Interne afstemming tussen Epon-centrale en VROM over verbranding giftig afval

EuroStaete . . . EKC . . . Milieu . . . Klokkenluiders <====> SDN . . . Milieudefensie

=EPON=

    Engineering & Maintenance

Datum: 21-03-2001
referentie FvD/TdG, 01/4078
pagina 1 van 5


      aan  Provincie Groningen 
      van  Frans van Dijen
kopie aan H. Jansen, H. Paes betreft Vergassen CCA-afvalhout Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. karakterisering CCA-afvalhout 3. Drogen en afval vergassen bij de Eemscentrale 4. Bijzondere aspecten 4.1 Stookgasreiniging 4.2 Afvalwaterbehandeling 4.3 Bedrijfsvoering 4.4 Opslag CCA-afvalhout 4.5 Opslag en verwerking of afzet van residuen 5. Referenties
  1. Inleiding
    Op verzoek van het Ministerie van VROM overweegt EPON de verwerking van CCA-afvalhout. In de nog te bouwen afvalvergassingsinstallatie bij de Eemscentrale (1). CCA-afvalhout bevat de elementen koper, chroom en arseen, die gebruikt worden als conserveringsmiddelen voor het hout, zogenaamde Wolmanzouten.

    Dit CCA-afvalhout is gevaarlijk afval op het moment dat het EPON ter verwerking wordt aangeboden. EPON vraagt op dit moment uitdrukkelijk geen vergunning aan voor het verwerken van gevaarlijk afval binnen het project drogen en vergassen van afval bij de Eemscentrale.

    Ook CCA-afvalhout wordt door de Nederlandse overheid erkend als bron van duurzame energie. Nog een probleem is de verwerking van biomassa samen met kunststoffen in een installatie. Echter, in de overeenkomst op hoofdlijnen is afgesproken, dat er een oplossing komt voor dit probleem (2).

    Aan EPON wordt het CCA-afvalhout waarschijnlijk geleverd als houtchips na sorteren en shredderen. EPON zal streven naar exclusiviteit voor de verwerking van CCA-afvalhout.

    In deze notitie wordt ingegaan op de bijzondere aspecten van de verwerking van CCA-afvalhout. In de nog te bouwen installaties voor drogen en vergassen van afval bij de Eemscentrale. Deze notitie is te beschouwen als aanvulling op het MER en de aanvraag van vergunningen.




      =EPON=

      Engineering & Maintenance

    referentie FvD/TdG, 01/4078
    pagina 2 van 5

    1. Karakterisering CCA-afvalhout
      CCA-afvalhout wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van grote hoeveelheden arseen, koper en chroom (3). In tabel 1 wordt een typische karakterisering van dit afvalhout weergegeven (4). Een uitgebreidere analyse van CCA-afvalhout is noodzakelijk.


      Kenmerk

      Eenheid

      Hoeveelheid

      Stookwaarde (LHV)

      G7/ton

      16

      Vocht

      Gew.%

      20

      As

      Gew.%

      Chloor (Cl)

      Gew.%

       

      Zwavel (S)

      Gew.%

       

      Fluor (F)

      g/kg

      2-

      Cadmium (Cd) en thallium (TI)

      g/kg

       

      Kwik (Hg)

      g/kg

       

      Som zware metalen cf. BLA

      g/kg

       

      Chroom (Cr)

      g/kg

      1,3 - 4,8

      Koper (Cu)

      g/kg

      0,8 - 2,6

      Arseen (As)

      g/kg

      2,0 - 2,6


    1. Drogen en afval vergassen bij de Eemscentrale
      De geplande installaties voor het verwerken van afval bestaan uit een droog- en een vergassingsinstallatie.

      Er is sprake van indirect drogen. Het verdampte water wordt ontstoft door middel van een filter en het verdampte water wordt gecondenseerd. Bij het drogen van CCA-afvalhout verwacht EPON geen bijzonderheden. Een goede stofafscheiding plus bewaking zorgt er voor dat er geen stof, inclusief Ch, Cu en As, in de lucht terecht komt. De zuivering van het condensaat en hergebruik van gereinigd condensaat leidt ertoe, dat er geen afvalwater geloosd wordt vanuit de droging.

      Na het drogen wordt het afval In een circulerend wervelbed atmosferisch, met lucht en bij 900° C vergast. Aansluitend wordt het hete stookgas gekoeld en stoom geproduceerd. Het gekoelde stookgas wordt bij ongeveer 230° C zeer goed ontstoft. Vervolgens wordt het gas gekoeld tot kamertemperatuur en nat gereinigd. Op deze wijze wordt het gas goed gereinigd van stof, halogenen, zwavel, ammoniak, HCN, teren en vluchtige zware metalen. Het verontreinigde afvalwater wordt aansluitend zeer goed gereinigd en mogelijk ingedampt.

      De elementen Cr en Cu zijn niet vluchtig (5, 8). Naar verwachting worden de elementen Cr en Cu kwantitatief met de vliegas in het stoffilter verwijderd. Ook de bodemas zal grote hoeveelheden Cr en Cu bevatten. De vliegas kan na granuleren teruggevoerd worden naar de vergasser en wordt dan als bodemas verwijderd. Er zal zeer weinig Cr en Cu na het stoffilter in het afvalwater terecht komen. Vanuit het afvalwater worden deze elementen door middel van precipitatie, sedimentatie en filtratie verwijderd.




      =EPON=

      Engineering & Maintenance

    referentie FvD/TdG, 01/4078
    pagina 3 van 5

    Het element As is halfvluchtig. Dit betekent dat As deels verwijderd wordt met de bodemas en de vliegas. Een deel van het As gaat door het stoffilter en wordt afgescheiden in de natte gasreiniging. Hiermee komen grote hoeveelheden As in het afvalwater terecht.

    EPON verwacht, zonder speciale maatregelen, een hoger gehalte aan teer in het ongereinigde gas bij het vergassen van uitsluitend hout, in vergelijking tot de afvalstoffen zuiveringsslib en RDF.

    1. Bijzondere aspecten
      Volgens opvatting van EPON moeten de elementen Cr, Cu en As óf uit het milieu genomen óf hergebruikt worden. Met Greenpeace en de Nederlandse overheid is EPON het eens, dat bepaalde giftige stoffen beter niet in producten gebruikt worden. As is zo'n giftige stof. Bovendien hanteert EPON de opvatting dat de elementen Cr, Cu en As niet vanuit de vergassingsinstallatie in het milieu mogen belanden.

      Bijzondere aspecten van het drogen en vergassen van CCA-afvalhout zijn:

      • De rookgasreiniging: Cr, Cu, As en teren;
      • De afvalwaterreiniging: As;
      • De bedrijfsvoering: campagnewijze;
      • Opslag van CCA-afvalhout: calamiteiten voorkomen en gevolgen hiervan verkleinen;
      • Opslag en verwerking of afzet van residuen: hergebruik of storten

      Daarnaast zijn voor SPON bij de verwerking van CCA-afvalhout van belang: een hoge rentabiliteit, bijvoorbeeld op basis van exclusiviteit, geringe technische risico's en behoud van een goed imago. 81j de hoge rentabiliteit speelt met name de relatieve korte duur van 5 jaar van vergunningen voor het verwerken van gevaarlijk afval een belangrijke rol. Calamiteiten zullen lelden tot verlies van een goed imago en hoge volgkosten voor het opruimen van de vervulling.

