(01-03)      Bladzijde uit het stenografisch verslag van het 'voorgesprek'

van de PEC met ex-luchtverkeersleider Theo Croon (op 3 februari 1999),

waarbij onder meer gesproken wordt over het feit dat El Al-toestellen niet

over het viaduct over de A4 mochten worden geleid.

___________________________________________________________________________________________

 

OVB070 (vastgesteld)                                                                                                                      3

                                         ONDERZOEK VLIEGRAMP BIJLMERMEER

___________________________________________________________________________________________

 

De voorzitter: Zonder dit toestel dat in de Bijlmer crashte?

De heer Croon: Nee, nee, los daarvan, als algemene maatregel, als algemene idee.

De voorzitter: Wat moet ik onder dit soort directieven van Binnenlandse Zaken, om zo min mogelijk over El

Al-vluchten prijs te geven, verstaan?

De heer Croon: Dat heb ik, naar ik meen, al een keer verteld. Alle El Al-vluchten bewogen zich onder

begeleiding over het veld. Er was altijd een auto bij van de luchthaven Schiphol en twee pantserwagens. Een

van de maatregelen die ons werd opgelegd - ik meen mij te herinneren dat dat Binnenlandse Zaken is

geweest, maar dat weet ik echt niet 100% zeker - was dat passagiersmachines niet langs het zuiden naar baan

01-links mochten taxiën. Dan moesten zij namelijk over het viaduct, over de A4. Dat vond men een

risicovolle omstandigheid. Het werd ons domweg opgelegd, dat dit niet mocht. Aanvankelijk gold dat voor

alle El Alpmachines, tot men die oekaze heeft geschrapt voor de vrachtmachines. Want dat probleem werd

wel een beetje heel erg groot, omdat dat vrachtplatform wel heel dichtbij het begin van baan 01-links lag. De

meest korte route was dus over dat viaduct. Toen heeft men gezegd: nou daar willen wij wel een uitzondering

voor maken, dat mag wel. Anders had die man het hele veld rond moeten rijden. Dat was met alleen een

ontzettend lange brandstofverslindende procedure, maar het gaf' voor ons ook wat verkeersleidingstechnische

problemen.

De voorzitter: Nadat u belde met de heer Knook, kondigde u aan dat u ook contact zou opnemen met de

duty-manager. Is dat gebeurd?

De heer Croon: Nee

De voorzitter: Waarom niet?

De heer Croon: Daar heb ik geen tijd voor gehad.

De voorzitter: Wat was de bedoeling van dat telefoongesprek?

De heer Croon: Ik had willen vragen aan de duty-manager of hij onder anderen de havenmeester had

ingelicht.

De voorzitter: U bent er niet achtergekomen of dat wel of niet heeft plaatsgevonden?

De heer Croon: Nee, dat heb ik pas de volgende dag vernomen.

De voorzitter: Heeft u op die bewuste avond een of meerdere mensen van de Luchtvaartpolitie ontvangen?

De heer Croon: Ik heb één persoon ontvangen, een functionaris van de rijkspolitie Dienst Luchtvaart.

De voorzitter: Met welk verzoek kwam hij?

 

De heer Croon: Die had iemand bij zich van El Al. Ik weet niet wat de functie van die meneer was. Dat kan ik mij niet herinneren. Ik meen dat hij was van de afdeling security. Met het verzoek of zij de band mochten beluisteren, specifiek wat betreft het laatste gedeelte van deze vlucht.

De voorzitter: Dan hebben wij het over de radarband?

De heer Croon: Nee, dan hebben wij het over de audioband.

De voorzitter: De audioband?

De heer Croon: Ja.

De voorzitter: Zuiver en alleen om te luisteren of ook om die in beslag te nemen?

De heer Croon: Niet, want die radarband hadden wij ook nooit zo snel kunnen afspelen als dat met een audioband wel mogelijk is. Maar er werd niet naar een radarband gevraagd, uitsluitend naar de audioband.

De voorzitter: Weet u nog wie die politieman was?

 

 

 

(01-03)  Verklaring van Jeroen Plettenberg tegenover Pierre Heijboer, 12 no- vember 2000.

­­­­­­­___________________________________________________________________________________________

 

 

'Ik merkte op een gegeven moment dat El Al zich toch niet helemaal aan de afspraken over veilige rij- en vliegprocedures hield.

Security-manager David Noy zei toen tegen me: 'Het is juist goed om soms niet de veiligste weg te kiezen.'

Ik: 'Meer random?'

Noy: 'Ja, want je mag niet in vaste patronen vervallen. Je moet je tegenstander op het verkeerde been zetten.''

 

 

 

(01-03)  Verklaring van El Al-technicus tegenover Pierre Heijboer, op 12 augustus 2001.

