per fax 0115 617764 en per aangetekende post
Mr. C.F.E.P. Galama Postbus 25 4530 AA Axel
Naar aanleiding van het bovengenoemde onderwerp breng ik een aantal punten onder uw aandacht 1 -- ik neem aan dat hetgeen ik u schrijf doorgegeven wordt aan uw Mr. Leenders van de Raad van Toezicht, zoals dat ook gebeurde met mijn brief aan u d.d. 11 maart 2003 2 -- ik verzoek u al mijn eerdere brieven, maar in het bijzonder die van 11 maart 2003 en 10 april 2003 te beschouwen als geheel herhaald en ingelast. Gemakshalve voeg ik kopie bij van de genoemde twee brieven. Als ik mij tot u richt als Deken, betreft dat natuurlijk ook uw voorgangers Mr. Schute en Mr. Cambier. 3 -- uw brief d.d. 14 mei 2003 3.1 uw schrijven is evident een verregaand onvoldoende antwoord op mijn brief van 11 maart 2003 De maximale redelijke termijn zoals ingevoerd en gehanteerd door de Nationale Ombudsman, te weten 6 weken, is meervoudig verstreken. U gaat gewoon niet in op mijn brief van 11 maart 2003. Zulk ontwijken lijkt mij in strijd met uw plicht als Deken. 3.1 op mijn brief d.d. 10 april 2003 reageert u al helemaal niet. Ook in verband met die brief is redelijke termijn ruimschoots verstreken. 3.2 U spreekt van een declaratie van Mr. Wilgers die door de Raad van Toezicht kan worden vastgesteld. U gaat daarbij soepeltjes maar ten onrechte voorbij aan de kern van de zaak. Waarom zou ik Mr. Wilgers die voor mij ging optreden op basis van de afspraak 'no cure no pay', ook maar een dubbeltje schuldig zijn? Waarom zou het het bewuste lid van de Raad van Discipline zoveel tijd kosten. Het lijkt mij dat luttele momenten gebruik van hersenmaterie voldoende zouden moeten zijn om tot de conclusie te komen dat ik deze valse advocaat Wilgers totaal NIETS schuldig ben. Integendeel. 3.3 U stelt dat u overweegt over Mr. Wilgers klachten in te dienen omdat hij een afspraak 'no cure no pay' maakte en dat volgens u verboden is. Dat laatste klinkt interessant maar het is natuurlijk wel niet alleen tendentieus, maar onjuist: ik heb met Wilgers te goeder trouw de volstrekt legale afspraak 'no cure no pay' gemaakt. Als dat strijdig is aan de gedragsregels van de advocaten is dat een kwestie tussen u en één van uw advocaten, die mij niet ten nadele mag komen. Overigens heeft Wilgers zich op een aantal andere ernstige en fundamentele punten geheel niet gedragen volgens de gedragsregels. Zo heeft hij zich niet - zoals een advocaat betaamt - laten leiden door het belang van de cliënt. Integendeel: ik moge verwijzen naar zijn u bekende gekonkel tussen Mr. Wilgers en Mr. Van Delden, destijds president van de rechtbank te Den Haag. U draagt ten opzichte van mij verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid ten aanzien van alle punten waar Wilgers over de streep gegaan is en zich niet gedragen heeft als een advocaat betaamt. Voor zover u klachten over Wilgers in wilt dienen: dat valt toe te juichen, maar het zij uw zaak. Bij de haalbaarheid daarvan plaats ik echter vraagtekens omdat de hoofdoorzaak van het 'debacle Wilgers' als valse advocaat de Deken van Middelburg is, zoals u ook wel weet. Zo schreef ik in mijn fax d.d. 29 augustus 1999 aan u:
Gezien de eveneens zo waardevolle in juli/augustus door Mr. Wilgers aan Mr. Van Delden bewezen diensten is het uitermate waarschijnlijk dat Mr. Robbers, rechterhand van Van Delden, ervoor zal zorgen dat ook zo'n klacht geruisloos wordt weggewerkt. U hebt daar toch zelf direct ervaring mee? Mr. Robbers natuurlijk nog meer. -- In mijn brief d.d. 24 augustus schreef ik u:
U gaat hierop niet in, maar begint voorwaarden te stellen voor het geval ik een klacht zou willen neerleggen bij de Raad van Discipline: ik moet u daarom verzoeken en u zult de klacht zelf onderzoeken. Dat zou voor mij in principe een optie kunnen zijn, maar hoe moet ik erop kunnen vertrouwen dat u zo'n klacht neutraal en vlot zou afhandelen? Immers: het staat al vast dat de doorlooptijd van een onderzoek door u minstens 3 à 4 jaar bedraagt." Een concept hebt u niet opgesteld al vroeg ik u dat met een beroep op de advocatenwet. Ook in dit geval hebt u de wet naast u neergelegd. 3.4 U spreekt ietwat meewarig van 'een voor mij negatief vonnis'. Dat lijkt mij toch te krap door de bocht. Wilgers had als advocaat onder uw verantwoordelijkheid zich moeten wenden tot de Raad van Toezicht. In uw brief van 2 februari 2001 adviseerde u hem verdere vertraging te vermijden en onverwijld een begrotingsverzoek in te dienen. Waarom hebt u daaraan geen gevolg gegeven? Wij leven nu juni 2003 en mijn huidige advocaat (sinds oktober 1999) kan al die tijd niet voor mij optreden omdat Wilgers de dossiers onder zich hield en u dat gedekt heeft al is het tegenwoordig zó dat met het achterhouden van dossiers de grootst mogelijke terughoudendheid betracht moet worden. Een advocaat die voor een cliënt gaat werken op basis van 'no cure no pay', die de cliënt laat barsten en daarna de gemaakte afspraak 'vergeet', ja ontkent en alsnog een dikke declaratie opstelt, is dat niet ronduit een platte oplichter? Valt niet ook dat onder uw verantwoordelijkheden? Wilgers heeft zich tot de rechtbank gewend met zijn declaratie. Waarom? Natuurlijk zou, als hij in 2001 een begrotingsverzoek had ingediend, de kern van de zaak, te weten de afspraak 'no cure no pay', aan het daglicht gekomen zijn. De rechtbank wijst zijn verzoek af en verklaart zich onbevoegd en stuurt Wilgers alsnog door naar zijn Raad van Toezicht voor een begrotingsverzoek. Waarom zou ik dan de proceskosten moeten dragen? Dat is bizar.
