Doorverwijzing van Johan de Wijkerslooth de
Weerdesteyn naar de meervoudige strafkamer
Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heult ter aanrandig van de Nederlandse Rechtsorde samen met het College van Procureurs-generaal.
Amsterdam d.d. 15 mei 2004-05
Bovenstaande uitspraak en met name de wijze waarop deze werd gemotiveerd, bevestigt wederom dat het bijzonder zorgelijk is gesteld met de rechtspleging op Nederlands Grondgebied. De stelling van de Werd luidt: Motiverings- c.q. togacriminelen herkent men volstrekt feilloos aan de wijze waarop zij hun ondeugdelijke beslissingen motiveren, omdat daarin hun volledige bekentenis ligt opgesloten. Dit geldt uiteraard ook voor de mrs. K. De Vries, J.M. Huijgen en J. Mendblik, die terzake als raadsheren functioneren. Beter gezegd: disfunctioneren.
Op blz 2 van de motivering van het genoemde juridisch geboefte valt het vrijwel onmiddellijk op dat zij terzake ambtshalve hebben gefunctioneerd, zoals men dat te goeder trouw van een Gerrechtshof niet zou mogen verwachten. En wel zodanig dat ook wat hen betreft er sprake is van ernstig handelen en/of nalaten, anders dan uit hoofde van ziekte of gebreken ex art. 11 lidc juncto 12 Ro. Daarop heeft de Formele Wetgever blijkens de inhoudelijke strekking van het genoemde art. ter bescherming van de Nederlandse rechtsorde tegen togacriminelen het onmiddellijk oneervol ontslag bij de Rechtelijke Macht gesteld, hetgeen uit het hiernavolgende onomwonden moge blijken.
Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in de raadkamer verschenen aldus het Hof. Welnu, dat is juist, ik ben inderdaad niet verschenen, omdat ik ernstige belangenverstrengeling constateerde; zodanig dat de kans op deugdelijke rechtspraak vrijwel uit te sluiten viel. Het Hof met haar beschikking d.d. 11 mei 2004 dit dan ook zelf formeel bevestigd. Dit in de wetenschap, dat beroep tegen haar ondeugdelijke beslissingen terzake niet vatbaar is voor Appèl. Vandaar dat ik een zevental voorwaarden heb gesteld, waaraan het Gerechtshof op straffe van wraking mijnerzijds diende te voldoen. (zie hierboven)
In haar arglistig bedrog, (zie de beschikking terzake) heeft het Hof het over mijn voorwaardelijk wrakingsverzoek en durft dat aan het einde van haar liederlijke beschikking nogmaals te herhalen. Dit terwijl ik nadrukkelijk heb gesteld, ik citeer: "Wordt aan de voorwaarden vernoemd in punt 1 t/m 7 niet voldaan, dan dient het Hof terzake zich te beschouwen als zijnde formeel door klager gewraakt. Welnu, het Hof heeft in het geheel niet voldaan aan de door mij gestelde normen, dus het Hof is niet "voorwaardelijk gewraakt" doch gewraakt, waavan akte!
Vervolgens is het Hof van oordeel, dat het bepaalde in art. 12 Sv en volgende, niet de mogelijkheid biedt tot wraking van leden van de Kamer. "Dit oordeel is enige malen bevestigd in constante jurisprudentie van dit Hof." wordt daar nog op duivelse wijze ter dwaling aan toegevoegd. Welnu, uit niets blijkt dat ik mij ter ondersteuning van mijn wrakingsincident zou hebben beroepen op art. 12 Sv, ondanks dat feitelijk gegeven doet genoemd juridisch gespuis voorkomen alsof wel het geval. Dit uiteraard in de wetenschap dat art. 12 Sv betrekking heeft op het beklagrecht tegen het seponeringsbeleid van het OM; en derhalve in het geheel niets van doen heeft met wrakingsincidenten.
Wat de zogenaamde constante jurisprudentie van henzelf betreft, het valt onmiddellijk op dat daarbij zodanig daarnaar wordt verwezen, dat die niet valt te achterhalen. Die zogenaamde vaste jurisprudentie, wat wrakingen betreft is mij als ervaringsdeskundige echter zeer wel bekend. En ik verzeker u geachte lezer, die is in het geheel niet constant en stinkt aan alle kanten van arglistig bedrog, waarbij men enkele jaren geleden nog (zelfs in strijd met de Formele Wet te weten art. 133 Rv) de verplichte procesvertegenwoordiging van toepassing op wrakingsincidenten heeft verklaars, om dit rechtsmiddel te ondergraven, zodat daarmede nauwelijks nog tegen belangenverstrengeling kan worden geageerd.
Natuurlijk gaat het Hof ook nu weer voorbij aan alle feiten die klager ex art. 12 Sv ter ondersteuning van zijn beklag heeft aangevoerd, onder aanbieding van een overvloed aan wettig overtuigend bewijs, om zodoende tot de ondeugdelijke conclusie te kunnen komen, ik citeer: "Het Hof is met de Hoofdofficier van Justitie en de Advocaat-generaal van oordeel, dat niet is gebleken van enig strafbaar feit, of aanwijzing daartoe gepleegd, door het College van Procureurs-generaal, zodat de sepotbeslissing waartegen de klacht zich richt op goede gronden berust. Welnu het voorgaande deugt van geen kant. Immers, het CollEge van Procureurs-generaal verklaart formeel zelf ernstig corrupt te zijn in de hiernavolgende zinsnede, ik citeer: "In de archieven van het OM werd niets aangetroffen, waaruit zou kunnen blijken dat de bevelen van het Gerechtshof niet werden opgevolgd." Einde citaat.