­­­­­­­___________________________________________________________________________________________

 

'Wat nogal eens voorkwam, was dat ik op een kist zat te wachten en de baan in het oog hield; dat wil zeggen de baan die op dat moment in gebruik was. En dan kwam-ie plotseling vanuit een andere kant aanrijden. Had-ie als enige een heel andere baan genomen. Dat gebeurde inderdaad.'

 

 

 

(01-03)  Verklaring van vakantiewerker op de vrachtplatforms van Schiphol, tegenover Pierre Heijboer, op 23 augustus 2001.

______________________________________________________________________________

 

'Hun oude witte toestellen hadden van die blanco registraties. En ze landden en

vetrokken zoals wij het noemden 'op z'n El Alski's'. Dat wil zeggen: altijd tegen

de stroom in. Zowel wat betreft het gebruik van de taxiroutes als van de banen.

Gingen ze allemaal naar de 09, dan ging hij naar de 06.'

 

 

 

(01-03)      Verklaring van  kolonel Maurer, oud hoofd van de Rijkspolitie Dienst Luchtvaart, tijdens zijn openbare verhoor de PEC, over het werk van de Veiligheidscommissie voor de Burgerluchtvaart.

______________________________________________________________________________

 

De heer Van den Doel : Op de

afspraken die met El Al zijn gemaakt over speciale beveiliging, hoeven wij nu niet inhoudelijk in te gaan, maar zijn die afspraken vanuit Den Haag gekomen? Zijn er instructies of aanwijzingen van het ministerie van Justitie gekomen, zodat ook helder was voor de Dienst luchtvaart rijkspolitie wat de speciale positie was en welke rechten en plichten El Al had? Of was het een afspraak tussen uw voorganger enerzijds en El Al anderzijds?

De heer Maurer : Nee, zeker niet een afspraak tussen mijn voorganger en El Al. Ik zal de laatste zijn om te ontkennen dat er een goede verhouding was tussen de maat-schappijen op Schiphol en de Dienst luchtvaart, maar er waren geen afspraken in de zin van "Loopt u maar met wapens rond". Toestemming daarvoor is uitdrukkelijk gekomen van de ministeries. Ik meen dat de mensen ook uiteindelijk een vergunning hebben gekregen van de commissaris van de Koningin in Noord-Holland.

Er was ook een commissie in het leven geroepen: een nationale veiligheidscommis-sie voor de burgerluchtvaart die in het begin van de jaren zeventig begon te functioneren en waarin vertegenwoordigers van alle betrokken ministeries zaten. Ik denk aan Verkeer en Waterstaat, Binnenlandse Zaken en Justitie, terwijl er later ook mensen van bonden in zaten. Het ging om een gemêleerd gezelschap uitvoerenden. Mijn chef zat erin, de leiding van de Kmar zat erin en ik denk dat ook de korpschef van de gemeentepolitie Haarlemmer-meer erin zat. Daar werd overleg gepleegd, onder voor-zitterschap van het ministerie van Justitie, en daar werden zaken gesanctioneerd en later netjes in brieven vastgelegd.

 

 

 

 

(01-03)      De opdracht van de Nederlandse Luchtverkeersleiding, zoals door

een verkeersleider verwoord in de EO-televisiedocumentaire 'Cleared for

take-off', deel 1, uitgezonden op 24 juli 1999.

________________________________________________________________________________

 

'Het luchtverkeer moet zo efficiënt mogelijk begeleid worden volgens de geldende milieu normen.

 

Daartoe hoort onder meer het vermijden van bewoonde gebieden.'

 

___________________________________________________________________________________________

    

Het besluit van de Veiligheidscommissie voor de Burgerluchtvaart om El Al-

piloten de vrije hand te geven in het luchtruim rond Schiphol kwam neer op een schending van deze richtlijn.

 

 

 

  (01-03)      Verklaring van ex- verkeersleider Theo Croon tijdens zijn

openbare  verhoor door de PEC, over   het feit dat El Al mocht  

 afwijken van de  vliegroutes die waren  voorgeschreven in verband  met

 de geluidshinder en   de veiligheid van  de  mensen op de grond.

________________________________________________________________________

 

De heer Oudkerk : Niet zo vaak. Kunt u dat kwantificeren?

De heer Croon : Neen. Dat kan. Kijk, wat ik u al vertelde...Op een bepaald moment kwam de opdracht binnen dat er bepaalde taxiroutes gevolgd moesten worden. Een andere opdracht was dat op Schiphol het preferent baan-gebruik toegepast moest worden in relatie tot de geluidshinder, maar het was toegestaan dat El Al daarvan afweek.

Dat waren de keren dat je operationeel gezien met dit soort berichten in aanraking kwam.

 

De heer Oudkerk : Waren er nog andere opdrachten?

De heer Croon : Beveiliging. Op een bepaald moment is geregeld dat de El Al-vluchten ook op de grond werden begeleid. Dat werd uiteraard met ons opge-nomen, maar dat waren puur

operationele zaken.