3.5 U stelt de vraag of er tegen het vonnis van 22 januari 2003 hoger beroep is ingesteld?
3.6 U vraagt mij om processtukken. Dat lijkt mij curieus: u staat in een machtsverhouding vis-à-vis uw (valse) advocaat Mr. Wilgers die dus u op uw verzoek alle stukken moet kunnen leveren. Stante pede. Van uw Mr. Leenders heb ik begrepen dat u inmiddels beschikt over het volledige dossier. Dan beschikt u ook over:
3.7 Ik meen dat ik ruimschoots bewezen heb dat er sprake was van een afspraak 'no cure no pay' tussen Mr. Wilgers en mij. Dat moest ik bewijzen en dat heb ik bewezen zoals ook de rechtbank Den Haag in het vonnis van 22 januari 2003 bevestigt. Dat de rechter dan plotsklaps zomaar de bewijsopdracht uitbreidt is bizar: dat mag de rechter helemaal niet. Mijn huidige advocaat constateert in zijn brief van 5 maart 2003 aan Wilgers: "Waar opgedragen was aan mijn cliënt te bewijzen (door middel van getuigen) dat op basis van no cure no pay zou worden gewerkt en de Rechtbank vaststelt dat zulks het geval was, kan de Rechtbank niet overwegen dat de cliënt in de bewijsopdracht niet is geslaagd. Waar de discussie niet ging over de mate van cure, heeft de Rechtbank de rechtsfeiten aangevuld, hetgeen de rechter niet is toegestaan." 4 -- brief d.d. 27 mei 2003 van uw Mr. Leenders aan mij. Eerste gedachtestreepje: mee oneens. In mijn brief d.d. 11 maart 2003 aan u stelde ik:
Ontvangen heb ik niets: geen normaal leesbare kopie en een reactie evenmin. Kennelijk mag ik geen normale decente en leesbare kopie van Wilgers' onzinnige declaratie ontvangen. Ik herhaal mijn verzoek geheel. Tweede en derde gedachtestreepje: waarom heb ik dan niet eerder kopie ontvangen? 5 -- brief d.d. 23 mei 2003 van Mr. Wilgers aan Mr. Th.G.M.B. Leenders
De brief staat stampvol verdraaiingen; het zou ondoenlijk zijn daar in detail op in te gaan. Daarom betwist ik al wat Mr. Wilgers stelt, voorzover ik daar niet expliciet op in ga. Als u mijn commentaar wilt op enig specifiek punt dan verzoek ik u dat mij te laten weten; ik vroeg dat ook al in mijn brief d.d. 11 maart 2003 aan u, maar reactie is uitgebleven. ad punt 1. Totale onzin. Opmerkelijk is dat Mr. Wilgers nu eindelijk schriftelijk expliciet durft te beweren: "Ik betwist te zijn opgetreden op basis van de afspraak 'no cure no pay'." Mijn commentaar in gewoon Nederlands: hij liegt dat hij barst. Ik meen dat ik ruimschoots en formeel voor de rechter heb bewezen dat Wilgers voor mij optrad op basis van 'no cure no pay'. Zie ad punt 3.6 hiervoor. Waar hij dit, ondanks een zeer ruime hoeveelheid keihard bewijs, blijft ontkennen maak ik enkele kanttekeningen: 1 -- als Mr. Wilgers iets beweert, staat het hem vrij daarvoor bewijs te leveren. Hij heeft dat volledig nagelaten zoals ook de rechter in het vonnis van 22 januari 2003 constateert. Ik meen toch dat sinds de Romeinen het principe geldt dat degene die stelt, dient te bewijzen. Mr. Wilgers faalt totaal.
In mijn brief aan u d.d. 26 januari 2001 schreef ik u reeds: 2.1 Waarheid is dat met Mr. Wilgers afgesproken werd: "no cure , no pay". Mr. Wilgers ontkent dat nergens expliciet, maar gaat daaraan 'simpelweg' voorbij met zijn financiële eisen. Hoe nu moet ik mij daartegen kunnen verdedigen? 2.2 waarom stuurt u mij niet een door Mr. Wilgers ondertekende eenduidige verklaring dat "no cure, no pay" NIET afgesproken zou zijn. Wat mij betreft zou hij in die zin onder ede moeten verklaren; dan kan hij in vol bewustzijn meineed plegen. Ik ben volledig bereid hierover onder ede te verklaren, indien nodig." Die brief moet nu in uw bezit zijn omdat u inmiddels beschikt over het gehele dossier. 3 -- inmiddels ben ik, vooral ook als resultaat van het optreden van Mr. Wilgers ca. fl 100.000 meer insolvabel geworden en ben ik fors "in het rood weggezakt". Zelfs alleen al gemeten aan de schriftelijke hiervoorgenoemde formulering van Wilgers, is het een schande dat hij toch aanspraak maakt op een omvangrijke betaling (overigens zó omvangrijk dat de destijdse procureur Mr. Bogaardt schriftelijk daarover zijn verbazing heeft uitgesproken). 4 -- als Wilgers - ten onrechte - beweert dat hij niet optrad op basis van 'no cure no pay', hoe is dan wel opgetreden? Hij rept daarover niet met één enkel woord. Hij heeft mij tijdens zijn betrokkenheid geen enkele (voorlopige) rekening gestuurd en heeft evenmin gewaarschuwd voor de ontwikkeling van de kosten, zoals hij in een 'normaal' geval (niet 'no cure no pay') volgens de gedragsregels had moeten doen. Ook hieruit moge de leugenachtigheid van Wilgers blijken. ad punt 3. ad punt 5.
Ik verzoek u de inhoud van deze bijlagen, die voor zich zal spreken, te beschouwen als geheel herhaald en ingelast. Zie voetnoot 1 voor enige nadere toelichting over het zogenaamde 'voorschot'. Wilgers is niet in staat gebleken de evident foute drogredeneringen van de rechters aan de kaak te stellen en te doorbreken. Opgeklopte juristerij verandert daaraan niets. Door de rekeningen van advocaten sinds 1986 (ca. fl 400.000) en als gevolg van de fl 100.000 die ik als 'voorschot' aan mijn ex heb moeten betalen ben ik fors "in het rood ben weggezakt". En dat noemt Wilgers een geldelijk positief eindresultaat!! Minder negatief is nog niet positief. Overigens beweert Wilgers dat hij voor mij een positief eindresultaat van fl 100.000 heeft behaald. Dit is apert onjuist: er is helemaal geen eindresultaat zoals alleen al moge blijken uit de truc van 'voorschot'.
Na 17 jaar is het einde nog niet in zich. terwijl ik voldaan heb aan de huwelijksvoorwaarden. En bij 'no cure no pay' gaat het om het behalen van een geldelijk positief resultaat op de einddatum. Zie mijn opmerkingen over 'no cure no pay'. (bijlage 4 )
ad punt 7.
ad punt 11.
ad punt 11.3 Algemeen geldt dat het belang van de cliënt niet gediend is met grote hoeveelheden van door een advocaat gecreëerde juristerij, maar wel bij het realiseren van oplossingen voor die cliënt. En daar heeft Wilgers jammerlijk gefaald. Ook de manier waarop hij mij liet vallen na zijn gekonkel met Van Delden is strijdig aan de gedragsregels. (Zie mijn brief aan u .....)