      Navolgend wordt op de bijzondere aspecten ingegaan.

    4.1
      Zoals reeds is aangegeven worden de elementen Cr en Cu kwantitatief voor het stoffilter verwijderd. Deze elementen komen vrij in de vorm van bodemas en vliegas, indien de vliegas niet gegranuleerd en teruggevoerd wordt naar de vergasser. As en teren komen voor een groot deel terecht in het afvalwater van de stookgasreiniging. Omdat de natte stookgasreiniging bedreven wordt bij kamertemperatuur worden de zware teren en As kwantitatief afgescheiden. Daarnaast worden zware teren en As goed afgescheiden in het actief koolfilter (6), Door het toevoegen van een katalysator als bedmateriaal aan de vergasser kan de productie van teren gereduceerd worden. Mogelijk is de as van CCA-afvalhout katalytisch actief voor het kraken van teren. Dit is SPON echter niet bekend.




      =EPON=

      Engineering & Maintenance

    referentie FvD/TdG, 01/4078
    pagina 4 van 5

    4.2

      Afvalwaterbehandeling
      In de Afvalwater-Behandeling-Installatie worden zware teren afgescheiden. Hiervoor bevat de ABI een olie-waterscheiding en een sedimentatie en filtratie. Zware teren kunnen teruggevoerd worden naar de vergasser.

      Cr en Cu kunnen gebonden aan vliegas na het filter in de ABI belanden. Eventueel loogt de vliegas uit. Door middel van precipitatie, sedimentatie en filtratie worden stofdeeltjes uit het afvalwater in de ABI afgescheiden. Sporen opgelost Cu en Cr worden door middel van (co)precipitatie als hydroxide, carbonaat en/of sulfide, gevolgd door sedimentatie en filtratie, in de ABI uit het afvalwater verwijderd,

      Grotere hoeveelheden As belanden na verwachting met het afvalwater in de ABI. As wordt goed uit afvalwater verwijderd door middel van coprecipitatie met Fe3+ bij een lichtzure waarde van de pH (7). As wordt ook onder basische condities en na oxidatie van het afvalwater goed verwijderd door middel van coprecipitatie met Fe3+ (7). Een zure (co)precipitatie, een oxidatie en een basische (co)precipitatie zijn onderdelen van de ABI.

    4.3
      Bedrijfsvoering
      Om verspreiding van de elementen Cr, Cu en As in grotere hoeveelheden via secundaire bouwgrondstoffen naar het milieu te voorkomen, wil EPON het CCA-afvalhout niet gemengd met andere afvalstoffen in de installaties verwerken. Dit betekent dat CCA-afvalhout separaat, campagnewijze door EPON verwerkt wordt. De residuen vliegas, bodemas en filterkoek uit de ABI komen zo apart beschikbaar.

    4.4

      Opslag CCA-afvalhout
      Brandstoffen, zoals CCA-afvalhout, kunnen buiten vergassingsinstallatie in brand raken, bijvoorbeeld door broei. Er is dus een bewaking nodig van de opslag en er zijn maatregelen nodig bij het ontstaan van broei en brand in de opslag. Om de gevolgen van broei en brand te minimaliseren is gecompartimenteerde opslag ideaal. Een voorbeeld van een dergelijke opslag is opslag van containers in een gesloten hal. De containers staan dan enigszins uit elkaar. Een tweede voorbeeld is de opslag van het CCA-afvalhout In meerdere kleine hallen of silo's (kort en dik). Een studie naar de gevaren van opslag van biomassa en naar de juiste maatregelen bij calamiteiten wordt op dit moment door KEMA uitgevoerd.

      Inmiddels heeft EPON op de locatie Centrale Gelderland reeds vele jaren goede ervaring met de opslag van gereinigd afvalhout type A en B in containers. Bij grootschalige verwerking van biomassa is deze methode van opslag technisch minder geschikt en kostbaar.

    4.5

      Opslag en Verwerking of afzet van residuen
      Bij het vergassen van normaal afval gaat EPON uit van het granuleren en terugvoeren van vliegas naar de vergasser. Op deze wijze wordt slechts bodemas geproduceerd. Deze bodemas wordt mogelijk vla een slakkenbad afgekoeld en uitgeloogd. Op deze wijze ontstaat een residu met de kwaliteit van bouwgrondstof categorie 2.




      =EPON=

      Engineering & Maintenance

    referentie FvD/TdG, 01/4078
    pagina 5 van 5

    Bij het vergassen van CCA-afvalhout lijkt de afzet van bodemas/vliegas als bouwgrondstof niet haalbaar en gewenst. Het uitlogen van de bodemas/vliegas lijkt ook geen toegevoegde waarde te hebben. Granulatie en terugvoeren van de vliegas naar de vergasser is gewenst om koolstof uit te branden en de stabiliteit en verwerkbaarheid te verbeteren. Op deze wijze ontstaat ook minder residu. De aldus geproduceerde bodemas kan eventueel afgezet worden als erts voor de productie van Cu en Cr. Een waarschijnlijk alternatief is het transporteren van de bodemas naar een geschikte deponie, bijvoorbeeld een zout- of kolenmijn in Duitsland.

    Het residu uit de ABI wordt getransporteerd naar een geschikte deponie, bijvoorbeeld een zout- of kolenmijn In Duitsland. Deze residuen worden dus op locatie niet verwerkt, anders dan het granuleren en terugvoeren van vliegas naar de vergasser. De opslag van de residuen vliegas/bodemas en ABI-filterkoek geschiedt conform de richtlijnen voor opslag van gevaarlijk afval; vloeistofdichte vloer, opvang van afvalwater, gesloten opslag, enzovoort.

    1. Referenties
      1. Milieueffectrapport, Afvalvergassing Eemscentrale, EPON/KEMA, december 2000
      2. Beleidsafspraak op hoofdlijnen, Kolencentrales en C02-reductie, 2000
      3. CCA-hout duurzaam verwijderd, Tauw en SHR, december 1999
      4. CCA-hout als duurzame energiebron, Nationale HoutBank, juli 2000
      5. B. Meyer, A. Starke, Vorausberechnung van Schwermetallemissionen im Abgas van Verbrennungs- und Vergasungsprozessen, VDI-Bildungswerk, Seminar Vergasungsverfahren für die Entsorgung van Abfällen, Februar 1998
      6. Thermische Abfallbehandlung, K.7. Thomé Kozmiensky, EF-Verlag für Energie- und Umwelttechnik GmbH, Berlin 1994
      7. Verwijderen van zware metalen uit KV-STEG-afvalwater, KEMA, 61622-KETIPTE 92 1077, oktober 1992
      8. B. Meyer, Grundlagen zur Vergasung van Abfällen, in Vergasungsverfahren für die Entsorgung van Abfällen, M. Born, R, Berghoff, Springer VDI-Verlag GmbH, Düsseldorf 1998, 43 - 66




    zaterdag 31 juni 2000



    Sittard: 07 oktober 1998

    Betreft       : inzamelen en verwerken van verduurzaamd hout
    Behandeld door: drs. H.J. Bemelmans
    Bijlagen      : -
    Nummer        : 98.0157\£V
    

    Onlangs wees de Raad van State vonnis terzake van het inzamelen en verwerken van verduurzaamd hout. Het materiaal mag niet langer worden vershredderd maar moet worden verwerkt als gevaarlijk afval.

