Drs. N.C. Burhove Jaspers was hoofdsamensteller van het IRM-rapport m.b.t. de bijbanen van juristen in Nederland

1e Vervolgbrief aan de Procureur-generaal van de Hoge Raad der Nederlanden

IRM . . Juristen . . EU Grondwet <==> SDN . . Klokkenluider . . Jeugdzorg . . Burhoven

Voorzitter van het Hof van Discipline Mr. A.J.W.M. Jurgens gedraagt zich in de verste verte
niet in overeenstemming met zijn verantwoordelijkheden; zijn optreden is beneden ieder peil !

drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA


PER FAX en PER POST



AAN:
    De Procureur-generaal, Mr. T.B. ten Kate
    Hoge Raad der Nederlanden
    Lange Voorhout / Kazernestraat 52
    Postbus 20303
    2500 EH 's-Gravenhage



BETREFT KLACHTEN:

  • het Hof van Discipline
  • Leden
  • Mr. A.H. van Delden

Wassenaar, 8 november 1998 _ _

Geachte heer Procureur-generaal,

Bijgaand treft u aan enige correspondentie tussen mij en het Hof van Discipline en wel:

  • beslissing No 2495 d.d. 5 oktober 1998
  • brief d.d. 1 oktober 1998 aan de voorzitter
  • brief d.d. 14 september 1998 van de griffier
  • brief d.d. 10 september 1998 aan de voorzitter
  • brief d.d. 8 september 1998 van de griffier
  • brief d.d. 3 september 1998 aan de voorzitter
  • brief d.d. 30 augustus 1988 aan de voorzitter
  • brief d.d. 31 augustus 1988 van de griffier
  • brief d.d. 30 augustus 1998 aan de griffier
  • brief d.d. 24 augustus 1998 van de griffier
  • brief d.d. 23 augustus 1998 aan de voorzitter; met bijlagen
  • brief d.d. 30 juli 1998 van Mr. A.H. van Delden
  • brief d.d. 27 juli 1998 van P. Vos, kennelijk namens de griffier
  • notulen d.d. 6 juli 1998

Ik verzoek u deze correspondentie qua inhoud als geheel herhaald en ingelast te beschouwen en ik vraag daarvoor uw ongedeelde aandacht.

Voor enkele punten vraag ik uw aandacht:

  1. de voorzitter van het Hof van Discipline Mr. A.J.W.M. Jurgens gedraagt zich in de verste verte niet in overeenstemming met zijn verantwoordelijkheden; zijn optreden is beneden ieder peil.

    1.1 op door mij gestelde zeer relevante vragen wordt niet of slechts ontwijkend ingegaan.

    1.2 zo ook de kwestie van notulen van de zitting d.d. 6 juli 1998. Die notulen zijn valselijk opgemaakt en de voorzitter blijft weigeren een juist, waarheidsgetrouw en mede door hem ondertekend proces-verbaal te laten opstellen. Al eerder heb ik u de vraag voorgelegd waar wij eindigen als geschiedvervalsing door de rechter wordt toegestaan, d.w.z. dat de rechter al op het meest basale niveau mag gaan knoeien met de vastlegging van de meest simpele feiten. Bij schijnrecht in Sovjetstijl ? Kennelijk zijn we al 'aardig' op weg.

    1.3 mijn wraking d.d. 3 september 1998 is 'gewoon' genegeerd, terwijl ik bepaald goede argumenten heb aangevoerd om vraagtekens te plaatsen bij de onpartijdigheid van de leden van die kamer van het Hof van Discipline. Dit is in strijd met de wet.

    1.4 ik heb de vraag voorgelegd mijn totale klacht die nu bijna 10 jaar loopt als geheel en op basis van feiten te onderzoeken. (Zie o.m. mijn brief d.d. 1 oktober 1998, punt 4). Antwoord heb ik niet ontvangen; dit kan slechts gezien worden als een weigering.

    1.5 de vraag ligt voor hoe de kamer van het Hof van Discipline zich kan beschouwen als voldoende onpartijdig; ik verwijs naar mijn brief d.d. 23 augustus 1998. Er werd niet op gereageerd. Het valt niet te bevatten hoe de advocaatleden die tevens rechter zijn oprecht zouden kunnen menen dat er sprake kan zijn van voldoende a priori onpartijdigheid.

    1.6 met goede redenen omkleed heb ik ter analyse en toetsing inzage gevraagd in uitspraken. Dit wordt geweigerd. Dat lijkt mij in strijd met het openbare karakter van onze rechtspraak.

