien welke economische en sociale ravage daarvan het gevolg is. Volgens Larry Elliott, de economieredacteur van het gerespecteerde Britse dagblad The Guardian, is "the millennium ... not ending with a settled and prosperous world but with instability bordering on anarchy".8 Dat zijn zware woorden. Overdreven? - ik vrees van niet; onvermijdelijk? - ik hoop van niet. De Britse hoogleraar Robin Marris heeft recentelijk een pleidooi gepubliceerd ten faveure van de herinrichting van de mondiale economische orde.

    De mondiale economische architectuur kan worden versterkt via drastische hervormingen van het ongebreidelde aandeelhouderkapitalisme, inclusief de introductie van een Tobin-belasting op valutaspeculatie en een krachtige mondiale centrale bank. De kans dat de lokaal-mondiale informatierevolutie wordt geleid met behulp van deze en andere radicale hervormingen van de economische wereldorde, is echter niet groot. In de woorden van de steenrijke CNN-eigenaar Ted Turner: "It is as if globalisation is in fast forward, and the world's ability to understand and react to it is in slow motion".10 Academische economen hoeven zich voorlopig niet te vervelen. En het is echter vooral te hopen dat de Westerse politieke elite het dominante markt-liberale conservatisme en sociaal-democratische onmacht van zich weet af te schudden. Is dat wat wordt bedoeld met de Derde Weg?

    Arjen van Witteloostuijn
    Hoogleraar Economie aan de Rijksuniversiteit Groningen
    Noten

    1. "Economische axioma's staan op het spel", NRC Handelsblad van vrijdag 23 april 1999.
    2. "UN attacks growing gulf between rich and poor", The Guardian van maandag 12 juli 1999.
    3. "From boom to gloom in Detroit City: the good, the bad and the ugly", The Guardian van woensdag 30 juni 1999.
    4. "What did you do during the dock strike?", The Guardian van dinsdag 13 juli 1999.
    5. Arjen van Witteloostuijn (1999) De anorexiastrategie: over de gevolgen van saneren (De Arbeiderspers).
    6. "Armoedeprobleem is omvangrijker dan we denken", de Volkskrant van donderdag 16 september 1999.
    7. Fat and mean: the corporate squeeze of working Americans and the myth of 'managerial' downsizing (Free Press).
    8. "Mr Turner abhors a vacuum", The Guardian van maandag 12 juli 1999.
    9. Robbin Marris (1999) Ending poverty (Thames & Hudson). Zie ook noot 5.
    10. Zie noot 2 en 8.