    Dit heeft consequenties voor de aanpak van dit soort afval door de provincies. Uw College werd hierop onlangs geattendeerd door ing. A.M.L. van Rooij van het Ecologisch Kennis Centrum te St. Oedenrode.

    Ons inziens heeft dit ook voor Limburg gevolgen voor de wijze van verwerking van sloop- en bouwafval. Verduurzaamd hout is vaak niet herkenbaar als zodanig, zeker niet als het is overgeschilderd. Het afscheiden van deze houtfractie voor bewerking als gevaarlijk afval is dus niet adequaat mogelijk.

    Ons inziens snijdt de heer van Rooij het probleem terecht aan. Graag vernemen wij uw mening en eventuele stappen terzake.

    Met vriendelijke groet,

    
    
    
    

    Afdeling Bestuursrechtspraak
    Postbus 20919
    2500 EA 's-Gravenhage
    Telefoon (070) 4264426


                                   Nrs.    F03.98.0171, F03.98.0179,
                                           F03.98.0180, F03.98.0181,
                                           F03.98.0182, F03.98.0103 en
                                           F03.98.01$4,
    
                                           Datum uitspraak: 19 augustus 1998.
    
    
    

    AFDELING

    BESTUURSRECHTSPRAAK


    Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:


      A.M.L. van Rooij te St. Oedenrode (verzoeker)

      en

      gedeputeerde staten van Noord-Brabant (verweerders).


    Bij zeven besluiten van 22 december 1997 hebben verweerders aan J.H. Laarakkers B.V., C.J. van den Noort en Zn. B.V., Milieu Service Boxtel B.V., Coppens Afvalverwerking B.V., Baetsen internationaal Transport B.V., Van Boekel Zeeland B.V. en Gebr. Dijkhoff B.V. voor een periode van vijf jaar krachtens de Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant vergunningen verleend voor het gebruiken van een mobiele installatie buiten een inrichting voor het shredderen van hout, niet zijnde plantsoen- of tuinafval.

    Tegen deze besluiten heeft verzoeker beroep ingesteld.

    Daarnaast heeft verzoeker de Voorzitter gevraagd met betrekking tot de besluiten van verweerders van 22 december 1997 een voorlopige voorziening te treffen.

    Tijdens de zitting op 21 april 1998 hebben verzoeker, in persoon, en verweerders, vertegenwoordigd door P.W.J.M. Corvers en J.J.A. Voesenek hun standpunten nader toegelicht. Namens vergunninghouder Van Boekel Zeeland B.V. is het woord gevoerd door R.J.W. Willems.

    In het verhandelde ter zitting heeft de Voorzitter aanleiding gezien de stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke ordening te vragen een deskundigenbericht als bedoeld in artikel 20.15 van de Wet milieubeheer uit te brengen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op dit deskundigenbericht te reageren. Zowel verzoeker als verweerders hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

    In rechte

    In artikel 36, eerste lid, van de Wet op de Raad van State is, voorzover hier van belang, bepaald dat hoofdstuk 6 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing is indien bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld.

    Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht is het mogelijk om, indien tegen een besluit beroep is ingesteld dan wel voorafgaand aan een mogelijk beroep bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening te treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen dat vereist. Voorzover de daartoe uitgevoerde toetsing meebrengt dat het geding in de bodemprocedure wordt beoordeeld heeft het oordeel van de Voorzitter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend in die procedure.

    Ingevolge artikel 4.3.3.26 van de Provinciale Milieuverordening Brabant, voor zover hier van belang, is het verboden buiten een inrichting zonder daartoe verleende vergunning van gedeputeerde staten een mobiele installatie voor het breken van steenachtig materiaal of hout, niet zijnde plantsoen- of tuinafval, te gebruiken.

    De bij de bestreden besluiten verleende vergunningen hebben betrekking op het shredderen van hout, niet zijnde plantsoen- of tuinafval, buiten een inrichting met behulp van een mobiele installatie. Verzoeker kan zich niet met de bestreden besluiten verenigen. Zijn bezwaren hebben betrekking op het aan de daarbij verleende vergunningen verbanden voorschrift 6.1.2, waarin is bepaald dat gewolmaniseerd hout en overig geïmpregneerd hout niet mag worden geshredderd, maar dient te worden afgevoerd naar een daartoe adequaat uitgeruste Wm-inrichting. Verzoeker is van mening dat dit voorschrift niet handhaafbaar is, aangezien gewolmaniseerd hout en overig geïmpregneerd hout volgens hem visueel niet te onderscheiden zijn van onbehandeld hout.

    Verweerders zijn daarentegen van mening dat voorschrift 6.1.2 wel handhaafbaar is, omdat het object waarvan het te verwerken hout afkomstig is, zal kunnen worden beoordeeld in zijn oorspronkelijke bouwkundige staat of, indien selectieve sloop heeft plaatsgevonden, aan de hand van gesorteerde deelstromen die een onderlinge samenhang vertonen in kwaliteit en oorspronkelijke toepassing. Derhalve zal volgens hen naast visuele inspectie ook de aard van het toegepaste constructieonderdeel inzicht geven in de vraag of het te verwerken hout al dan niet verduurzaamd is. Daarnaast dient volgens verweerders ingevolge de Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant het gebruik van een mobiele shredderinstallatie vooraf te worden gemeld aan het bevoegd gezag. Naar gelang het doel van het gebruik van de Installatie zijn ofwel verweerders, ofwel burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de installatie wordt gebruikt bevoegd gezag. Vervolgens kan het bevoegd gezag afhankelijk van de uit die melding blijkende aard, omvang en karakter van het werk alsmede de samenstelling van de daarbij vrijkomende materialen - eventueel na nader onderzoek - nadere regels stellen, danwel het gebruik van de installatie verbieden.

    Het standpunt van verweerders over de handhaafbaarheid van voorschrift 6.1.2 kan de Voorzitter niet overtuigen. Uit het door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak uitgebrachte deskundigenbericht is gebleken dat verduurzaamd hout niet visueel valt te onderscheiden van onbehandeld hout. Verder is de Voorzitter er vooralsnog niet van overtuigd dat de enkele wetenschap omtrent de wijze waarop het desbetreffende hout is toegepast, in alle gevallen voldoende zekerheid kan bieden met betrekking tot de vraag of het desbetreffende hout al dan niet is verduurzaamd. Overigens is het de vraag of die wetenschap in alle gevallen aanwezig zal zijn, daar geenszins valt uit te sluiten dat hout op een dusdanige wijze wordt aangeboden dat de wijze van toepassing niet meer valt te achterhalen. De omstandigheid dat voorafgaand aan het gebruik van een mobiele installatie voor het shredderen van hout een melding dient te worden gedaan aan het bevoegde gezag, doet aan het vorenstaande niet af, nu dat gezag voor de beoordeling van een dergelijke melding afhankelijk is van door de vergunninghouder verschafte informatie.

    Gezien het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht toe te wijzen en de bestreden besluiten bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.

