(01-03) Verklaring van ex- verkeersleider Theo Croon tijdens zijn openbare verhoor door de PEC, over het feit dat El Al mocht afwijken van de vliegroutes die waren voorgeschreven in verband met de geluidshinder en de veiligheid van de mensen op de grond.
________________________________________________________________________
De heer Oudkerk
: Niet zo vaak. Kunt u dat kwantificeren?
De heer Croon :
Neen. Dat kan. Kijk, wat ik u al vertelde...Op een bepaald moment kwam de
opdracht binnen dat er bepaalde taxiroutes gevolgd moesten worden. Een
andere opdracht was dat op Schiphol het preferent baan-gebruik toegepast
moest worden in relatie tot de geluidshinder, maar het was toegestaan dat
El Al daarvan afweek.
Dat waren de keren dat je operationeel gezien met dit
soort berichten in aanraking kwam.
De heer Oudkerk
: Waren er nog andere opdrachten?
De heer Croon :
Beveiliging. Op een bepaald moment is geregeld dat de El Al-vluchten ook
op de grond werden begeleid. Dat werd uiteraard met ons opge-nomen, maar
dat waren puur
operationele zaken.
De heer Oudkerk
: Nog even voor mijn goede begrip. Het was dus niet alleen uw eigen
organisatie die tegen u en tegen uw hele organisatie zei: doe geen
mededelingen naar buiten. Dat is ook expliciet door Binnenlandse Zaken en
de RLD aan u medegedeeld?
medegedeeld?
De heer Croon :
In ieder geval wel door de RLD. Expliciet door Binnenlandse Zaken.
(01
-03)
Brief van premier Kok aan de PEC,
aangaande de nota die hij heeft
laten opstellen over de positie El Al op
Schiphol.
_____________________________________________________________________________________________
1.3 (Notitie van premier Wim Kok ten behoeve van de parlementaire
enquêtecommissie, over
de
'bijzondere
positie' van
El Al op Schiphol)
|
Reeds hier wordt
benadrukt dat de Nederlandse overheid tot op de dag van vandaag bij
herhaling vaststelt dat er met betrekking tot de risico's voor de
burgerluchtvaart sprake is van een permanente dreiging voor zover het
betreft Israël en de Verenigde Staten. Dit kan worden afgeleid uit de
dreigingsanalyses die in de Technische Evaluatie Commissie (TEC) en in de
Grote Evaluatiedriehoek besproken zijn1. De leden van deze commissies
rapporteren aan de ministers van Buitenlandse Zaken, Justitie,
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie. Speciale
maatregelen met betrekking tot El Al en de Amerikaanse
luchtvaartmaatschappijen behoren tot de verantwoordelijkheid van de
Nederlandse overheid en zijn als zodanig ook gezien de situatie in
internationaal verband volstrekt op zijn plaats. Nederland loopt in
internationaal verband in de pas met andere Europese landen.
3. Periode jaren
'70 en '80 Het thema beveiliging van de burgerluchtvaart komt in beeld aan het eind van. de jaren zestig wanneer de burgerluchtvaart wereldwijd (met name in Europa) wordt geconfronteerd met zeer gewelddadige vliegtuigkapingen dan wel pogingen daartoe. Ook Nederland en in het bijzonder Schiphol en de KLM krijgen te maken met terroristische aanslagen.
Bij besluit van 22 juli 1970 van de minister van
Verkeer en Waterstaat wordt de Veiligheidscommissie voor de
Burgerluchtvaart ingesteld met als doel «zich te beraden over maatregelen
ter verhoging van de veiligheid op Schiphol». Besloten wordt het
voorzitterschap van deze commissie te laten vervullen door de minister van
Justitie vanwege diens verantwoordelijkheid inzake de bestrijding van
terrorisme dat immers een zeer ernstige bedreiging vormt voor de
rechtsorde. Namens de minister van Justitie treedt thans de
Directeur-Generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingen-zaken
op als voorzitter van de Veiligheidscommisie. Voorts zijn op ambtelijk
niveau in deze commissie vertegenwoordigd het ministerie van Verkeer en
Waterstaat, van Buitenlandse Zaken, van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, en van Financiën en de dienst Luchtvaart Rijkspolitie
(later Koninklijke marechaussee).
