Enquete vliegramp Bijlmermeer
Nr 1 Brief van de vaste commissie
voor Verkeer en Waterstaat
98/32NW
Aan de Voorzitter van de Tweede
Kamer.
De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat
stelt de Kamer voor,
overeenkomstig artikel 1, eerste en derde lid
van de Wet op de Parlementaire
Enquête juncto de artikelen 140 en 141 van het
Reglement van Orde van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal, te
besluiten:
een onderzoek in te stellen naar:
-de toedracht van de vliegramp in de
Bijlmermeer van 4 oktober 1992, voor zover
voor de opdrachtformulering relevant
-de lading van het vliegtuig
-het optreden en de rol van de diverse
instanties en overheidsinstellingen na de
ramp en bij de verdere afwikkeling
ervan
De primaire doelen van het onderzoek zijn
waarheidsvinding en het trekken
van lessen voor de toekomst. Daarnaast zal de
vraag op welke wijze er sinds 1992
is omgegaan met het gezondheidskundig aspect
van de ramp in het onderzoek
moeten worden meegenomen. De door de werkgroep
vliegramp Bijlmermeer
geïnventariseerde vragen vormen de leidraad
voor het onderzoek (zie bijlage).
Tot de in het kader van het onderzoek te horen
personen kunnen in ieder geval behoren:
-de (ouds)bewindspersonen van Verkeer en
Waterstaat, van Economische Zaken
van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport, van Binnenlandse Zaken en van
Buitenlandse
Zaken
-leden en oud-leden van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal
-ambtenaren en voormalige ambtenaren
-leden en medewerkers van adviesraden van de
regering
-medewerkers van bijzondere opsporingsdiensten
en de Binnenlandse Veilig-
heidsdienst
-medewerkers van de luchtvaartmaatschappij
EI-AI
-medewerkers van de luchthaven
Schiphol
____________________________________________________________________________________________
-hulpverleners betrokken bij de afhandeling van
de ramp.
-leden van het Openbaar Ministerie
-medici die gezondheidskundig onderzoek hebben
gedaan.
-slachtoffers van de ramp
-Gedeputeerde Staten van
Noord-Holland
-colleges van Burgemeester en Wethouders van de
gemeenten Amsterdam en
Haarlemmermeer
.
De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat
stelt voor om aan de commissie
van onderzoek een door haar te bepalen aantal
externe onderzoekers toe te voegen
aan wie zij werkzaamheden opdraagt. Deze
werkzaamheden zullen vooral
betrekking hebben op het traceren en analyseren
van de (nog ontbrekende)
vrachtdocumenten. De externe onderzoekers
zullen steeds onder
verantwoordelijkheid van de onderzoekscommissie
hun werkzaamheden verrichten.
De vaste commissie stelt de Kamer voor om de
termijn bedoeld in artikel 144 van
het Reglement van Orde vast te stellen op vier
maanden gerekend vanaf de dag
waarop de Voorzitter de leden van de commissie
heeft benoemd, ingevolge artikel
25 van het Reglement.
De voorzitter van de vaste commissie voor
Verkeer en Waterstaat
Blaauw
De griffier van de vaste commissie voor Verkeer
en Waterstaat,
Roovers
____________________________________________________________________________________________
ONDERZOEKSOPDRACHT WERKGROEP VLIEGRAMP
BIJLMERMEER
De werkgroep Vliegramp
Bijlmermeer heeft in de afgelopen maanden haar opdracht uitgevoerd,
die eruit heeft bestaan de ontbrekende informatie betreffende het
vliegtuigongeval in de Bijlmermeer te inventariseren. Veel
informatie is al in de loop der jaren opge- vraagd en naar de Kamer
toegezonden. De werkgroep zelf heeft de afgelopen maanden veel
additionele informatie opgevraagd. Na bestu- dering van de
antwoorden, die door de verschillende instanties zijn gegeven,
blijven er een aantal vragen over, die naar de aard van het
onderzoek in drie categorieën onder te brengen zijn. In aanvulling
op de vragen die de werkgroep via de vaste commissie voor Verkeer en
Waterstaat naar de regering heeft doorgeleid (zie bijlage bij brief
d.d. 25 juni 1998, kamerstuk 22861, nr. 28) heeft zij de volgende
vragen geïnventariseerd.
A. Noodvlucht en toedracht
De werkgroep acht het in dit
stadium niet van belang dat het onder- zoek met betrekking tot de
oorzaaksvinding van het ongeval over wordt gedaan. Zij heeft nog wel
enkele vragen met betrekking tot de afhandeling het ongeval.
De vragen die de werkgroep in dit
verband graag beantwoord zou willen zien zijn de volgende:
-feitenonderzoek
Hoe is het verschil in routes
tussen de radar en de Data Flight Recorder te verklaren?
Hoe is het verschil in route te
verklaren die de Raad voor de Luchtvaart geeft en de route die door
de getuigenverklaringen kan worden uitgetekend?
Hoe kan verklaard worden dat de
eerste crashmelding op de band van de politie van Amsterdam om
18:35:36 binnen komt, terwijl volgens de radarplot het toestel toen
nog op 1700 voet hoogte vloog?
-horen van getuigen
Heeft de Luchtverkeersbeveiliging
de oorzaak van de MAYDAY-call proberen te achterhalen? Zo nee,
waarom niet?
Op welke wijze heeft de
Luchtverkeersbeveiliging de problemen die het vliegtuig had
geïnventariseerd?
Door wie en op basis van welke
overwegingen zijn besluiten genomen met betrekking tot het
begeleiden van het vliegtuig, zoals bijvoorbeeld met betrekking tot
de vliegroute?