    Verzoeker heeft verzocht om verweerders te veroordelen in de door hem gemaakte kosten van rechtsbijstand. De Afdeling overweegt dienaangaande dat in artikel 1, aanhef en sub a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht is bepaald dat een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht uitsluitend betrekking kan hebben op de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Verzoeker heeft in dit geval aan Ecologisch Kennis Centrum B.V. (EKC) volmacht verleend en EKC gemachtigd tot afhandeling van het geschil. De Voorzitter laat in het midden of in het onderhavige geval sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De omstandigheid dat verzoeker in de aan EKC verleende machtiging spreekt over "beroepsmatige afhandeling" is echter in leder geval niet doorslaggevend voor het oordeel over het karakter van het optreden van EKC.

    De Voorzitter overweegt voorts dat EKC, gevestigd op het adres van verzoeker, blijkens de ondertekening van haar brief van 20 april 1998, bevattende de pleitnotitie, verzoeker als directeur heeft. Gelet hierop en op het feit van verzoekers persoonlijke optreden in dit geschil, in geen sprake van een vertegenwoordigingssituatie of een zich laten bijstaan als bedoeld in artikel 8:24 van de Algemene wet bestuursrecht. zodat in leder geval geen sprake is van door een derde verleende rechtsbijstand. Reeds hierom ziet de Voorzitter geen aanleiding om verweerders in deze kosten te veroordelen.

    De Voorzitter acht wel termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht wat betreft de voor vergoeding in aanmerking komende reis- en verblijfkosten van verzoeker.


    Beslissing

    De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak

    • wijst de verzoeken toe;

    • treft de voorlopige voorziening dat de zeven besluiten van verweerders van 22 december 1997, waarbij aan J.H. Laarakkers B.V., C.J van den Noort en Zn. B.V., Milieu Service Boxtel B.V., Coppens Afvalverwerking B.V., Baetsen Internationaal Transport B.V., Van Boekel Zeeland B.V. en Gebr. Dijkhoff B.V. krachtens de Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant vergunningen zijn verleend voor het gebruiken van mobiele installaties voor het shredderen van hout, niet zijnde plantsoen- of tuinafval, buiten een inrichting worden geschorst;

    • veroordeelt verweerders in de door verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte kosten tot een bedrag van f 87,05. Dit bedrag dient aan verzoeker te worden vergoed door de provincie Noord-Brabant;

    • gelast dat door de provincie Noord-Brabant aan verzoeker het door hen gestorte recht (f 210,-) wordt vergoed.

    Aldus vastgesteld te Den Haag op 19 augustus 1998
    door mr. J.H.B. Hulshof, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Havik, ambtenaar van Staat.

    
    w.g. Hulshof                     w.g. Havik
    Voorzitter                       ambtenaar van Staat
    
    
    Uitgesproken in het openbaar, overeenkomstig artikel 8:78 van de
    Algemene wet bestuursrecht,
    
                                     Voor eensluidend afschrift,
                                     de secretaris van de Raad van State,
                                     voor deze
    
    
    
    
    
    
    
    
    
    
    
    
    Nrs. F03,99.0171, F03,98.0179, F03.98.0180, F03.98.0181,
    	 F03.98.0182, F03.95.0183 en F03.98.0184/213-288.
    
    VVERZONDEN 26 AUG. 1998
    
    

    Website-adres: uit-rs01.htm



. van donderdag 25 oktober 2001

Ministeries

VROM

AFVALSTOF OF NIET?

Als gevolg van recente jurisprudentie zijn er criteria bepaald om te beoordelen wanneer er sprake is van een afvalstof. Aan de hand van deze criteria kan worden vastgesteld, wanneer er sprake is van het zich ontdoen van een stof. De criteria zijn afkomstig uit de volgende jurisprudentie: het arrest ven het Europese Hof van Justitie inzake Arco Chemie en EPON d.d. 15 Juni 2000 (de gevoegde zaken C-418/97 en C-419/97), de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak op 30 november 2000 (lz. Atoglas B.V., 200005055/1), op 6 maart 3001 (lz. Beside BV, E03,95,1216), op 29 maart 2001 (lz. Esso Nederland B.V. nrs. E03.95.0141, E03.96.1335 en E03.97.1081), op 26 april 2001, (lz. Moleman terugwinning B.V., nr. E03.97.1813) en op 20 juni 2001 (lz. EPON, nr. E03.96,0894/1).

Door deze uitspraken is duidelijk geworden dat de criteria voor de zogenaamde 'niet-van toepassing-verklaringen' zoals opgenomen in het 'Meerjarenplan Gevaarlijke Afvalstoffen II' niet maar gebruikt kunnen worden. De criteria waaraan door het Ministerie van VROM, voortaan getoetst gaat worden, kunnen alle van belang zijn bij de beoordeling van een (niet)afvalstof. In het toekomstige Landelijk Afvalbeheersplan (LAP) zullen de criteria ook worden opgenomen.

De criteria luiden als volgt.

  • De stof is gelijkwaardig aan een overeenkomstige primaire grondstof.
  • De stof bezit dezelfde kenmerken als een grondstof,
  • In de stof zitten geen andere verontreinigingen dan in de overeenkomstige primaire grondstof.
  • De stof kan rechtstreeks, zonder dat aan een een afvalstof gerelateerde voorbehandeling nodig is, worden ingezet in een productieproces dat ook alleen op basis van primaire grondstoffen kan bestaan.
  • De stof leent zich qua aard en samenstelling voor het gebruik (volgens oorspronkelijke bestemming) dat ervan wordt gemaakt.
  • De stof is beoogd geproduceerd, waarbij do productie kan worden gestuurd.
  • Door de inzet van de stof ontstaat geen enkel additioneel risico ten opzichte van de inzet van de reguliere primaire grondstof.
  • Er hoeven geen bijzondere voorzorgsmaatregelen te worden getroffen voor de inzet van de stof.
  • De stof heeft geen negatieve waarde.
  • Er is een reguliere markt voor de stof.

Deze criteria geven een handvat om te bepalen of er sprake is van een (niet-)afvalstof. Het niet voldoen aan aan of meer criteria kan leiden tot de conclusie dat er sprake is van een afvalstof. Bedacht moet worden dat het Europese Hof de criteria beschouwt als aanwijzingen die een rol spelen bij het oordeel of er sprake is van een afvalstof of niet. De omstandigheden van het specifieke geval zijn mede bepalend. De eerste verantwoordelijkheid voor het oordeel of er al dan niet sprake is van een afvalstof ligt bij het bedrijf (producent) zelf.

Bovenstaande criteria zijn vastgesteld op grond van genoemde reeds verschenen jurisprudentie. Naar gelang de jurisprudentie in de toekomst zal wijzigen, kunnen ook de criteria hierop worden aangepast. Bedrijven of producenten kunnen het Ministerie van VROM om een standpunt inzake een (niet)afvalstof verzoeken. Voor meer informatie omtrent het verzoek en de daarbij benodigde informatie kunt u contact opnemen met de hieronder genoemde contactpersoon Van het Internationale Meldpunt Afvalstoffen (IMA). Deze standpunten zijn informatief van aard. Pas in een kennisgevingsprocedure op grond van de EVOA kan een formeel standpunt aan het Ministerie kenbaar worden gemaakt.

Voor nadere telefonische informatie kunt u terecht bij:
- Ministerie van VROM; t.a.v. M.H.M. Meijer (tel. 070-3394173) of C.L. Pol (tel. 070-8394707) - bij het Internationaal Meldpunt Afvalstoffen, t.a.v. C. Teule (tel. 0348-487463).