De feitelijke beveiligingstaak is gedurende de jaren 70 tot aan 1994 in handen van de dienst Luchtvaart van het Korps Rijkspolitie die zich daarbij mede bedient van een particulier beveiligingsbedrijf. De beveiliging geschiedt aanvankelijk via het zgn. roulettesysteem; per dag worden vluchten aangewezen die op die dag beveiligd
------------------------------------------
De samenstelling en taak van de TEC en
de Grote Evaluatiedriehoek staan beschreven in de circulaire van de
minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksaangelegenheden "Bewakings- en
beveiligingsaangelegenheden". De commissies zijn
bedoeld om een gecoördineerde aanpak in de bestrijding van
terrorisme en terreurdreiging te kunnen realiseren.
Aan de TEC nemen deel de ministeries van Justitie, van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en Defensie.
De TEC adviseert de Grote Evaluatie Driehoek over de
te nemen maatregelen, grosso modo onder te verdelen
in maatregelen m.b.t. objectbewaking/-beveiliging en
maatregelen m.b.t. persoonsbeveiliging. In de Grote
Evaluatie Driehoek zijn naast vernoemde ministeries het
ministerie van Buitenlandse Zaken betrokken. De leden
van de TEC en de Driehoek rapporteren normaal
gesproken via de eigen lijn aan de eigen betrokken
ministers. In voorkomende gevallen adviseert de Driehoek als
geheel aan de betrokken ministers worden. Hierna wordt ervoor gekozen alle vluchten aan veiligheidsmaatregelen te onderwerpen (controle van passagiers en handbagage).
|
Blijkens de notulen van de vergaderingen van de
Veiligheidscommissie werden gedurende bovengenoemde periode bij bijzondere
gevaar-aantrekkende vluchten, bv. van PanAm en El Al, extra maatregelen
getroffen. De beveiliging van de burgerluchtvaart is diverse malen aan de
orde geweest in de Tweede Kamer, bijvoorbeeld naar aanleiding van twee
kapingen op Schiphol op 6 september 1970 (TK, zitting 1969-1970, 98ste
vergadering, p. 4504, zie daarnaast bijvoorbeeld ook TK, 1985-1886, 19 200
hoofdstuk VI, nr 31.). Ook staat vast dat Nederland hierin -ook destijds-
in de pas liep met Europa waaronder het Verenigd Koninkrijk, Duitsland,
België en Zwitserland.
Zoals bekend is Nederland partij bij het Verdrag van Chicago van 1944. Annex 17 van dit Verdrag van 22 maart 1974 beschrijft aan welke security-eisen en aanbevelingen een lid-staat minimaal moet voldoen. Een daarvan (standard 3.2.2.) schrijft voor dat elke staat garandeert dat verzoeken van andere lidstaten om extra beveiliging, voor zover praktisch mogelijk, dienen te worden gehonoreerd. Deze aanbeveling wordt tot op heden internationaalrechtelijk als grondslag beschouwd voor het treffen van extra maatregelen bij een verhoogde dreiging.
Reeds in 1969 wisselden de
ministers van Justitie en Defensie brieven over een plan van het
ministerie van Justitie met betrekking tot de bewaking van El
Al-vliegtuigen op Schiphol. Uit de notulen van de vergaderingen van de
Veiligheidscommissie blijkt dat alle leden van de commissie sinds in ieder
geval 1970 bekend waren met het feit dat voor PanAm en El Al-toestellen
extra veiligheidsmaatregelen werden getroffen. Tevens was bekend dat met
El Al meereizende veiligheidsagenten gewapend waren. Mede gelet op het
niveau van de betrokken deelnemers aan genoemde Veiligheidscommissie mag
worden aangenomen dat betrokken bewindslieden hiervan destijds op de
hoogte waren. Voorts deelt de minister van Justitie bij brief van 29
augustus 1972 aan de Commissaris der Koningin in Noord-Holland mee
positief te staan, ten opzichte van de inwilliging van het verzoek van de
Israëlische ambassadeur tot bewapening van veiligheidsagenten van El Al op
de luchthaven Schiphol.
Vaststaat dat tot begin jaren '80 de
veiligheidsagenten geen verblijfs- of tewerkstellingsvergunning bezaten.