Afsluitende zin: "In het antwoord van Burhoven is geen enkel dragend argument te vinden om de declaratie te matigen".
6 -- Vonnis 22 januari 2003: Wilgers heeft hier niets tegen in gebracht. U bent advocaat en zult ook wel gezien hebben dat genoemd vonnis bizar is, vol tegenstrijdigheden zit en ronduit inacceptabel is. Zeker qua inhoud, maar zelfs de zo elementaire scheiding van feiten, beslissingen en wettelijk verplichte motivering wordt niet gerespecteerd. Mede daardoor komen de overwegingen en de beslissingen helemaal niet overeen. De rtechter heeft niet begrepen of niet willen begrijpen wat 'no cure no pay' inhoudt. Zie bijlage 4 : commentaar bij het vonnis van 22 januari 2003. Mr. Wilgers is d.d. 8 mei 2003 gedagvaard in hoger beroep.
7 -- NO CURE NO PAY
Waarom zou ik Wilgers ook maar iets schuldig zijn? U en uw mr. Leenders draaien met het negeren van het aspect 'no cure no pay' beide om de hete brij heen, kennelijk in een poging - ten onrechte - om toch de suggestieve fictie ingang te doen vinden dat het hier gaat om een 'normale' advocaat die een 'normaal' begrotingsverzoek indient. Door het maanden- , ja jarenlang ontwijken probeert u een suggestieve illusie te doen postvatten als een echte luchtspiegeling. Dat doet mij denken aan de woorden van Montaigne: In mijn brieven aan u d.d. 11 maart 2003 en 10 april 2003 heb ik de kern van de zaak aan de orde gesteld: waarom zou ik Wilgers ook maar iets schuldig zijn, gezien de gemaakte en bewezen afspraak 'no cure no pay'. Ik heb met Wilgers een geheel legale afspraak gemaakt. Als hij gehandeld heeft in strijd met de gedragsregels der advocaten is dat een kwestie tussen u en hem. Dat doet niets af aan de tussen Wilgers en mij gemaakte afspraak. Als een advocaat met een cliënt de afspraak 'no cure, no pay' maakt en hij laat die cliënt grofweg vallen omderwille van zijn eigenbelang en om dat van de president van de rechtbank te dienen en hij legt later alsnog toch een vette declaratie op tafel en start een procedure voor de rechtbank die zijn claim niet toekent, heeft hij dan nog enig recht om van de Raad van Toezicht c.q. van zijn Deken enige financiële claim toegekend te krijgen. Als hij zich niet wenst te houden aan de gedragsregels der advocaten, waarom zou hij dan nog terug kunnen/mogen vallen op zijn Deken, c.q. de Raad van Toezicht in zijn arrondissement? Wat is daarvoor de wettelijke basis? Een standpuntbepaling heb ik van u en van uw Mr. Leenders niet mogen ontvangen, terwijl redelijke termijn reeds lang verstreken is. Kennelijk draait u om de hete brij heen om aldus toch de gekunstelde fictie te creëren en in stand te houden dat er sprake zou zijn van een begrotingsprocedure. Nog langer uitblijven van eenduidige en gemotiveerde standpuntbepaling en van uw zijde zal ik na 14 dagen nog slechts kunnen duiden als een geëxpliciteerde weigering. 8 -- Wilgers en Van Delden.
In mijn fax d.d. 28 juni 1999 aan u schreef ik:
Mr. Van Delden handelt in strijd met de wet en poogt via Mr. Wilgers mij zover te krijgen dat ik maar daarmee instem. Mr. Wilgers gaat daarin mee, in privé-communicatie die ook al in strijd met de wet is, en blijkt bereid Mr. Van Delden een dienst te bewijzen zelfs door toepassing van het zwaarste machtsmiddel dat hem als advocaat ter beschikking staat: de dreiging mij als cliënt stante pede te laten vallen als ik niet onvoorwaardelijk instem met het schoonwassen van Van Delden, Paris enz.. Waar ik niet buig voor misbruik van macht, poogt hij mij metterdaad te laten vallen waarmee hij Van Delden ook een dienst bewijst, evenals mijn ex die Van Delden persoonlijk kent. Mr. Wilgers misbruikt zijn macht teneinde onrechtmatig handelen van Mr. Van Delden af te dekken en mijn belangen te verkwanselen; dat is uitermate bedenkelijk. Het lijkt mij dat hier eigenlijk een kwalificatie als criminele collusie op z'n plaats is. Voor u zal er, naar ik aanneem, de keuze zijn hier met de harde hand corrigerend in te treden of hierbij uzelf te impliceren ten aanzien van Mr. Wilgers als advocaat die onder u ressorteert." In mijn fax d.d. 30 juli 1999 aan u schreef ik:" Het moge duidelijk zijn dat Mr. Wilgers te Goes, ondanks verzoek daartoe, weigert en blijft weigeren kopie te verstrekken van zijn volledige correspondentie met Mr. Van Delden, met het bureau President rechtbank Den Haag, en weigert volledige opening van zaken te geven (data en inhoud telefoon-gesprekken enz., persoonlijke ontmoetingen enz.), omtrent kort gezegd AL zijn contacten met Mr. Van Delden." In mijn fax d.d. 12 augustus 1999 aan u merkte ik op: "Daarbovenop kwam d.d. 1 juli 1999 de trucage met Mr. du Pon. Mijn standpunt is steeds geweest: ik kan geen seconde vertrouwen hebben in een zitting met enige rechter ressorterend onder Van Delden zolang de wraking van Mr. Paris niet volgens de wettelijke regels afgehandeld is en de kwestie met Mr. du Pon niet opgehelderd. Maar Mr. Wilgers heeft zich voor het karretje van Mr. Van Delden laten spannen en mij op de meest grove wijze onder druk gezet om het onrechtmatige optreden van Mr. Van Delden met Paris en du Pon maar te vergeten en zo af te dekken. Dat is misbruik van zijn positie als advocaat in het kader van criminele collusie". In mijn fax d.d. 12 augustus 1999 merkte ik op: "Tentoongespreid wordt een gedragspatroon van hielenlikken naar boven (Van Delden) en hakkentrappen naar beneden (naar de cliënt)." In mijn fax d.d. 13 augustus 1999 aan u schreef ik :
8 -- DOSSIERS Al jaren geleden verzocht ik u de dossiers ter beschikking te stellen van mijn huidige advocaat. In mijn brief d.d. 10 april 2003 vroeg ik u nogmaals de dossiers ter beschikking te stellen. Ik meen dat sinds 1998 uiterste terughoudendheid in acht wordt genomen ten aanzien van het achterhouden van dossiers. U heeft de dossiers niet ter beschikking willen stellen van mijn huidige advocaat. Dat zij uw keuze, maar is ook uw verantwoordelijkheid. 9 -- Toegang tot de rechter In mijn brief aan u 10 april 2003 schreef ik:
Deze blokkade vanaf oktober 1999 is ook uw verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Ik acht deze situatie in strijd met het EVRM en met artikel 17 van de Grondwet. Reactie is uitgebleven. 10 -- Tuchtrecht tegen advocaten In september 1989 legde ik klachten over een vijftal advocaten voor aan de Raad van Discipline. Mijn klachten werden opgesplitst over 3 Dekens (Den Haag, Rotterdam, Dordrecht). De afhandeling werd jaren getraineerd en liep vast. Deze klachten heb ik rond de jaarwisseling 1995/1996 gereactiveerd en aangevuld met klachten over de Dekens die mijn klachten niet naar behoren hadden afgehandeld. Na 1996 kon ik met een één deel (betreffende de advocaat van mijn ex, tevens Raadsheer-plaatsvervanger in het Hof Den Haag) door naar het Hof van Discipline. Daar vond ik Van Delden tegenover mij; hij weigerde zich te verschonen en ik moest hem wel wraken. De klachtafhandeling liep vast in het spreekwoordelijke drijfzand en Mr. Van Oldenborg werd afgedekt. Mijn klacht dat hij in september in het half uur voor een zitting voorgezeten door mr. Holtrop (vice-president rechtbank Den Haag onder Van Delden) een onderonsje had met diezelfde mr. Holtrop is door het Hof nooit afgehandeld. De PG bij de Hoge Raad dekte deze kwalijke gang van zaken.