Ook kan bij dr betreffende provincie als bevoegd gezag In het kader van de Wet milieubeheer Informatie worden ingewonnen over het onderscheid Afvalstof / niet-afvalstof. In de praktijk. De volgende contactpersonen van de provincies kunnen worden benaderd:

Groningen           	E.C. Koel       tel, 050-3164O82    eckoel@prvgron.nl
Zuid-Holland            K.J. Alblas     tel. 070-4416667    
Gelderland              R. Baars        tel. 028-3598712   
                        H. Wiggers      tel. 026-3598711   
Drenthe                 A. de Graaf     tel. 0592-365838    A.graaf@drenthe.nl
Noord-Holland           B. Hendriks     tel. 023-5143792    Hendriksb@noord-holland.nl
Zeeland                 P. Wattel       tel. 0119-631773    p.wattel@zeeland.nl
Noord-Brabant           M. van de Ven   tel. 073-08125O6    Mvdven@brabant.nl
Utrecht                 I. Ensink       tel. 030-2693745   
Flevoland               R. Meijerink    tel. 0320-285409   
Limburg                 J. Poelen       tel. 043-3997895   
Friesland               T. Jeltema      tel. 068-2926844   
Overijssel              0. Jansen       tel. 038-4262416    oml.jansen@prv-overijssel.nl

DCMR Milieudienst       Y.G. Bijkerk    tel. 010-2468576	ygb@dcmr.nl
Rijnmond

Milieudienst
Amsterdam,              H. Lustenhouwer tel. 020-5513839

Oktober 2001,

De Nederlandse dictatuur vergiftigt letterlijk alles

EKC homepage . . . . . SDN Homepage . . . . Schandpaal


    Vergiftiging van het milieu omwille van de winst


      Column door Ad van Rooij
      voor de Universiteit van Twente

    Al 12 jaar lang voer ik de strijd tegen het impregneren van hout met wolmanzouten. Geheel Nederland staat er intussen vol mee. Het wordt gebruikt voor tuinhuisjes, tuinschuttingen, pergola's, kinderspeeltoestellen, picknicktafels, houten skeletwoningen, schuren, balklagen, raamkozijnen, oeverbeschoeiingen, etc.etc.

    Gewolmaniseerd hout bevat zeer hoge concentraties aan 'arseenzuur' en 'chroomtrioxide'. Dit zijn extreem gevaarlijke kankerverwekkende stoffen die ook de vruchtbaarheid van man en vrouw aantasten en genetische afwijkingen in het nageslacht kunnen veroorzaken. Na duizenden briefwisselingen met de landelijke en lokale overheden. Na oeverloze besprekingen met leden van de Tweede Kamer, provinciale staten en gemeenteraden in samenhang met het voeren van honderden juridische geschillen staat voor mij vast dat er van onafhankelijk rechtspraak in Nederland geen sprake meer is. Er is sprake van een dictatuur die voortvloeit uit belangenverstrengeling, onkunde, collusie, machtsmisbruik, corruptie e.d. Steeds meer mensen krijgen een gevoel van onacceptabele machteloosheid.

    Hoe heeft het kunnen gebeuren dat Nederland is afgezakt naar een dictatuur die alles vergiftigt?

    Dit heeft als volgt kunnen gebeuren: Enkele ambtenaren bereiden de bestrijdingsmiddelenwet voor. De minister van VWS, VROM, LNV en SZW zijn verantwoordelijk voor de inhoud van die bestrijdingsmiddelenwet en de Tweede Kamer keurt deze goed. Het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) heeft intussen binnen de reikwijdte van die bestrijdingsmiddelenwet enorme hoeveelheden agrarische en niet-agrarische bestrijdingsmiddelen toegelaten. Later blijkt dat die bestrijdingsmiddelenwet een zeer ernstige tekortkoming bevat te weten:

    • Bij de toelating van een bestrijdingsmiddel mag geen rekening worden gehouden met de milieu- en gezondheidsconsequenties die betreffend bestrijdingsmiddel aanricht na de gebruikersfase en derhalve in de afvalfase.

    Onze overheid, de politiek, zijn verantwoordelijk voor deze ernstige tekortkoming in de bestrijdingsmiddelenwet en alle daaruit voortvloeiende schade. Desbetreffende ministers en Tweede Kamerleden willen deze fout niet toegeven, vanwege gezichtsverlies, en de enorme daaruit voortvloeiende schade van honderden miljarden guldens, die nooit meer opgebracht kunnen worden e.d. Hier ligt de basis van collusie en een daaruit voortvloeiende alles vergiftigende dictatuur binnen de rechterlijke macht.

      Wat is collusie?

    De dikke Van Dale schrijft over collusie het volgende:

    • collusie is een heimelijke verstandhouding om het opsporen van strafbare feiten te belemmeren; een samenspanning van ambtenaren tot het plegen van ambtsdelicten.

    Criminoloog Prof. dr. Bovenkerk schrijft in zijn brief van 21 juni 1993 aan de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket te 's-Hertogenbosch over collusie letterlijk het volgende:

    • bij georganiseerde misdaad denkt men vaak aan regelrechte omkoping of chantage van ambtenaren, maar dat hoeft geenszins het geval te zijn. Vaak komt het voor dat malafide bedrijven samengaan met de overheid omdat hun belangen parallel lopen en een probleem wordt opgelost.

    Deze collusie speelt zich ook af rondom het niet-agrarische bestrijdingsmiddel "Superwolmanzout-Co" van Hickson Garantor B.V. te Nijmegen en de Vereniging van Houtimpregneerinrichtingen Nederland (VHN) waarbinnen Hickson Garantor BV de scepter zwaait.

      Wat zijn de gevolgen?

    Hickson Garantor B.V. heeft weet van deze ernstige tekortkoming in de bestrijdingsmiddelenwet waarvoor de overheid verantwoordelijk is en weet dat de daaruit voortvloeiende schade zo gigantisch groot is dat die nooit meer door de Staat der Nederlanden kan worden opgebracht. Er ontstaat dus een gezamenlijk probleem. Er wordt gezocht naar creatieve oplossingen. Hickson Garantor B.V. en de VHN hebben hiermee de overheid (politiek) in hun greep.

      Waar leidt dit toe?

    Hickson Garantor B.V. te Nijmegen haalt hoog problematisch gevaarlijk afval op bij de metaalindustrie en ertssmelterijen. Dit is zeer lucratief. Het alternatief, het eeuwig opslaan van dit uiterst gevaarlijk afval kost immers te veel geld. Vervolgens wordt dit uiterst gevaarlijk afval geschikt gemaakt om daarmee hout te impregneren. Daarna dient Hickson Garantor B.V. hiervoor een aanvraag in bij het College voor de Toelating van bestrijdingsmiddelen (CTB) onder de naam "Superwolmanzout-Co". Het CTB moet hiervoor toelating verlenen. Zij mogen deze toelating namelijk alleen maar toetsen binnen de reikwijdte van de bestrijdingsmiddelenwet, zijnde de productiefase en gebruikersfase van het bestrijdingsmiddel, dus tot het moment de houtimpregneerbedrijven het in het hout hebben geperst. Na de toelating wordt betreffend uiterst gevaarlijk afval onder de naam "superwolmanzout-Co" voor zo'n 5 gulden per liter verkocht aan de Nederlandse houtimpregneerbedrijven. Deze Nederlandse houtimpregneerbedrijven persen schoon hout tot aan de kern toe vol met dit uiterst gevaarlijk afval en maken daarmee het nieuwe product "geïmpregneerd hout". Via deze houtimpregneerbedrijven als dekmantel, - de producenten van geïmpregneerd hout-, is intussen geheel Nederland vergiftigd met enorme hoeveelheden uiterst kankerverwekkend "arseenzuur" en "chroomtrioxide".