De heer Oudkerk : Nog even voor mijn goede begrip. Het was dus niet alleen uw eigen organisatie die tegen u en tegen uw hele organisatie zei: doe geen mededelingen naar buiten. Dat is ook expliciet door Binnenlandse Zaken en de RLD aan u medegedeeld?

medegedeeld?

De heer Croon : In ieder geval wel door de RLD. Expliciet door Binnenlandse Zaken.

 

 

 

 

 

(01 -03)      Brief van premier Kok aan de PEC, aangaande de nota die hij heeft laten opstellen over de positie El Al op Schiphol.

 _____________________________________________________________________________________________

 

 

 

 

 

 

 

  1.3 (Notitie van premier Wim Kok ten behoeve van de parlementaire

  enquêtecommissie, over de 'bijzondere  positie' van El Al op Schiphol)

 


De positie van El Al op Schiphol

1.      Samenvatting

In het onderstaande komt aan de orde dat El Al in ieder geval vanaf 1970 vanwege een constante verhoogde dreiging van terroristische aanslagen internationaal een bijzondere positie in de burgerluchtvaartsector bekleedt. Deze positie is juridisch (Annex 17 bij het Verdrag van Chicago en de Luchtvaartwet) en beleidsmatig (de dreigingsanalyses) gerechtvaardigd. De Nederlandse overheid is om die redenen verplicht ten behoeve van El Al extra beveiligingsmaatregelen te treffen.

Daarbij is zoals hierna wordt beschreven komen vast te staan dat dientengevolge sprake is van een bijzondere positie van medewerkers die werkzaamheden verrichten voor El Al. Vanaf het begin van de jaren '70 was de Nederlandse overheid van het voorhanden hebben en dragen van een vuurwapen door die medewerkers op de hoogte. Functionarissen die beveiligingswerkzaamheden verrichten voor El Al zijn de enige voor wie beschikkingen met een beroep op de constante verhoogde dreiging zijn aangevraagd en verkregen.

Wat betreft de werkzaamheden moet een onderscheid gemaakt worden in twee periodes. Met betrekking tot de periode 1970-1989 kan uit de stukken geen volledig beeld worden verkregen. Aan te nemen valt echter dat de werkzaamheden in essentie niet afgeweken zullen hebben van hetgeen in latere jaren door El Al functionarissen is verricht. Begin jaren 80 werden voor het eerst verblijfsvergunningen verstrekt die afwijkende voorwaarden behelsden in verband met de constante verhoogde dreiging. Dit beleid is sindsdien niet gewijzigd. Over de periode vanaf 1989 kan gesteld worden dat El Al binnen de grenzen van de door de Nederlandse overheid gestelde kaders opereert. Sedert juli 1998 vinden tussen vertegenwoordigers van het ministerie van Justitie, van de Koninklijke marechaussee en van El Al gesprekken plaats teneinde de transparantie in de onderlinge verhouding tussen de Koninklijke marechaussee en El Al te verbeteren en onduidelijkheden weg te nemen. De conclusie luidt ten slofte dat de gedachte onjuist is dat El Al een "eigen staat" in Nederland op Schiphol zou hebben. De geraadpleegde documenten geven hiertoe geen enkele aanleiding, noch is uit navraag bij de Koninklijke marechaussee daarvan gebleken. De positie van El Al op Schiphol is, daar waar het gaat om de beveiliging van de burgerluchtvaart, weliswaar bijzonder, maar verantwoord. Uit de ter beschikking gestelde informatie in het kader van dit onderzoek is gebleken dat tussen het gevoerde beleid, de uitvoering daarvan en het toezicht daarop geen discrepantie bestaat. Een bijzondere positie neemt El Al niet in waar het gaat om het toezicht op de goederenstromen.

2.       Inleiding

Deze notitie strekt ertoe een beschrijving te geven van de feitelijke historie van de positie van El Al op Schiphol. De notitie is geschreven tegen de achtergrond van vragen over een bijzondere positie voor El Al. Daarbij wordt beoogd een antwoord te geven op de volgende vragen:

-  sinds wanneer en op grond waarvan heeft El Al een bijzondere positie,

- sinds wanneer hebben functionarissen die werkzaamheden verrichten voor El Al een bijzondere positie en

-  waartoe strekken de werkzaamheden op Schiphol?

 


Paragrafen 3 en 4 van de notitie gaan in het bijzonder in op het beleid van de Nederlandse

regering met betrekking tot de beveiliging van El Al-vluchten, de bewapening van EL Al

beveiligingsmedewerkers, de verblijfstitel van laatsgenoemden en de doorvoer van wapens.

Paragraaf 5 heeft betrekking op het toezicht op El Al-vluchten door de douane.

