Soest, 1995.05.30.
Dr. W.P. Roelofs
Vosseveldlaan 16
3768 GM Soest
tel. 035-6015473
Hooggeleerde heer Kuipers,
Bedankt voor uw uitvoerige brief van 23 mei met uw argumenten om mijn stuk
over interest en staatsschuld niet te publiceren in "De Economist". Dat een
zo ketters stuk als het mijne een zeer gerede kans liep afgewezen te worden,
had ik me natuurlijk gerealiseerd, maar uw uitleg van het waarom heeft me
toch weer verbaasd. Laat me punt voor punt op uw brief ingaan.
- "De Economist is geen puzzelkrant." Dat heb ik geen moment verondersteld.
Ik weet ook niet waarop het slaat. Misschien op m'n korte inleiding, waarin ik
verwijs naar een artikel van prof. Otmar Issing van de Duitse Bundesbank in de
FAZ van 29 nov. 1993 en het vermoeden uitspreek, dat aanleiding tot dat artikel
wel eens het "Knochengeld"-experiment in Berlijn, najaar 1993, zou kunnen zijn
geweest. Ik heb dat niet nader uitgelegd. In werkelijkheid ging het om door
kunstenaars gemaakt, alternatief papiergeld. "Faulende Knochen stinken" en men
wil ze daarom liefst zo snel mogelijk weer kwijt. Dat papiergeld stonk weliswaar
niet, maar aan z'n bezit waren kosten verbonden, die hetzelfde effect beoogden
als de stank van de botten. Dat betekent, dat het geld niet met een interest
steeds weer in de omloop gelokt behoeft te worden, maar dat de eraan verbonden
kosten het voortdurend in de omloop drijven. Mocht het "puzzelkarakter" hierin
gelegen zijn geweest, dan zal deze uitleg wel voldoende zijn.
- Tot vijfmaal toe, legt u uit, dat het binnen een "kapitalistische
markteconomie" nu eenmaal niet anders is, noch zijn kan. Daarover verschillen
we in het geheel niet van mening. Voor mij is dat voldoende reden, de
kapitalistische markteconomie "als volstrekt onaanvaardbaar en leidend naar de
ondergang" af te wijzen. U heeft daarmee blijkbaar geen moeite.
- U stelt apodictisch, dat er maar één alternatief is voor de "kapitalistische
markteconomie": de "socialistische planeconomie", en waartoe dat leidt, dat
weten we. Het doet me sterk denken aan de kreet van de NSB van voor de oorlog:
"Mussert of Moskou!", alsof daarmee de alternatieven uitgeput zouden zijn. Ik
ben voor een markteconomie, die functioneert binnen de nodige ecologische en
sociale randvoorwaarden, en die niet, zoals de kapitalistische markteconomie,
is voorgeprogrammeerd op uitbuiting van mens en natuur, vooral door particuliere
grondeigendom en het particulier innen van de "grondrente", de "onverdiende
baat uit natuurlijke rijkdommen" , alsmede door "kostenloze liquiditeit"
(money without any significant carrying cost).
- U schuift me een "wezenlijke denkfout" in de schoenen: ik zou de positieve
interestvoet beschouwen als de uiteindelijke oorzaak van het bestaan van korte
productie-omwegen. Van een dergelijke denkfout is in het geheel geen sprake.
Wel is het zo, dat ik stel dat er bij elke stand van de techniek voor het
maken van een bepaald product (theoretisch) een "materieel optimale
productie-omweg" moet zijn, waarbij de reële kosten aan grondstoffen en milieu,
en aan arbeid minimaal zijn. Is er nu een positieve interest, dan wordt het
financieel voordeliger de productie-omweg te verkorten: dat spaart meer aan
interestkosten dan er aan "materiële" kosten bijkomt. Zou er echter een
negatieve interest zijn, dan wordt een langere productie-omweg voor de
ondernemer financieel voordeliger, omdat dan de geldschieter hem meer (negatieve)
interest moet betalen. Mijn theoretische definitie van "interestvoet nul" luidt
daarom: "Interestvoet nul is die interestvoet, waarbij alle productie-omwegen
tenderen naar hun materiële optimum."
- U stelt dat "de uiteindelijke oorzaak van het bestaan van korte
productie-omwegen gelegen is in het bestaan van tijdsvoorkeur bij de
consumenten". Is dat echt een prima causa, of moet je je afvragen: waar komt
die tijdsvoorkeur vandaan? Als we verre van verzadigd zijn, zal "consumptie-nu"
zwaar wegen. Voor het tegenovergestelde geval hoef ik maar te verwijzen naar
TV-spotjes waarin een pasgeborene wordt geconfronteerd met de bange vraag:
"Zal er nog wel een AOW voor haar zijn?" Een combinatie van overvloed nu en
ernstige twijfel over de voorziening in de toekomst zou zeer wel tot een geheel
andere tijdsvoorkeur kunnen leiden. Die tijdsvoorkeur is geen prima causa, maar
wordt op haar beurt bepaald door schaarste of overvloed nu, en verwachtingen
voor de toekomst. Dat beïnvloedt de grensrentabiliteit van het kapitaal, en,
zolang die hoog is, kan die het plafond van de interest bepalen.
