Drs. N.C. Burhove Jaspers was hoofdsamensteller van het IRM-rapport m.b.t. de bijbanen van juristen in Nederland

Deken te Middelburg Mr. C.F.E.P. Galama wordt door drs. N.C. Burhoven Jaspers ingesponnen

IRM . . Juristen . . EU Grondwet <==> SDN . . Klokkenluider . . N.C. Burhoven



per fax 0115 617764 en per aangetekende post

Wassenaar, 23 juni 2003

AAN:
    de Deken te Middelburg
    Mr. C.F.E.P. Galama
    Postbus 25
    4530 AA Axel


BETREFT: begrotingsverzoek van Mr. J.J.J. Wilgers d.d. 13 februari 2003


Geachte Deken,

Naar aanleiding van het bovengenoemde onderwerp breng ik een aantal punten onder uw aandacht

1 -- ik neem aan dat hetgeen ik u schrijf doorgegeven wordt aan uw Mr. Leenders van de Raad van Toezicht, zoals dat ook gebeurde met mijn brief aan u d.d. 11 maart 2003

2 -- ik verzoek u al mijn eerdere brieven, maar in het bijzonder die van 11 maart 2003 en 10 april 2003 te beschouwen als geheel herhaald en ingelast. Gemakshalve voeg ik kopie bij van de genoemde twee brieven. Als ik mij tot u richt als Deken, betreft dat natuurlijk ook uw voorgangers Mr. Schute en Mr. Cambier.

3 -- uw brief d.d. 14 mei 2003

3.1 uw schrijven is evident een verregaand onvoldoende antwoord op mijn brief van 11 maart 2003 De maximale redelijke termijn zoals ingevoerd en gehanteerd door de Nationale Ombudsman, te weten 6 weken, is meervoudig verstreken. U gaat gewoon niet in op mijn brief van 11 maart 2003. Zulk ontwijken lijkt mij in strijd met uw plicht als Deken.

3.1 op mijn brief d.d. 10 april 2003 reageert u al helemaal niet. Ook in verband met die brief is redelijke termijn ruimschoots verstreken.

3.2 U spreekt van een declaratie van Mr. Wilgers die door de Raad van Toezicht kan worden vastgesteld. U gaat daarbij soepeltjes maar ten onrechte voorbij aan de kern van de zaak. Waarom zou ik Mr. Wilgers die voor mij ging optreden op basis van de afspraak 'no cure no pay', ook maar een dubbeltje schuldig zijn? Waarom zou het het bewuste lid van de Raad van Discipline zoveel tijd kosten. Het lijkt mij dat luttele momenten gebruik van hersenmaterie voldoende zouden moeten zijn om tot de conclusie te komen dat ik deze valse advocaat Wilgers totaal NIETS schuldig ben. Integendeel.

3.3 U stelt dat u overweegt over Mr. Wilgers klachten in te dienen omdat hij een afspraak 'no cure no pay' maakte en dat volgens u verboden is. Dat laatste klinkt interessant maar het is natuurlijk wel niet alleen tendentieus, maar onjuist: ik heb met Wilgers te goeder trouw de volstrekt legale afspraak 'no cure no pay' gemaakt. Als dat strijdig is aan de gedragsregels van de advocaten is dat een kwestie tussen u en één van uw advocaten, die mij niet ten nadele mag komen. Overigens heeft Wilgers zich op een aantal andere ernstige en fundamentele punten geheel niet gedragen volgens de gedragsregels.

Zo heeft hij zich niet - zoals een advocaat betaamt - laten leiden door het belang van de cliënt. Integendeel: ik moge verwijzen naar zijn u bekende gekonkel tussen Mr. Wilgers en Mr. Van Delden, destijds president van de rechtbank te Den Haag. U draagt ten opzichte van mij verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid ten aanzien van alle punten waar Wilgers over de streep gegaan is en zich niet gedragen heeft als een advocaat betaamt. Voor zover u klachten over Wilgers in wilt dienen: dat valt toe te juichen, maar het zij uw zaak. Bij de haalbaarheid daarvan plaats ik echter vraagtekens omdat de hoofdoorzaak van het 'debacle Wilgers' als valse advocaat de Deken van Middelburg is, zoals u ook wel weet.

Zo schreef ik in mijn fax d.d. 29 augustus 1999 aan u:

    "Het gedrag van u en van Wilgers is op vele punten klachtwaardig. Maar wat kan ik verwachten als ik een klacht indien tegen Wilgers en tegen u? Gezien de locatie (Goes/Middelburg) moeten die klachten op tafel komen bij de Raad van Discipline te Den Haag. Gemeten aan eerdere harde ervaring en aan uw kwalijke gedrag kan ik alleen maar verwachten dat u a priori gedekt bent omdat u Mr. Robbers, voorzitter van die Raad van Discipline, al zo'n grote dienst hebt bewezen. En een klacht over Mr. Wilgers?
    Gezien de eveneens zo waardevolle in juli/augustus door Mr. Wilgers aan Mr. Van Delden bewezen diensten is het uitermate waarschijnlijk dat Mr. Robbers, rechterhand van Van Delden, ervoor zal zorgen dat ook zo'n klacht geruisloos wordt weggewerkt. U hebt daar toch zelf direct ervaring mee? Mr. Robbers natuurlijk nog meer.

-- In mijn brief d.d. 24 augustus schreef ik u:

    "desondanks verzoek ik u hierbij met een beroep op de advocatenwet ten spoedigste een conceptklacht over Mr. Wilgers op te stellen ten behoeve van de Raad van Discipline. U bent geheel op de hoogte van de situatie en de benodigde feitelijke informatie hebt u ook. Gezien uw jarenlange ervaringen neem ik aan dat u terzake beschikt over een zeer ruime mate van professionele expertise."

U gaat hierop niet in, maar begint voorwaarden te stellen voor het geval ik een klacht zou willen neerleggen bij de Raad van Discipline: ik moet u daarom verzoeken en u zult de klacht zelf onderzoeken. Dat zou voor mij in principe een optie kunnen zijn, maar hoe moet ik erop kunnen vertrouwen dat u zo'n klacht neutraal en vlot zou afhandelen? Immers: het staat al vast dat de doorlooptijd van een onderzoek door u minstens 3 à 4 jaar bedraagt." Een concept hebt u niet opgesteld al vroeg ik u dat met een beroep op de advocatenwet. Ook in dit geval hebt u de wet naast u neergelegd.

3.4 U spreekt ietwat meewarig van 'een voor mij negatief vonnis'. Dat lijkt mij toch te krap door de bocht. Wilgers had als advocaat onder uw verantwoordelijkheid zich moeten wenden tot de Raad van Toezicht. In uw brief van 2 februari 2001 adviseerde u hem verdere vertraging te vermijden en onverwijld een begrotingsverzoek in te dienen. Waarom hebt u daaraan geen gevolg gegeven?

Wij leven nu juni 2003 en mijn huidige advocaat (sinds oktober 1999) kan al die tijd niet voor mij optreden omdat Wilgers de dossiers onder zich hield en u dat gedekt heeft al is het tegenwoordig zó dat met het achterhouden van dossiers de grootst mogelijke terughoudendheid betracht moet worden. Een advocaat die voor een cliënt gaat werken op basis van 'no cure no pay', die de cliënt laat barsten en daarna de gemaakte afspraak 'vergeet', ja ontkent en alsnog een dikke declaratie opstelt, is dat niet ronduit een platte oplichter? Valt niet ook dat onder uw verantwoordelijkheden?

Wilgers heeft zich tot de rechtbank gewend met zijn declaratie. Waarom? Natuurlijk zou, als hij in 2001 een begrotingsverzoek had ingediend, de kern van de zaak, te weten de afspraak 'no cure no pay', aan het daglicht gekomen zijn. De rechtbank wijst zijn verzoek af en verklaart zich onbevoegd en stuurt Wilgers alsnog door naar zijn Raad van Toezicht voor een begrotingsverzoek. Waarom zou ik dan de proceskosten moeten dragen? Dat is bizar.

3.5 U stelt de vraag of er tegen het vonnis van 22 januari 2003 hoger beroep is ingesteld?
Ja natuurlijk: Mr. Wilgers werd op 8 mei 2003 gedagvaard.

3.6 U vraagt mij om processtukken. Dat lijkt mij curieus: u staat in een machtsverhouding vis-à-vis uw (valse) advocaat Mr. Wilgers die dus u op uw verzoek alle stukken moet kunnen leveren. Stante pede. Van uw Mr. Leenders heb ik begrepen dat u inmiddels beschikt over het volledige dossier. Dan beschikt u ook over:

  • de diverse brieven waarin Dhr. en Mw. Van Heck en Dhr. Van Rooij de afspraak 'no cure no pay' bevestigen, omdat Mr. Wilgers dat rondgebazuind had. U ontving al eerder de schriftelijke verklaringen van Ir Van Heck en van Ing. Van Rooij d.d. 8 januari 2001.
  • de d.d. 26 november 2001 onder ede afgelegde verklaringen (eenduidige bevestigingen van de afspraak 'no cure no pay') van Dhr. Van Heck en Dhr van Rooij en mijzelf, evenals het PV van die zitting.
  • de brief waarin Mw. van Heck nogmaals de afspraak 'no cure no pay' schriftelijk bevestigt en zich bereid verklaard zulks onder ede te bevestigen. Dat kan beschouwd worden als equivalent aan een getuigenverklaring onder ede afgelegd.
    Ook moet u nog een e-mail bereikt hebben van Ir. Van Rooij.

3.7 Ik meen dat ik ruimschoots bewezen heb dat er sprake was van een afspraak 'no cure no pay' tussen Mr. Wilgers en mij. Dat moest ik bewijzen en dat heb ik bewezen zoals ook de rechtbank Den Haag in het vonnis van 22 januari 2003 bevestigt. Dat de rechter dan plotsklaps zomaar de bewijsopdracht uitbreidt is bizar: dat mag de rechter helemaal niet. Mijn huidige advocaat constateert in zijn brief van 5 maart 2003 aan Wilgers: "Waar opgedragen was aan mijn cliënt te bewijzen (door middel van getuigen) dat op basis van no cure no pay zou worden gewerkt en de Rechtbank vaststelt dat zulks het geval was, kan de Rechtbank niet overwegen dat de cliënt in de bewijsopdracht niet is geslaagd. Waar de discussie niet ging over de mate van cure, heeft de Rechtbank de rechtsfeiten aangevuld, hetgeen de rechter niet is toegestaan."

4 -- brief d.d. 27 mei 2003 van uw Mr. Leenders aan mij.

Eerste gedachtestreepje: mee oneens. In mijn brief d.d. 11 maart 2003 aan u stelde ik:

    "voor het geval u zou besluiten het begrotingsverzoek toch met uw Raad van Toezicht in behandeling te nemen, verzoek ik u mij:
    • aldus spoedig te berichten
    • een wél goed leesbare kopie te doen toekomen van Wilgers' declaratie (niet flets en niet schots en scheef afgedrukt)
    • redelijk tijd te laten (bijv. 2 weken) om, indien u dat nog nodig zou vinden, nog verder inhoudelijk te reageren op de details van de zgn. kostenstaat/declaratie van Mr. Wilgers."

    Ontvangen heb ik niets: geen normaal leesbare kopie en een reactie evenmin. Kennelijk mag ik geen normale decente en leesbare kopie van Wilgers' onzinnige declaratie ontvangen. Ik herhaal mijn verzoek geheel. Tweede en derde gedachtestreepje: waarom heb ik dan niet eerder kopie ontvangen?

5 -- brief d.d. 23 mei 2003 van Mr. Wilgers aan Mr. Th.G.M.B. Leenders

De brief staat stampvol verdraaiingen; het zou ondoenlijk zijn daar in detail op in te gaan. Daarom betwist ik al wat Mr. Wilgers stelt, voorzover ik daar niet expliciet op in ga. Als u mijn commentaar wilt op enig specifiek punt dan verzoek ik u dat mij te laten weten; ik vroeg dat ook al in mijn brief d.d. 11 maart 2003 aan u, maar reactie is uitgebleven.
Begin van zijn brief van 23 mei jl. Wilgers illustreert nog immer zijn fundamenteel gebrek aan inzicht in minimale sociale conventies. Waar hij steeds een streepje plaats tussen Burhoven en Jaspers, terwijl mijn familienaam Burhoven Jaspers is, suggereert hij ten onrechte dat ik een vrouw ben. Voor vele vrienden heet ik "Burhoven", maar zeker niet voor Wilgers.

ad punt 1. Totale onzin.

Opmerkelijk is dat Mr. Wilgers nu eindelijk schriftelijk expliciet durft te beweren: "Ik betwist te zijn opgetreden op basis van de afspraak 'no cure no pay'." Mijn commentaar in gewoon Nederlands: hij liegt dat hij barst. Ik meen dat ik ruimschoots en formeel voor de rechter heb bewezen dat Wilgers voor mij optrad op basis van 'no cure no pay'. Zie ad punt 3.6 hiervoor. Waar hij dit, ondanks een zeer ruime hoeveelheid keihard bewijs, blijft ontkennen maak ik enkele kanttekeningen:

1 -- als Mr. Wilgers iets beweert, staat het hem vrij daarvoor bewijs te leveren. Hij heeft dat volledig nagelaten zoals ook de rechter in het vonnis van 22 januari 2003 constateert. Ik meen toch dat sinds de Romeinen het principe geldt dat degene die stelt, dient te bewijzen. Mr. Wilgers faalt totaal.
2 -- met Mr. Wilgers is de afspraak 'no cure no pay' gemaakt. Ik vroeg hem dat per brief te bevestigen, maar hij zei mij dat hij in het licht van de gedragsregels der advocaten dat niet kon bevestigen met de woorden 'no cure no pay', maar dat hij dat zou bevestigen met iets andere bewoordingen, te weten dat hij mij geen rekening zou sturen zolang als ik niet solvabel was.