 

Reeds hier wordt benadrukt dat de Nederlandse overheid tot op de dag van vandaag bij herhaling vaststelt dat er met betrekking tot de risico's voor de burgerluchtvaart sprake is van een permanente dreiging voor zover het betreft Israël en de Verenigde Staten. Dit kan worden afgeleid uit de dreigingsanalyses die in de Technische Evaluatie Commissie (TEC) en in de Grote Evaluatiedriehoek besproken zijn1. De leden van deze commissies rapporteren aan de ministers van Buitenlandse Zaken, Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie. Speciale maatregelen met betrekking tot El Al en de Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen behoren tot de verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid en zijn als zodanig ook gezien de situatie in internationaal verband volstrekt op zijn plaats. Nederland loopt in internationaal verband in de pas met andere Europese landen.

3.      Periode jaren '70 en '80

Het thema beveiliging van de burgerluchtvaart komt in beeld aan het eind van. de jaren zestig wanneer de burgerluchtvaart wereldwijd (met name in Europa) wordt geconfronteerd met zeer gewelddadige vliegtuigkapingen dan wel pogingen daartoe. Ook Nederland en in het bijzonder Schiphol en de KLM krijgen te maken met terroristische aanslagen.

Bij besluit van 22 juli 1970 van de minister van Verkeer en Waterstaat wordt de Veiligheidscommissie voor de Burgerluchtvaart ingesteld met als doel «zich te beraden over maatregelen ter verhoging van de veiligheid op Schiphol». Besloten wordt het voorzitterschap van deze commissie te laten vervullen door de minister van Justitie vanwege diens verantwoordelijkheid inzake de bestrijding van terrorisme dat immers een zeer ernstige bedreiging vormt voor de rechtsorde. Namens de minister van Justitie treedt thans de Directeur-Generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingen-zaken op als voorzitter van de Veiligheidscommisie. Voorts zijn op ambtelijk niveau in deze commissie vertegenwoordigd het ministerie van Verkeer en Waterstaat, van Buitenlandse Zaken, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en van Financiën en de dienst Luchtvaart Rijkspolitie (later Koninklijke marechaussee).

De feitelijke beveiligingstaak is gedurende de jaren 70 tot aan 1994 in handen van de dienst Luchtvaart van het Korps Rijkspolitie die zich daarbij mede bedient van een particulier beveiligingsbedrijf. De beveiliging geschiedt aanvankelijk via het zgn. roulettesysteem; per dag worden vluchten aangewezen die op die dag beveiligd

 

------------------------------------------

 De samenstelling en taak van de TEC en de Grote Evaluatiedriehoek staan beschreven in de circulaire van de

minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden "Bewakings- en

beveiligingsaangelegenheden". De commissies zijn bedoeld om een gecoördineerde aanpak in de bestrijding van

terrorisme en terreurdreiging te kunnen realiseren. Aan de TEC nemen deel de ministeries van Justitie, van

Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en Defensie. De TEC adviseert de Grote Evaluatie Driehoek over de

te nemen maatregelen, grosso modo onder te verdelen in maatregelen m.b.t. objectbewaking/-beveiliging en

maatregelen m.b.t. persoonsbeveiliging. In de Grote Evaluatie Driehoek zijn naast vernoemde ministeries het

ministerie van Buitenlandse Zaken betrokken. De leden van de TEC en de Driehoek rapporteren normaal

gesproken via de eigen lijn aan de eigen betrokken ministers. In voorkomende gevallen adviseert de Driehoek als

geheel aan de betrokken ministers worden. Hierna wordt ervoor gekozen alle vluchten aan

veiligheidsmaatregelen te onderwerpen (controle van passagiers en handbagage).

 


Blijkens de notulen van de vergaderingen van de Veiligheidscommissie werden gedurende bovengenoemde periode bij bijzondere gevaar-aantrekkende vluchten, bv. van PanAm en El Al, extra maatregelen getroffen. De beveiliging van de burgerluchtvaart is diverse malen aan de orde geweest in de Tweede Kamer, bijvoorbeeld naar aanleiding van twee kapingen op Schiphol op 6 september 1970 (TK, zitting 1969-1970, 98ste vergadering, p. 4504, zie daarnaast bijvoorbeeld ook TK, 1985-1886, 19 200 hoofdstuk VI, nr 31.). Ook staat vast dat Nederland hierin -ook destijds- in de pas liep met Europa waaronder het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, België en Zwitserland.

Blijkens de notulen van de vergaderingen van de Veiligheidscommissie werden gedurende bovengenoemde periode bij bijzondere gevaar-aantrekkende vluchten, bv. van PanAm en El Al, extra maatregelen getroffen. De beveiliging van de burgerluchtvaart is diverse malen aan de orde geweest in de Tweede Kamer, bijvoorbeeld naar aanleiding van twee kapingen op Schiphol op 6 september 1970 (TK, zitting 1969-1970, 98ste vergadering, p. 4504, zie daarnaast bijvoorbeeld ook TK, 1985-1886, 19 200 hoofdstuk VI, nr 31.). Ook staat vast dat Nederland hierin -ook destijds- in de pas liep met Europa waaronder het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, België en Zwitserland.