    1.7 in eerste instantie heeft de voorzitter bewust verzwegen dat ook hij mijn ex-echtgenote kent

    1.8 voor meer klachtwaardige aspecten moge ik verwijzen naar de bijgevoegde briefwisseling

Samenvattend:

  • de voorzitter ontloopt en weigert vrijwel alles en ook misbruikt hij zijn macht.
  • dit is een aanfluiting van recht zoals de burger dat mag verwachten.

    wat hier gebeurt is een schijnvertoning die al helemaal niet overeenkomt met de bedoeling van de wetgever

  • deze gang van zaken is naar mijn mening een grove schending van artikel 6 EVRM
  • hetgeen ik meemaak met het Hof van Discipline maakt de indruk van een schandalige schijnoperette, waar de vriendjespolitiek van afdruipt.
  • in ieder geval kan dit niet aanspraak maken op de kwalificatie van redelijk, eerlijk en onpartijdig tuchtrecht

    Hierbij:

  • leg ik aan u voor een klacht ex artikel 14 a Wet R.O. over de voorzitter van het Hof van Discipline Mr. A.J.W.M. Jurgens
  • verzoek ik u Mr. A.J.W.M. Jurgens bij de Hoge Raad voor te dragen voor ontslag, onder meer op basis van artikel 11, lid c Wet R.O.
  • verzoek ik u de advocaatleden die tevens rechter zijn, uit het Hof van Discipline te doen verwijderen of als zodanig te laten ontslaan
  • verzoek ik u op basis van uw totale verantwoordelijkheid als hoogstgeschikte van het O.M. hierin te treden met een grondig onderzoek gericht op een volledige schoonmaak. Vanzelfsprekend sta ik tot uw beschikking voor nadere verduidelijking indien dat al nodig zou zijn. Het lijkt mij echter, dat ik een en ander in de bijgevoegde correspondentie al duidelijk heb uiteengezet.

  1. bezwaren tegen Mr. A.H. van Delden zijn mijnerzijds duidelijk gesteld; zie de genoemde correspondentie. Ik vat samen zonder dat ik daarbij in enig opzicht volledig zou willen zijn:

    2.1 hij kent mijn ex-echtgenote, ex-gerechtsauditeur van de Hoge Raad, Mr. M.C.M. de Kroon

    2.2 hij kent al tientallen jaren en zeer goed (sinds de Raio-fase) Mw. Mr. L. de Bruin, de oudste en beste studievriendin van mijn ex-echtgenote. Hoe ik over haar denk moge blijken uit mijn relaas " Met Recht Rot " en uit de bijgevoegde kopie van mijn brief d.d. 16 oktober 1996 aan Mr. Drs. M. Oosting , Nationale Ombudsman.

    Geruchten willen bovendien dat Mr. A.H. van Delden en Mw. Mr. L. de Bruin Mw. Mr. W. Sorgdrager, de vorige minister van Justitie, persoonlijk kennen en dat roept dwingend de vraag op of de uiterst twijfelachtige wijze, waarop de valsheid in geschrift waaraan mijn ex-echtgenote, ex-gerechtsauditeur fiscale zaken van de Hoge Raad, zich schuldig maakte werd afgedekt (zie mijn relaas "Met Recht Rot") daarmee samenhangt.

    2.3 hij kent Mr. J.W.D. van Oldenborgh, de advocaat van mijn ex-echtgenote. Na tien jaar ligt nu eindelijk dat segment van mijn klachten dat te maken had met Mr. van Oldenborgh op tafel bij het Hof van Discipline. Mr. van Oldenborgh is niet slechts advocaat maar ook al tien jaar Raadsheer-plaatsvervanger in Den Haag in het gebouw waarin ook de rechtbank waarvan Mr. van Delden president is, opereert. Het is u bekend hoe mijn klachten in dit kader versnipperd en vertraagd werden en systematisch onder het kleed geveegd zijn, ook door u.

    2.4 hetgeen nu bij het Hof van Discipline voorligt, is een beroep tegen de absurde beslissing van de Raad van Discipline, dat na acht jaar ik als klager niet-ontvankelijk zou zijn (de wet laat niet eens de mogelijkheid toe dat de klager (en niet de klacht) niet-ontvankelijk zou zijn).

    Ik verwijs ook naar de door mij aan u gestuurde klachtbrieven over die voorzitter en plaatsvervangend voorzitter, die ook door u stelselmatig niet, laat staan naar behoren, worden afgehandeld, maar ontweken. De voorzitter van die Raad van Discipline is Mr. F.C.H.M. Robbers, coördinerend vice-president van de rechtbank waarvan Mr. van Delden president is.

    2.5 een element van mijn klacht tegen Mr. van Oldenborgh betreft het vaststaande feit dat hij in het half uur voor het begin van een kort geding een privé-onderhoud had met de rechter die dat kort geding zou gaan voorzitten. Dat hoort absoluut niet voor te komen. Nergens in de beschaafde wereld wordt dat acceptabel geacht. Maar wie was die rechter ? Mr. Holtrop, vice-president van de rechtbank waarvoor Mr. van Delden als president verantwoordelijk is. Ik breng in herinnering hoe u mijn klacht over dat kwalijke optreden van Mr. van Holtrop, de feitelijke werkelijkheid negerend, naast u neerlegde met een schijnargument.