Zijn er data of datadragers met
betrekking tot de noodvlucht en de afhandeling daarvan, verdwenen
gewijzigd of vernietigd?
B. Bergingswerkzaamheden
-feitenonderzoek/horen van
getuigen
Hoe is de berging verlopen? En
wat is er met het afgevoerde materiaal gebeurd?
_______________________________________________________________________________________________
C. Lading
Na het verschijnen van het
rapport van de commissie Informatiestroom Luchtvrachtdocumentatie
zijn er nog vele vragen blijven leven met betrekking tot de wijze
van het vergaren van de vrachtdocumenten op de avond van de ramp
zelf en in de latere stadia. Antwoorden op deze vragen kunnen
inzicht geven in het eventuele tekortschieten van de overheid om in
geval van grote luchtvaartcalamiteiten tijdig en op de juiste wijze
op te treden.
De kwestie van de tegenstrijdige
verklaringen van een aantal overheidsfunctionarissen vindt de
werkgroep een belangrijk punt van aandacht.
De vragen die de werkgroep in dit
verband graag beantwoord zou willen zien zijn de volgende:
extern onderzoek
Is nu een sluitend antwoord te
geven op de vraag waaruit de lading van het vliegtuig heeft bestaan?
welke militaire goederen hebben in de lading gezeten?
feitenonderzoek
Welke papieren met betrekking tot
de lading hadden moeten worden verzameld op grond van bestaande
regelgeving?
Welke formele positie had de
Rijkspolitiedienst Luchtvaart c.q Openbaar Ministerie met betrekking
tot het verkrijgen van relevante informatie en documenten?
horen van getuigen
Welke papieren met betrekking tot
de lading waren er verzameld? En door wie waren deze papieren
verzameld?
welke activiteiten heeft de
toenmalige Rijkspolitiedienst Luchtvaart op welk moment ondernomen
bij het verkrijgen van of het pogen te verkrijgen van diverse
relevante documenten in het algemeen en van de gevaarlijke
stoffenlijsten, alsmede de vrachtbrieven in het bijzonder?
Welke afspraken zijn door de
Rijkspolitiedienst Luchtvaart gemaakt met respectievelijk
Rijksluchtvaartdienst en Bureau Vooronderzoek Ongevallen en
Incidenten en Raad voor de Luchtvaart enerzijds en het OM anderzijds
met betrekking het verkrijgen van de relevante informatie en
documenten?
Welke activiteiten heeft de
Economische Controledienst op welk moment ondernomen in relatie tot
de lading van het EL AL-toestel? Welke positie heeft Economische
Controledienst formeel bij de controle op militaire goederen? Hoe
heeft zij deze feitelijk ingevuld?
Op welke wijze (inhoud en aard)
is hierover gerapporteerd aan derden zijnde overige
onderzoeksinstanties, ministers, Tweede Kamer en anderen?
___________________________________________________________________________________________
D. Overheidsinstellingen
Het functioneren van
overheidsinstellingen heeft aanleiding gegeven tot het stellen van
vragen. Met name de samenwerking tussen de overheidsorganen die zich
bezig hebben gehouden met de bergingswerkzaamheden heeft de aandacht
van de werkgroep. De werkgroep wil de lessen die getrokken kunnen
worden na inventarisering van de fouten die gemaakt zijn, uitgewerkt
zien in beleid.
De vragen die de werkgroep in dit
verband graag beantwoord zou willen zien zijn de volgende:
feitenonderzoek
Wat is de relatie tussen de
Rijksluchtvaartdienst en de Bureau vooronderzoek Ongevallen en
Incidenten?
feitenonderzoek/horen van
getuigen
Hoe is de formele verdeling van
de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van en tussen de diverse
overheidsinstellingen met betrekking tot het vliegtuigongeluk, de
aanloop daartoe en de afhandeling ervan? Hoe zijn deze feitelijk
ingevuld?
Zijn in dat kader nadere formele
en/of informele afspraken gemaakt, dan wel gedragsregels vastgelegd?
Welke formele positie had het
Openbaar Ministerie? Hoe heeft het Openbaar Ministerie deze
feitelijk ingevuld?
E. Gezondheid
De gezondheidsklachten van
bewoners, hulpverleners en andere personen die ten tijde van en na
het ongeval op de plek van de crash of in hangar 8 op Schiphol
(werkzaam) zijn geweest worden op dit moment geïnventariseerd. De
werkgroep spreekt haar tevredenheid uit met het feit dat het
onderzoek op een grote schaal plaatsvindt. Zij vraagt zich evenwel
af waarom de diverse overheden (rijk alsook gemeenten) niet eerder
dan 6 mei jl. een onderzoek hebben geïnitieerd naar de
gezondheidsaspecten met betrekking tot het ongeval.
Enige andere volgende vragen die
zij in dit verband wil stellen zijn de volgende:
- feitenonderzoek
Waren de bij de berging betrokken
instanties op de hoogte van instructies met betrekking tot het
omgaan met het neergestorte vliegtuig?
Waarom werd na het ongeval het
grondwater gezuiverd, nadat de overheden eerst verklaard hadden dat
er geen gevaar voor de volksgezondheid was?
-horen van getuigen
Is gelet op de lading en
constructie {verarmd uranium) van het vliegtuig na de crash adequaat
gereageerd door de bij de berging
______________________________________________________________________________________________
betrokken overheidsinstanties met
betrekking tot de gezondheid en de gezondheidsrisico's voor de
personen die zich tijdens of na het ongeval in de omgeving daarvan
bevonden?
Waarom werd in hangar 8 op
Schiphol wel beschermende kleding door de bergers gedragen en op
hetzelfde moment op de plek van de ramp niet?