      Creatieve oplossing zoals:

    • geïmpregneerd hout dat vrijkomt als bouw- en sloopafval vermalen tot houtspaanders en die uiterst giftige en kankerverwekkende houtspaanders verkopen als schone grondstof voor de productie van spaanplaat.

    • geïmpregneerd hout dat vrijkomt als bouw- en sloopafval vermalen tot houtspaanders en die uiterst giftige en kankerverwekkende houtspaanders verkopen als "schone" brandstof (biomassa) voor het bijstoken in kolengestookte elektriciteitscentrales, waarna het extreem gevaarlijke vliegas dat overblijft als grondstof kan worden toegevoegd aan cement, beton, asfalt e.d.???

    zijn gedoemd te mislukken, maar hebben intussen een nog veel grotere schade veroorzaakt waarvoor eveneens de Staat der Nederlanden volledig verantwoordelijk is. Hieruit vloeien duizenden gerechtelijke procedures voort. Deze schade mag niet verhaald worden op de Staat der Nederlanden (de politiek). De bestuurders (politici) moeten kost wat kost buiten schot blijven. Rechters, met politieke oriëntatie, worden door de politiek hierover benaderd en denken mee aan "creatieve oplossingen".

      Welk creatieve oplossingen worden door de rechtbanken,
      Raad van State en het Openbaar Ministerie zoal bedacht?

    Uit een scala van honderden creatieve oplossingen vindt u hieronder enkele voorbeelden:

    1. Er wordt door de rechtbank (Raad van State) eerder beslist op het beroepschrift dan dat de president (voorzitter) heeft beslist op bijbehorend verzoek om voorlopige voorziening. Dit alles vindt plaats zonder hoorzitting en zonder toestemming van degene die de zaak heeft aangespannen. Op deze manier worden 'kortsluitende uitspraken' omzeild en wordt het wraken van rechters onmogelijk gemaakt. Wraken van rechters dient immers vóór de uitspraak te gebeuren. Degene die de zaak heeft aangespannen krijgt onverwachts en onaangekondigd deze uitspraken in zijn brievenbus, het wraken vóóraf is hiermee onmogelijk geworden.

    2. Het misbruiken van termijnen. Het in behandeling nemen van de voor de collusie lastige verzoeken om voorlopige voorziening (schorsingen) duurt maanden en soms zelfs jaren. De voor de collusie gunstige verzoeken om voorlopige voorziening (schorsingen) daarentegen vinden veelal plaats binnen 14 dagen en soms zelfs binnen 2 dagen.

    3. Het misbruiken van het voorbewerkingstraject. De behandelend ambtenaren binnen de diverse rechtbanken en Raad van State voegen en splitsen de diverse aangespannen rechtszaken zodanig en plaatsen die voor behandeling zodanig in de tijd zodat in het voorbewerkingstraject al is bepaald of een rechtszaak wordt verloren of gewonnen.

    4. Beroepschriften worden teruggestuurd naar het bevoegde gezag om het te laten behandelen als bezwaarschrift, terwijl het toch echt als beroepschrift behandeld moet worden.

    5. Het toekennen van één nummer aan diverse verschillende beroepszaken en/of verzoeken om voorlopige voorzieningen.

    6. Indien alle trucs mislukken en een zaak wordt gewonnen weigert het betrokken bevoegde gezag aan deze bindende uitspraak van de rechtbank of de Raad van State uitvoering te geven. Hiervan wordt aangifte gedaan bij de politie of officier van justitie. Deze officier van justitie stelt geen strafrechtelijke onderzoek in, en wijst alles op basis van opportuniteitsgronden af.

    Hiermee is de alles vergiftigende dictatuur in Nederland een feit geworden.

      Waar leidt dit toe?

    Dit leidt tot een steeds verdere criminalisering en vergiftiging van geheel Nederland en vanuit Nederland van geheel Europa.

    • Een extreem voorbeeld hiervan is het "KOMO-keur' voor geïmpregneerd hout. Dit keur is opgenomen in de streekgewest verordeningen voor duurzaam bouwen. Particulieren die onder het predicaat KOMO-keur met 'arseenzuur' en 'chroomtrioxide' geïmpregneerd hout kopen komen in aanmerking voor een milieusubsidie tot maximaal 75%. Op deze manier worden vele miljoenen guldens gemeenschapsgeld uitgegeven aan particulieren die daarmee hun eigen woon- en leefomgeving vergiftigen met grote hoeveelheden uiterst giftige kankerverwekkende stoffen. De waanzin ten top!

    • Een ander extreem voorbeeld is het plegen van valsheid in geschrift door de minister van VWS om daarmee de bindende voorschriften uit de EG-verordening nr. 142/97 te ontduiken. Arseenzuur staat in die EG-verordening namelijk als extreem gevaarlijk genoemd en mag op grond daarvan absoluut niet via het geïmpregneerde hout over geheel Nederland en vanuit Nederland over geheel Europa te worden uitgespreid. Arseenpentoxide staat niet als zodanig in die EG-verordening nr. 142/97 genoemd.

    Onder druk van Hickson Garantor B.V. verandert de minister van VWS op de toelating van Superwolmanzout-Co arseenzuur in arseenpentoxide, terwijl het toch echt "gewoon" arseenzuur is gebleven. De milieu- en gezondheidsschade als gevolg hiervan zal op termijn voor miljoenen mensen catastrofaal zijn. Het gaat om een chemische ramp waarbij geen sirene afgaat maar die ons op kousenvoeten besluipt, zonder grote explosies of rookwolken.

      Wanneer komt hieraan een eind?

    Al 7 jaar geleden heeft criminoloog prof. Dr. F. Bovenkerk bij brief van 21 juni 1993 aan mr. Ficq, toenmalig hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket te 's-Hertogenbosch, al aandacht gevraagd voor deze zaak en hem verzocht om ter wille van de bestrijding van organisatiecriminaliteit direct met een onderzoek te beginnen. Deze brief van criminoloog prof. Dr. F. Bovenkerk kunt u vinden bij Stichting Sociale Databank Nederland op internetadres: irm-24htm.

    Heden (na 7 jaar) heeft mr. Ficq daarop nog steeds niet gereageerd. De laatste jaren bekleedde mr. Ficq als Procureur Generaal in Nederland te hoogste post op dit gebied. Hij had daar namelijk de bestrijding van de zware georganiseerde milieucriminaliteit in zijn portefeuille. Ondanks dat is hij nog steeds niet aan een dergelijk onderzoek begonnen. Dit baart ons grote zorgen, zeker wanneer nu nog steeds niet met een dergelijk onderzoek wordt begonnen.

    Vergist u zich niet; dit gaat iedere Nederlander aan, ook u! Het gaat niet alleen om vergiftigde schuttingen, pergola's, cement e.d. Het gaat om de eeuwige vergiftiging van al ons toekomstig drinkwater.