De interest heeft echter een absoluut minimum. Dat minimum wordt bepaald door de
"grensschatvormer", de "marginal store of wealth", de voordeligste schatvormer
die nog voor de laatste spaarder, de grensspaarder, beschikbaar is. Het is die
schatvormer, die het de geldbezitters mogelijk maakt op de kapitaalmarkt te
zeggen: "Sorry, mijne heren, met minder interest neem ik geen genoegen en
behoef ik geen genoegen te nemen: ik heb een voordeliger alternatief." Speelt
geld de rol van "grensschatvormer" en is de grensrentabiliteit zover gezakt
(begin jaren dertig), dan wordt het of deflatie of latente inflatie (in 1932
lag 40 % van het geld in Nederland "braak", d.w.z. was opgepot door hen die
zich dat nog konden veroorloven). Dat alles behoort bij de "kapitalistische
markteconomie". Het enige dat men sindsdien geleerd heeft, is dat men de
interestvoet hoog genoeg houdt, om het zover niet te laten komen. Echt helpen
doet het niet: we hebben nu "stagflatie".
- U schrijft: "In een kapitalistische markteconomie zorgt de vermogensmarkt
via de interestvoet voor een afstemming van de wensen van consumenten en
bedrijven, dat wil zeggen, voor de gelijkheid van besparingen en investeringen."
Als ik dat zo lees, dan vraag ik me af of Keynes in 1936 zijn "General Theory",
die afrekende met deze opvattingen der klassieke economen, nu echt helemaal
vergeefs heeft gepubliceerd? Het is nog "dismal science" op en top. Keynes
betoogde, dat de economische subjecten twee beslissingen nemen:
De relatie tussen interestvoet en omvang van de besparingen is behoorlijk
complex. Of bij een hogere interestvoet meer dan wel minder wordt gespaard,
valt moeilijk te voorspellen. Iemand die van zijn inkomen uit vermogen
leeft en bij dalende interestvoet dat inkomen ziet slinken, kan twee
dingen doen: of zijn consumptie op peil houden en minder sparen, of zelfs
kapitaal opsouperen, - of juist méér sparen en trachten z'n
kapitaal te vergroten en zo z'n inkomen te handhaven, en dat impliceert
vermindering van z'n consumptie. Wat zal er gebeuren: spaart ie meer, of
spaart ie minder bij een lagere interestvoet?
Wel kun je zeggen, dat bij hoge interestvoet en groot interest-inkomen, er
nauwelijks sprake is van aanzienlijke consumptievergroting, maar wel van een
grote spaarquote, met name bij de vermogenden. In die zin kan men stellen,
dat bij hogere interestvoet meer gespaard wordt, dan bij lagere, niet omdat
men minder consumeert - in tegendeel -, maar uitsluitend omdat het grotere
inkomen uit vermogen die grotere besparing mogelijk maakt. Het totaal aan
besparingen blijkt de behoefte voor investering aanzienlijk te boven te gaan.
"Die wensen van consumenten en bedrijven" leiden blijkbaar niet tot "gelijkheid
van besparingen en investeringen".
Hoewel ik geen reden heb aan te nemen dat een citaat van Keynes indruk zal maken
op een (neo-)klassieke econoom, wil ik u dit citaat toch niet onthouden:
"Interest today rewards no genuine sacrifice any more than does the rent of
land. The owner of capital can obtain interest because capital is scarce, just
as the owner of land can obtain rent because land is scarce. But whilst there
may be intrinsic reasons for the scarcity of land, there are no intrinsic reasons
for the scarcity of capital. An intrinsic reason for such scarcity, in the
sense of a genuine sacrifice which could only be called forth by the offer of
a reward in the shape of interest, would not exist, in the long run, except in
the event of the individual propensity to consume proving to be of such a
character that the net saving in conditions of full employment comes to an end
before capital has become sufficiently abundant." (Gen. Th. p. 376.)
We moeten in dit verband twee dingen vaststellen: (a) Van een tekort aan sparen
is overduidelijk geen sprake. (b) Omdat een hoge rentevoet een hoge
grensrentabiliteit vereist, moet deze grensrentabiliteit hoog gehouden
worden door permanente verspilling en kapitaalvernietiging. Daaraan dragen
bij: hete en koude oorlogen, wapenwedlopen, recessies, underemployment, enz.
Voor u mag dit dan misschien "economie" heten, maar ik kan opzettelijke
verspilling niet met economie (zuinigheid) rijmen.
- En nu naar het probleem van de staatsschuld. Indien voor de beleggers
vorderingen op de staat niets anders zijn dan een vorm van vermogen; - indien
de staat jaarlijks obligaties laat uitloten en daarbij keurig "kapitaal +
samengestelde interest" uitbetaalt; - indien de staat een goedkope markt voor
deze obligaties schept, zodat deze voor de obligatiehouders als quasi-liquide
vermogen fungeren; - is er voor beleggers geen enkele reden in paniek te raken.