De klachten over de andere 4 advocaten werden door de voorzitter van de Raad van
Discipline Mr. Robbers, coördinerend vice-president van de rechtbank Den Haag,
dus de rechterhand van Van Delden, ter onderzoek en rapportage doorgeschoven
naar de Deken van Middelburg, destijds Mr. Schute! Daar liggen die klachten nog steeds. Onafgehandeld, ondanks mijn protesten.
In mijn fax aan u
d.d. 28 juni 1999 schreef ik u : " Ongetwijfeld zult u zich herinneren dat Mr. Robbers, rechterhand van Mr. Van Delden, als
In mijn brief
aan u d.d. 6 december 2000 schreef ik u al: "7 -- in ons telefoongesprek merkte ik al op dat ik in 1989 klachten over enkele advocaten
Mr. Schute heb ik als Deken daaraan schriftelijk herinnerd en hem gemaand toch vooral zijn onderzoek af te sluiten en zijn bevindingen in de vorm van een rapport vast te leggen teneinde dat te doen toekomen aan de Raad van Discipline te Den Haag. Resultaat is geheel uitgebleven. In het licht van een doorlooptijd van minstens 11 jaar (september 1989 - december 2000) zouden sommigen kunnen gaan denken in termen van samenspanning en bewuste sabotage-tactieken gericht op het de facto effectief uitschakelen van het advocatentuchtrecht, waarmee het optreden van mijn ex, ex-gerechtsauditeur van de Hoge Raad, c.q. van haar advocaat / tevens Raadsheer Hof Den Haag Mr. Van Oldenborgh, aan de kritische blik werd/wordt onttrokken. Volgens mij is het op z'n minst een bijkans bizar jammerlijk falen van (dit deel van) het recht, dat niet thuishoort in een democratische rechtsstaat." 11 -- Rekest civiel Wilgers dagvaardde in mei 1999 mijn ex in een procedure rekest civiel. Zij stond voor antwoord in september 1999, toen Wilgers mij op kwalijke wijze (om Van Delden te gerieven) liet vallen. Enige tijd later bleek dat de rolrechter 'spontaan' het antwoord van mijn ex op de rol had geplaatst van november 2002. De destijdse procureur bezweert mij dat hij daarbij niet was betrokken, maar hij neemt aan dat Wilgers dit op de een af andere manier (via Van Delden ?) heeft geregeld. Dat is merkwaardig omdat de rolrechter natuurlijk alleen maar contact zou mogen hebben met de procureur. November 2002 is inmiddels verstreken zonder enig nieuws. U weet dat mijn huidige advocaat dankzij u niets kan doen. Zie onder 8 -- DOSSIERS. Zo is en wordt ook het rechtsmiddel van herziening mij de facto ontnomen; door Wilgers en door u. 12 -- Wilgers over Hare Majesteit en Prins Bernhard Ik vind de wijze waarop Wilgers zich opstelt tegenover het Koningshuis liederlijk en voor een advocaat in Nederland onacceptabel. Daarover heb ik u met redenen omkleed in meerdere brieven ingelicht. Iedere reactie is uitgebleven. In mijn fax aan u d.d. 12 augustus 1999 merkte ik op: "7 -- Bij zijn brief gedateerd 7 augustus 1999 heeft Mr. Wilgers, overigens zonder verdere toelichting, gestuurd een krantenartikel over een boek dat door Prins Bernhard van een voorwoord was voorzien; zie kopie. Dit laat zich aanzien als de zoveelste uiting van zijn onbeheersbare neiging in te hakken op ons staatshoofd als vazal van de Britse Kroon, op Prins Bernhard als crimineel en op het WNF als criminele organisatie. Hij kan de smaad en laster kennelijk niet laten. Het komt mij voor dat het uw taak is om hem ook wat dat betreft tot de orde te roepen. D.d. 22 september 1999 schreef ik u: "Mij bereikte over de fax een opmerkelijke brief d.d. 14 september 1999 van de hand van mr. Wilgers en kennelijk gericht aan ons staatshoofd. Zie bijgaande kopie. Ik maak enkele opmerkingen zonder de pretentie volledig te zijn:
Daarbij voegde ik kopie van mijn faxbrief d.d. 26 juli 1999 aan mr Wilgers, waarin ik stelde: "In 1966 studeerde ik als experimenteel fysicus cum laude af; ik had mogelijkheden om
aan de universiteit te blijven voor promotie-onderzoek. Maar ik koos ervoor in dienst te gaan.
Het kwetst mij diep dat u beweert dat ons staatshoofd, als vazal van de Britse Kroon, direct betrokken is bij neokolonialisme door via internationale organisaties, in de eerste plaats het WNF, steeds meer gebieden overal ter wereld in de greep te krijgen. Voorts stelt u keer op keer dat Prins Bernhard in vol bewustzijn zich (mede)schuldig gemaakt heeft aan massamoord (u noemt meer dan 1 miljoen slachtoffers) en nazi was, is en blijft. Dat dergelijke aantijgingen mij erg storen, lijkt u niet tot uw bewustzijn te willen laten doordringen. Ik vind dat u ermee verregaand over de schreef gaat. Loyaliteit tegenover het land waarin u leeft en uw beroep mag uitoefenen, en daarmee ten opzichte van het rechtstelsel dat deze samenleving bijeenhoudt, schijnt geen motiverende factor te zijn." Van deze observaties betreffende de duistere obsessie van mr Wilgers over ons Koninklijk Huis bent u, als Deken verantwoordelijk voor mr Wilgers, op de hoogte vanaf 27 juni 1999, maar u hebt ermee niets gedaan. Dat lijkt mij voor u als Deken, eufemistisch uitgedrukt, beneden de maat. De conclusie die zich onontkoombaar opdringt is: wie zwijgt, stemt toe. 13 -- Een Valse Advocaat te Goes. Zie voetnoot 2 voor meer informatie over Wilgers.