In mijn brief aan u d.d. 26 januari 2001 schreef ik u reeds:
"2 -- Kernpunt: de afspraak "no cure, no pay"

2.1 Waarheid is dat met Mr. Wilgers afgesproken werd: "no cure , no pay". Mr. Wilgers ontkent dat nergens expliciet, maar gaat daaraan 'simpelweg' voorbij met zijn financiële eisen. Hoe nu moet ik mij daartegen kunnen verdedigen?
Toen die afspraak "no cure, no pay" gemaakt werd, had Mr. Wilgers daarmee geen moeite omdat hij zei ervan overtuigd te zijn mijn zaak wel open te kunnen breken, want ook hij vond mijn zaak niet onderdoen voor affaires Lancée, Oltmans e.d.. En dan zou er natuurlijk een omvangrijk bedrag op tafel komen. Ook om hem te betalen. Hij zei mij dat hij als advocaat het risico wel wilde nemen, maar dat hij de formulering "no cure, no pay" als zodanig niet op papier kon zetten, omdat dat formeel nog net niet kon en koos daarom voor de schriftelijke formulering dat hij mij geen rekeningen zou sturen zolang ik niet solvabel zou zijn. Die schriftelijke vastlegging kan hij u natuurlijk onmiddellijk overleggen. Opmerkelijk is dat Mr. Wilgers tot nu toe nergens de afspraak "no cure, no pay" expliciet en eenduidig ontkent; het maakt de indruk dat hij dit vermijdt en door grote hoeveelheden leugenachtige schuimklopperij en het indienen van opgeklopte declaraties de aandacht afleidt.

2.2 waarom stuurt u mij niet een door Mr. Wilgers ondertekende eenduidige verklaring dat "no cure, no pay" NIET afgesproken zou zijn. Wat mij betreft zou hij in die zin onder ede moeten verklaren; dan kan hij in vol bewustzijn meineed plegen. Ik ben volledig bereid hierover onder ede te verklaren, indien nodig." Die brief moet nu in uw bezit zijn omdat u inmiddels beschikt over het gehele dossier.

3 -- inmiddels ben ik, vooral ook als resultaat van het optreden van Mr. Wilgers ca. fl 100.000 meer insolvabel geworden en ben ik fors "in het rood weggezakt". Zelfs alleen al gemeten aan de schriftelijke hiervoorgenoemde formulering van Wilgers, is het een schande dat hij toch aanspraak maakt op een omvangrijke betaling (overigens zó omvangrijk dat de destijdse procureur Mr. Bogaardt schriftelijk daarover zijn verbazing heeft uitgesproken).

4 -- als Wilgers - ten onrechte - beweert dat hij niet optrad op basis van 'no cure no pay', hoe is dan wel opgetreden? Hij rept daarover niet met één enkel woord. Hij heeft mij tijdens zijn betrokkenheid geen enkele (voorlopige) rekening gestuurd en heeft evenmin gewaarschuwd voor de ontwikkeling van de kosten, zoals hij in een 'normaal' geval (niet 'no cure no pay') volgens de gedragsregels had moeten doen. Ook hieruit moge de leugenachtigheid van Wilgers blijken.

ad punt 3.
Wilgers suggereert - ten onrechte - dat nooit om de dossiers is gevraagd. Bij mijn weten heeft mijn advocaat Oomen daar wel om gevraagd (en Wilgers maakte telefonisch meteen ruzie), en bovendien heb ik u als Deken dat - tevergeefs - al jaren geleden verzocht en verder is dit in de procedure voor de rechtbank formeel verzocht. Het onwaarachtige gedraai van Wilgers moge daarmee eens te meer aangetoond zijn.
Wilgers spreekt van een schadedossier waar wellicht had moeten staan schaduwdossier. Dat lijkt mij een Freudiaanse verspreking waaruit moge blijken dat Wilgers onderbewust zeer goed weet hoeveel schade hij heeft aangericht.

ad punt 5.
Wilgers beweert voor mij een geldelijk positief eindresultaat behaald te hebben van fl 100.000. Dit is ronduit bizar, absurd en leugenachtig gegoochel met woorden dat men wellicht op de markt op het Waterlooplein zou verwachten. Voor wat betreft de context, moge ik u verwijzen naar de bijgevoegde kopie van:

  • mijn brief d.d. 18 juli 2002 aan de Minister-President, met kopie aan Mr. Balkenende toen formateur. (Bijlage 5 ). Ieder antwoord is uitgebleven.
  • mijn brief d.d. 1 juli 2002 aan de Minister van Economische Zaken, mw. Jorritsma-Lebbink. (Bijlage 6). Ieder antwoord is uitgebleven
  • artikel d.d. 23 augustus 2003 uit het Katholiek Nieuwsblad: "Mijn ex speelt alleen thuiswedstrijden. (Bijlage 7 )

Ik verzoek u de inhoud van deze bijlagen, die voor zich zal spreken, te beschouwen als geheel herhaald en ingelast. Zie voetnoot 1 voor enige nadere toelichting over het zogenaamde 'voorschot'.

Wilgers is niet in staat gebleken de evident foute drogredeneringen van de rechters aan de kaak te stellen en te doorbreken. Opgeklopte juristerij verandert daaraan niets. Door de rekeningen van advocaten sinds 1986 (ca. fl 400.000) en als gevolg van de fl 100.000 die ik als 'voorschot' aan mijn ex heb moeten betalen ben ik fors "in het rood ben weggezakt".

En dat noemt Wilgers een geldelijk positief eindresultaat!! Minder negatief is nog niet positief. Overigens beweert Wilgers dat hij voor mij een positief eindresultaat van fl 100.000 heeft behaald. Dit is apert onjuist: er is helemaal geen eindresultaat zoals alleen al moge blijken uit de truc van 'voorschot'.

Na 17 jaar is het einde nog niet in zich. terwijl ik voldaan heb aan de huwelijksvoorwaarden. En bij 'no cure no pay' gaat het om het behalen van een geldelijk positief resultaat op de einddatum. Zie mijn opmerkingen over 'no cure no pay'. (bijlage 4 )
In gedachten komen enkele woorden van K. in Het Proces van Kafka: "Ik zeg niet dat het een liederlijke procedure is, maar ik zou u deze kwalificatie ten behoeve van uw zelfkennis willen aanbieden."

ad punt 7.
Dit is bizar en vertekend; de omgekeerde wereld. Het is aantoonbaar Wilgers die deze zaak al jarenlang traineert. Mijn huidige advocaat kan al sinds najaar 1999 niet voor mij optreden omdat hij de dossiers van Wilgers niet krijgt. Ook u als Deken - c.q. uw voorganger - heeft geweigerd de dossiers ter beschikking te stellen tenzij het geëiste bedrag van ca. fl 37.000 onder de Deken gestort zou worden. Ik heb dat geld niet meer. Mede door uw optreden is daarmee de boedelscheiding totaal tot stilstand gekomen. Het verdere juridische wapengekletter van Wilgers is zijn zaak. Misschien wil hij het Verdrag van Rome fundamenteel aanvechten; het zij zo. Kennelijk wil hij weer met wat juristerij verwarring zaaien.

ad punt 11.
Wilgers noemt een artikel in het NJB: ik ken het niet. Ook weet ik niet wat de Dombo- zaak te maken zou hebben met mijn boedelscheiding.

ad punt 11.3
Sic. Wilgers stelt dat het dossier qua omvang en complexiteit tot de verbeelding spreekt. De slager moge zijn eigen worst keuren en aanprijzen, maar ik constateer dat Wilgers niet in staat is gebleken de meest elementaire en simpele zaken te doorbreken. De omvang van door een charlatan geproduceerd papier moge eerder een testimonium paupertatis genoemd worden; die illustreert met het volume aan papier zijn incompetentie. Wilgers gaat prat op de omvang aan geproduceerd papier, maar zonder enig resultaat voor de cliënt vormt dat eerder bewijs van zijn fundamentele onvermogen en onbekwaamheid.

Algemeen geldt dat het belang van de cliënt niet gediend is met grote hoeveelheden van door een advocaat gecreëerde juristerij, maar wel bij het realiseren van oplossingen voor die cliënt. En daar heeft Wilgers jammerlijk gefaald. Ook de manier waarop hij mij liet vallen na zijn gekonkel met Van Delden is strijdig aan de gedragsregels. (Zie mijn brief aan u .....)

Afsluitende zin: "In het antwoord van Burhoven is geen enkel dragend argument te vinden om de declaratie te matigen".
De slager oordeelt over zijn eigen bloedworst, maar het is volslagen onzin omdat het geheel voorbijgaat aan de essentie: de met Wilgers gemaakte en inmiddels ruimschoots bewezen afspraak 'no cure no pay'.

6 -- Vonnis 22 januari 2003: Wilgers heeft hier niets tegen in gebracht.

U bent advocaat en zult ook wel gezien hebben dat genoemd vonnis bizar is, vol tegenstrijdigheden zit en ronduit inacceptabel is. Zeker qua inhoud, maar zelfs de zo elementaire scheiding van feiten, beslissingen en wettelijk verplichte motivering wordt niet gerespecteerd. Mede daardoor komen de overwegingen en de beslissingen helemaal niet overeen. De rtechter heeft niet begrepen of niet willen begrijpen wat 'no cure no pay' inhoudt. Zie bijlage 4 : commentaar bij het vonnis van 22 januari 2003.

Mr. Wilgers is d.d. 8 mei 2003 gedagvaard in hoger beroep.

  • zie brief van Oomen d.d. 5 maart 2003 aan Mr. Wilgers en de andere bijlagen bij mijn brief aan u d.d. 11 maart 2003
  • als Mr. Wilgers bona fide geweest was, had hij moeten handelen zoals ieder advocaat die een probleem heeft met betaling door een cliënt: hij had volgens de gedragsregels de situatie ter begroting moeten voorleggen aan de Deken c.q. de Raad van Toezicht. In plaats daarvan heeft hij de zaak voorgelegd aan de rechtbank. Het waarom is eenvoudig in te zien: als hij één en ander voorgelegd had aan zijn Deken, c.q de Raad van Toezicht was meteen gebleken van de afspraak 'no cure, no pay'. Hij zou door de mand gevallen zijn. Na jaren heeft de rechtbank zich nu onbevoegd verklaard en Mr. Wilgers daarmee "terug naar af" gestuurd, in concreto naar de Raad van Toezicht. Dit is geheel te wijten aan het oneigenlijke optreden van Mr. Wilgers. Waarom zou dat mij ten nadele strekken in de zin dat ik veroordeeld ben tot de kosten. Dat is misplaatst, ja ronduit bizar.
  • de rechter heeft de essentie van 'no cure, no pay' niet begrepen, c.q. niet willen begrijpen (Zie mijn pagina's toelichting in bijlage 4).

7 -- NO CURE NO PAY

Waarom zou ik Wilgers ook maar iets schuldig zijn? U en uw mr. Leenders draaien met het negeren van het aspect 'no cure no pay' beide om de hete brij heen, kennelijk in een poging - ten onrechte - om toch de suggestieve fictie ingang te doen vinden dat het hier gaat om een 'normale' advocaat die een 'normaal' begrotingsverzoek indient. Door het maanden- , ja jarenlang ontwijken probeert u een suggestieve illusie te doen postvatten als een echte luchtspiegeling. Dat doet mij denken aan de woorden van Montaigne:
"Het eerste teken van zedenverval is het afschaffen van de waarheid."  Zie mijn commentaar "NO CURE NO PAY", 3 pagina's bijlage 4.

In mijn brieven aan u d.d. 11 maart 2003 en 10 april 2003 heb ik de kern van de zaak aan de orde gesteld: waarom zou ik Wilgers ook maar iets schuldig zijn, gezien de gemaakte en bewezen afspraak 'no cure no pay'. Ik heb met Wilgers een geheel legale afspraak gemaakt. Als hij gehandeld heeft in strijd met de gedragsregels der advocaten is dat een kwestie tussen u en hem. Dat doet niets af aan de tussen Wilgers en mij gemaakte afspraak.

Als een advocaat met een cliënt de afspraak 'no cure, no pay' maakt en hij laat die cliënt grofweg vallen omderwille van zijn eigenbelang en om dat van de president van de rechtbank te dienen en hij legt later alsnog toch een vette declaratie op tafel en start een procedure voor de rechtbank die zijn claim niet toekent, heeft hij dan nog enig recht om van de Raad van Toezicht c.q. van zijn Deken enige financiële claim toegekend te krijgen. Als hij zich niet wenst te houden aan de gedragsregels der advocaten, waarom zou hij dan nog terug kunnen/mogen vallen op zijn Deken, c.q. de Raad van Toezicht in zijn arrondissement? Wat is daarvoor de wettelijke basis?

Een standpuntbepaling heb ik van u en van uw Mr. Leenders niet mogen ontvangen, terwijl redelijke termijn reeds lang verstreken is. Kennelijk draait u om de hete brij heen om aldus toch de gekunstelde fictie te creëren en in stand te houden dat er sprake zou zijn van een begrotingsprocedure. Nog langer uitblijven van eenduidige en gemotiveerde standpuntbepaling en van uw zijde zal ik na 14 dagen nog slechts kunnen duiden als een geëxpliciteerde weigering.

8 -- Wilgers en Van Delden.

