|
• Karel de Werd op de plek waar het grote drama in zijn
leven achtentwintig jaar geleden begon: de brug in de De Clercqstraat in Amsterdam. 'Ik was op het verkeerde moment op
de verkeerde plaats", zegt hij. 'Justitie is gewoon gezwicht voor de macht van de vakbonden en ik ben het
slachtoffer."
|
FOTO: GLENN WASSENBERGH
|
Met name werd er voor de rechter keihard gelogen over de duur van het beslag op de tegoeden van de Werd. Volgens de bonds-bestuurders duurde dat beslag slechts kort, maar uit de beschikbare stukken blijkt dat pas 3 oktober 1975 - acht maanden na de instelling - Ballast Nedam schriftelijk op de hoogte werd gebracht van de opheffing van het beslag. Toen had de Firma K.H. de Werd allang opgehouden te bestaan.
Op 30 juli 1986 gaf het gerechtshof in Amsterdam justitie bevel een strafver-volging wegens tweevoudige meineed in te
stellen tegen Gerrit de Lange. Een dag later werd er nog een derde meineedvervolging tegen dezelfde bonds-bestuurder bevolen.
Hij loog volgens bet hof onder ede over de inhoud van een brief die op 16 september 1983 aan het Sociaal Fonds Bouwnijverheid was gezonden, en hij vertelde pertinente onjuistheden over tijdstippen waarop hij op het werk van De Werd aanwezig was geweest.
Op grond van de valse verklaringen over de beslaglegging heeft het Gerechtshof beslist dat ik slechts recht had op een geringe schadevergoeding, zegt De Werd. In de jaren '80 leidde dat er toe dat de vakbonden fl. 90.000 uitbetaalden, maar dat
ging niet zonder slag of stoot. Deze vergoeding kwam op tafel nadat bondsbestuurder Bargerbos, tegen wie het Gerechtshof strafvervolging wegens meineed zou eisen, zijn bekentenis tegenover de Rechercheurs aflegde.
Mijn advocaat is in onderhandeling getreden met de bouwbonden zegt De Werd. Meer dan 15.000 gulden wilden ze niet betalen. Ik ben er zelf toen op afgegaan en heb de bekentenis van Bargerbos bij de Recherche op tafel gegooid. Toen draaiden ze bij en kwam er fl. 90.000 los. Maar wel met als voorwaarde dat alle belastende bewijsstuk-ken hen ter vernietiging ter hand zou worden gesteld en ik mijn aangifte tegen Bargerbos en Lange wegens meineed bij de Officier van Justitie zou intrekken.
Nadat het geld binnen was heb ik dat laatste geweigerd omdat mijn schade met dat bedrag absoluut niet gedekt was. Men heeft toen dat bedrag teruggevorderd, maar ik heb altijd geweigerd een cent terug te geven. Het FNV heeft het nooit gewaagd hier een proces over te voeren. De eis van het Gerechtshof tot vervolging van De Lange was in juli 1986 ronduit opzienbarend, omdat Procureur-generaal mr. C.A.P.C van Riel een jaar eerder het Hof had geadviseerd om niet tot vervolging over te gaan. Hij had daarvoor een uitvoerig juridisch betoog met een uiterst merkwaardige kronkel op papier gezet.
Zo stelde hij ronduit vast "Met betrekking tot de door De Lange afgelegde verklaring ter terechtszitting van uw Hof, ben ik er
enerzijds volstrekt van overtuigd dat deze meinedig zijn - en wel om de zelfde redenen waarom ik meende dat Bargerbos meineed pleegde.- doch anderzijds, met name op het vrijspre-kend arrest inzake Bargerbos, het nimmer tot een veroordeling zou kunnen komen."
Bargerbos was voor het Gerechtshof vrijgesproken van meineed, maar mr. van Riel was van mening dat het Hof die uitspraak op
verkeerde gronden had gedaan en ging zelfs in cassatie. De Hoge Raad wees dat cassatieverzoek uiteindelijk af, omdat de procureur-generaal vergat zijn cassatie-eis van zijn handtekening te voorzien. Zo ging Bargerbos dus vrijuit, ondanks dat zijn advocaat ter zijner verdediging had aangevoerd: Mijn cliënt heeft geen meineed gepleegd, hij heeft slechts onder ede met de waarheid gespeeld!
Voor mij was dit een catastrofe zegt De Werd. Zo werd het onmogelijk om de ernstige gevolgen van de meinedige verklaringen weg te nemen waardoor het zinloos werd nog een schadestaatprocedure te voeren. Dit ondanks het feit dat de bouwbonden op 20 juni 1979 voor het eerst in de Nederlandse rechtsgeschiedenis werden veroordeeld tot schadeplicht. Maar als een paal boven water staat dat er nooit een meineedproces tegen G. de Lange is geweest. Justitie heeft de gerechtelijke bevelen tot vervolging gewoon naast zich neergelegd. Daarom procedeert de Werd nu tegen de Staat der Nederlanden, bij wie hij de reusachtige claim van 12 miljoen euro heeft ingediend. Het College van Procureurs-generaal heeft inmiddels via het diensthoofd bestuurlijke en Juridische zaken D.J. de Jong laten weten dat men de claim afwijst.
In zijn brief van 16 oktober 2002 laat het College onder andere weten: Er zijn geen gegevens waaruit blijkt dat de heer G. de Lange niet is gedagvaard. In de archieven en registratiesystemen van het Arrondissements-parket Amsterdam is daarvan niets bekend. Ook voormalige Officieren van Justitie konden hierover geen duidelijkheid verschaf-fen. En daarmede gaat de top van het Justitiële apparaat in ons land er wel erg gemakzuchtig vanuit dat niet kan worden aangetoond, dat de Lange niet is vervolgd.
Karel de Werd staat voor de zoveelste keer in dit enorme juridische schandaal perplex. Hij zegt: "van elke rechtszaak wordt
door de rechtbanken aantekeningen gemaakt in het zogenaamde audiëntieblad. Als een zaak daar niet in staat, heeft hij niet
plaatsgevonden, dat is een wettelijke regeling.
Natuurlijk kan Justitie niets vinden over de meineedvervolging van De Lange. Om de doodeenvoudige reden dat deze niet heeft
plaatsgevonden, hetgeen het Amsterdamse Parket voorkort nog formeel aan de voormalige Officier van Justitie mr. R.W. Asser heeft bevestigd. In dat licht bezien komen de uitlatingen van het College van Procureurs-generaal wel in een zeer vreemd daglicht te staan!
3 mei 2003
VERVOLG OP 10 MEI 2003:
Topjuristen steunen Karel de Werd