Ik heb nu de schandelijke consequenties van dat soort onrechtmatig handelen moeten ondervinden en ik acht en houdt u, en de overige advocaten van het arrondissement Middelburg verantwoordelijk en aansprakelijk. Die wettelijke voorwaarde is een garantie jegens iedere Nederlander, die een koperen bord ziet van advocaat Jansen of Pietersen en dan denkt dat het gaat om een advocaat die een voor de beroepsgroep vereiste proeve van bekwaamheid heeft afgelegd. En daarbij gaat het natuurlijk niet alleen om kennis en bekwaamheid, maar ook over de juiste attitude. Maar het is ook unfair tegenover alle andere confrères die wel conform de wettelijke regels
die proeve van bekwaamheid hebben moeten doorstaan. En hoe dan tegenover andere
stagiaires die niet geschikt voor het beroep van advocaat werden bevonden?
14 -- De DEKEN van Middelburg. In mijn fax d.d. 8 september 1999 aan u schreef ik: "2 -- ik verneem gaarne klip en klaar van u of u nu bereid bent alle onbeantwoord gebleven
Al eerder heb ik gewezen op mijn mening dat u daarmee handelt in strijd met het EVRM en de Grondwet. Ook meen ik dat uw optreden in strijd is met datgene wat ik als inwoner van de EU mag verwachten. Samenvattend:
Ik verzoek u om éénduidige antwoorden over alle openstaande vragen, d.w.z. door u (daarbij inbegrepen uw voorgangers) jarenlang niet beantwoorde vragen. In mijn brief van 10 april 2003 vroeg ik u de eerdere correspondentie te beschouwen als geheel herhaald en ingelast. Reactie is uitgebleven. Als burger verzoek u als Deken uw wettelijke verantwoordelijkheid jegens mij te nemen en AL mijn openstaande vragen éénduidig te beantwoorden. Bij uitblijven van antwoorden zal ik na 14 dagen slechts kunnen concluderen tot een geëxpliciteerde weigering. Het optreden dat ik meemaak van de zijde van Wilgers en van u, lijkt mij de mede-verantwoordelijkheid en mede-aansprakelijkheid van alle advocaten in het arrondissement Middelburg.
Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA
BIJLAGEN
Voetnoot 1
Een advocaat moet toch de advocatenstage van 3 jaar met goed gevolg afgesloten hebben, eer hij/zij zich mag vestigen als zelfstandig advocaat ? Een cliënt zal toch alleen maar kunnen veronderstellen dat de advocaat voldaan heeft aan die toelatingseisen, beschikt over de
Het lijkt wel een situatie van iemand die niet door het arts-examen komt en toch als arts optreedt. Degene die hem dat, in strijd met de regels, mogelijk gemaakt heeft draagt dan toch zeker de volledige verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor ieder later handelen in strijd met
Gaarne hoor ik van u onverwijld wie het Mr. Wilgers, ondanks zulk flagrant falen in het kader van de advocatenstage, mogelijk gemaakt heeft ingeschreven te worden als lid van de balie. Of is er misschien sprake geweest van een voorwaardelijke toelating tot de balie?"
Dat roept bij mij de vraag op: is Mr. Wilgers eigenlijk wel formeel, of op formeel juiste wijze, advocaat geworden? En hoe/waar is hij afgestudeerd als meester in de rechten ? Met klem verzoek ik u hierbij om volledige opening van zaken inzake deze bedenkelijke aangelegenheid. Zonder dat zal ik na 8 dagen aannemen dat u dat weigert omdat u zelf ge-impliceerd bent. In mijn fax d.d. 12 augustus 1999
aan u schreef ik: " Ik verzoek u om een volledige reactie en om onverwijlde toezending van kopie van de stage- verklaring en om opgave van de naam van degene die Mr. Wilgers middels die stageverklaring de facto toeliet tot de balie, en als advocaat losliet op de mensheid, ondanks de ervaringen van zijn patroon. Is het juist dat Mr. Wilgers slechts 2 jaar stage had gevolgd, terwijl advocaten minstens 3 jaar (of nu zelfs 4) jaar stage moeten lopen ?
Kennelijk is zijn brief er op gericht om iedere negatieve kwalificatie over de communicatie tussen hem en Mr. Van Delden, in ieder geval tegenover u als Deken, de wind uit de zeilen te nemen. Maar u kent de inhoud van artikel 24 R.O. en bent als Deken zeker in staat om
Op 22 juli 1999 schreef ik aan Mr. Wilgers: "Tijdens mijn bezoek aan Goes op 26 juni in verband met de voorbereiding van de pleitnota voor de zitting voor het Hof op 30 juni , maakte u uit uzelf de opmerking dat u nooit zou handelen zoals mijn vorige advocaat Mr. Bogaardt in Wassenaar, die althans enigszins op papier zette hoe er oneigenlijk druk op hem werd uitgeoefend door / vanuit van Delden. U weet dat die situatie neerkwam op de boodschap: die cliënt laten vallen of anders gaan we je kantoor kapotmaken. U zou in zo'n geval zelf wel bepalen wat u zou doen of laten, maar ik zou er niet van te horen krijgen. Ik vond dat een merkwaardige opmerking. Nu doet zich nogmaals een situatie voor van actieve beïnvloeding door van Delden en gedrag in strijd met art. 24 wet R.O.."
In mijn brief d.d. 27 juli 1999 aan u stelde ik met helaas goede redenen: "Hierbij verzoek ik u -- onmiddellijk in te grijpen voor deze advocaat als een dolgedraaide woesteling nog meer schade aanricht" Voorzover mij bekend, hebt u dat nagelaten. Nu blijkt wel mijn vrees bewaarheid te zijn. Nogmaals wijs ik u op uw verantwoordelijkheid en verzoek ik u met klem hierin te treden om verdere schade te voorkomen en aangerichte schade te herstellen waar mogelijk. Hoe dan ook, één ding heeft Mr. Wilgers buiten kijf bewezen: hij speelt bewust Mr. Van Delden en mijn ex in de kaart. Dat is verraad aan de cliënt. Tentoongespreid wordt een gedragspatroon van hielenlikken naar boven (Van Delden) en hakkentrappen naar beneden (naar de cliënt). In mijn fax aan u d.d. 12 augustus 1999 merkte ik op: "In mijn brief d.d. 27 juli 1999 aan u stelde ik met helaas goede redenen: "Hierbij verzoek ik u -- onmiddellijk in te grijpen voor deze advocaat als een dolgedraaide woesteling nog meer schade aanricht" Voorzover mij bekend, hebt u dat nagelaten." In mijn fax
d.d. 18 augustus 1999 aan u schreef ik:"7 -- hierbij leg ik aan u voor dat het mij lijkt dat de enige juiste handelswijze vanuit uw op wettelijke grond gefundeerde verantwoordelijkheden zou zijn Mr. Wilgers zonder enig dralen op non-actief te stellen, zodat ook andere cliënten gevrijwaard kunnen zijn van blootstelling aan zijn onconventionele en tevens onrechtmatige werkmethoden.