In mijn fax d.d. 28 juni 1999 aan u schreef ik:

    " -- wat er wel aan de hand is, valt simpel en eenduidig te constateren.
    Mr. Van Delden handelt in strijd met de wet en poogt via Mr. Wilgers mij zover te krijgen dat ik maar daarmee instem. Mr. Wilgers gaat daarin mee, in privé-communicatie die ook al in strijd met de wet is, en blijkt bereid Mr. Van Delden een dienst te bewijzen zelfs door toepassing van het zwaarste machtsmiddel dat hem als advocaat ter beschikking staat: de dreiging mij als cliënt stante pede te laten vallen als ik niet onvoorwaardelijk instem met het schoonwassen van Van Delden, Paris enz.. Waar ik niet buig voor misbruik van macht, poogt hij mij metterdaad te laten vallen waarmee hij Van Delden ook een dienst bewijst, evenals mijn ex die Van Delden persoonlijk kent. Mr. Wilgers misbruikt zijn macht teneinde onrechtmatig handelen van Mr. Van Delden af te dekken en mijn belangen te verkwanselen; dat is uitermate bedenkelijk.

Het lijkt mij dat hier eigenlijk een kwalificatie als criminele collusie op z'n plaats is. Voor u zal er, naar ik aanneem, de keuze zijn hier met de harde hand corrigerend in te treden of hierbij uzelf te impliceren ten aanzien van Mr. Wilgers als advocaat die onder u ressorteert."

In mijn fax d.d. 30 juli 1999 aan u schreef ik:" Het moge duidelijk zijn dat Mr. Wilgers te Goes, ondanks verzoek daartoe, weigert en blijft weigeren kopie te verstrekken van zijn volledige correspondentie met Mr. Van Delden, met het bureau President rechtbank Den Haag, en weigert volledige opening van zaken te geven (data en inhoud telefoon-gesprekken enz., persoonlijke ontmoetingen enz.), omtrent kort gezegd AL zijn contacten met Mr. Van Delden."

In mijn fax d.d. 12 augustus 1999 aan u merkte ik op: "Daarbovenop kwam d.d. 1 juli 1999 de trucage met Mr. du Pon. Mijn standpunt is steeds geweest: ik kan geen seconde vertrouwen hebben in een zitting met enige rechter ressorterend onder Van Delden zolang de wraking van Mr. Paris niet volgens de wettelijke regels afgehandeld is en de kwestie met Mr. du Pon niet opgehelderd. Maar Mr. Wilgers heeft zich voor het karretje van Mr. Van Delden laten spannen en mij op de meest grove wijze onder druk gezet om het onrechtmatige optreden van Mr. Van Delden met Paris en du Pon maar te vergeten en zo af te dekken. Dat is misbruik van zijn positie als advocaat in het kader van criminele collusie".

In mijn fax d.d. 12 augustus 1999 merkte ik op: "Tentoongespreid wordt een gedragspatroon van hielenlikken naar boven (Van Delden) en hakkentrappen naar beneden (naar de cliënt)."

In mijn fax d.d. 13 augustus 1999 aan u schreef ik :

  • "3 -- Ik heb Mr. Wilgers en u om kopie van stukken gevraagd:
  • correspondentie tussen hem en Mr. Van Delden
  • correspondentie met het Bureau President
  • correspondentie met de tegenpartij
  • opening van zaken over al zijn contacten met Mr. Van Delden
  • Ontvangen heb ik niets van dat al."

8 -- DOSSIERS

Al jaren geleden verzocht ik u de dossiers ter beschikking te stellen van mijn huidige advocaat. In mijn brief d.d. 10 april 2003 vroeg ik u nogmaals de dossiers ter beschikking te stellen. Ik meen dat sinds 1998 uiterste terughoudendheid in acht wordt genomen ten aanzien van het achterhouden van dossiers. U heeft de dossiers niet ter beschikking willen stellen van mijn huidige advocaat. Dat zij uw keuze, maar is ook uw verantwoordelijkheid.

9 -- Toegang tot de rechter

In mijn brief aan u 10 april 2003 schreef ik:
"Het is u bekend dat mijn huidige advocaat - sinds oktober 1999 - niets kan doen zolang hij niet beschikt over de volledige dossiers. Dat is het gevolg van de apert onwaarachtige ontkenning door Mr. Wilgers van de tussen hem en mij gemaakte afspraak "no cure no pay".
De leugenachtigheid van Mr. Wilgers is inmiddels vast komen te staan. Mr. Wilgers weigerde en weigert de dossiers door te geven aan mijn huidige advocaat en De Deken van Middelburg dekte dat en dekt dat; volstrekt ten onrechte. Het moge evident zijn dat ik, vanwege de verplichte procesvertegenwoordiging, in mijn toegang tot de rechter nu al jaren zeer ernstig gehinderd wordt omdat mijn huidige advocaat niet kan optreden op basis van de dossiers.

Deze blokkade vanaf oktober 1999 is ook uw verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Ik acht deze situatie in strijd met het EVRM en met artikel 17 van de Grondwet. Reactie is uitgebleven.

10 -- Tuchtrecht tegen advocaten

In september 1989 legde ik klachten over een vijftal advocaten voor aan de Raad van Discipline. Mijn klachten werden opgesplitst over 3 Dekens (Den Haag, Rotterdam, Dordrecht). De afhandeling werd jaren getraineerd en liep vast. Deze klachten heb ik rond de jaarwisseling 1995/1996 gereactiveerd en aangevuld met klachten over de Dekens die mijn klachten niet naar behoren hadden afgehandeld. Na 1996 kon ik met een één deel (betreffende de advocaat van mijn ex, tevens Raadsheer-plaatsvervanger in het Hof Den Haag) door naar het Hof van Discipline. Daar vond ik Van Delden tegenover mij; hij weigerde zich te verschonen en ik moest hem wel wraken. De klachtafhandeling liep vast in het spreekwoordelijke drijfzand en Mr. Van Oldenborg werd afgedekt. Mijn klacht dat hij in september in het half uur voor een zitting voorgezeten door mr. Holtrop (vice-president rechtbank Den Haag onder Van Delden) een onderonsje had met diezelfde mr. Holtrop is door het Hof nooit afgehandeld.

De PG bij de Hoge Raad dekte deze kwalijke gang van zaken. De klachten over de andere 4 advocaten werden door de voorzitter van de Raad van Discipline Mr. Robbers, coördinerend vice-president van de rechtbank Den Haag, dus de rechterhand van Van Delden, ter onderzoek en rapportage doorgeschoven naar de Deken van Middelburg, destijds Mr. Schute! Daar liggen die klachten nog steeds. Onafgehandeld, ondanks mijn protesten.
Natuurlijk kan men zich afvragen wat afhandeling nu nog voor zin zou kunnen hebben. In ieder geval is één ding duidelijk: het tuchtrecht tegen advocaten is voor mij gesaboteerd in samenspanning tussen Mr. Robbers en de Deken van Middelburg. Ook deze kwestie is door de PG bij de Hoge Raad afgedekt.

In mijn fax aan u d.d. 28 juni 1999 schreef ik u : " Ongetwijfeld zult u zich herinneren dat Mr. Robbers, rechterhand van Mr. Van Delden, als
voorzitter van de Raad van Discipline in begin 1996 enkele klachten die ik sinds 1989 had ingediend bij de Raad van Discipline aan u doorschoof ter onderzoek en beoordeling. Recentelijk vernam ik van Mr. Ten Kate, Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, dat Mr. Robbers nog steeds wacht op de rapportage van uw bevindingen. Ook ik heb van u sinds begin 1996 in dat kader niets meer mogen vernemen. Ik kan slechts aannemen dat u in het licht van dat tijdsbestek nu een uitermate grondig onderzoek moet hebben afgerond en dat het rapport van uw bevindingen al geruime tijd klaar ligt voor verzending. Vanzelfsprekend zou ik het waarderen ook direct van u een exemplaar te ontvangen. Een onverwijld bericht dienaangaande lijkt mij in de rede te liggen."

In mijn brief aan u d.d. 6 december 2000 schreef ik u al: "7 -- in ons telefoongesprek merkte ik al op dat ik in 1989 klachten over enkele advocaten
voorgelegd heb aan de Raad van Discipline te Den Haag. De afhandeling werd jaar in jaar uit stelselmatig vertraagd. In 1996 heb ik dit gereactiveerd onder meer via betrokkenheid van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het resultaat was dat het leeuwendeel van die klachten werd doorgeschoven naar Mr. Schute als Deken. De PG bij de Hoge Raad informeerde mij in die zin dat hij bevestigde dat Mr. Robbers, voorzitter van de Raad van Discipline echt niets kon doen behalve lijdzaam wachten op een rapport door Mr. Schute. En zo'n rapport verscheen niet. Jarenlang niet.

Mr. Schute heb ik als Deken daaraan schriftelijk herinnerd en hem gemaand toch vooral zijn onderzoek af te sluiten en zijn bevindingen in de vorm van een rapport vast te leggen teneinde dat te doen toekomen aan de Raad van Discipline te Den Haag. Resultaat is geheel uitgebleven. In het licht van een doorlooptijd van minstens 11 jaar (september 1989 - december 2000) zouden sommigen kunnen gaan denken in termen van samenspanning en bewuste sabotage-tactieken gericht op het de facto effectief uitschakelen van het advocatentuchtrecht, waarmee het optreden van mijn ex, ex-gerechtsauditeur van de Hoge Raad, c.q. van haar advocaat / tevens Raadsheer Hof Den Haag Mr. Van Oldenborgh, aan de kritische blik werd/wordt onttrokken. Volgens mij is het op z'n minst een bijkans bizar jammerlijk falen van (dit deel van) het recht, dat niet thuishoort in een democratische rechtsstaat."

11 -- Rekest civiel

Wilgers dagvaardde in mei 1999 mijn ex in een procedure rekest civiel. Zij stond voor antwoord in september 1999, toen Wilgers mij op kwalijke wijze (om Van Delden te gerieven) liet vallen. Enige tijd later bleek dat de rolrechter 'spontaan' het antwoord van mijn ex op de rol had geplaatst van november 2002. De destijdse procureur bezweert mij dat hij daarbij niet was betrokken, maar hij neemt aan dat Wilgers dit op de een af andere manier (via Van Delden ?) heeft geregeld. Dat is merkwaardig omdat de rolrechter natuurlijk alleen maar contact zou mogen hebben met de procureur. November 2002 is inmiddels verstreken zonder enig nieuws. U weet dat mijn huidige advocaat dankzij u niets kan doen. Zie onder 8 -- DOSSIERS. Zo is en wordt ook het rechtsmiddel van herziening mij de facto ontnomen; door Wilgers en door u.

12 -- Wilgers over Hare Majesteit en Prins Bernhard

Ik vind de wijze waarop Wilgers zich opstelt tegenover het Koningshuis liederlijk en voor een advocaat in Nederland onacceptabel. Daarover heb ik u met redenen omkleed in meerdere brieven ingelicht. Iedere reactie is uitgebleven. In mijn fax aan u d.d. 12 augustus 1999 merkte ik op: "7 -- Bij zijn brief gedateerd 7 augustus 1999 heeft Mr. Wilgers, overigens zonder verdere toelichting, gestuurd een krantenartikel over een boek dat door Prins Bernhard van een voorwoord was voorzien; zie kopie. Dit laat zich aanzien als de zoveelste uiting van zijn onbeheersbare neiging in te hakken op ons staatshoofd als vazal van de Britse Kroon, op Prins Bernhard als crimineel en op het WNF als criminele organisatie. Hij kan de smaad en laster kennelijk niet laten. Het komt mij voor dat het uw taak is om hem ook wat dat betreft tot de orde te roepen.

D.d. 22 september 1999 schreef ik u: "Mij bereikte over de fax een opmerkelijke brief d.d. 14 september 1999 van de hand van mr. Wilgers en kennelijk gericht aan ons staatshoofd. Zie bijgaande kopie. Ik maak enkele opmerkingen zonder de pretentie volledig te zijn:
-- het maakt de indruk van een schotschrift geschreven in hetze-stijl
-- dat epistel lijkt te getuigen van een gederailleerde psyche met paranoïde kenmerken
-- de adressering is al helemaal schandelijk en beledigend
-- naar mijn indruk hoort een jurist, die zo de meest ernstige aantijgingen over WNF en Greenpeace op papier zet in Goebbels-stijl niet advocaat te mogen zijn in Nederland.
-- dit moet toch zeker in strijd zijn met de gedragsregels voor advocaten, zoals gedragsregel nr. 1 Al eerder (per faxbrief d.d. 27 juni jl) schreef ik u over mr Wilgers waarbij ik u informeerde dat naar mijn mening zijn optreden alle perken te buiten gaat en ik verzocht u onmiddellijk in te grijpen "voor deze advocaat als een dolgedraaide woesteling nog meer schade aanricht".

Daarbij voegde ik kopie van mijn faxbrief d.d. 26 juli 1999 aan mr Wilgers, waarin ik stelde: "In 1966 studeerde ik als experimenteel fysicus cum laude af; ik had mogelijkheden om aan de universiteit te blijven voor promotie-onderzoek. Maar ik koos ervoor in dienst te gaan.
Dat betekent niet dat ik militarist ben; het betekent wel dat ik mijn verantwoordelijkheid nam. Als officier heb ik de eed van trouw afgelegd. Dat betekent voor mij een fundamentele committering aan mijn land als land waar recht geldt op basis van wet en feit, in plaats van anarchie en willekeur. Dat heeft z'n intrinsieke waarde in alle culturen.

Het kwetst mij diep dat u beweert dat ons staatshoofd, als vazal van de Britse Kroon, direct betrokken is bij neokolonialisme door via internationale organisaties, in de eerste plaats het WNF, steeds meer gebieden overal ter wereld in de greep te krijgen. Voorts stelt u keer op keer dat Prins Bernhard in vol bewustzijn zich (mede)schuldig gemaakt heeft aan massamoord (u noemt meer dan 1 miljoen slachtoffers) en nazi was, is en blijft. Dat dergelijke aantijgingen mij erg storen, lijkt u niet tot uw bewustzijn te willen laten doordringen.

