(10-11)
Verklaring van Reinoud van Wijk
tegenover Pierre Heijboer, op 21 april 2000.
_______________________________________________________________________________
'Ik woonde niet ver van de rampplek. Ik ben erheen
gegaan om twee redenen. 1. Ik was Amsterdams raadslid. 2. Ik was
medisch marine-officier (ik ben tandarts) en dacht: misschien kan ik
daar van nut zijn.
Ik was er ongeveer een half uur na de klap. En ik
stelde vast dat er waarschijnlijk maar weinig gewonden zouden zijn.
Wie dood was, die was dood, en misschien was dat voor de betrokkenen
ook maar het beste. Sorry, cru om het zo te zeggen, maar het is wat
je voelt op zo'n moment.
Ik heb daar een tijd rondgelopen. Maar niemand had, om
het zo maar eens te zeggen, eigenlijk veel behoefte aan een
Amsterdams raadslid. De reactie van de meeste politiemensen was:
'Wat doet u hier? Raadslid? Hebben we geen tijd voor.' Kon ik mij
iets bij voorstellen.
Maar ik was binnen de afzetting. En ik heb Ronald
Janssen, de deelraadvoorzitter, nog een beetje kunnen helpen om daar
aanwezig te kunnen zijn. Ook een deelraadvoorzitter stelde in de
perceptie van de leidinggevenden op de rampplek (politie, brandweer)
niet veel voor. Aan hem hadden ze geen boodschap.
Rond een uur of negen stond ik bij een van de
commandowagens - ik denk die van de brandweer, de belangrijkste.
Toen was er op een gegeven moment sprake van dat de Israëlische
ambassadeur eraan kwam. Ik herinner me dat iemand - wie weet ik niet
meer - daar bij die commandowagen even tevoren tegen me zei
dat
die ambassadeur dringend burgemeester Van Thijn wilde
spreken. En of ik als gemeenteraadslid wellicht dat contact
kon leggen. Ik heb dat kunnen regelen (ik heb het telefoonnummer van
de bunker kunnen geven), maar dat was wat later.
Toen die ambassadeur eraan kwam lopen was hij omringd
door veiligheidsmensen. Dat waren Nederlanders, pertinent! Met een
van hen heb ik nog gesproken. In het Nederlands. Hij zei me dat ze
als veiligheidsgroep de Israëlische ambassadeur begeleidden. Zij
spraken met de ambassadeur Engels.
Het kan zijn - ik moet nu diep in mijn herinnering
graven - dat één Israëli, niet meer dan één, van de staf van de
ambassadeur ook tot die groep behoorde. Maar het was beslist niet zo
dat de ambassadeur daar die avond beveiligd werd door Israëlische
veiligheidsmensen.
Mij zijn geen bijzondere dingen opgevallen toen ik
daar op de rampplek rondliep. In de geest van; hé, wat is dat nou?
Ik herinner me alleen dat ik mij verbaasde over het feit dat die
grote brandweerwagens van Schiphol zo snel ter plekke waren - en zo
snel ook al op het maaiveld bij de brandende flats waren. Dit omdat
ik wist hoe problematisch het was om met een auto, en dan ook nog
zo'n grote, van de hoge wegen omlaag te komen in de Bijlmer.