Ik herhaal: "Mocht dit beeld gemeten aan feiten op enig punt onjuist zijn, of aanvulling behoeven dan hoor ik graag van u." Wel op basis van vaststaande en verifieerbare feiten graag. Deze zaken waren mij niet bekend voor ik in contact kwam met Mr. Wilgers." In mijn fax d.d. 28 augustus 1999 aan u schreef ik: "2 -- voorzover mij nu bekend, is Mr. Wilgers toegelaten tot het uitoefenen van het beroep van
Mocht ik dit fout begrepen hebben, dan hoor ik dat gaarne van u, maar dan wel met volledige opening van zaken op basis van verifieerbare feiten. Tot nu toe hebt u mijn dringende verzoeken over informatie daarover volledig naast u neergelegd. De conclusie ligt voor de hand dat u als Deken niet alleen hebt verzaakt, maar bovendien iets ernstigs te verbergen hebt. In mijn fax d.d. 6 december 2000 aan u schreef ik: "2 -- ik vroeg u om feitelijke informatie omtrent Mr. J.G.G. Wilgers. Ondanks uw opmerkelijke terughoudendheid herhaal ik deze vraag. Ik verzoek u om toezending van de volgende concrete gegevens:
Voorzover u dat nodig mocht achten, ben ik bereid normale kopiekosten te vergoeden. Mocht u bezwaren zien, dan blijft mij niets anders over dan mij te wenden tot de Orde in Den Haag c.q. tot de Landelijk Deken van de Orde."en
Van het bovenstaande kan niet iedere komma en punt gewogen worden op een goudschaaltje. In ieder geval is duidelijk en controleerbaar dat Mr. Wilgers op een onrechtmatige zeer bedenkelijke manier zijn stagebriefje kreeg. Ik meen dat ik belazerd ben en dat de onderste steen boven moet komen. De Deken heeft gehandeld in strijd met de wet. Ook de Deken heeft niet de bevoegdheid zich boven de wet te plaatsen en een Beun de Haas toestemming te geven te gaan optreden als zelfstandig advocaat. Ik ben bedot en het debacle Wilgers is volledig terug te voeren op die misslag van de Deken. Aldus is de Deken van Middelburg geheel verantwoordelijk voor alle absurde toestanden die ik heb ondervonden van de zijde van deze valse advocaat Mr. Wilgers.
|
per fax 0115 617764 en per aangetekende post
Mr. C.F.E.P. Galama Postbus 25 4530 AA Axel BETREFT: begrotingsverzoek van Mr. J.J.J. Wilgers d.d. 13 februari 2003
Naar aanleiding van het bovengenoemde onderwerp breng ik enkele punten onder uw aandacht.
12-06-1999 Studie 3.50 22-06-1999 Telefonisch onderhoud cliënt 0.50 22-06-1999 Studie 6.75 24-06-1999 Studie 8.50 25-06-1999 Studie 3.00 26-06-1999 Gesprek cliënt 5.50 (ik werd uitgenodigd bij de lunch een boterham mee te eten, maar kennelijk waren dat zeer dure boterhammen) 26-06-1999 Voorbereiding pleidooi 5.75 27-06-1999 Studie zittingsnota 9.25 27-06-1999 Voorbereiding pleidooi 3.20 28-06-1999 Studie zittingsnota 5.75 28-06-1999 Voorbereiding pleidooi 2.15 29-06-1999 Studie zittingsnota 8.75 29-06-1999 Uitwerken pleidooi 3.30 30-06-1999 Zitting 2 x 1.25 2.50 30-06-1999 Pleidooi 3.00 30-06-1999 Pleidooi RB (nee; niet rechtbank, maar Hof) 2.50 Nabespreken 0.25 Reistijd 50 % van 3.00 uur 1.50 Totaal circa 75 uur. inclusief BTW circa fl 20.000
Deze absurde getallen tonen dubbeltellingen en hyperinflatie aan, en illustreren Wilgers' peil van betrouwbaarheid.
Hoogachtend,
tel + fax: 070 5118922 e-mail: nburjas@planet.nl van Polanenpark 58 2241 RS Wassenaar
|
per fax 0115 617764
AAN:
Mr. C.F.E.P. Galama Postbus 25 4530 AA Axel BETREFT:
Wassenaar, 10 april 2003
Geachte Deken, Hierbij breng ik onder uw aandacht dat ik geen enkele reactie heb mogen ontvangen op mijn brief d.d. 11 maart 2003 aan u; ik betreur dat. Het is u bekend dat mijn huidige advocaat - sinds oktober 1999 - niets kan doen zolang hij niet beschikt over de volledige dossiers. Dat is het gevolg van de apert onwaarachtige ontkenning door Mr. Wilgers van de tussen hem en mij gemaakte afspraak "no cure no pay". De leugenachtigheid van Mr. Wilgers is inmiddels vast komen te staan. Mr. Wilgers weigerde en weigert de dossiers door te geven aan mijn huidige advocaat en De Deken van Middelburg dekte dat en dekt dat; volstrekt ten onrechte. Het moge evident zijn dat ik, vanwege de verplichte procesvertegenwoordiging, in mijn toegang tot de rechter nu al jaren zeer ernstig gehinderd wordt omdat mijn huidige advocaat niet kan optreden op basis van de dossiers. Deze blokkade vanaf oktober 1999 is ook uw verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Ik acht deze situatie in strijd met het EVRM en met artikel 17 van de Grondwet. Nogmaals verwijs ik u naar de inhoud van mijn brief van 11 maart 2003. Een zeer spoedig en afdoend antwoord van uw zijde lijkt mij in de rede te liggen.
Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA
|
Het begrip 'no cure no pay'
Definitie van "no cure no pay" uit Fockema Andreae's Juridisch woordenboek 1990 dat verwijst naar W.v.K. artt. 545-571:
Volgens Kluwer Collegebundel zijn artt. 545 - 576 Van hulp en berging vervallen bij wet van 23 mei 1990. Maar dat wil nog niet zeggen dat de gegeven definitie van het begrip 'no cure no pay' niet meer zou gelden. Waar is nu alles te vinden over 'van hulp en berging'?