De Nationale Ombudsman, die evenals dit Hof vergeefs verwoede pogingen ondernam om de corrupte activiteiten van het College van Procureurs-generaal c.q. van de Wijkerslooth de Weerdesteyn te versluieren, maakte het als juridisch hoogleraar nog bonter en ik citeer zijn Openbaar eindrapport d.d. 13 november 2003 dat volgde op de huiveringwekkende bekentenis van de Wijkerslooth en Donner, onder mijn juridische dwang op 23 juli 2003 formeel afgelegd, te weten: dat de Officier van Justitie meerdere bevelen van het Gerechthof ex art. 12i Sv gegeven tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed heeft verduisterd. Zodoende heeft het OM ter aanranding van mijn juridische belangen c.q. een behoorlijke procesgang illegaal plaatsgenomen op de stoel van de Formele Wetgever en van de Zittende Magistratuur, zodat zelfs dit Hof formeel niet meer kan functioneren, waarvan akte!
Citaat uit het openbaar eindrapport van de Nationale Ombudsman van 13 november 2003. "In de Archieven van het OM werd niets aangetroffen, waaruit iets zou kunnen worden opgemaakt over het opvolgen van de bevelen van het Gerechtshof tot het strafrechtelijk vervolgen van meineed aan de Officier van Justitie ex art. 12i Sv gegeven". einde citaat!
Tenzij er sprake is van juridisch zelfmoord, zoals bij genoemd Trio het geval, zou geen enkele jurist te goeder trouw het ooit aandurven voorgaande juridische onzin, die zich kenmerkt door arglistig bedrog en juridische onvolwaardigheid, te onderschrijven. Immers, iedere jurist te goeder trouw kan uit voorgaande juridische onzin niet anders lezen: "Ik ben zeer ernstig gecorrupeerd." waarvan akte! Het genoemde misdadige trio echter had daar als topjuristen geen enkele moeite mee; integendeel, zij volhard(d)en daarin tot het uiterste!
Ondanks dat houdt dit Hof in haar beschikking van 11 mei 2004 staande, ik citeer nogmaals ten overvloede: "Het Hof is met de Hoofdofficier van Justitie mr. H.C.D. Korvinus en Advocaat-generaal mr. Wittop Koning en Advocaat-generaal mr. Kaptein van oordeel, dat niet is gebleken van enig strafbaar feit of een aanwijzing daartoe, gepleegd door het College van Procureurs-generaal, danwel door één van haar leden." Einde citaat!
Resumerend concluderend, kom ik tot het volgende.
De stelling van de Werd luidende Motiveringscriminelen herkent men volstrekt feilloos aan de wijze waarop zij hun ondeugdelijke beslissingen motiveren, omdat daarin hun volledige bekentenis van hun corrupt zijn ligt opgesloten, heeft zich wederom als onfeilbaar bewezen. In strijd met vaste jurisprudentie van de Hoge-Raad der Nederlanden hebben de Mrs. H.C.D. Korvinus, Wittop Koning, Kapitein, de Vries, Huijgen en Mendblik, als leden van Zittende en Staande Magistratuur in samenspanning ex art. 80 Sr en onder de verzwarende omstandigheid van 44 Sr ambtshalve gefunctioneerd dit als Topjuristen op juridisch arglistig bedrieglijk volstrekt onvolwaardig niveau, waarvan akte. Dit ondanks mijn nadrukkelijke waarschuwing, dat mijnerzijds dergelijke liederlijke motiveringen niet worden geaccepteerd. Ter voorkoming. Dat genoemde individuen vanwege hun maatschappelijke status en/0f de zeer ernstige leemtes in de Formele Wet zich ter aanranding van de Nederlandse Rechtsorde in strijd met art. 11 lidc juncto 12 Ro geheel straffeloos kunnen inlaten met ersntig handelen en/of nalaten, anders dan uit hoofde van ziekte of gebreken, heb ik hen ter waarschuwing van de Burgers eveneens geplaatst in mijn lijst de Latroepe , alwaar juristen en politicie staan vermeld die even betrouwbaar zijn gebleken als een junk die moet scoren.
Aan de Hoofdofficier van Justitie Gerechtshof 's-Gravenhage.
Edelachtbare heer/Vrouwe,
De inhoudelijke strekking van het voorgaande Spreekt voor zich en dient u te beschouwen als een Formele aangifte mijnerszijds. U wordt verzocht de betrokken leden van het Hof en het OM strafrechtelijk te vervolgen terzake ernstig handelen en/of nalaten anders dan uit hoofde van ziekte en/of gebreken te weten deelneming aan een criminele organisatie ex art. 140 Sr onder de verzwarende omstandigheid van art. 44 Sr in samenspanning ex art. 80 Sr ter aanranding van de Nederlandse Rechtsorde gepleegd. Bij gebreke waarvan mijnerzijds een art. zesde art. 12Sv procdure in gang zal worden gezet.
Hoogachtend,
K.H. de Werd