Sedertdien zijn deze in verband met de constante terroristische dreiging
verleend, waarbij een verschil is dat er geen arbeidsmarkttoets
plaatsvindt en dat de vergunning gekoppeld is aan de
beveiligingswerkzaamheden ten behoeve van El Al op Schiphol.
Uit de voorhanden zijnde stukken over deze periode is niet meer op te maken welke beveiligingswerkzaamheden door El Al op Schiphol werden verricht. Niet valt aan te nemen dat deze werkzaamheden in essentie afgeweken zullen hebben van hetgeen in latere jaren door El Al functionarissen is verricht. Tot 1 september 1989 was het voorhanden hebben van wapens gebaseerd op de Vuurwapenwet van 1919 en de Wet van 9 mei 1890, Stb. 81 (niet-officiële citeertitel: Wapenwet), waarbij de afgifte van de nodige vergunning een verantwoordelijkheid van de Commissaris der Koningin in Noord Holland betrof.
|
4.2. Additionele
beveiligingsmaatregelen
Luchtvaartmaatschappijen staat het -mits daarmee het
normale proces niet wordt belemmerd- vrij om additionele
beveiligingsmaatregelen te treffen indien zij menen dat hun
luchtvaartuigen aan verhoogde dreiging worden blootgesteld. Zij dienen
hiervoor zelf zorg te dragen. Dit is wereldwijd usance en wordt, zo blijkt
uit internationaal overleg (ICAO en ECAC), geaccepteerd op basis van
eerdergenoemde Annex 17.
Voor El Al geldt dat zij additionele maatregelen op haar vluchten treft waaronder de inzet van bewapende beveiligingsmedewerkers en een door El AL zelf uitgevoerde screening van ruimbagage. Daarvoor is op de luchthaven Schiphol een zogenaamde decompressietank aanwezig, die overigens ter beschikking staat voor alle luchtvaartmaatschappijen. Een dergelijke voorziening is niet specifiek voor Schiphol maar komt op meer luchthavens voor. Daarnaast verricht El Al zelf vanwege de kennis van taal en cultuur de interviews. Deze procedure is zoals ook in 1995 aan de Tweede Kamer is meegedeeld (TK, 1995-1996, aanhangsel 692) voor wat betreft El Al internationaal gebruikelijk. Voorts verleent de Koninklijke marechaussee extra ondersteuning bij de beveiliging van El Al door de luchtvaartuigen op de luchthaven met pantserwagens te escorteren.
Daarnaast worden voor El AL-vliegtuigen andere
landings- en startbanenprocedures toegepast. Hierover worden aan het
publiek gelet op de daarmee verband houdende risico's geen mededelingen
gedaan.
Additionele maatregelen, inhoudende bijzondere
bewaking van toestellen en de bijzondere procedures met betrekking tot de
start- en landingsbanen, kunnen respectievelijk worden ook getroffen voor
vrachtvluchten van El Al.
In de eerste helft van 1998 bleek behoefte te bestaan de onderlinge verhouding tussen de Koninklijke marechaussee en El Al te verduidelijken waarbij met name aandacht werd gevraagd voor de bewapening. Er wordt erop gewezen dat de functionarissen van El Al alleen mogen optreden in geval van noodweersituaties en dus niet op basis van de ambtsinstructie voor de politie en de Koninklijke marechaussee. Nadere instructie en uitleg waren benodigd over het eventueel gebruik van een vuurwapen en over de uitzonderlijke situaties, waarin de Nederlandse strafrechter dergelijk gebruik niet strafbaar acht. Deze problematiek doet zich overigens ook voor wanneer buitenlandse functionarissen ter beveiliging van bv. een staatshoofd of regeringslid zich bewapend op Nederlands grondgebied bevinden. Het op de hoogte brengen en -in het geval van meer structurele aanwezigheid - houden van het geldend Nederlands recht wat betreft de toepassing van geweld is een aspect dat bijzonder en zorgvuldige aandacht behoeft.