Wie aan een andere belegging de voorkeur geeft, ga rustig z'n gang. Van
torenhoge interestvoeten zal geen sprake zijn, al zal de vraag vanwege de
staat op de kapitaalmarkt, en het toenemende particuliere vermogen wel een
interest-hooghoudende tendens hebben. Dat vind ik natuurlijk te betreuren,
maar het alternatief, het niet-corrigeren van de permanente inkomensoverheveling
van arm naar rijk en alle gevolgen daarvan, vind ik volstrekt onaanvaardbaar.
Van "vrijwel waardeloze staatsobligaties" zal in een maatschappij die niet
getroffen is door een catastrofe, geen sprake zijn. Normaliter blijft de koers
van die obligaties pari. Erboven stijgen kan niet, want dan verkoopt de staat
nieuwe obligaties. Er beneden zakken kan wel, als er tijdelijk van de zijde van
het publiek meer aanbod is dan vraag.
Van "monetaire financiering", d.w.z. financiering via vergroting van het
geldvolume, is ook al geen sprake, en evenmin van een "hyperinflatie". (Ik heb
als jongen van 12 in 1923 in Duitsland de laatste periode van de hyperinflatie
meegemaakt, en later als student, in de jaren dertig de deflatiepolitiek van
Colijn en alle gevolgen van dien.)
Als de mens psychologisch zo gek in elkaar zit, dat ie vermogen wil vergaren,
al is het maar "papieren vermogen" in de vorm van schuldvorderingen, dan moet
je hem die gelegenheid maar geven. Gevaarlijk is het niet. Hij wil zijn vermogen
houden. Dat kan alleen als de (staats)schuld blijft bestaan. Die wordt dus
helemaal niet afgelost. Die vermogensbezitters willen helemaal niet opgezadeld
worden met concrete, geproduceerde "spaargoederen", die ze moeten onderhouden,
die allerlei kosten veroorzaken, in één woord: die als spaargoed
onaantrekkelijk zijn. Voor de spaarderbelegger moet die overheidsobligatie -
tenslotte, bij interestvoet nul - nog het grensschatgoed zijn, d.w.z.
voordeliger dan welk ander schatgoed dat nog voor de grensspaarder beschikbaar
is. Dit is namelijk de meest economische manier om aan het psychologische
verlangen naar "vermogen" tegemoet te komen.
Zo'n vodje papier is even goed als goud, dat ook nauwelijks een reële
functie heeft waaraan het z'n waarde zou kunnen ontlenen. Er is geen sprake
van dat de staatsschuld een schuld van de huidige generatie aan komende
generaties zou zijn. Ook die komende generaties behoeven de interest niet te
betalen; ook zij zullen doorgaan die schuld te laten toenemen. Als de
interestvoet nul zal zijn geworden, zal die toename wel aanzienlijk minder
zijn. Dan zullen immers alle mensen aangewezen zijn op inkomen uit arbeid.
Grote inkomens uit vermogen bestaan dan niet meer. Toch is het best mogelijk
dat ook uit dat inkomen uit arbeid nog meer gespaard gaat worden, dan bij
interestvoet nul nog "rendabel" geïnvesteerd kan worden. Dat méér
zal dan weer de vorm van een papieren belegging moeten aannemen.
Mocht het anders uitpakken - wat me vooralsnog onwaarschijnlijk voorkomt - dan
zou geleidelijk de staatsschuld gaan afnemen. De dan werkenden zullen moeten
opdraaien voor de uitlotende obligaties die niet door verkoop van nieuwe
obligaties worden vervangen. Uw scenario van verschrikkingen lijkt me thuis te
horen in het rijk der fabelen.
- U besluit uw brief met: "In de hoop een afwijzing van uw notitie voldoende
inhoudelijk te hebben geargumenteerd, teken ik met hoge achting ...".
Het moge u inmiddels duidelijk zijn, dat ik, met alle waardering die ik voor uw
pogen heb, na Keynes niet meer met (neo-)klassieke argumenten te overtuigen ben.
Ik heb niet de minste illusie dat ik u zou kunnen overtuigen van uw ongelijk,
als Keynes daarin niet is geslaagd. Ik vind het natuurlijk uitermate spijtig
dat voor iemand die niet de (neo-)klassieke economische opvattingen is
toegedaan, blijkbaar de toegang tot de kolommen van "De Economist" is ontzegd.
Ik had graag gezien dat economen in de gelegenheid zouden zijn gesteld
aan te tonen:
- dat er in Duitsland en Nederland niet méér wordt gespaard, dan wordt
geïnvesteerd in producten van wat voor aard dan ook; dan wel
- dat dat spaaroverschot niet hoeft te leiden tot een toenemen
van de staatsschuld, maar dat er een beter alternatief is;
helaas heeft u die mogelijkheid niet geboden, noch zelf in uw toch
uitvoerige brief een poging gedaan het onder (a) danwel onder (b)
gestelde aan te tonen.
Met dank voor de moeite die u zich heeft getroost
Dr. W.P. Roelofs
Vosseveldlaan 16
3768 GM Soest
|