Ik vind dat u ermee verregaand over de schreef gaat. Loyaliteit tegenover het land waarin u leeft en uw beroep mag uitoefenen, en daarmee ten opzichte van het rechtstelsel dat deze samenleving bijeenhoudt, schijnt geen motiverende factor te zijn."

Van deze observaties betreffende de duistere obsessie van mr Wilgers over ons Koninklijk Huis bent u, als Deken verantwoordelijk voor mr Wilgers, op de hoogte vanaf 27 juni 1999, maar u hebt ermee niets gedaan. Dat lijkt mij voor u als Deken, eufemistisch uitgedrukt, beneden de maat. De conclusie die zich onontkoombaar opdringt is: wie zwijgt, stemt toe.

13 -- Een Valse Advocaat te Goes.

Zie voetnoot 2 voor meer informatie over Wilgers.
Samenvattend: Mr. Wilgers is op duistere wijze advocaat geworden. Zijn patroon Mr. Wouters zette hem stante pede de stoep op na 1,5 jaar stage en liet u weten dat hij Wilgers ongeschikt achtte voor het beroep van advocaat. Er speelde met uw betrokkenheid een strafrechtelijk onderzoek tegen Wilgers wegens grove uitlatingen/beschuldigingen aan het adres van het Wereld Natuur Fonds. Wilgers vond uit dat de behandelend Hoofdofficier van Justitie Mr. Wabeke banden had met het WNF, de strafrechtelijke procedure werd afgeblazen en Wilgers kreeg zijn stagebriefje. Wellicht hebt u zich erg onder druk geplaatst gevoeld door Wilgers, maar dat is nog geen reden om een stagiaire op onrechtmatige wijze zijn stagebriefje te geven. Daarmee hebt u zich boven de wet geplaatst en dat mag ook een Deken niet. Aldus is Wilgers terwijl hij niet voldaan heeft aan de wettelijke vereiste van een met goed gevolg doorlopen stageperiode onder een patroon van minstens 3 jaar, niet voldaan. Integendeel.

Ik heb nu de schandelijke consequenties van dat soort onrechtmatig handelen moeten ondervinden en ik acht en houdt u, en de overige advocaten van het arrondissement Middelburg verantwoordelijk en aansprakelijk. Die wettelijke voorwaarde is een garantie jegens iedere Nederlander, die een koperen bord ziet van advocaat Jansen of Pietersen en dan denkt dat het gaat om een advocaat die een voor de beroepsgroep vereiste proeve van bekwaamheid heeft afgelegd. En daarbij gaat het natuurlijk niet alleen om kennis en bekwaamheid, maar ook over de juiste attitude.

Maar het is ook unfair tegenover alle andere confrères die wel conform de wettelijke regels die proeve van bekwaamheid hebben moeten doorstaan. En hoe dan tegenover andere stagiaires die niet geschikt voor het beroep van advocaat werden bevonden?
De negatieve resultaten zijn nu wel duidelijk. Zijn patroon vond dat Wilgers ongeschikt was voor het beroep van advocaat en mijn bittere ervaringen bevestigen dat. Dat hij op minder dan legale wijze advocaat werd en zich nog steeds niet gedraagt conform de gedragsregels mag mij niet ten nadele strekken.
Stelt u zich voor: Wilgers kan in de toekomst wel Deken worden of plaatsnemen in de Raad / het Hof van Discipline.

14 -- De DEKEN van Middelburg.

In mijn fax d.d. 8 september 1999 aan u schreef ik: "2 -- ik verneem gaarne klip en klaar van u of u nu bereid bent alle onbeantwoord gebleven
berichten naar behoren te beantwoorden of dat ook u kiest voor (de voortzetting van) de methode van "stommetje spelen" van Mr. Wilgers voor wie u in meer dan één opzicht verantwoordelijk bent.
Als deken hebt u wettelijke verantwoordelijkheid, niet alleen ter onvoorwaardelijke bescherming van uw advocaten, maar ook jegens mij als Nederlander. Jaar in jaar uit bent u beantwoording van mijn vragen uit de weg gegaan, d.w.z. eerst Mr Schute, die misbruik maakte van zijn macht, daarna Mr. Cambier die een meester bleek te zijn in het glad en stelselmatig ontwijken van enig vraagstelling en nu u die iedere duidelijkheid uit de weg gaat.

Al eerder heb ik gewezen op mijn mening dat u daarmee handelt in strijd met het EVRM en de Grondwet. Ook meen ik dat uw optreden in strijd is met datgene wat ik als inwoner van de EU mag verwachten.

Samenvattend:
-- de boedelscheiding die loopt sinds 1986 - nu 17 jaar - is compleet vastgelopen
-- de toegang tot de rechter is voor mij geblokkeerd. Ik acht dat in strijd met de rechten van de Mens, met het EVRM, met artikel 17 van de Grondwet en met rechtsregels en grondrechten binnen de EU
-- het tuchtrecht tegen advocaten is voor mij gesaboteerd; klachten over advocaten van september 1989 liggen nog immer (sinds 1996) onafgehandeld onder de Deken van Middelburg
-- het rechtsmiddel van herziening (rekest civiel) is mij de facto uit handen geslagen
-- een keihard ook voor de rechter bewezen afspraak 'no cure no pay' wordt genegeerd en men gaat 'rustig en wel' door te doen alsof er sprake is van een reguliere begrotingsprocedure waaruit een financiële toewijzing kan voortkomen.
-- u hebt een ernstig probleem met een van uw advocaten, die niet bereid is zich te houden aan de regels van uw gilde, maar dat mag mij niet tot nadeel strekken.

Ik verzoek u om éénduidige antwoorden over alle openstaande vragen, d.w.z. door u (daarbij inbegrepen uw voorgangers) jarenlang niet beantwoorde vragen. In mijn brief van 10 april 2003 vroeg ik u de eerdere correspondentie te beschouwen als geheel herhaald en ingelast. Reactie is uitgebleven.

Als burger verzoek u als Deken uw wettelijke verantwoordelijkheid jegens mij te nemen en AL mijn openstaande vragen éénduidig te beantwoorden. Bij uitblijven van antwoorden zal ik na 14 dagen slechts kunnen concluderen tot een geëxpliciteerde weigering. Het optreden dat ik meemaak van de zijde van Wilgers en van u, lijkt mij de mede-verantwoordelijkheid en mede-aansprakelijkheid van alle advocaten in het arrondissement Middelburg.


Hoogachtend,Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA

Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA
tel + fax: 31 70 5118922
nburjas@planet.nl
van Polanenpark 58
2241 RS Wassenaar



VOETNOTEN
-- voetnoot 1; 1 pagina
-- voetnoot 2; 3 pagina's

BIJLAGEN
1 -- brief 11 maart 2003
2 -- brief d.d. 10 april 2003
3 -- vonnis d.d. 22 januari 2003
4 -- commentaar naar aanleiding van het vonnis d.d. 22 januari 2003; 3 pagina's
5 -- brief d.d. 18 juli 2002 aan de Minister-President
6 -- brief d.d. 1 juli 2002 aan de Minister van Economische Zaken mw. Jorritsma-Lebbink
7 -- artikel Katholiek Nieuwsblad 23 augustus 2002

Voetnoot 1
Na een huwelijk op huwelijkse voorwaarden ben ik verwikkeld in een boedelscheiding sinds 1986.
Na 8 jaar kwam de rechtbank in 1984 tot een eindvonnis. Daarbij werd beslist:
-- er is voor het gehele huwelijk verrekend en ik heb geheel aan de huwelijksvoorwaarden voldaan
-- de vrouw heeft geen enkele aanspraak op de man
Hoger beroep voor het Hof volgde evenals Cassatie voor de Hoge Raad, die het arrest van het
Hof dekte op één punt na (verrekening pensioenaanspraken). Deze arresten zitten vol met curieuze kronkels en drogredenaties, maar hebben één ding gemeen: het dictum verwijst terug naar de overwegingen en laat op geen wijze zien wie wat aan wie moet betalen. En dat na 11 jaar procederen. Naar mijn mening komt dat neer op 11 jaar rechtsweigering.
In 1998 besliste de rechtbank dat de arresten van Hof (september 1995) en Hoge Raad (maart 1997) geen basis vormden voor een financiële claim van mijn ex op mij, c.q. geen juridische titel gaven voor een beslag op mij inkomsten. De reden: het dictum van beide arresten is zo weinig éénduidig dat niet duidelijk is of A aan B moet betalen of B aan A.
Toen heeft het systeem een grote TRUC bedacht: het 'VOORSCHOT', naar mijn mening een kwalijke fictie waarmee men de wereld van de feiten verliet. Zoals u bekend zal zijn, moet recht gebaseerd zijn op FEIT en mag recht niet gebaseerd zijn op FICTIE. In oktober 1998 stelde Mr. Paris, Vice-president onder Mr. Van Delden, dat ik mijn ex een 'voorschot' zou moeten betalen van ca. fl 200.000.
Maar: 'Voorschot' waarop eigenlijk? Op een eindvonnis? Maar er IS al een eindvonnis.
In hoger beroep besliste het Hof te Den Haag dat ik als 'voorschot' fl 100.000 moest betalen aan mijn ex. Het gebruik van deze hallucinatoire fictie is uitsluitend mogelijk geweest omdat er sprake was van steeds weer een Kort Geding, waarbij de rechter niet gehouden is aan het normale bewijsrecht.


Voetnoot 2
Een Valse Advocaat te Goes.
In mijn fax d.d. 7 augustus 1999 aan u schreef ik:" Mr. Wilgers opereert, naar ik nu meen begrepen te hebben als tweede loopbaan eerst twee of drie jaar als zelfstandig gevestigd advocaat. Tot mijn verbijstering kwam mij inmiddels ter ore dat hij zijn advocatenstage geenszins met goed gevolg heeft doorlopen, maar integendeel als niet -handhaafbaar voor de advocatuur door zijn patroon werd ontslagen. Hoe is het dan ter wereld mogelijk dat hij nu toch advocaat is? Of is dat maar schijn?

Een advocaat moet toch de advocatenstage van 3 jaar met goed gevolg afgesloten hebben, eer hij/zij zich mag vestigen als zelfstandig advocaat ? Een cliënt zal toch alleen maar kunnen veronderstellen dat de advocaat voldaan heeft aan die toelatingseisen, beschikt over de
noodzakelijke deskundigheid en de juiste attitude en verder gehouden is zich te gedragen conform de beroepsregels en de wet ? Dat is voor de cliënt toch zeker een soort minimum -garantie voor de professionaliteit van een advocaat?

Het lijkt wel een situatie van iemand die niet door het arts-examen komt en toch als arts optreedt. Degene die hem dat, in strijd met de regels, mogelijk gemaakt heeft draagt dan toch zeker de volledige verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor ieder later handelen in strijd met
deskundigheidseisen, met beroepsregels, met de vereiste behandeling van de patiënt enz., kortom voor iedere miskleun van die kwakzalver?
In ieder geval moge schrijnend duidelijk zijn dat Mr. Wilgers niet van zin is zich te houden aan wet en gedragsregels, of zich als advocaat tegenover de cliënt op te stellen zoals dat behoort (in dat verband verwijs ik naar de brief van Prof Tak, die spontaan de rol van advocaat/procureur samenvatte).

Gaarne hoor ik van u onverwijld wie het Mr. Wilgers, ondanks zulk flagrant falen in het kader van de advocatenstage, mogelijk gemaakt heeft ingeschreven te worden als lid van de balie. Of is er misschien sprake geweest van een voorwaardelijke toelating tot de balie?"
Ik maak mij grote zorgen. Loop ik nu aan tegen net zo'n geval van charlatanerie ? Daarmee zou sporen het feit dat Mr. Wilgers bereid is de president van de rechtbank te Den Haag van dienst te zijn om diens rechtsweigering aan het zicht te onttrekken door mij als lastige cliënt de mond te snoeren.

Dat roept bij mij de vraag op: is Mr. Wilgers eigenlijk wel formeel, of op formeel juiste wijze, advocaat geworden? En hoe/waar is hij afgestudeerd als meester in de rechten ? Met klem verzoek ik u hierbij om volledige opening van zaken inzake deze bedenkelijke aangelegenheid. Zonder dat zal ik na 8 dagen aannemen dat u dat weigert omdat u zelf ge-impliceerd bent.

In mijn fax d.d. 12 augustus 1999 aan u schreef ik: " Ik verzoek u om een volledige reactie en om onverwijlde toezending van kopie van de stage- verklaring en om opgave van de naam van degene die Mr. Wilgers middels die stageverklaring de facto toeliet tot de balie, en als advocaat losliet op de mensheid, ondanks de ervaringen van zijn patroon. Is het juist dat Mr. Wilgers slechts 2 jaar stage had gevolgd, terwijl advocaten minstens 3 jaar (of nu zelfs 4) jaar stage moeten lopen ?
en
..de schuimklopperij van Mr. Wilgers bewijst naar welk niveau hij zonder probleem afzakt. Bij voortduring verwart hij zoals steeds fictie en feit; waar hij mij motieven, intenties en gedachten toedicht, is dat geheel zijn zaak. Zijn duim is dik; voor zijn eigen conto. Het is opmerkelijk dat hij bijkans dwangmatig vier keer begint over artikel 24 Wet R.O.; hij voelt kennelijk waar de schoen wringt. Qui s'excuse, s'accuse."