Nadat door het ministerie van Justitie besloten was
dat de bewapening van El Al functionarissen gecontinueerd zou worden,
heeft er in juli 1998 een gesprek plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers
van het ministerie van Justitie, van de Koninklijke marechaussee en van El
Al. In dat overleg zijn onder meer de condities aan de orde geweest
waaronder de machtigingen zijn verstrekt. Daarbij is gewezen op de
geldende regelgeving en de opleiding door de Koninklijke marechausse.
Verder is afgesproken dat de Koninklijke marechaussee zal worden
geïnformeerd over de wijze van selecteren van passagiers door EL AL.
Procedures tussen beveiligers van EL Al en de Koninklijke marechaussee
zuilen worden afgestemd en gezamenlijke training zal plaatsvinden. Ten
slotte is benadrukt dat tijdens het veiligheidsproces door El Al de
vereiste informatie verschaft zal worden en dat aanwijzingen van de
Koninklijke marechaussee opgevolgd zullen worden. Over de verdere
uitwerking vinden
regelmatig gesprekken plaats tussen
vertegenwoordigers van het ministerie van Justitie, van de Koninklijke
marechaussee en van EL AL.
Wat betreft het beleid ten aanzien van de afgifte van verblijfs- of tewerkstellingsvergunningen voor EL Al-veiligheidsfunctionarissen zij tot slot opgemerkt dat hierin sinds de jaren tachtig geen wezenlijke verandering is gekomen. Op dit moment bevinden zich in Nederland 46 Israëlische El Al beveiligingsfunctionarissen. Deze zijn in het bezit van de daartoe benodigde verblijfsvergunningen. |
4.3. De bewapening vanaf
inwerkingtreding Wet Wapens en Munitie
Sinds de inwerkingtreding van de Wet Wapens en
Munitie (1 september 1989) worden vergunningen voor het voorhanden hebben
van vuurwapens afgegeven door de korpschef na instemming van de minister
van Justitie op basis van artikel 29 van die wet en onderdeel 4.2.11.1.
van de circulaire Wapens en Munitie. Ten aanzien van de uitvoering kan de
minister van Justitie aanwijzingen geven. Functionarissen die
beveiligingswerkzaamheden verrichten voor El Al zijn de enige voor wie
beschikkingen met een beroep op de constante verhoogde dreiging zijn
aangevraagd en verkregen.
De
korpschef Amsterdam-AmstelIand heeft op grond van dit juridisch kader met
instemming van de minister van Justitie vergunningen verleend aan 5
Israëlische veiligheidsfunctionarissen die werkzaamheden verrichten ten
behoeve van El Al. Voorts heeft in dit kader ook de korpschef Haaglanden
sinds juli 1998 6 vergunningen afgegeven. De machtiging strekt zich ook
uit tot begeleiding van vliegend personeel van en naar het hotel. Er wordt
op gewezen dat steeds per geval wordt beoordeeld of een machtiging kan
worden afgegeven. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beleid
ten aanzien van El AL verantwoord is. Van even groot belang is dat uit de
ter beschikking gestelde informatie in het kader van dit onderzoek
gebleken is dat tussen het gevoerde beleid, de uitvoering daarvan en het
toezicht daarop geen discrepantie bestaat.
4.4 De doorvoer van
wapens en de Wet Wapens en Munitie
Nagegaan is of er bijzondere afspraken bestaan tussen
Nederland en Israël op defensiegebied over het transport van militair
materieel naar Israël met El Al. Daarvan is niet gebleken2. Wel is
gebleken dat Amerikaanse wapenzendingen via Nederland en Nederlandse
luchthavens naar Israël hebben plaatsgevonden, waarbij door Nederlandse
militairen in het kader van "host nation support" ondersteuning is
geleverd (o.a. beveiliging).