Zoals bekend is Nederland partij bij het Verdrag van Chicago van 1944. Annex 17 van dit Verdrag van 22 maart 1974 beschrijft aan welke security-eisen en aanbevelingen een lid-staat minimaal moet voldoen. Een daarvan (standard 3.2.2.) schrijft voor dat elke staat garandeert dat verzoeken van andere lidstaten om extra beveiliging, voor zover praktisch mogelijk, dienen te worden gehonoreerd. Deze aanbeveling wordt tot op heden internationaalrechtelijk als grondslag beschouwd voor het treffen van extra maatregelen bij een verhoogde dreiging.

Reeds in 1969 wisselden de ministers van Justitie en Defensie brieven over een plan van het ministerie van Justitie met betrekking tot de bewaking van El Al-vliegtuigen op Schiphol. Uit de notulen van de vergaderingen van de Veiligheidscommissie blijkt dat alle leden van de commissie sinds in ieder geval 1970 bekend waren met het feit dat voor PanAm en El Al-toestellen extra veiligheidsmaatregelen werden getroffen. Tevens was bekend dat met El Al meereizende veiligheidsagenten gewapend waren. Mede gelet op het niveau van de betrokken deelnemers aan genoemde Veiligheidscommissie mag worden aangenomen dat betrokken bewindslieden hiervan destijds op de hoogte waren. Voorts deelt de minister van Justitie bij brief van 29 augustus 1972 aan de Commissaris der Koningin in Noord-Holland mee positief te staan, ten opzichte van de inwilliging van het verzoek van de Israëlische ambassadeur tot bewapening van veiligheidsagenten van El Al op de luchthaven Schiphol.

Vaststaat dat tot begin jaren '80 de veiligheidsagenten geen verblijfs- of tewerkstellingsvergunning bezaten. Sedertdien zijn deze in verband met de constante terroristische dreiging verleend, waarbij een verschil is dat er geen arbeidsmarkttoets plaatsvindt en dat de vergunning gekoppeld is aan de beveiligingswerkzaamheden ten behoeve van El Al op Schiphol.

Uit de voorhanden zijnde stukken over deze periode is niet meer op te maken welke beveiligingswerkzaamheden door El Al op Schiphol werden verricht. Niet valt aan te nemen dat deze werkzaamheden in essentie afgeweken zullen hebben van hetgeen in latere jaren door El Al functionarissen is verricht. Tot 1 september 1989 was het voorhanden hebben van wapens gebaseerd op de Vuurwapenwet van 1919 en de Wet van 9 mei 1890, Stb. 81 (niet-officiële citeertitel: Wapenwet), waarbij de afgifte van de nodige vergunning een verantwoordelijkheid van de Commissaris der Koningin in Noord Holland betrof.


Over de beveiliging van de burgerluchtvaart werden geen mededelingen in de openbaarheid gedaan. Door het toenmalige ministerie van Binnenlandse Zaken werd tijdens een vergadering op 23 oktober 1973 waarbij het ministerie van Justitie, de Commissaris van de Koningin Noord-Holland, de burgemeester van Haarlemmermeer, de politie en de Koninklijke marechaussee aanwezig waren, meegedeeld dat de beveiliging van de burgerluchtvaart als vertrouwelijk beschouwd moet worden en dat mitsdien de inhoud niet bestemd geacht wordt voor onder meer de pers. Dit standpunt wordt tot op heden ingenomen.

4.         Periode jaren '90

4.1.     De herziene Luchtvaartwet

Sinds 1991 is de herziene Luchtvaartwet (Stb. 310) van toepassing waarvan de minister van Verkeer en Waterstaat eerste ondertekenaar is. Bepalingen uit deze wet maken echter duidelijk dat de minister van Justitie politiek verantwoordelijk is voor de beveiliging van de burgerluchtvaart. Uit hoofde van artikel 37i kan de minister van Justitie op grond van omstandigheden en inlichtingen vaststellen dat een bijzonder gevaar bestaat dat luchtvaartuigen object van terroristische aanslagen zullen zijn. Met deze herziening van de Luchtvaartwet werden de belangrijkste hiervoor aangehaalde verdragsbepalingen omgezet in nationale wetgeving.

Uitvoering van de beveiligingstaak op de burgerluchthavens -onder verantwoordelijk-heid van de minister van Justitie, is ingevolge artikel 6 van de Politiewet 1993 in handen van de Koninklijke marechaussee. Een belangrijk deel van de beveiligingstaken is door Justitie met gebruikmaking van artikel 37a van de Luchtvaartwet in nauw overleg met de Koninklijke marechaussee uitbesteed aan het particuliere beveiligingsbedrijf Seceurop. De operationele aansturing, de inzet en het toezicht daarop blijft een taak van de Koninklijke marechaussee. Onder deze beveiligingstaken vallen twee typen vluchten

1.   vluchten waarbij de overheid uitgaat van een normale dreiging;

2.   vluchten waarbij de overheid van een verhoogde dreiging uitgaat en waarvoor extra  

     beveiligingsmaatregelen worden genomen. Het betreft de zogenaamde high risk flights, die vallen

     onder eerdergenoemd artikel 37i van de Luchtvaartwet.

ad 1 Vluchten met normale dreiging

 

Voor deze vluchten vindt een standaard screening van de passagier (metaaldetector) en zijn handbagage (X-ray) plaats. Deze wordt door visiteurs en vluchtleiders van Seceurop uitgevoerd.