Kennelijk is zijn brief er op gericht om iedere negatieve kwalificatie over de communicatie tussen hem en Mr. Van Delden, in ieder geval tegenover u als Deken, de wind uit de zeilen te nemen. Maar u kent de inhoud van artikel 24 R.O. en bent als Deken zeker in staat om
zelfstandig de relevantie van art. 24 R.O. voor het gedrag van Wilgers in collusie met Van Delden te herkennen en uw standpunt te bepalen.

Op 22 juli 1999 schreef ik aan Mr. Wilgers: "Tijdens mijn bezoek aan Goes op 26 juni in verband met de voorbereiding van de pleitnota voor de zitting voor het Hof op 30 juni , maakte u uit uzelf de opmerking dat u nooit zou handelen zoals mijn vorige advocaat Mr. Bogaardt in Wassenaar, die althans enigszins op papier zette hoe er oneigenlijk druk op hem werd uitgeoefend door / vanuit van Delden. U weet dat die situatie neerkwam op de boodschap: die cliënt laten vallen of anders gaan we je kantoor kapotmaken. U zou in zo'n geval zelf wel bepalen wat u zou doen of laten, maar ik zou er niet van te horen krijgen. Ik vond dat een merkwaardige opmerking.

Nu doet zich nogmaals een situatie voor van actieve beïnvloeding door van Delden en gedrag in strijd met art. 24 wet R.O.."
en
ad 4 -- Met zijn brief van 7 augustus 1999 heeft Mr. Wilgers mijn positie ten opzichte van (de President van) de Rechtbank aangetast; dat is kwalijk en in strijd met functioneren van een advocaat zoals ik dat moet kunnen verwachten. Maar nog veel erger is dat hij zijn brief d.d. 7 augustus 1999 aan Mr. Van Delden in kopie gestuurd heeft aan de tegenpartij. Op deze manier " de vuile was de deur uit doen" is een enormiteit die misdadig genoemd mag worden en voor geen enkele advocaat van pas komt. Ik kan dit slechts zien als een bewijs van een bewust zeer kwaadaardige handeling. Een advocaat dient te begrijpen en te respecteren dat hij nooit tegenover de tegenpartij de positie van een cliënt mag schaden, ook niet uit wraak en als blijk van onbeheerste razernij. Zijn brief d.d. 7 augustus 1999 aan de tegenpartij is evident een open invitatie om deze situatie uit te gaan buiten.

In mijn brief d.d. 27 juli 1999 aan u stelde ik met helaas goede redenen: "Hierbij verzoek ik u -- onmiddellijk in te grijpen voor deze advocaat als een dolgedraaide woesteling nog meer schade aanricht" Voorzover mij bekend, hebt u dat nagelaten. Nu blijkt wel mijn vrees bewaarheid te zijn. Nogmaals wijs ik u op uw verantwoordelijkheid en verzoek ik u met klem hierin te treden om verdere schade te voorkomen en aangerichte schade te herstellen waar mogelijk.

Hoe dan ook, één ding heeft Mr. Wilgers buiten kijf bewezen: hij speelt bewust Mr. Van Delden en mijn ex in de kaart. Dat is verraad aan de cliënt. Tentoongespreid wordt een gedragspatroon van hielenlikken naar boven (Van Delden) en hakkentrappen naar beneden (naar de cliënt).

In mijn fax aan u d.d. 12 augustus 1999 merkte ik op: "In mijn brief d.d. 27 juli 1999 aan u stelde ik met helaas goede redenen: "Hierbij verzoek ik u -- onmiddellijk in te grijpen voor deze advocaat als een dolgedraaide woesteling nog meer schade aanricht" Voorzover mij bekend, hebt u dat nagelaten."

In mijn fax d.d. 18 augustus 1999 aan u schreef ik:"7 -- hierbij leg ik aan u voor dat het mij lijkt dat de enige juiste handelswijze vanuit uw op wettelijke grond gefundeerde verantwoordelijkheden zou zijn Mr. Wilgers zonder enig dralen op non-actief te stellen, zodat ook andere cliënten gevrijwaard kunnen zijn van blootstelling aan zijn onconventionele en tevens onrechtmatige werkmethoden.
en
"2.1 -- in 1997 de Officier van Justitie Mr. Wabeke formeel het ontslag van Mr. Wilgers eiste
2.2 -- Mr. Wilgers uiteindelijk genadig 'slechts' een berisping kreeg
2.3 -- vanwege het voorgaande Mr. Wilgers geruime tijd, ca. een jaar, niet als advocaat mocht/kon functioneren
2.4 -- Mr. Wilgers begon te opereren als zelfstandig advocaat vanaf 1 mei 1998 en aldus, naar het zich laat aanzien, op basis van uw fiat op de mensheid werd losgelaten.

Ik herhaal: "Mocht dit beeld gemeten aan feiten op enig punt onjuist zijn, of aanvulling behoeven dan hoor ik graag van u." Wel op basis van vaststaande en verifieerbare feiten graag. Deze zaken waren mij niet bekend voor ik in contact kwam met Mr. Wilgers."

In mijn fax d.d. 28 augustus 1999 aan u schreef ik: "2 -- voorzover mij nu bekend, is Mr. Wilgers toegelaten tot het uitoefenen van het beroep van
zelfstandig advocaat in strijd met de vereisten van toelating, en de stageverordening. U bent duidelijk daarbij zelf geïmpliceerd en aansprakelijk, ook als persoon. Het lijkt mij bewust bedrog jegens mij als Burger.

Mocht ik dit fout begrepen hebben, dan hoor ik dat gaarne van u, maar dan wel met volledige opening van zaken op basis van verifieerbare feiten. Tot nu toe hebt u mijn dringende verzoeken over informatie daarover volledig naast u neergelegd. De conclusie ligt voor de hand dat u als Deken niet alleen hebt verzaakt, maar bovendien iets ernstigs te verbergen hebt.

In mijn fax d.d. 6 december 2000 aan u schreef ik: "2 -- ik vroeg u om feitelijke informatie omtrent Mr. J.G.G. Wilgers. Ondanks uw opmerkelijke terughoudendheid herhaal ik deze vraag. Ik verzoek u om toezending van de volgende concrete gegevens:
..datum van afstuderen als Meester in de Rechten
..naam van de bewuste universiteit waar afgestudeerd (wellicht de Open Universiteit Heerlen, omdat ik begrepen heb dat hij een postorder-opleiding volgde)
..begindatum van de stage bij het kantoor Vader & Wouters
..datum van de beëdiging van die stage door de patroon Mr. Wouters (overigens in mijn ervaring een prettig persoon met een evenwichtige persoonlijkheid)
..het schriftelijke oordeel van Mr. Wouters
..begindatum van de periode die Mr. Wilgers gedwongen geheel inactief thuis doorbracht
..kopie van het schorsingsbesluit
..kopie van de strafklacht die tegen hem schijnt te zijn uitgebracht in verband met woeste beschuldigingen aan het adres van het Wereld Natuur Fonds
..einddatum van de hiervoorgenoemde periode
..datum stagebriefje ondertekend door uw voorganger Mr. Schute en kopie daarvan
..de datum waarop Mr. Wilgers mocht gaan optreden als zelfstandig advocaat; dat zal dan wel de datum zijn dat zijn naam definitief op het tableau werd bijgeschreven
..de datum waarop tegen Mr. Wilgers een klacht werd ingediend bij de Raad van Discipline en de formulering van die klacht, evenals kopie van de uitspraak
..datum waarop deze zaak werd voorgelegd aan het Hof van Discipline en kopie van de uitspraak

Voorzover u dat nodig mocht achten, ben ik bereid normale kopiekosten te vergoeden. Mocht u bezwaren zien, dan blijft mij niets anders over dan mij te wenden tot de Orde in Den Haag c.q. tot de Landelijk Deken van de Orde."en
"5 -- ik breng onder uw aandacht dat Mr. Wilgers gemeend heeft en de procureur en iedere advocaat die voor mij zou willen gaan optreden, een verbod op te leggen om voor mij op te treden. Dit is in strijd met de gedragsregels voor advocaten. Kennelijk beschouwt hij zich als God op aarde. Ook op andere punten heeft Mr. Wilgers blijk gegeven elementaire regels niet te beheersen. Zo schijnt hij het verschil tussen procureur en advocaat niet scherp in het vizier te hebben. Hij richtte zich direct tot de rolrechter, maar de rechtbank wees hem er fijntjes op dat zulk contact voorbehouden was aan de procureur. Ook is hij bij een zitting "gewoon" niet verschenen namens mij als cliënt; dat heeft geleid tot forse problemen. Loyaliteit vis-à-vis de cliënt ontbeert hij. Enz. Enz.. "

Van het bovenstaande kan niet iedere komma en punt gewogen worden op een goudschaaltje. In ieder geval is duidelijk en controleerbaar dat Mr. Wilgers op een onrechtmatige zeer bedenkelijke manier zijn stagebriefje kreeg. Ik meen dat ik belazerd ben en dat de onderste steen boven moet komen. De Deken heeft gehandeld in strijd met de wet.

Ook de Deken heeft niet de bevoegdheid zich boven de wet te plaatsen en een Beun de Haas toestemming te geven te gaan optreden als zelfstandig advocaat. Ik ben bedot en het debacle Wilgers is volledig terug te voeren op die misslag van de Deken. Aldus is de Deken van Middelburg geheel verantwoordelijk voor alle absurde toestanden die ik heb ondervonden van de zijde van deze valse advocaat Mr. Wilgers.


drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA



per fax 0115 617764 en per aangetekende post

Wassenaar, 11 maart 2003

AAN:
    de Deken te Middelburg
    Mr. C.F.E.P. Galama
    Postbus 25
    4530 AA Axel

BETREFT: begrotingsverzoek van Mr. J.J.J. Wilgers d.d. 13 februari 2003


Geachte Deken,

Naar aanleiding van het bovengenoemde onderwerp breng ik enkele punten onder uw aandacht.

  1. ik neem aan dat genoemd begrotingsverzoek ook u heeft bereikt.(zie bijlage 1) en wel ook als tamelijk onleesbare afdruk -- flets en schots en scheef zodat data wegvallen. Naar mijn mening is dit verzoek door Mr. Wilgers volstrekt ten onrechte bij u en uw Raad van Toezicht ingediend; ik ben van mening dat ik hem geen stuiver schuldig ben, in de allereerste plaats omdat hij voor mij als advocaat optrad op basis van de afspraak 'no cure no pay'. Derhalve wijs ik de zogenaamde declaratie volledig van de hand.

  2. Mr. Wilgers begon de eerste week van maart 1999 en ging door tot eind juli 1999 (daarna heeft Mr. Wilgers in essentie slechts gesaboteerd); al met al 5 maanden. Resultaat: één zitting d.d. 30 juni 1999 en papier waarmee ik de muur niet kan behangen en waarin vooral zijn onervarenheid en onprofessionaliteit als advocaat geëtaleerd worden. Hij liet mij bruusk als cliënt vallen na en vanwege zijn privé-gesprekjes met Mr. Van Delden, president van de rechtbank Den Haag; zie bijlage 2 laatste bladzijde.

  3. de volgende advocaat Mr. Oomen te Den Haag verkreeg van Wilgers niet de dossiers. Mr. Oomen kan al jaren niets doen omdat de dossiers nog immer in het bezit zijn van Mr. Wilgers. Dit heeft vertraging opgeleverd vanaf september 1999 tot op heden in een boedelscheidingsprocedure die nu al 17 jaar loopt zonder dat er een eenduidig eindvonnis is, hetgeen verregaand in strijd is met arresten van het EHRM. De vertraging sinds 1999 kont geheel voor het conto van Mr. Wilgers. Ik kan niet ontkomen aan de conclusie dat juist deze vertraging het oogmerk heeft gevormd van het handelen van Mr. Wilgers, zulks op instigatie/verzoek van Mr. Van Delden. Eerlijk gezegd kan ik mij niet voorstellen dat u verantwoordelijk zou willen zijn voor nog verdere vertraging.

  4. het kernpunt van de situatie is de afspraak 'no cure no pay' die gemaakt is tussen Mr. Wilgers en mij. Mr. Wilgers heeft dat achteraf ontkend, maar na enkele jaren procederen is dit nu glashard bewezen middels een aantal getuigenverklaringen onder ede. Zie bijlage 2: uitspraak van de rechtbank Den Haag d.d. 22 januari 2003. Ook zelf heb ik die afspraak onder ede bevestigd. Mr. Wilgers werd helaas niet onder ede verhoord; ik betreur dat ten zeerste. Daarbij kan worden opgemerkt dat Mr. Wilgers op oneigenlijke wijze druk uitoefent als hem iets niet zint. Zo heeft hij over mijn huidige zeer ervaren en rustige advocaat Mr. Oomen pardoes een klacht neergelegd bij de Deken, heeft hij over de getuige Ir. van Heck een strafklacht ingediend bij het OM te Arnhem en heeft hij over getuige Ing. van Rooij een strafklacht neergelegd bij het OM te Den Bosch. Dit soort methoden van getuigen onder druk zetten lijken mij zeer kwalijk. Mijn huidige advocaat Mr. Oomen heeft inmiddels zich gericht tot Mr. Wilgers ; zie bijlage 3. De afwijzing door Mr. Wilgers dateert van 7 maart 2003; zie bijlage 3.