Voor doorvoer van militair materieel, voor zover
vallend onder de Wapenwetgeving, via Schiphol was krachtens de
Vuurwapenwetgeving 1919 een schriftelijk consent vereist van de
Commissaris der Koningin. Na inwerkingtreding van de Wet Wapens en Munitie
in 1989 bleef dit een verantwoordelijkheid van de Commissaris der Koningin
welke bij herziening van de Wet Wapens en Munitie op 1 januari 1997 is
overgedragen aan de korpschef. Voor de doorvoer van militair materieel met
militaire transportmiddelen geldt een vrijstelling van het consent
2 Buiten beschouwing blijft hier het eenmalige
transport naar Israël van Nederlands militair materieel in oktober
1973 vanaf het militaire vliegveld Gilze-Rijen op
last van de toenmalige minister van Defensie. Dat transport
heeft plaatsgevonden met militaire vliegtuigen.
|
Uit een archief-onderzoek is gebleken dat opgaven van
verleende consenten van in- uit- en doorvoer van wapens en munitie anders
dan door middel van militaire transportmiddelen, in de periode 1970 - 1979
zijn vernietigd. In de periode 1980-1988 zijn ongeveer zestig consenten
voor doorvoer verleend waarbij El Al danwel Israël als land van bestemming
of herkomst betrokken was. De consenten hadden voornamelijk betrekking op
in- en uitvoer van wapens en munitie ten behoeve van een Nederlandse
wapenhandelaar te weten de Nederlandse Wapenhandel (voorheen Joh. Muts),
de Belgische wapenfabriek FN, alsmede munitie of onderdelen daarvan ten
behoeve van de Nederlandse munitiefabrikant Eurometaal NV. Voorts zijn in
die periode enkele consenten verleend aan particulieren, de KLM, de
Israëlische overheid en de Deense overheid. Er zijn geen gegevens bekend
over de periode 1989-1995. Daarna heeft de Commissaris der Koningin in
1996 viermaal consent verleend waarbij El Al als vervoerder optrad. In
1997 heeft de korpschef Amsterdam-Amstelland één consent verleend aan een
El Al medewerker voor invoer van een pistool, waarvoor tevens een
wapenvergunning is afgegeven (zie par. 4.3.).
5. El Al
bezien in relatie tot de douane
5.1 Taken en bevoegdheden
van de douane van voor 1994
De
taken en bevoegdheden van de douane voor 1994 verschillen niet wezenlijk
van de huidige. Voor de in-, uit- en doorvoer van goederen zijn bepaalde
procedures voorgeschreven met het oog op de heffing van rechten bij in- en
uitvoer. In het luchtvrachtverkeer van de ene luchthaven naar de andere is
van groot belang het zogeheten cargomanifest waarop een globaal overzicht
staat van de goederen aan boord.
De
douane heeft bij doorvoer, waarbij goederen worden gelost om aan boord te
gaan van een ander vliegtuig, de mogelijkheid om fysiek te controleren. De
douane maakt voor de controle een keuze uit de zendingen en baseert zich
daarbij op het cargomanifest. Tussen maatschappijen wordt geen verschil
gemaakt. Uitgangspunt bij de selectie is de kans op het signaleren van een
overtreding van een fiscale wet of bijzondere wetten. In de eerste helft
van de jaren negentig kwam het manifest bij binnenkomende vluchten ter
beschikking op het moment van landing van het vliegtuig en was de tijd om
keuzes te maken dus beperkt. Sinds 1994 zijn met de start van het verderop
beschreven zogeheten Vracht informatie Punt, het VIP, de mogelijkheden
verruimd. Vooral ook omdat de gegevens van het betreffende cargomanifest
nu vooraf elektronisch binnenkomen.
Voor goederen die bij de tussenstop niet worden
gelost en aan boord blijven, geldt een vormvrije meldingsplicht aan de
douane. De lading die aan boord blijft, wordt niet gecontroleerd. In het
kader van algemeen douanetoezicht op het platform houdt de douane wel in
de gaten of goederen niet heimelijk worden weggevoerd van het platform,
dan wel heimelijk aan boord van uitgaande vliegtuigen worden
gebracht.
In het kader van de zogenaamde niet-fiscale douanetaken houdt de douane ook toezicht op de naleving van diverse wetten in verband met de gezondheid of veiligheid. In dat kader werkt hij samen met een groot aantal andere handhavingsdiensten. Indien de douane iets opmerkt dat van belang kan zijn, worden deze diensten ingelicht. Het betreft de Economische Controledienst indien het gaat om strategische goederen, de Rijksverkeersinspectie voor gevaarlijke stoffen (in 1992 het Korps Controleurs Gevaarlijke stoffen genaamd), de Inspectie Milieuhygiëne voor radio-actieve stoffen en de Koninklijke marechaussee.
|