 

ad 2 Vluchten met verhoogde dreiging

Naast de maatregelen voor de vluchten met normale dreiging vindt hierbij een interview van de passagiers plaats door specialisten van de particuliere beveiligingsorganisaties Seceurop en Procheck International en wordt alle ruimbagage die de passagiers meenemen op explosieven en dergelijke gescreend. Verder worden gewapende functionarissen van de Koninklijke marechaussee aan de gates geplaatst en wordt het vliegtuig op het platform beveiligd door medewerkers van Seceurop.


    

4.2.    Additionele beveiligingsmaatregelen

Luchtvaartmaatschappijen staat het -mits daarmee het normale proces niet wordt belemmerd- vrij om additionele beveiligingsmaatregelen te treffen indien zij menen dat hun luchtvaartuigen aan verhoogde dreiging worden blootgesteld. Zij dienen hiervoor zelf zorg te dragen. Dit is wereldwijd usance en wordt, zo blijkt uit internationaal overleg (ICAO en ECAC), geaccepteerd op basis van eerdergenoemde Annex 17.

Voor El Al geldt dat zij additionele maatregelen op haar vluchten treft waaronder de inzet van bewapende beveiligingsmedewerkers en een door El AL zelf uitgevoerde screening van ruimbagage. Daarvoor is op de luchthaven Schiphol een zogenaamde decompressietank aanwezig, die overigens ter beschikking staat voor alle luchtvaartmaatschappijen. Een dergelijke voorziening is niet specifiek voor Schiphol maar komt op meer luchthavens voor. Daarnaast verricht El Al zelf vanwege de kennis van taal en cultuur de interviews. Deze procedure is zoals ook in 1995 aan de Tweede Kamer is meegedeeld (TK, 1995-1996, aanhangsel 692) voor wat betreft El Al internationaal gebruikelijk. Voorts verleent de Koninklijke marechaussee extra ondersteuning bij de beveiliging van El Al door de luchtvaartuigen op de luchthaven met pantserwagens te escorteren.

 

Daarnaast worden voor El AL-vliegtuigen andere landings- en startbanenprocedures toegepast. Hierover worden aan het publiek gelet op de daarmee verband houdende risico's geen mededelingen gedaan.

Additionele maatregelen, inhoudende bijzondere bewaking van toestellen en de bijzondere procedures met betrekking tot de start- en landingsbanen, kunnen respectievelijk worden ook getroffen voor vrachtvluchten van El Al.

In de eerste helft van 1998 bleek behoefte te bestaan de onderlinge verhouding tussen de Koninklijke marechaussee en El Al te verduidelijken waarbij met name aandacht werd gevraagd voor de bewapening. Er wordt erop gewezen dat de functionarissen van El Al alleen mogen optreden in geval van noodweersituaties en dus niet op basis van de ambtsinstructie voor de politie en de Koninklijke marechaussee. Nadere instructie en uitleg waren benodigd over het eventueel gebruik van een vuurwapen en over de uitzonderlijke situaties, waarin de Nederlandse strafrechter dergelijk gebruik niet strafbaar acht. Deze problematiek doet zich overigens ook voor wanneer buitenlandse functionarissen ter beveiliging van bv. een staatshoofd of regeringslid zich bewapend op Nederlands grondgebied bevinden. Het op de hoogte brengen en -in het geval van meer structurele aanwezigheid - houden van het geldend Nederlands recht wat betreft de toepassing van geweld is een aspect dat bijzonder en zorgvuldige aandacht behoeft.

 


Nadat door het ministerie van Justitie besloten was dat de bewapening van El Al functionarissen gecontinueerd zou worden, heeft er in juli 1998 een gesprek plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van het ministerie van Justitie, van de Koninklijke marechaussee en van El Al. In dat overleg zijn onder meer de condities aan de orde geweest waaronder de machtigingen zijn verstrekt. Daarbij is gewezen op de geldende regelgeving en de opleiding door de Koninklijke marechausse. Verder is afgesproken dat de Koninklijke marechaussee zal worden geïnformeerd over de wijze van selecteren van passagiers door EL AL. Procedures tussen beveiligers van EL Al en de Koninklijke marechaussee zuilen worden afgestemd en gezamenlijke training zal plaatsvinden. Ten slotte is benadrukt dat tijdens het veiligheidsproces door El Al de vereiste informatie verschaft zal worden en dat aanwijzingen van de Koninklijke marechaussee opgevolgd zullen worden. Over de verdere uitwerking vinden  regelmatig gesprekken plaats tussen vertegenwoordigers van het ministerie van Justitie, van de Koninklijke marechaussee en van EL AL.