    Waar kan hierover meer informatie worden gevonden?

    Meer informatie hierover kunt u vinden bij de Stichting Sociale Databank Nederland op internet adres: sdnl.nl.

    Ing. A.M.L. van Rooij,
    Directeur van het
    Ecologisch Kennis Centrum B.V.
    tevens veiligheidskundige.

Pompe

    Universiteit Utrecht Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappenn


    Aan:
    Hoofdofficier van Justitie Mr. C.R.L.R.M. Ficq
    Postbus 90155
    5200 MG Den Bosch

    
    Datum Uw kenmerk          	Ons kenmerk            Doorkiesnummer
                           		A-22-89 FB//am
    
    21 juni 1993

    Onderwerp:

  • Geachte heer Ficq.

    De vraag waarmee van Rooij mij benaderde luidde:
    is hier sprake van georganiseerde misdaad?

      Het antwoord op deze vraag hangt uiteraard af van de inhoud die we dit begrip willen geven. Als we het systematisch gebruik van fysiek geweld als maatstaf nemen, nee: dan (nog) niet. Als we letten op patronen van samenwerking tussen malafide ondernemers (of ondernemers met een malafide sector) en de overheid, dan wel. Op grond van enkele gesprekken en kennisname van onderdelen van diens zeer uitvoerige dossier, kom ik tot de slotsom dat van Rooij met tenminste twee regelmatigheden te maken heeft die ook in de literatuur blijken. De eerste heeft betrekking op grote milieudelicten. Bij welhaast geen modern delict is de rol van bezorgde burger zo belangrijk als hier. Erg ontwikkeld is die waakhondfunctie bij ons nog niet, tenminste als we die vergelijken met de Verenigde Staten..

      In de literatuur (zie o.a. A.A. Block & F. Scarpitti: Poisoning for Profit. 1985) blijkt dat dit proces altijd begint bij het hardnekkig drijven van nogal bijzondere eenlingen. Zij proberen medestanders voor hun standpunten te winnen, maar ondervinden geduchte weerstand van de bedrijven of de branche waarop zij zich richten. Ze worden genegeerd, voor ondeskundig uitgemaakt, hun motieven worden verdacht gemaakt en ze worden geïntimideerd. Uit zijn relaas maak ik op dat de heer van Rooij thans ook ruimschoots met het laatste te maken heeft.

      DDe tweede herkenning geldt de houding van de overheid. Bij georganiseerde misdaad denkt men vaak aan regelrechte omkoping of chantage van ambtenaren. maar dat hoeft geenszins het geval te zijn. Vaak komt het voor dat malafide bedrijven samengaan met de overheid omdat hun belangen parallel lopen en een probleem wordt opgelost. In de criminologische literatuur wordt dat verschijnsel collusie genoemd (zie dr G. van de Heuvel, Onderhandelen of straffen, 1983).

      Van Rooij's hypothese dat in het onderhavige geval enkele bedrijven met het impregneren van hout een milieudoelstelling van de overheid tegemoet kwamen en dat men onder de vorige minister van VROM een convenant heeft gesloten; dat nu gebleken is dat het impregneren in feite gevaar oplevert; dat men toch niet op de afspraak terugkomt omdat er te veel aan goodwill en prestige is geïnvesteerd. Dit alles komt mij voor als geloofwaardig.

      Ik word in dat geloof gesterkt door de categorische afwijzing van eerst minister Alders en nu minister Hirsch Ballin om op van Rooij's brieven in te gaan en wel zonder argumenten. Begrijpen kan men het wel. Van Rooij is uiterst vasthoudend en komt steeds met nieuwe correspondentie. Naar de mate waarin hij meer gelijk heeft is dat voor degenen die zijn correspondentie beantwoorden des te vervelender. Een werkelijke uitweg komt pas in zicht wanneer de kwestie serieus wordt onderzocht.

      Ter wille van de bestrijding van collusie is het goed dat thans met zo'n onderzoek wordt begonnen.

        Hoogachtend,



        Prof. dr. F. Bovenkerk
        (criminoloog)

      C.c.

      Veld- en Milieupolitie te Boxtel, t.n.v. de heer J. Hurkmans,
      Nergena 5. 5282 JE Boxtel
      Ing. A.M.L. van Rooij, 't Achterom 9a, 5491 XD Sint Oedenrode

 

    Groene stroom maffia

    de media slapen

Een ernstige tekortkoming in de bestrijdingsmiddelenwet heeft geleid tot een nagenoeg algehele vergiftiging van Nederland met de uiterst giftige en kankerverwekkende stoffen arseenzuur, chroomtrioxide, pentachloorfenol, trichloorfenol, PAK's, en dergelijke. Dit is al ruim tien jaar bekend. Toch wordt deze tekortkoming in de bestrijdingsmiddelenwet niet gerepareerd en worden de gevolgen ervan niet weggenomen. De daaruit voortvloeiende schade zal Nederland op langere termijn economisch nooit meer kunnen opbrengen. Degenen die in korte tijd hieraan veel geld willen verdienen denken mee aan creatieve oplossingen. Hieruit is een heimelijke verstandhouding, een vorm van corrupte samenspanning ontstaan, die het gedeelde eigenbelang van betrokken partijen laat prevaleren boven het algemeen belang. Een dergelijke corrupte samenspanning wordt 'collusie' genoemd. Deze collusie heeft de landelijke en locale politiek volledig in haar greep gekregen. Dat heeft geleid tot de hieronder beschreven groene stroom maffia.

    Door Ad van Rooij

Hoe heeft het kunnen gebeuren dat Nederland in de greep is geraakt van de afvalmaffia? Nou, dat is aldus gegaan: enkele ambtenaren bereiden de bestrijdingsmiddelenwet voor. De ministers van VWS, VROM, LNV en SZW zijn verantwoordelijk voor de inhoud van die bestrijdingsmiddelenwet en de Tweede Kamer keurt deze goed. Het uitvoerende College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) laat binnen de reikwijdte van deze bestrijdingsmiddelenwet enorme hoeveelheden agrarische en niet-agrarische bestrijdingsmiddelen toe. Later blijkt dat die bestrijdingsmiddelenwet een zeer ernstige tekortkoming bevat te weten: bij de toelating van een bestrijdingsmiddel mag geen rekening worden gehouden met de milieu- en gezondheidsconsequenties die betreffend bestrijdingsmiddel aanricht na de gebruiksfase, dus in de afvalfase. Onze overheid, de politiek, zijn verantwoordelijk voor deze ernstige tekortkoming in de bestrijdingsmiddelenwet en voor alle daaruit voortvloeiende schade. Desbetreffende ministers en Tweede Kamerleden willen deze fout niet toegeven, vanwege gezichtsverlies en de enorme daaruit voortvloeiende schade van honderden miljarden guldens, die nooit meer opgebracht kunnen worden.