"No cure no pay" is kennelijk een standaard-vorm in de scheepvaart als het gaat om berging van een schip. Cruciaal is daarbij het te realiseren eindresultaat, te weten het afmeren van het kostbare schip in de haven. Lukt dat dan krijgt de berger zijn bergloon, lukt dat niet dan krijgt de berger niet betaald. Makelaars werken vaak op basis van no "cure no pay". Bij bemiddeling in geval van opvullen van vacatures wordt gewerkt op basis van "no cure no pay"; de bemiddelingsfee wordt pas in rekening gebracht na definitieve succesvolle bemiddeling en plaatsing van een kandidaat. Headhunters opereren standaard op basis van " no cure no pay". Bureaus voor rechtshulp werken vaak met "no cure no pay"-afspraken. Er is ook sprake van "no cure no pay" in incasso-procedures, maar vooral in geval van letselschadeprocedures. De Nederlandse Mededingings Autoriteut NMa heeft vastgesteld (Besluit 560; Engelgeer vs. de NOVA; zie www.nmanet.nl/nl/besluiten) dat letselschadeadvocaten op basis van no cure no pay moeten kunnen werken. Dan gaat het om juridische expertise bij het procederen in gevallen van letselschade. Wordt de procedure afgesloten met betaling van een aanzienlijk bedrag als letselschadevergoeding, dan wordt de advocaat betaald. Eindigen de procedures zonder dat er enig financieel positief resultaat bereikt wordt, dan krijgt de advocaat niet betaald.
NRC 22 februari 2002:
NRC Handelsblad 26 februari 2002: De Consumentenbond zegt het kort en krachtig (15 augustus 2002): De beloning van een advocaat moet volgens de Consumentenbond afhankelijk worden van hetbehaalde resultaat, het no cure no pay principe. Advocaten worden nu per uur betaald. "Mensen die een advocaat in de arm nemen, worden direct op kosten gejaagd", aldus een woordvoerder van de Consumentenbond. "Door het invoeren van no cure no pay wordt de drempel naar een rechtszaak lager. De advocaat krijgt zijn geld pas als de rechtszaak is gewonnen." In "No Cure No Pay' in de Praktijk; de VS versus Nederland ", Mr. Loes de Vaan - Nederlands Juristen Blad 2002/40 d.d. 6 december 2002 - wordt gesteld:
Cruciale kenmerken van 'no cure no pay':
In casu: Bewezen is dat er met Wilgers een afspraak is gemaakt deze 'zaak' te behandelen op basis van no cure no pay. (zie rechtbank vonnis rolnummer 00/3583 d.d. 22 januari 2003). Vast staat dat Wilgers de afspraak no cure no pay ten onrechte heeft ontkend. Evenzeer staat vast dat Wilgers zich voor mij beziggehouden heeft met de boedelscheidings- procedure en tijdens zijn bemoeienis geen declaratie(s) gestuurd heeft of enige mededeling over te verwachten kosten. De afspraak no cure no pay heeft hij schriftelijk vastgelegd in die vorm dat hij mij geen rekening zou sturen zolang ik niet solvabel zou zijn. Als gevolg van het zogenaamde voorschot op de boedelscheiding van ca. Fl 100.000 ben ik nu nog veel minder solvabel dat op het moment dat Wilgers de afspraak no cure no pay aanging. Evident is dan ook dat de afspraak no cure no pay betrof het met positief resultaat - een aanzienlijk bedrag - tot het einde brengen van de boedelscheiding. Dat heeft hij niet gedaan. Niets is in positieve zin bereikt. Minder negatief is nog steeds negatief, niet positief. De additionele mogelijkheid om een aanzienlijke uitbetaling aan mij te realiseren middels een schadeprocedure tegen de Staat is evenmin benut. Daar was nog niets aan gedaan en Wilgers heeft daaraan niets gedaan. De vraag kan gesteld worden waarom Wilgers met deze zaak stopte. In oktober 1998 wraakte ik Mr. Paris, Vice-President van de rechtbank Den Haag en rechterhand van Van Delden als President van de Rechtbank Den Haag in een zitting in kort geding waarbij hij optrad als President. Die wraking hebben Paris en Van Delden terzijde geschoven. Paris besloot dat ik mijn ex een voorschot van fl 200.000 moest betalen. Mijn ex zag haar kans en ging in beroep, met onder meer de eis van een vooschot van fl 600.00. Bij arrest d.d. 30 september 1999 besloot het Hof tot een voorschot van ca. fl 100.000. MAAR: het Hof besloot ook dat de wraking van Paris ten onrechte niet volgens de wettelijke voorschriften was afgehandeld. Op 29 juni 1999 wraakte Wilgers - per fax - namens mij Mr. Paris die een kort geding zou gaan voorzitter op vrijdag 2 juli 1999. Mr. Van Delden belde Wilgers op zijn huisadres te Goes met de mededeling dat hij voor de dag erna (kort geding op vrijdag 2 juli 1991) een geschikte rechter had, maar van tevoren de verzekering wilge hebben dat er niet zou worden gewraakt. Wilgers was niet thuis. De naam die ik van Mw. Wilgers hoorde (Dupont) kon ik niet vinden en dus ging dat kort geding niet door. Op vrijdag 2 juli 1999 vond ik hem toch in mijn gegevens: J.W. du PON, sinds 1983 rechten rechtbank Haarlem en sinds 1990 vice-president rechtbank Haarlem. De destijdse advocate van mijn ex C.A.J. van der MEULEN is sinds 1989 rechter-plaatsvervanger rechtbank Haarlem. Als in nietsvermoedend had ingestemd met de zitting op 2 juli 1999, dan had ik gestaan tegenover een rechter en de advocate van mijn ex die elkaar al meer dan 10 jaar kenden. Wilgers ging meerdere privé-gesprekjes aan met Van Delden en eiste na enige tijd dat ik zou afzien van de wraking van Paris. En anders zou hij mij als cliënt laten vallen; dat is dan ook zo gebeurd. Ook met de tweede wraking van Paris is niets gedaan en daarmee heeft Wilgers Van Delden als president van de rechtbank een dienst bewezen. Ik denk dat de uitspraak van 22 januari 2003 wraak is: nu bewijst Mw. Mr. Willink, coördinerend Vice-President Wilgers een dienst en neemt men wraak op mij. NCBJ 03-02-16 |
Per fax en per aangetekende post
AAN :
Mw. A. Jorritsma - Lebbink Bezuidenhoutseweg 30 Postbus 20101 2500 EC Den Haag
Wassenaar, 1 juli 2002
Excellentie,
Hierbij breng ik enkele punten onder uw aandacht, waarvoor uw persoonlijke actie ter correctie van deze misstanden vereist is.
Tenslotte spreek ik de verwachting uit dat alle aan de orde gesteld kwesties op zeer korte termijn geheel opgelost zullen worden, zulks mede in verband met mijn belastingaangifte.
Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA
BIJLAGEN
C.c. -- de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden Mr. S.A. Hartkamp Bijlage 1
|
Per post
AAN:
Directeur Personeel, Organisatie en Informatie Ministerie van Economische Zaken Pr. Beatrixlaan 7 Postbus 20101 2500 EC 's-Gravenhage
Wassenaar, 26 juni 2000
Bij het invullen van mijn aangifte Inkomstenbelasting 1999 ontdekte ik dat ik van uw zijde geen jaaropgave 1999 in verband met IRZK heb mogen ontvangen. Ook heb ik geen betalingen kunnen traceren. Daarom verzoek ik u:
Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA
Bijlage 2
|
Per post
AAN : Drs. J. de Reus Directeur Personeel, Organisatie en Informatie Ministerie van Economische Zaken Pr. Beatrixlaan 7 Postbus 20101 2500 EC 's-Gravenhage BETREFT :
Wassenaar, 7 augustus 2000
Op mijn brief d.d. 26 juni jl aan u heb ik geen antwoord mogen ontvangen; ik betreur dat. Wel ontving ik een overzicht incidentele betaling juli 2000, waarvan ik gemakshalve kopie insluit. Er lijkt sprake te zijn van IRZK-vergoeding over de periode april 1998 - april 1999, en wel voor een totaalbedrag van fl 1647 bruto (loonheffing fl 823). Het komt mij bedenkelijk voor dat bedragen betreffende 1998 eerst nu in 2000 worden overgemaakt. Per slot van rekening brengt de regeling ex art 99 ARAR voor de Minister verplichtingen met zich mee. Bovendien ontving ik van u eerder een jaaropgave 1998 en wel ten bedrage van fl 4829 (loonheffing 2464), die verwerkt is in mijn belastingaangifte IB; kopie van de jaaropgave 1998 sluit ik in. De bedragen kan ik niet rijmen met de nu (juli 2000) vermelde bedragen voor de periode april 1998-april 1999. Is de Interimregeling IRZK vervangen door een andere regeling BTZR, zoals vermeld op het genoemde overzicht van juli 2000 ? Met klem verzoek ik u deze kwestie spoedig geheel op te lossen en te corrigeren waar nodig. Een volledig en eenduidig antwoord binnen 14 dagen zou ik waarderen. Bij voorbaat dank ik u voor de te nemen moeite.
Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA
BIJLAGEN
C.c. : Mr. G.R.A. Apol, Apol & Lamme Bijlage 3
|
PREMIE VOLKSVERZEKERINGEN VERMOGENSBELASTING VAN:
fiscaal nummer 0898 82 556 2241 RS Wassenaar 070 5118922 Rekening nr. 34.68.06.313 ABN/AMRO Wassenaar Toelichting algemeen Het jaar 2000 was voor mij een voortzetting van eerdere jaren. Ook de invulling van deze aangifte ligt geheel in het verlengde van de aangiften van een hele reeks jaren. De eindeloze juridische problemen duren voort, in een dusdanige vorm en mate dat sprake is van aperte schending van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Nog steeds duurde het beslag op mijn inkomen voort, terwijl daarvoor in de werkelijkheid der feiten geen enkele grond is. Mijn ex-echtgenote is en wordt tot aan de top van de Hoge Raad afgedekt, bevoordeeld en zelfs geprotegeerd voor wat betreft optreden dat naar oordeel van normale mensen crimineel te noemen is. De juridische problemen duren al veel langer dan volgens het artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens toelaatbaar is. De minister van Justitie Mr. Korthals en de Staatssecretaris Mr. Cohen zijn er op gewezen dat in casu sprake is van een schending van de Rechten van de Mens. Zij trekken er zich niets van aan en leggen de Rechten van de Mens naast zich neer. In het Ministerie van Financiën schijnt mijn ex 1/2 à 1 jaar geschorst geweest te zijn en inmiddels wil gerucht dat zij rond oktober 1998 ook het Ministerie van Financiën heeft moeten verlaten na abrupte beëindiging van een projectgroep die het fiscaal gedrag onderzocht van hoge bestuurders/politici. De minister van Financiën weigert ondanks een verzoek met beroep op de WOB enige informatie te verstrekken. Inmiddels is deze kwestie sinds januari 2001 voorgelegd aan de rechter. Mijn ex heeft in 1986 een overval in valse hoedanigheid uitgevoerd, inbegrepen imitatie-handtekening, op mijn Zwitserse bankrekening; de wetgever stelt daarop gevangenisstraf van jaren. Ook heeft zij belasting ontdoken, met als gevolg navordering van de fiscus met boete. Verder heeft zij gefoezeld met de fiscus, met als gevolg dat de Nationale Ombudsman tot de conclusie kwam van onbehoorlijk bestuur aan de zijde van de Minister van Financiën Dhr. Wim Kok. Desondanks is mijn ex, Mw. Mr. M.C.M. de Kroon, sinds juni 1999 raadsheer bij het gerechtshof Arnhem, waar zij - God betere het - uitspraken doet als belastingrechter! Ik moge onder meer verwijzen naar de categorie "Gerookte Zalm en harde noten" op de Sociale Databank Nederland, Internet: burhoven.htm Het procederen is voor mij uitermate slopend, ook financieel. Verder blijven de juridische problemen dusdanig mijn leven beheersen dat ik helaas, ondanks pogingen, er niet in geslaagd ben in 2000 additionele inkomsten te genereren. Evengoed heb ik kosten moeten maken om mijn inzetbaarheid te kunnen blijven handhaven. Het Ministerie van Economische Zaken stuurde mij een jaaropgave van betalingen op basis van de IRZK. Hun opgave gebruik ik bij deze aangifte, maar daadwerkelijke uitbetaling heb ik niet kunnen traceren. Het Ministerie van Economische Zaken reageert niet op correspondentie. Gerucht wil dat mijn ex evenals Mw. Jorritsma, Minister van Economische Zaken, aangesloten is bij de SVN, Stichting Vrouwennetwerk Nederland, een gesloten vrouwenclub gericht op onderlinge protectie en bevoordeling. |
Rubrieken SDN
Netwerk van juristen
Homepage drs. Burhoven Jaspers
Criteria voor de Integriteit van de Rechterlijke macht
Recht op toegang tot de rechter moet in Europese grondwet
Juristen van het Ministerie van Financiën, Staatsalmanak 2000
Juristen van het Ministerie van Algemene Zaken, uit de Staatsalmanak 2000
Antecedentenregister van juristen om mogelijke belangenverstrengeling te ontwaren
Met Recht Rot, zo denkt drs. N.C. Burhoven Jaspers over ons zogenaamde rechtssyteem
Criminaliteit Overheid Onderschat zegt Prof. Van den Heuvel (collusie)
Het curriculum vitae en ervaringen van drs. Burhoven Jaspers MBA
Derde brief van drs. Burhoven Jaspers aan Minister-president Wim Kok
Open brief aan minister-president Kok Mijn curriculum vitae