Wat betreft het beleid ten aanzien van de afgifte van verblijfs- of tewerkstellingsvergunningen voor EL Al-veiligheidsfunctionarissen zij tot slot opgemerkt dat hierin sinds de jaren tachtig geen wezenlijke verandering is gekomen. Op dit moment bevinden zich in Nederland 46 Israëlische El Al beveiligingsfunctionarissen. Deze zijn in het bezit van de daartoe benodigde verblijfsvergunningen.

4.3.    De bewapening vanaf inwerkingtreding Wet Wapens en Munitie

Sinds de inwerkingtreding van de Wet Wapens en Munitie (1 september 1989) worden vergunningen voor het voorhanden hebben van vuurwapens afgegeven door de korpschef na instemming van de minister van Justitie op basis van artikel 29 van die wet en onderdeel 4.2.11.1. van de circulaire Wapens en Munitie. Ten aanzien van de uitvoering kan de minister van Justitie aanwijzingen geven. Functionarissen die beveiligingswerkzaamheden verrichten voor El Al zijn de enige voor wie beschikkingen met een beroep op de constante verhoogde dreiging zijn aangevraagd en verkregen.

De korpschef Amsterdam-AmstelIand heeft op grond van dit juridisch kader met instemming van de minister van Justitie vergunningen verleend aan 5 Israëlische veiligheidsfunctionarissen die werkzaamheden verrichten ten behoeve van El Al. Voorts heeft in dit kader ook de korpschef Haaglanden sinds juli 1998 6 vergunningen afgegeven. De machtiging strekt zich ook uit tot begeleiding van vliegend personeel van en naar het hotel. Er wordt op gewezen dat steeds per geval wordt beoordeeld of een machtiging kan worden afgegeven. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beleid ten aanzien van El AL verantwoord is. Van even groot belang is dat uit de ter beschikking gestelde informatie in het kader van dit onderzoek gebleken is dat tussen het gevoerde beleid, de uitvoering daarvan en het toezicht daarop geen discrepantie bestaat.

4.4     De doorvoer van wapens en de Wet Wapens en Munitie

Nagegaan is of er bijzondere afspraken bestaan tussen Nederland en Israël op defensiegebied over het transport van militair materieel naar Israël met El Al. Daarvan is niet gebleken2. Wel is gebleken dat Amerikaanse wapenzendingen via Nederland en Nederlandse luchthavens naar Israël hebben plaatsgevonden, waarbij door Nederlandse militairen in het kader van "host nation support" ondersteuning is geleverd (o.a. beveiliging).

Voor doorvoer van militair materieel, voor zover vallend onder de Wapenwetgeving, via Schiphol was krachtens de Vuurwapenwetgeving 1919 een schriftelijk consent vereist van de Commissaris der Koningin. Na inwerkingtreding van de Wet Wapens en Munitie in 1989 bleef dit een verantwoordelijkheid van de Commissaris der Koningin welke bij herziening van de Wet Wapens en Munitie op 1 januari 1997 is overgedragen aan de korpschef. Voor de doorvoer van militair materieel met militaire transportmiddelen geldt een vrijstelling van het consent


2 Buiten beschouwing blijft hier het eenmalige transport naar Israël van Nederlands militair materieel in oktober

1973 vanaf het militaire vliegveld Gilze-Rijen op last van de toenmalige minister van Defensie. Dat transport

heeft plaatsgevonden met militaire vliegtuigen.

 


 

Uit een archief-onderzoek is gebleken dat opgaven van verleende consenten van in- uit- en doorvoer van wapens en munitie anders dan door middel van militaire transportmiddelen, in de periode 1970 - 1979 zijn vernietigd. In de periode 1980-1988 zijn ongeveer zestig consenten voor doorvoer verleend waarbij El Al danwel Israël als land van bestemming of herkomst betrokken was. De consenten hadden voornamelijk betrekking op in- en uitvoer van wapens en munitie ten behoeve van een Nederlandse wapenhandelaar te weten de Nederlandse Wapenhandel (voorheen Joh. Muts), de Belgische wapenfabriek FN, alsmede munitie of onderdelen daarvan ten behoeve van de Nederlandse munitiefabrikant Eurometaal NV. Voorts zijn in die periode enkele consenten verleend aan particulieren, de KLM, de Israëlische overheid en de Deense overheid. Er zijn geen gegevens bekend over de periode 1989-1995. Daarna heeft de Commissaris der Koningin in 1996 viermaal consent verleend waarbij El Al als vervoerder optrad. In 1997 heeft de korpschef Amsterdam-Amstelland één consent verleend aan een El Al medewerker voor invoer van een pistool, waarvoor tevens een wapenvergunning is afgegeven (zie par. 4.3.).