    2.6 verder is er ook de recente kwestie van Mw. mr Dil-Stork, vice-presidente van de rechtbank waarvoor Mr. van Delden als president verantwoordelijkheid draagt. Die Mw. Mr. Dil-Stork stelde zich zozeer op in het voordeel van mijn ex, dat ik mij genoodzaakt zag voor het eerst een rechter te wraken. Het is u bekend hoe Mw. Mr. Dil-Stork een proces-verbaal valselijk formuleerde. Ook die uiterst ernstige kwestie is door u onder het kleed geveegd. De bijeengeroepen wrakingskamer veegde de wraking aan de kant door bewust te weigeren de feiten te achterhalen en zich te baseren op die feiten.

  2. er is nu de beslissing d.d. 5 oktober 1998 door het Hof van Discipline omtrent de wraking van Mr. A.H. van Delden. Die uitspraak, waarmee Mr. van Delden compleet wordt 'schoongewassen', is op evident onrechtmatige wijze tot stand gekomen.

    De essentiële truc die gebruikt wordt is tamelijk doorzichtig en raakt kant noch wal. De drogredenatie gaat ongeveer als volgt: de rechter IS onpartijdig, dus moet degene die wraakt gaan aantonen dat die rechter niet onpartijdig is. Die truc werd ook al gebruikt door de wrakingskamer van de rechtbank te Den Haag; zie mijn brief aan u d.d. 27 september 1998. Maar daarmee wordt de wraker opgezadeld met een oneigenlijke en onmogelijke bewijslast die niet overeenkomt met de wet ter zake.

    Immers: de wet spreekt in artikel 29 Rv. van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. En daaraan wordt dan altijd vroom toegevoegd dat zelfs de minste schijn vermeden moet worden. Ook in dat geval van de wrakingskamer van de rechtbank Den Haag hebt u de wet aan de kant geschoven.

    Alle inspanningen van rechters als sofistische woordillusionisten ten spijt, zal iedere normale Nederlander kunnen constateren, dat ten aanzien van Mr. van Delden ik een hele reeks goede redenen gegeven heb die absoluut vallen onder het begrip " feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden ". Wat hier gebeurt is in strijd met artikel 6 EVRM. Dat van mij verwacht zou mogen worden nog enig vertrouwen te hebben in de a priori onpartijdigheid van Mr. van Delden is evident ronduit absurd. Ik heb eerder de indruk gekregen van een corrupte schavuit.

    Kortom: het afwijzen van deze wraking van Mr. van Delden is absurd en komt neer op misbruik van macht aan de zijde van het Hof van Discipline. Ook daarover beklaag ik mij bij u als hoogstgeplaatste van het O.M..

  3. Reeds eerder heb u de indruk gegeven dat u zich totaal wenst te distantiëren van het optreden van (rechters van) het Hof van Discipline. Echter : dit lijkt mij in strijd met de klachtregeling Wet R.O. Artikel 14 a e.v. en met artikel 6 EVRM. Bovendien dringt zich dan de vraag op tot wie een inwoner van ons land zich dan wel kan richten in geval van optreden van het Hof van Discipline, dat aanleiding geeft tot ernstige kritiek. Hierbij verzoek ik u om een eenduidige stellingname van uw rol ten opzichte van het Hof van Discipline en om eenduidige antwoorden op mijn openstaande vragen.

Als hoogstgeschikte van het O.M. bent u in de kern van de zaak toch zo ongeveer sinds eeuwen het alziend oog van de gemeenschap dat erop moet toezien dat alles, in ieder geval alles op juridisch vlak of met juridische repercussies, netjes loopt volgens de regels ? Ligt daarin niet uw meest fundamentele en enorme verantwoordelijkheid tegenover 15 miljoen landgenoten? Hebt u zich niet met uw ambtseed daaraan gecommitteerd en is daarmee niet uw aansprakelijkheid gesteld ?

Aan u heb ik nu voorgelegd een beeld van een verregaand verrotte situatie rond het Hof van Discipline, dus eigenlijk een beeld van verziekt, gecorrumpeerd tuchtrecht tegen advocaten. Ligt het dan niet juist op uw weg om hierin te treden met effectieve actie? Het is vanwege die meest fundamentele raison d'être van uw Hoge Functie, dat ik een beroep op u doe. Hoe moet de burger anders vertrouwen in de rechtspraak c.q. tuchtrechtspraak hebben?

Zulk dapper optreden lijkt mij natuurlijk ook geboden in het licht van artikel 6 van het EVRM. Deze vraag naar de essentie, waarmee ik mij wellicht volledig vergis, moet door u zó te beantwoorden zijn. Daarom verzoek ik u om een antwoord binnen 8 dagen. Zonder dat zal ik aannemen dat ik compleet de plank heb misgeslagen. Natuurlijk zou ik een zeer spoedige en goed doorwrochte reactie op alle door mij aan u voorgelegde vraagpunten, zeer waarderen.


Hoogachtend,


Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA

Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA
tel + fax: 070 5118922
e-mail: nburjas@planet.nl
van Polanenpark 58
2241 RS Wassenaar


Kopie:

  • President van de Hoge Raad der Nederlanden
  • Minister van Justitie
  • voorzitter Hof van Discipline
  • Sociale Databank Nederland; sdn