  5. tussen Mr. Wilgers en mij werd afgesproken dat hij zou gaan werken op basis van 'no cure no pay'. Dat houdt per definitie in dat betalingsverplichting pas kan ontstaan bij het behalen van een geldelijk positief eindresultaat en zeker niet eerder. Zie bijlage 2. Pas veel later heeft hij alsnog aanspraak gemaakt op betaling; dat riekt naar oplichting. Wellicht moet ik verdere actie in strafrechtelijk zin overwegen. Hoe kan ik te goeder trouw ooit verwacht hebben dat een afspraak 'no cure no pay' zou kunnen leiden tot het indienen van declaraties vóór een positief eindresultaat zou zijn bereikt? Het optreden van Mr. Wilgers beschouw ik als ronduit een vorm van oplichterij en ik kan mij eenvoudig niet voorstellen dat u en de leden van uw Raad van Toezicht - hoe dan ook -daarin zouden willen meegaan.

  6. Ik verzocht de Deken van Middelburg de dossiers ter beschikking te stellen. Deze wees dat af, naar ik vermoed omdat hij de stelling van Mr. Wilgers dat er geen sprake was geweest van 'no cure no pay', geloofde. De onwaarachtigheid van Mr. Wilgers is nu bewezen, evenals het feit dat hij zijn Deken onwaarheid vertelde. Aldus verzoek ik u nogmaals om Mr. Wilgers te gelasten de dossiers, volledig en zonder verdere vertraging, te doen toekomen aan mijn huidige advocaat Mr. Oomen te Den Haag of aan mij.

  7. De Deken adviseerde Mr. Wilgers verdere vertraging te vermijden en onverwijld een begrotingsverzoek in te dienen (brief d.d. 2 februari 2001; zie bijlage 5). Waarom is dat niet gebeurd?. Integendeel: de gehele verdere gang van zaken is er een van getraineer geweest.

  8. Zie ook bijlage 6 (brief van Mr. Bogaardt - de procureur en voorgaande advocaat - aan Mr. Wilgers d.d. 13 december 2000 en het antwoord d.d. 18 december 2000 van Mr. Wilgers.) Mr. Wilgers stelt daarbij: "het bedongen loon bedroeg fl 200 per uur ex. BTW." Dit is onwaarheid: voorzover mij bekend is er zó nooit loon afgesproken vanwege de wel gemaakte afspraak 'no cure no pay'. De verdere typische opgeblazen dreigementen heb ik terzijde geschoven.

  9. verwezen moge worden naar de volledige briefwisseling tussen de Deken van Middelburg en mijzelf. Ik verzoek u de inhoud daarvan te beschouwen als geheel herhaald en ingelast. Expliciet verzoek ik zulks ook ten aanzien van de leden van uw Raad van Toezicht die naast u betrokken zouden worden bij dit begrotingsverzoek.

  10. Naar ik meen begrepen te hebben is de wijze waarop Wilgers advocaat werd uitermate bedenkelijk. Zo ook de wijze waarop Mr. Wilgers heeft gemeend tegen het Huis van Oranje te ageren; zie eerdere correspondentie. Na anderhalf jaar stage werd Mr. Wilgers stante pede op straat gezet door zijn patroon, die de Deken liet weten dat Mr. Wilgers ongeschikt was voor het beroep van advocaat. Naar het schijnt wilde geen advocatenkantoor hem voor het vervolg van de stage-periode. Ondanks de daaropvolgende schorsing, en naar ik hoorde een strafrechtelijke procedure door de hoofdofficier Mr. Wabeke tegen Mr. Wilgers, verkreeg hij toch zijn stagebriefje van de Deken. Hoe dat alles ook zij: hij heeft niet de wettelijk verplichte stage-periode van drie jaar of meer met goed gevolg doorlopen. Dat wreekt zich nu. De Deken, die de beslissing nam Wilgers ondanks de dramatisch slecht verlopen stage-periode toch toe te staan te gaan opereren als zelfstandig advocaat, kan zich niet onttrekken aan verantwoordelijkheid in deze.

  11. voor het geval u het ingediende begrotingsverzoek toch au serieux neemt, maak ik - naar mijn mening onverplicht - enkele voorlopige opmerkingen over de nogal onleesbare declaratie van Mr.Wilgers.

    11.1 iedere claim van vóór 4 maart 1999 (zie "brief cliënt overname + brief Bogaardt") wijs ik totaal van de hand. Er was al enig contact voor 4 maart 1999 in verband met een kwestie die ik voorgelegd had aan het EHRM te Straatsburg en waarin Mr. Wilgers - volkomenvrijblijvend - geïnteresseerd was, zulks mede in verband met de Dombo-affaire.

    11.2 enkele punten worden door Mr. Wilgers in zijn declaratie niet vermeld:

    11.2.1 op dinsdag 29 juni 1999 wraakte hij namens mij Mr. Paris, Vice-president van de rechtbank Den Haag per fax

    11.2.2 hij dagvaardde mijn ex in een procedure rekest civiel

    11.2.3 volgens de "gegevens" van Mr. Wilgers is er tussen 30-06-1999 "Pleidooi"(datum zitting Hof Den Haag) en 13-10-1999 "Arrest" niets gebeurd; meer dan drie maanden!. In die periode vallen zijn privé-gesprekjes met Mr. Van Delden en bedenkelijk optreden van Mr. Wilgers die mij op bruuske wijze liet vallen. Zie ook: brief aan Mr. Bogaardt d.d. 15 augustus 1999 en bijlage 2 laatste pagina. Kennelijk had hij mij blijkens zijn "declaratie" op 30 juni 1999 als cliënt al afgeschreven.

    11.2.4 In ieder geval moge nu duidelijk zijn dat Wilgers' declaratie niet berust op een ook maar enigszins accurate boekhouding, maar eerder het karakter heeft van een serie slagen in de lucht.

    11.3 alle posten die Wilgers opvoert als "studie" wijs ik volledig van de hand:

    11.3.1 de kreet "studie" is ten onrechte inhoudelijk volstrekt ongedefinieerd en daarmee totaal ongeloofwaardig.

    11.3.2 misschien heeft hij zitten zonnen, of aan iets anders gewerkt of zomaar wat bedacht

    11.3.3 de opgevoerde aantallen uren "studie" zijn buiten iedere redelijke proportie en volstrekt oncontroleerbaar. Als cliënt moet ik er op kunnen rekenen dat de advocaat op professionele wijze en redelijk vlot, efficiënt en effectief een (pleit)nota kan voorbereiden. Ik zie niet in waarom ik zou moeten opdraaien voor geclaimde maar extreme incompetentie

    11.3.4 wellicht is zijn postorder-opleiding tot jurist zó eng geweest dat hij nog heel veel moet studeren in een poging om op een minimum-peil te komen, maar daarvoor hoef ik als klant niet de kosten te dragen

    11.3.5 waarschijnlijk wreekt zich ook gebrek aan ervaring als gevolg van de niet met succes doorlopen stage-periode, maar ook daar hoef ik niet voor op te draaien. Kennelijk heeft hij daarbij ook niet geleerd hoe naar behoren te declareren.

    11.4 voor een boekhouder zal wonderlijk kunnen zijn dat een reeds door mij betaalde zuivere kostennota à fl 2.455,00 toch eerst meegerekend wordt in het honorarium, aldus doorwerkt in de BTW en in de geclaimde kantoorkosten, en pas aan het einde van de totale berekening weer afgetrokken wordt.

    11.5 Mr. Wilgers heeft één zitting gedaan inbegrepen een pleitnota/pleidooi en wel voor het Hof Den Haag op woensdag 30 juni 1999. Zijn pleidooi was zwak en door hem - tot mijn verbijstering - zacht mompelend uitgesproken. Ik vroeg hem na afloop daarnaar en hij stelde dat hij bij een pleidooi opzettelijk zacht mompelend spreekt zodat de rechters dan wel genoodzaakt zouden zijn extra goed naar hem te luisteren. Dit soort bizarre benadering kenmerkt Mr. Wilgers. Het Proces-Verbaal en/of de aantekeningen van de griffier van de bewuste zitting zijn nog immer niet beschikbaar. Hoe dat ook zij, een dergelijke zitting moet een advocaat kunnen voorbereiden en uitvoeren met een besteding van luttele uren. Zie ook brief d.d. 13 december 2000 van Mr. Bogaardt.

    11.6 bepaald curieus is dat Mr. Wilgers op verholen wijze in samenhang met deze ene zitting d.d. 30 juni 1999 in zijn declaratie op twee verschillende plaatsen kostenposten opvoert. In gewoon Nederlands heet dat: met dubbel krijt schrijven. In casu naar mijn mening meer dan dubbel vanwege de geïnflateerde uurtotalen, vooral voor diverse vormen van studie. Bijeenhalen van beweerde kostenposten (voorzover te isoleren en te ontcijferen) samenhangend met die ene zitting levert:


            12-06-1999 Studie                                        3.50
            22-06-1999 Telefonisch onderhoud cliënt                  0.50
            22-06-1999 Studie                                        6.75
            24-06-1999 Studie                                        8.50
            25-06-1999 Studie                                        3.00
            26-06-1999 Gesprek cliënt                                5.50
            (ik werd uitgenodigd bij de lunch een boterham mee te 
             eten, maar kennelijk waren dat zeer dure boterhammen)
            26-06-1999 Voorbereiding pleidooi                        5.75
            27-06-1999 Studie zittingsnota                           9.25 
            27-06-1999 Voorbereiding pleidooi                        3.20
            28-06-1999 Studie zittingsnota                           5.75
            28-06-1999 Voorbereiding pleidooi                        2.15
            29-06-1999 Studie zittingsnota                           8.75
            29-06-1999 Uitwerken pleidooi                            3.30
            30-06-1999 Zitting 2 x 1.25                              2.50
            30-06-1999 Pleidooi                                      3.00
            30-06-1999 Pleidooi RB (nee; niet rechtbank, maar Hof)   2.50
                       Nabespreken                                   0.25
                       Reistijd 50 % van 3.00 uur                    1.50
            Totaal                                    circa 75 uur.
            inclusief BTW                            circa fl 20.000  

    Deze absurde getallen tonen dubbeltellingen en hyperinflatie aan, en illustreren Wilgers' peil van betrouwbaarheid.

  1. Opmerkelijk is ook het tarief dat Mr. Wilgers hanteert. Tegenover een derde beweerde hij dat er sprake was van een tarief van fl 200 (zie punt 8 hiervoor), maar bij zijn declaratie hanteert hij - voorzover ontcijferbaar - fl 225 per uur. Dat is dan pijlsnel 12.5 % meegenomen. Ook dit demonstreert Wilgers' betrouwbaarheid.

    • voor het geval u zou besluiten het begrotingsverzoek toch met uw Raad van Toezicht in behandeling te nemen, verzoek ik u mij: aldus spoedig te berichten een wél goed leesbare kopie te doen toekomen van Wilgers' declaratie (niet flets en niet schots en scheef afgedrukt)
    • redelijk tijd te laten (bijv. 2 weken) om, indien u dat nog nodig zou vinden, nog verder inhoudelijk te reageren op de details van de zgn. kostenstaat/declaratie van Mr. Wilgers.
    • te laten weten welke vragen er bij u nog zouden leven ten aanzien van Wilgers' declaratie.

  2. ter illustratie van de context moge ik u en de leden van uw Raad van Toezicht verwijzen naar:

  3. de onderhavige brief heb ik ter registratie in kopie verzonden aan de Sociale Databank Nederland: www.sdnl.nl


Hoogachtend,

Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA


    Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA
    tel + fax: 070 5118922
    e-mail: nburjas@planet.nl
    van Polanenpark 58
    2241 RS Wassenaar


BIJLAGEN

  1. brief d.d. 13 februari 2003 met 3 bladzijden
  2. vonnis d.d. 22 januari 2003 van de rechtbank te Den Haag met 3 pagina's commentaar
  3. brief d.d. 5 maart 2003 van Mr. Oomen aan Mr. Wilgers
    brief d.d. 7 maart 2003 van Mr. Wilgers
  4. brief d.d. 15 augustus 1999 aan Mr. J.W. Bogaardt
    brief d.d. 26 augustus 1999 van Mr. J.W.Bogaardt
  5. brief d.d. 2 februari 2001 van Deken Mr. Cambier aan Mr. Wilgers
  6. brief d.d. 13 december 2000 van Mr. Bogaardt aan Mr. Wilgers
    brief d.d.18 december 2000 van Mr. Wilgers aan Mr. Bogaardt



per fax 0115 617764
AAN:
    de Deken te Middelburg
    Mr. C.F.E.P. Galama
    Postbus 25
    4530 AA Axel

BETREFT:

  • begrotingsverzoek van Mr. J.J.J. Wilgers d.d. 13 februari 2003
  • mijn brief aan u d.d. 11 maart 2003

Wassenaar, 10 april 2003

Geachte Deken,

Hierbij breng ik onder uw aandacht dat ik geen enkele reactie heb mogen ontvangen op mijn brief d.d. 11 maart 2003 aan u; ik betreur dat.

Het is u bekend dat mijn huidige advocaat - sinds oktober 1999 - niets kan doen zolang hij niet beschikt over de volledige dossiers. Dat is het gevolg van de apert onwaarachtige ontkenning door Mr. Wilgers van de tussen hem en mij gemaakte afspraak "no cure no pay". De leugenachtigheid van Mr. Wilgers is inmiddels vast komen te staan.

Mr. Wilgers weigerde en weigert de dossiers door te geven aan mijn huidige advocaat en De Deken van Middelburg dekte dat en dekt dat; volstrekt ten onrechte.

Het moge evident zijn dat ik, vanwege de verplichte procesvertegenwoordiging, in mijn toegang tot de rechter nu al jaren zeer ernstig gehinderd wordt omdat mijn huidige advocaat niet kan optreden op basis van de dossiers. Deze blokkade vanaf oktober 1999 is ook uw verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Ik acht deze situatie in strijd met het EVRM en met artikel 17 van de Grondwet.