5.       El Al bezien in relatie tot de douane

5.1     Taken en bevoegdheden van de douane van voor 1994

De taken en bevoegdheden van de douane voor 1994 verschillen niet wezenlijk van de huidige. Voor de in-, uit- en doorvoer van goederen zijn bepaalde procedures voorgeschreven met het oog op de heffing van rechten bij in- en uitvoer. In het luchtvrachtverkeer van de ene luchthaven naar de andere is van groot belang het zogeheten cargomanifest waarop een globaal overzicht staat van de goederen aan boord.

De douane heeft bij doorvoer, waarbij goederen worden gelost om aan boord te gaan van een ander vliegtuig, de mogelijkheid om fysiek te controleren. De douane maakt voor de controle een keuze uit de zendingen en baseert zich daarbij op het cargomanifest. Tussen maatschappijen wordt geen verschil gemaakt. Uitgangspunt bij de selectie is de kans op het signaleren van een overtreding van een fiscale wet of bijzondere wetten. In de eerste helft van de jaren negentig kwam het manifest bij binnenkomende vluchten ter beschikking op het moment van landing van het vliegtuig en was de tijd om keuzes te maken dus beperkt. Sinds 1994 zijn met de start van het verderop beschreven zogeheten Vracht informatie Punt, het VIP, de mogelijkheden verruimd. Vooral ook omdat de gegevens van het betreffende cargomanifest nu vooraf elektronisch binnenkomen.

Voor goederen die bij de tussenstop niet worden gelost en aan boord blijven, geldt een vormvrije meldingsplicht aan de douane. De lading die aan boord blijft, wordt niet gecontroleerd. In het kader van algemeen douanetoezicht op het platform houdt de douane wel in de gaten of goederen niet heimelijk worden weggevoerd van het platform, dan wel heimelijk aan boord van uitgaande vliegtuigen worden gebracht.

In het kader van de zogenaamde niet-fiscale douanetaken houdt de douane ook toezicht op de naleving van diverse wetten in verband met de gezondheid of veiligheid. In dat kader werkt hij samen met een groot aantal andere handhavingsdiensten. Indien de douane iets opmerkt dat van belang kan zijn, worden deze diensten ingelicht. Het betreft de Economische Controledienst indien het gaat om strategische goederen, de Rijksverkeersinspectie voor gevaarlijke stoffen (in 1992 het Korps Controleurs Gevaarlijke stoffen genaamd), de Inspectie Milieuhygiëne voor radio-actieve stoffen en de Koninklijke marechaussee.


Voor wat betreft de controle op bagage van reizigers en van bemanning gelden voor El Al dezelfde regels als voor andere maatschappijen. Reizigers kunnen na aankomst het vliegveld alleen via de aankomsthal verlaten. Voor wat betreft de bemanning is in het verleden wel eens getolereerd dat de bemanning een dienstingang gebruikte, maar in september 1996 heeft het toenmalige hoofd van het douane district Hoofddorp El Al er schriftelijk nadrukkelijk op gewezen dat dit niet langer werd geaccepteerd.

5.2.    Taken en bevoegdheden van de douane nu zijn hetzelfde; meer coördinatie met andere  diensten

De samenwerking van de douane met andere overheidsdiensten op Schiphol is vergeleken met de situatie van voor 1994 verbeterd. De cargomanifesten worden sinds 1994 centraal en voor aankomst van het vliegtuig (" pre-arrival"informatie) bij de douane op het VIP ingeleverd. Hier worden deze manifesten beoordeeld en de douane informeert de andere diensten over de voor hen van belang zijnde informatie. Het Schiphol-bedrijfsleven werkt binnen de mate van het mogelijke mee aan het leveren van pre-arrivalinformatie van op Schiphol te verwachten goederen. Bedoeling is dat het VIP op het moment van binnenkomst van een vlucht als eerste beschikt over de vlucht- en vrachtgegevens. De selectie-mogelijkheden zijn daarmee aanzienlijk verbeterd.

Een bijzondere positie neemt El Al niet in waar het gaat om het toezicht op de goederenstromen door de douane. Hetzelfde geldt met betrekking tot de bagage van reizigers en bemanning van El AL. Onderscheid tussen luchtvaartmaatschappijen wordt door deze dienst niet gemaakt.

 


 Er staat wat er staat. Maar waar het om gaat is: wat betekent het? Het betekent, zoals in

  'Doemvlucht' verklaard, dat de veiligheid van omwonenden van Schiphol voor de

  Veiligheidscommissie voor de Burgerluchtvaart minder zwaar weegt dan de veiligheid van El

  Al-toestellen. Die mogen immers over bewoond gebied vliegen op momenten dat anderen dit níet

  mogen.

 


Deze website is tot stand gekomen in samenwerking met de Sociale Databank Nederland
Disclaimer