Ik protesteer tegen de breidel van de wetenschap door de directie van het Centraal Planbureau (CPB).
In 1989 was ik daar zeven jaar in dienst als econometrist en wetenschappelijk medewerker. In dat jaar was ik betrokken bij de CPB lange termijn studie 'Nederland in drievoud 1990-2015', en ik maakte daarvoor het eerste verkennende 'technisch pad'. Mijn bevindingen, mede n.a.v. de val van de Berlijnse Muur, leidden tot een interne notitie van 23 november 1989, met de conclusie dat de grootste problemen niet speelden op de lange termijn maar juist de middellange termijn. Terwijl mijn chef in oktober een dubbele periodiek had voorgesteld (zoals gebruikelijk voor medewerkers op het zgn. referentiepad) kreeg ik in december slechts één periodiek. Mijn chef vertelde dat die notitie slecht gevallen was bij de directie en dat ik hem beter niet had kunnen schrijven. Hij waarschuwde voor mijn komende promotie naar een hogere salarisschaal. Dit alles was vreemd: want moet een wetenschapper aan dit soort gevolgen denken wanneer hij iets naar voren brengt ?
Doorvragen naar de betekenis van de situatie leidde ertoe dat ik in april 1990 naar een kamertje apart werd geplaatst, met de nieuwe opdracht 'lezen en schrijven'. Ik heb mijn analyse daar uitgewerkt tot een lezing voor het 'Albeda congres' van zomer 1990, en ik kon daarin verantwoord adviseren tot een parlementaire enquête naar de voorbereiding van het economisch beleid. Deze lezing heb ik ook ingebracht als CPB-notitie, maar deze werd door directeur Gerrit Zalm van interne bespreking tegengehouden, en daarmee ook weerhouden van de publicatiegang in de reeks 'op naam van de auteur'. Dit is breidel van de wetenschap en een inbreuk op de wetenschappelijke ethiek. Inderdaad oordeelde later een commissie van wetenschappers dat de directie hier de verdenking op zich laadt rechter in eigen zaak te zijn.
De breidel is ongedaan te maken. Breidel gaat niet voorbij ook al verstrijken er jaren. De directie van het Centraal Planbureau stelt dat het CPB een onafhankelijk wetenschappelijk instituut is. Ik betwijfel of dat juridisch en praktisch klopt, maar in ieder geval was mijn aanstelling een wetenschappelijke. Derhalve moet de analyse intern gepresenteerd kunnen worden en moet een publicatiegang mogelijk zijn. Wetenschap heeft geen zin wanneer men breidel toestaat, want daardoor wordt de informatie gecorrumpeerd.
In mijn analyse begrijpt het parlement de economische situatie niet en zou men vragen mogen gaan stellen. Natuurlijk kan ik het mis hebben, en natuurlijk moet het parlement zelf weten wat het wil, maar het punt blijft dat wanneer het parlement wetenschappelijk advies wil, hetgeen ik toch uit mijn wetenschappelijke aanstelling zou mogen afleiden, dat mijn analyse en advies dan zonder dwang de publicatiegang moeten kunnen maken. Vanzelfsprekend heb ik genoemde notitie in 1990 na de breidel ook aan het parlement gezonden, en is het parlement in die zin geïnformeerd, maar het blijft een notitie die niet intern besproken is kunnen worden, en in die zin is het parlement juist niet volledig geïnformeerd. Dat een kamerlid als bijvoorbeeld Ad Melkert destijds klaarblijkelijk geen kamervragen stelde, is op zich geen bewijs dat er geen vragen gesteld kunnen worden.
Sinds 1989 constateer ik een grote maatschappelijke onverschilligheid t.a.v. deze breidel van de wetenschap. Het huidige kabinet Balkenende roept op tot meer aandacht voor normen en waarden, maar ook dit kabinet maakt de breidel niet ongedaan. E.e.a. komt mij aldus niet geloofwaardig over. Dit bevestigt ook mijn analyse van een vertrouwenscrisis in de samenleving - zie mijn gebreidelde analyse (die men natuurlijk pas echt kan zien wanneer de breidel is beëindigd). Ik ben machteloos tegenover die genoemde onverschilligheid. Misschien helpt deze advertentietekst ?
Thomas Cool, 2 januari 2003
PM1: De collega's op het planbureau weten nauwelijks waarover het gaat. Ik zat immers plots op een kamer apart, bespreking van mijn analyse is tegengehouden, en ik heb de correcte en dus formele weg bewandeld en dus niet de wandelgangen. Tevens zijn de directie en mijn chef mijn persoonlijk functioneren zwart gaan maken - en dus de man en niet de bal gaan spelen - en dat maakt de situatie voor anderen minder overzichtelijk. Begrip is dus nodig voor het onbegrip bij de collega's. Echter, met mijn functioneren is niets aan de hand, en in een vreemde situatie heb ik juist netjes gehandeld. Met mijn economische analyse is ook niets mis. Er is iets heel anders aan de hand.
PM2: Ter bewaring van rechten alsmede vanuit de gedachte dat op deze manier ook informatie naar boven komt, heb ik ook de juridisch correcte weg bewandeld. De juridische situatie is inmiddels bizar. Rechters hanteren geen wetenschappelijke normen, maar hebben het uitgangspunt dat het 'bevoegd gezag' wel gelijk zal hebben. Bezwaar leidt niet tot nader onderzoek, en getuigen en deskundigen worden niet opgeroepen. De directie blijkt hierdoor een enorme machtspositie te hebben die de wetenschapsbeoefening schade doet. Voor een goede beoordeling van de situatie moeten de gerechtelijke uitspraken dus kritisch gewogen worden. De directie verdedigt zich momenteel met het argument dat de rechter het ontslag heeft toegestaan, maar men heeft niet aan een wetenschappelijke toets meegewerkt.
PM3. Voor het grotere publiek adviseer ik Hans Hulst en Auke Hulst m.m.v. ondergetekende, 'Werkloosheid en armoede, de oplossing die werkt', Thesis Publ. 1998. Wetenschappers doen er goed aan contact op te nemen.
Thomas Cool is auteur en econometrist