Nogmaals verwijs ik u naar de inhoud van mijn brief van 11 maart 2003.

Een zeer spoedig en afdoend antwoord van uw zijde lijkt mij in de rede te liggen.


Hoogachtend,Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA

Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA
tel + fax: 31 70 5118922
nburjas@planet.nl
van Polanenpark 58
2241 RS Wassenaar


C.c. -- Mr. A.L.C.M. Oomen , advocaat te Den Haag


Het begrip 'no cure no pay'

Definitie van "no cure no pay" uit Fockema Andreae's Juridisch woordenboek 1990 dat verwijst naar W.v.K. artt. 545-571:
Conditie in bergingscontract (scheepvaart), krachtens welke bergloon uitsluitend verschuldigd is indien de bergingspogingen met succes worden bekroond. Bij uitbreiding: beding in een overeenkomst van aanneming van werk of het verrichten van enkele diensten, volgens welk de opdrachtgever geen betaling aan de wederpartij behoeft te doen bij uitblijven van het beoogde resultaat.

Volgens Kluwer Collegebundel zijn artt. 545 - 576 Van hulp en berging vervallen bij wet van 23 mei 1990. Maar dat wil nog niet zeggen dat de gegeven definitie van het begrip 'no cure no pay' niet meer zou gelden. Waar is nu alles te vinden over 'van hulp en berging'?
Wellicht is een meer recente omschrijving van "no cure no pay" te vinden in een ander woordenboek of in een latere editie van Fockema Andreae's woordenboek.

"No cure no pay" is kennelijk een standaard-vorm in de scheepvaart als het gaat om berging van een schip. Cruciaal is daarbij het te realiseren eindresultaat, te weten het afmeren van het kostbare schip in de haven. Lukt dat dan krijgt de berger zijn bergloon, lukt dat niet dan krijgt de berger niet betaald.

Makelaars werken vaak op basis van no "cure no pay". Bij bemiddeling in geval van opvullen van vacatures wordt gewerkt op basis van "no cure no pay"; de bemiddelingsfee wordt pas in rekening gebracht na definitieve succesvolle bemiddeling en plaatsing van een kandidaat. Headhunters opereren standaard op basis van " no cure no pay". Bureaus voor rechtshulp werken vaak met "no cure no pay"-afspraken. Er is ook sprake van "no cure no pay" in incasso-procedures, maar vooral in geval van letselschadeprocedures.

De Nederlandse Mededingings Autoriteut NMa heeft vastgesteld (Besluit 560; Engelgeer vs. de NOVA; zie www.nmanet.nl/nl/besluiten) dat letselschadeadvocaten op basis van no cure no pay moeten kunnen werken. Dan gaat het om juridische expertise bij het procederen in gevallen van letselschade. Wordt de procedure afgesloten met betaling van een aanzienlijk bedrag als letselschadevergoeding, dan wordt de advocaat betaald. Eindigen de procedures zonder dat er enig financieel positief resultaat bereikt wordt, dan krijgt de advocaat niet betaald.

NRC 22 februari 2002:
NMA wil slachtoffer steunen. 'Advocaat belonen naar resultaat' Letselschadeadvocaten moeten op basis van het no cure no pay-principe kunnen werken. Dit houdt in dat de cliënt, slachtoffer, zijn raadsman alleen betaalt als de zaak wordt gewonnen en de schade is vergoed.

NRC Handelsblad 26 februari 2002:
De NOVA heeft bezwaren geuit tegen "no cure no pay". De Orde van Advocaten grijpt naar het zwaarste middel om advocaten te verbieden zich te laten betalen volgens no cure no pay. Dat systeem, waarbij cliënten hun advocaten pas betalen als ze een schadevergoeding hebben gekregen, is niet toegestaan op grond van de 'gedrags- en beroepsregels'.

De Consumentenbond zegt het kort en krachtig (15 augustus 2002): De beloning van een advocaat moet volgens de Consumentenbond afhankelijk worden van hetbehaalde resultaat, het no cure no pay principe. Advocaten worden nu per uur betaald. "Mensen die een advocaat in de arm nemen, worden direct op kosten gejaagd", aldus een woordvoerder van de Consumentenbond. "Door het invoeren van no cure no pay wordt de drempel naar een rechtszaak lager. De advocaat krijgt zijn geld pas als de rechtszaak is gewonnen."

In "No Cure No Pay' in de Praktijk; de VS versus Nederland ", Mr. Loes de Vaan - Nederlands Juristen Blad 2002/40 d.d. 6 december 2002 - wordt gesteld:

  • no cure no pay is identiek aan het begrip 'contingency fee' (cf) in de USA.
  • bij een cf-overeenkomst is het honorarium slechts voorwaardelijk verschuldigd, en wel alleen bij een positief resultaat (uit de tekst volgt dat bedoeld is eind-resultaat) In de VS is het meestal een percentage van het schadevergoedingsbedrag dat de advocaat voor de cliënt incasseert.
  • de advocaat financiert de volledige procedure zolang de zaak loopt.

Cruciale kenmerken van 'no cure no pay':

  1. het betreft een karwei (bijvoorbeeld het bergen van een schip , het opvullen van een vacature, of het voeren van juridische procedures) dat specifieke deskundigheid (van berger, headhunter of advocaat) vereist.

  2. het gaat om het met succes afsluiten van het karwei:
    • het kostbare schip wordt afgemeerd in de haven van bestemming
    • de vacature wordt opgevuld
    • de juridische zaak is geheel uitgeprocedeerd met positief resultaat. d.w.z. dat een aanzienlijk bedrag ter beschikking gekomen is
  3. tot aan het afsluiten van het karwei (berging van het schip, het recruteren van de juiste kandidaat, of het uitprocederen van een zaak tot aan het eind) is er geen sprake van betalingsverplichting.
  4. de vraag van betaling voor geleverde specifieke expertise komt eerst aan het eindpunt aan de orde aan de hand van het eindresultaat:
    • is het karwei met succes geklaard - het schip afgemeerd aan de kade, een vacature vervuld, of een aanzienlijk bedrag als schadevergoeding gerealiseerd aan het eind van procedures - dan wordt de berger, de headhunter, c.q. de advocaat betaald.
    • is er geen sprake van financieel positief eindresultaat - het schip is onderweg gezonken, de vacature is niet met succes vervuld, of de advocaat heeft geen financieel positief eindresultaat weten te bereiken - dat is er geen betalingsverplichting.

In casu: Bewezen is dat er met Wilgers een afspraak is gemaakt deze 'zaak' te behandelen op basis van no cure no pay. (zie rechtbank vonnis rolnummer 00/3583 d.d. 22 januari 2003). Vast staat dat Wilgers de afspraak no cure no pay ten onrechte heeft ontkend. Evenzeer staat vast dat Wilgers zich voor mij beziggehouden heeft met de boedelscheidings- procedure en tijdens zijn bemoeienis geen declaratie(s) gestuurd heeft of enige mededeling over te verwachten kosten.

De afspraak no cure no pay heeft hij schriftelijk vastgelegd in die vorm dat hij mij geen rekening zou sturen zolang ik niet solvabel zou zijn. Als gevolg van het zogenaamde voorschot op de boedelscheiding van ca. Fl 100.000 ben ik nu nog veel minder solvabel dat op het moment dat Wilgers de afspraak no cure no pay aanging. Evident is dan ook dat de afspraak no cure no pay betrof het met positief resultaat - een aanzienlijk bedrag - tot het einde brengen van de boedelscheiding. Dat heeft hij niet gedaan. Niets is in positieve zin bereikt. Minder negatief is nog steeds negatief, niet positief. De additionele mogelijkheid om een aanzienlijke uitbetaling aan mij te realiseren middels een schadeprocedure tegen de Staat is evenmin benut. Daar was nog niets aan gedaan en Wilgers heeft daaraan niets gedaan.

De vraag kan gesteld worden waarom Wilgers met deze zaak stopte. In oktober 1998 wraakte ik Mr. Paris, Vice-President van de rechtbank Den Haag en rechterhand van Van Delden als President van de Rechtbank Den Haag in een zitting in kort geding waarbij hij optrad als President.

Die wraking hebben Paris en Van Delden terzijde geschoven. Paris besloot dat ik mijn ex een voorschot van fl 200.000 moest betalen. Mijn ex zag haar kans en ging in beroep, met onder meer de eis van een vooschot van fl 600.00. Bij arrest d.d. 30 september 1999 besloot het Hof tot een voorschot van ca. fl 100.000. MAAR: het Hof besloot ook dat de wraking van Paris ten onrechte niet volgens de wettelijke voorschriften was afgehandeld. Op 29 juni 1999 wraakte Wilgers - per fax - namens mij Mr. Paris die een kort geding zou gaan voorzitter op vrijdag 2 juli 1999.

Mr. Van Delden belde Wilgers op zijn huisadres te Goes met de mededeling dat hij voor de dag erna (kort geding op vrijdag 2 juli 1991) een geschikte rechter had, maar van tevoren de verzekering wilge hebben dat er niet zou worden gewraakt. Wilgers was niet thuis. De naam die ik van Mw. Wilgers hoorde (Dupont) kon ik niet vinden en dus ging dat kort geding niet door.

Op vrijdag 2 juli 1999 vond ik hem toch in mijn gegevens: J.W. du PON, sinds 1983 rechten rechtbank Haarlem en sinds 1990 vice-president rechtbank Haarlem. De destijdse advocate van mijn ex C.A.J. van der MEULEN is sinds 1989 rechter-plaatsvervanger rechtbank Haarlem. Als in nietsvermoedend had ingestemd met de zitting op 2 juli 1999, dan had ik gestaan tegenover een rechter en de advocate van mijn ex die elkaar al meer dan 10 jaar kenden. Wilgers ging meerdere privé-gesprekjes aan met Van Delden en eiste na enige tijd dat ik zou afzien van de wraking van Paris. En anders zou hij mij als cliënt laten vallen; dat is dan ook zo gebeurd.

Ook met de tweede wraking van Paris is niets gedaan en daarmee heeft Wilgers Van Delden als president van de rechtbank een dienst bewezen. Ik denk dat de uitspraak van 22 januari 2003 wraak is: nu bewijst Mw. Mr. Willink, coördinerend Vice-President Wilgers een dienst en neemt men wraak op mij.

NCBJ 03-02-16


Per fax en per aangetekende post
AAN :
    De Minister van Economische Zaken
    Mw. A. Jorritsma - Lebbink
    Bezuidenhoutseweg 30
    Postbus 20101
    2500 EC Den Haag


BETREFT : -- regeling ex artikel 99 ARAR; besluit 17-88/9183

Wassenaar, 1 juli 2002
Excellentie,

Hierbij breng ik enkele punten onder uw aandacht, waarvoor uw persoonlijke actie ter correctie van deze misstanden vereist is.

  1. de regeling ex artikel 99 ARAR, die in werking trad 1 september 1989, omvat ook betaling van de tegemoetkoming IRZK. Een aantal jaren is dat zonder problemen verlopen. Maar enkele jaren geleden deden zich problemen voor. Enkele brieven, te weten d.d. 26 juni 2000 en 7 augustus 2002, gericht aan uw Directeur POI, hebben niet geleid tot het oplossen van dat probleem, ja zelfs niet tot enig antwoord. Wellicht ten overvloede, sluit ik kopie in van de tekst van die twee brieven (zie bijlage 1 en bijlage 2)

  2. De fiscus.
    2.1 in mijn aangifte IB 1999 schreef ik aan de fiscus: "Het Ministerie van Economische Zaken heeft nagelaten mij een jaaropgave te verstrekken van betalingen op basis van de IRZK. Dergelijke betaling heb ik ook niet ontvangen in 1999. Dat zal ik nagaan, maar het ten onrechte niet-uitbetaalde zal, naar ik aanneem op het kalenderjaar 2000 gaan rusten." Dit is bedenkelijk.

    2.2 in mijn aangifte IB 2000 schreef ik aan de fiscus:
    "Het Ministerie van Economische Zaken stuurde mij een jaaropgave van betalingen op basis van de IRZK. Hun opgave gebruik ik bij deze aangifte, maar daadwerkelijke uitbetaling heb ik niet kunnen traceren. Het Ministerie van Economische Zaken reageert niet op correspondentie. Gerucht wil dat mijn ex evenals Mw. Jorritsma, Minister van Economische Zaken, aangesloten is bij de SVN, Stichting Vrouwennetwerk Nederland, een gesloten vrouwenclub gericht op onderlinge protectie en bevoordeling." (Zie bijlage 2). De bewuste jaaropgave lijkt dus bewust een foute indruk te geven en lijkt valselijk opgemaakt.

    2.3 over het jaar 2001 heb ik wel een jaaropgave ontvangen van de USZO, maar geen jaaropgave van het Ministerie van EZ betreffende de tegemoetkoming IRZK, en evenmin, voor zover bekend, betalingen. Dat geeft te denken en roept de vraag op of de Minister van Economische Zaken aangegane betalingsverplichtingen van contractuele aard "soepeltjes" terzijde wil schuiven.

  3. mijn ex-echtgenote, destijds juriste bij de Hoge Raad der Nederlanden, beëindigde het huwelijk op 22 mei 1986. Het moge evident duidelijk zijn dat dit ook in sterke mate uitvloeisel was van de spanningen door de uitermate kwalijke behandeling die ik jarenlang van de zijde van het Ministerie van Economische Zaken heb moeten ondervinden. De daarmee opgeroepen ellende duurt nog steeds voort.
    Toelichting: in 1986 begon mijn ex een boedelscheiding waarbij zij stelselmatig is bevoordeeld en afgedekt zelfs met zaken die door normale mensen als crimineel beschouwd worden (verduistering, bancair optreden in valse hoedanigheid, belastingontduiking, misbruik van positie). Deze boedelscheiding is, na 16 jaar, nog steeds niet afgehandeld. Dit is in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens EVRM.