Door deze tekortkoming in de bestrijdingsmiddelenwet is nu zo'n 30 tot 50 procent van het in de bouw en tuin gebruikte hout zwaar vergiftigd met hoge concentraties aan arseenzuur, chroomtrioxide, koper, boorzuur, pentachloorfenol, lindaan, PAK's, en dergelijke. In sommige gevallen zijn de concentraties van deze stoffen zo hoog dat de drempelwaarde waarbij sprake is van gevaarlijk afval honderdvoudig overschreden wordt. Ook is deze tekortkoming in de bestrijdingsmiddelenwet één van de hoofdoorzaken dat het slib in onze rivieren en het slib afkomstig van onze rioolzuiveringsinstallaties sterk is verontreinigd met zware metalen en bijvoorbeeld PAK's. De concentratie aan deze stoffen is in het rioolzuiveringsslib zo hoog dat het zonder meer zeer gevaarlijk afval is. Onze overheid is moreel en wettelijk verplicht om het genoemde geïmpregneerde hout, dat vrijkomt als bouw- en sloopafval, en rioolzuiveringsslib te laten verwijderen en verwerken als gevaarlijk afval, hetgeen hen zo'n 500 tot 1000 gulden per ton zal gaan kosten.

Deze zeer hoge verwerkingskosten komen minister Jorritsma en minister Pronk kennelijk niet goed uit en zij hebben dan ook de volgende creatieve oplossing bedacht: we noemen bovengenoemd uiterst gevaarlijk afval eenvoudig biomassa en we stellen dat bijstoken van deze zogeheten 'biomassa' in de EPON-elektriciteitscentrale te Nijmegen, de Demkolec-electriciteitscentrale te Buggenum en de Amer-elektriciteitscentrale te Geertruidenberg goed is om de CO2-uitstoot te reduceren. Op deze manier kunnen wij vele miljoenen guldens aan subsidie van de Europese Gemeenschap binnenhalen. Tegenover de consument noemen we de energie die zo vrijkomt uit biomassa "Groene stroom". Dit alles in de wetenschap dat uit vergiftigd rioolslib geen energie gewonnen kan worden; het verbranden ervan kost zelfs energie.

De consument die voor zulke speciale groene stroom natuurlijk wel extra geld moet gaan betalen wordt zo door onze landelijke overheid bedot. Ook zwijgen de betrokken ministers over de verspreiding van de met arsenicum, chroom VI en andere zware metalen vergiftigde uitstoot via de schoorsteen van de centrale. De heel fijne uitstoot is niet te filteren en nauwelijks betrouwbaar te meten. Ook verzwijgen zij de verwerking van het met deze zware metalen vergiftigde vliegas in cement en asfalt met alle rampzalige gevolgen voor de bevolking.

Om hiermee weg te kunnen komen moet natuurlijk een breed draagvlak worden gecreëerd. Met betrekking tot de electriciteitscentrale te Buggenum is hiervoor op 13 mei 2000 een lijst opgesteld van personen die moeten gaan dienen als breed draagvlak. De volgende instanties en personen staan op die lijst:

* Landelijke politiek:

  • Mw. Jorritsma (minister van EZ),
  • N. van Hulst (Dir-Gen voor Energie),
  • P.A. Scholten (Directeur-plv. Dir. Generaal energie, strategie en verbruik),
  • B.J.M. Hanssen (directeur duurzame energie),
  • H. Koenen (Hoofd duurzame energie),
  • G. Dijk (duurzame energie),
  • J. Weehuizen (Directeur electriciteit),
  • Hermans (Hoofd electriciteit),
  • H.A.P.M. Pont (Dir. Gen. VROM),
  • J. Lenstra (VROM), B. van Engelenburg (VROM),
  • L.J. Brinkhorst (minister LNV),
  • C.J. Kalden (Dir.Generaal LNV),
  • W. de Wit (directeur LNV),
  • G. Westenbrink (LNV),
  • J. van Walsem (2e kamerlid D66),
  • J.H. Klein Molenkamp (2e kamerlid VVD).

* Lokale politiek:

  • C. de Waal (Ged. milieu prov Limburg),
  • Tindemans (Ged. EZ prov Limburg),
  • G.H.M. Driessen (Ged. Landbouw, prov Limburg),
  • Heijmans (burgemeester Haelen).

* Milieubeweging:

  • A. van de Biggelaar (stichting Natuur en Milieu),
  • S. Schöne (Wereldnatuurfonds),
  • H. Vijverberg (stichting Milieufederatie Limburg).

* Aandeelhouders:

  • H. van Meegen (Vz, directie EPZ),
  • H. van Droog (directeur EPZ),
  • J.J. Verwer (Alg directeur EZH),
  • L.M.J. van Halderen (Vz directie EPON),
  • P. Koppen de Neve (directeur UNA).

* Instanties/bedrijven:

  • E.J. Postmus (Gasunie),
  • K. Dijkstra (Gasunie),
  • P. Derks (Gasunie),
  • H. Geijzers (Senter),
  • J. Verhoef (Senter),
  • P.A.M. van Luyt (NOVEM),
  • K. Kwant (NOVEM),
  • P. Stollwerk (NOVEM),
  • C. van Leenders (NOVEM),
  • Mathijssen (VNO-CNW),
  • drs. L. Knegt (VNO-CNW),
  • ir. M.P.H. Korten (VNO-CNW),
  • de Jong (directeur, SHELL),
  • J.A. Terning (SHELL),
  • S. Mennes (SHELL),
  • P.L. Zuiderveld (SHELL),
  • Noud Janssen (AGRO),
  • J. Hendriks (AGRO),
  • ir. J. Koolen (LLTB),
  • P. De Sampaio Nunes (directeur financiele ondersteuning Europese Commissie),
  • C. Cleutinx (Europese Commissie),
  • E. Millich (hoofd financiële ondersteuning Europese Commissie),
  • C. Jones (Europese Commissie),
  • P. Zegers (Nederlandse vertegenwoordiging Europese Commissie).

* Katalysatoren:

  • P. Blok (InterEnergie),
  • C.J.F. Böttcher (Böttcher),
  • F.W. Saris (voorz. directie ECN),
  • J.H.A. Kiel (ECN),
  • A.C.G.M. Brogtrop (Directeur proj.bureau duurzame energie),
  • Bultink A (Adviseur project bureau duurzame energie),
  • R. Kalf (adviseur projectbureau duurzame energie).

Aan de hierboven genoemde personen is een actieve rol toebedacht bij het doorvoeren van deze praktijken van de groene stroommaffia. Met bovenstaande lijst aan personen moet ons Openbaar Ministerie en met name de Minister van Justitie, toch erg blij zijn. Zonder het inzetten van onderzoekteams, infiltranten en dergelijke krijgen zij van mij middels dit artikel in Kleintje Muurkrant alle namen zomaar gratis op een dienblaadje aangereikt. Of de beschreven creatieve oplossing metterdaad doorgezet wordt of verijdeld wordt door verzet van het gezonde verstand, hangt af van onze media. Mijn oproep aan de media is dan ook: Doe er iets aan! Schoon ons land van deze groene stroommaffia!

(Ad van Rooij is hogere veiligheidskundige en betrokken bij het Ecologisch Kennis Centrum te Sint Oedenrode. Al hetgeen hij hierboven over de groene stroom maffia heeft beschreven kan hij staven met feitelijke bewijsstukken. Een overstelpende hoeveelheid informatie over dit soort zaken kunt u vinden bij de stichting Sociale Databank Nederland op internetadres: www.sdnl.nl/ekc.htm)

P.s. Voor een parlementaire enquête is het verhoren van betrokkenen op de bovengaande lijst vereist.

    Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 352, 12 januari 2001


Disclaimer