    Daarvoor en voor de bewuste projectgroep, genoemd in bijlage 3, draagt u volle medeverantwoordelijkheid. Het eindvonnis van de rechtbank in 1994 (na bijna 8 jaar terwijl het Europese Hof voor de Rechten van de Mens EHRM in tientallen uitspraken geoordeeld heeft dat overschrijding van een duur van 6 jaar "undue delay" betekent en een schending van artikel 6 EVRM inhoudt) stelde:
    de vrouw heeft geen enkele aanspraak op de man. Daarmee was glashard en voor de volle 100% duidelijk geworden dat haar overval in valse hoedanigheid (inbegrepen namaak van mijn handtekening) op mijn Zwitserse rekening een crimineel optreden was geweest. Zeer opmerkelijk is dat mijn ex in strafrechtelijke zin onder/door de Minister van Justitie Sorgdrager gedekt werd.

  4. Maar mijn ex ging in hoger beroep en aansluitend in cassatie. Daarbij hebben Hof en Hoge Raad afscheid genomen van de werkelijkheid en zijn allerlei keiharde essentiële feiten, en zelfs dwingend bewijs, vervangen door ficties en suggestieve verdraaiingen. Recht hoort gebaseerd te zijn op feit en niet op fictie. Het Hof zondigde daartegen. Op basis van de arresten van Hof en Hoge Raad legde mijn ex najaar 1997 beslag op mijn inkomen, d.w.z. op de betalingen die voortvloeien uit de in de aanhef vermelde regeling ex. art. 99 ARAR, waarvoor u de eindverantwoordelijkheid draagt.

    Op 20 mei 1998 besliste de President van de rechtbank te Den Haag (Mw. Mr. Dil-Stork) dat de beide arresten (van Hof en Hoge Raad), waarvan het dictum geheel niet eenduidig is, geen juridische titel voor een beslag geven. Tevens besliste zij daarbij - spontaan en geheel ongevraagd - dat mijn ex de ontvangen gelden wel mocht houden als "voorschot". Maar dat kan helemaal niet omdat de rechter geen zaken mag toekennen die helemaal niet geëist en so wie so omstreden zijn.

    De USZO - waar men toch had moeten zien dat er geen sprake was van een juridische titel - had dus ten onrechte gelden niet aan mij betaald. Maar mijn ex kreeg eind 1998 een "voorschot" van fl 200.000 en zij ging in appèl omdat zij een voorschot eiste van fl 600.000. Uiteindelijk kreeg zij een "voorschot" toegekend van ca. fl 100.000, zonder dat daaraan enig werkelijk feit aan ten grondslag ligt. En dat heeft zij geïnd door beslag - via de USZO - op de gelden die ik ontvang op basis van de genoemde regeling ex art.99 ARAR. Dit heeft voor mij geleid tot een ware nachtmerrie die duurde tot circa juni 2001. Dit is slechts mogelijk geweest omdat de "voorschotten" werden vastgesteld in kort geding waarbij de rechter niet gebonden is aan het normale bewijsrecht.

    De term "voorschot" suggereert dat al duidelijk is dat ik haar bedragen schuldig zou zijn; volstrekt ten onrechte, ja integendeel (zie het onder punt 3 gestelde). Evident moge zijn dat deze fictie van een "voorschot" bizar is. En verder is er de simpele vraag: een voorschot waarop? Op een eindvonnis? Maar er is een eindvonnis: de arresten van Hof en Hoge Raad! Alleen zijn die zó weinig eenduidig dat daarop geen financiële titel gebaseerd kan worden. Het zijn eigenlijk non- arresten en dit alles komt in essentie neer op rechtsweigering sinds 1986.

    Curieus is in deze ook de rol van Minister van Justitie Korthals en staatssecretaris van Justitie Cohen, die in strijd met de Rechten van de Mens bruusk het hoofd hebben afgewend. Hierbij verzoek ik u mij te laten weten of u een of meer van de volgende juristen persoonlijk kent: Mw. Mr. M.C.M. de Kroon, Mw. Mr. Dil-Stork, Mw. Mr. Leig de Bruin, Mr. Paris, Mr. Van Delden, Mr. Schuering, Mr. Chr. Kok , de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad Mr. Ten Kate en Mr. Hartkamp en/of andere bij deze zaak betrokkenen.

  5. Ik verzoek u de inhoud van de bijgaande bijlagen te beschouwen als geheel herhaald en ingelast. Wellicht ten overvloede moge ik u verder verwijzen naar de Sociale Databank Nederland

  6. mw.mr. M.C.M. de Kroon is samen met 2 andere juristen per K.B. d.d. 6 juni 1999 benoemd tot Raadsheer in het Hof te Arnhem; de Drie van Arnhem. Deze met de genoemde projectgroep samenhangende benoemingen zijn zeer bedenkelijk en lijken neer te komen op zwijggeld. Curieus is dat bezwaren bekend waren bij de betrokken ministers. Kennelijk is H.M. een rad voor ogen gedraaid; zie www.sdnl.nl/vd-weij.htm

    Ook dit betreft direct uw verantwoordelijkheid. Gerucht bereikte mij dat in een ministersvergadering, waarin de al eerder genoemde projectgroep, die onderzoek deed naar personen als Bram Peper, Mw. Leemhuis-Stout, Dhr. R. Lubbers enz. enz., ter sprake kwam en waarbij Minister Zalm wilde besluiten tot ontslag van Mw. Mr. M.C.M. de Kroon, u haar de hand boven het hoofd gehouden heeft.

    Mij kwam ter ore dat mijn ex via Ivonne van Rooij, voormalig staatssecretaris van Economische Zaken die eveneens "netwerkster" is van het geheime genootschap SVN - net zo als Mw. E. Borst- Eilers , Mw. Sybilla Dekkers , aansluiting gezocht en gekregen heeft bij de Stichting Vrouwennetwerk Nederland, waarvan het doel is - naar ik begrepen heb -elkaar onvoorwaardelijk te steunen, laten we maar zeggen ook in het duister tussen de coulissen van het democratisch toneel "de bal toe te spelen" op de weg naar hogere, invloedrijkere en beter betaalde functies in politiek, bedrijfsleven, overheid enz.enz.

    Het niet-uitbetalen conform de interimregeling IRZK, het via de USZO doorgevoerde beslag kan ik niet los van elkaar zien en ook niet los van de SVN. Daarom verzoek ik u om onverwijlde toezending van de meest recente ledenlijst (lijst van netwerksters); als de SVN niets te verbergen heeft, zal daartegen toch zeker geen bezwaar kunnen bestaan.

  7. Ten aanzien van de gehele inhoud van de onderhavige brief verzoek ik u om volledige onverwijlde opening van zaken, voorzover nodig en mogelijk met een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur WOB. U zou natuurlijk, op basis van uw positie als Minister van Economische Zaken eigener beweging kunnen besluiten te bewerkstelligen dat al datgene dat mij ten onrechte onthouden werd, alsnog uitbetaald wordt, rekening houdend met de wettelijke rente.

Tenslotte spreek ik de verwachting uit dat alle aan de orde gesteld kwesties op zeer korte termijn geheel opgelost zullen worden, zulks mede in verband met mijn belastingaangifte.


Hoogachtend,Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA

Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA
tel + fax: 31 70 5118922
nburjas@planet.nl
van Polanenpark 58
2241 RS Wassenaar


BIJLAGEN

  1. tekst van de brief d.d. 26 juni 2000 aan de Directeur POI van EZ
  2. tekst van de brief d.d. 7 augustus 2000 aan de Directeur POI van EZ
  3. gedeelte van de toelichting bij mijn belastingaangifte IB 2000

C.c. -- de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden Mr. S.A. Hartkamp

Bijlage 1



Per post
AAN:
    Drs. J. de Reus
    Directeur Personeel, Organisatie en Informatie
    Ministerie van Economische Zaken
    Pr. Beatrixlaan 7
    Postbus 20101
    2500 EC 's-Gravenhage


BETREFT:

  • personeelsnummer 410304-148-033
  • uitkering ex art. 99 ARAR
  • jaaropgave 1999


Wassenaar, 26 juni 2000


Geachte heer de Reus,

Bij het invullen van mijn aangifte Inkomstenbelasting 1999 ontdekte ik dat ik van uw zijde geen jaaropgave 1999 in verband met IRZK heb mogen ontvangen.

Ook heb ik geen betalingen kunnen traceren.

Daarom verzoek ik u:

  • mij te informeren over de laatste betalingen (datum, bankrekening, bedrag)
  • deze kwestie op te lossen en te corrigeren waar nodig.


Hoogachtend,Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA

Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA
tel + fax: 31 70 5118922
nburjas@planet.nl
van Polanenpark 58
2241 RS Wassenaar


Bijlage 2



Per post
AAN : Drs. J. de Reus
Directeur Personeel, Organisatie en Informatie
Ministerie van Economische Zaken
Pr. Beatrixlaan 7
Postbus 20101
2500 EC 's-Gravenhage

BETREFT :

  • personeelsnummer 410304-148-033
  • uitkering ex art. 99 ARAR
  • jaaropgave 1999
  • mijn brief d.d. 26 juni 2000
Wassenaar, 7 augustus 2000


Geachte heer de Reus,

Op mijn brief d.d. 26 juni jl aan u heb ik geen antwoord mogen ontvangen; ik betreur dat.

Wel ontving ik een overzicht incidentele betaling juli 2000, waarvan ik gemakshalve kopie insluit. Er lijkt sprake te zijn van IRZK-vergoeding over de periode april 1998 - april 1999, en wel voor een totaalbedrag van fl 1647 bruto (loonheffing fl 823).

Het komt mij bedenkelijk voor dat bedragen betreffende 1998 eerst nu in 2000 worden overgemaakt. Per slot van rekening brengt de regeling ex art 99 ARAR voor de Minister verplichtingen met zich mee.

Bovendien ontving ik van u eerder een jaaropgave 1998 en wel ten bedrage van fl 4829 (loonheffing 2464), die verwerkt is in mijn belastingaangifte IB; kopie van de jaaropgave 1998 sluit ik in. De bedragen kan ik niet rijmen met de nu (juli 2000) vermelde bedragen voor de periode april 1998-april 1999.

Is de Interimregeling IRZK vervangen door een andere regeling BTZR, zoals vermeld op het genoemde overzicht van juli 2000 ?

Met klem verzoek ik u deze kwestie spoedig geheel op te lossen en te corrigeren waar nodig.

Een volledig en eenduidig antwoord binnen 14 dagen zou ik waarderen. Bij voorbaat dank ik u voor de te nemen moeite.


Hoogachtend,Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA

Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA
tel + fax: 31 70 5118922
nburjas@planet.nl
van Polanenpark 58
2241 RS Wassenaar


BIJLAGEN

  • overzicht incidenteel loon juli 2000
  • jaaropgave 1998

C.c. : Mr. G.R.A. Apol, Apol & Lamme

Bijlage 3



AANGIFTE 2000

    INKOMSTENBELASTING
    PREMIE VOLKSVERZEKERINGEN
    VERMOGENSBELASTING

    VAN:

      N.C. Burhoven Jaspers
      fiscaal nummer 0898 82 556
      2241 RS Wassenaar
      070 5118922
      Rekening nr. 34.68.06.313 ABN/AMRO Wassenaar
    ...........................................................................

    Toelichting algemeen

    Het jaar 2000 was voor mij een voortzetting van eerdere jaren. Ook de invulling van deze aangifte ligt geheel in het verlengde van de aangiften van een hele reeks jaren.

    De eindeloze juridische problemen duren voort, in een dusdanige vorm en mate dat sprake is van aperte schending van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Nog steeds duurde het beslag op mijn inkomen voort, terwijl daarvoor in de werkelijkheid der feiten geen enkele grond is. Mijn ex-echtgenote is en wordt tot aan de top van de Hoge Raad afgedekt, bevoordeeld en zelfs geprotegeerd voor wat betreft optreden dat naar oordeel van normale mensen crimineel te noemen is.

    De juridische problemen duren al veel langer dan volgens het artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens toelaatbaar is. De minister van Justitie Mr. Korthals en de Staatssecretaris Mr. Cohen zijn er op gewezen dat in casu sprake is van een schending van de Rechten van de Mens. Zij trekken er zich niets van aan en leggen de Rechten van de Mens naast zich neer.

    In het Ministerie van Financiën schijnt mijn ex 1/2 à 1 jaar geschorst geweest te zijn en inmiddels wil gerucht dat zij rond oktober 1998 ook het Ministerie van Financiën heeft moeten verlaten na abrupte beëindiging van een projectgroep die het fiscaal gedrag onderzocht van hoge bestuurders/politici. De minister van Financiën weigert ondanks een verzoek met beroep op de WOB enige informatie te verstrekken. Inmiddels is deze kwestie sinds januari 2001 voorgelegd aan de rechter.

    Mijn ex heeft in 1986 een overval in valse hoedanigheid uitgevoerd, inbegrepen imitatie-handtekening, op mijn Zwitserse bankrekening; de wetgever stelt daarop gevangenisstraf van jaren. Ook heeft zij belasting ontdoken, met als gevolg navordering van de fiscus met boete. Verder heeft zij gefoezeld met de fiscus, met als gevolg dat de Nationale Ombudsman tot de conclusie kwam van onbehoorlijk bestuur aan de zijde van de Minister van Financiën Dhr. Wim Kok. Desondanks is mijn ex, Mw. Mr. M.C.M. de Kroon, sinds juni 1999 raadsheer bij het gerechtshof Arnhem, waar zij - God betere het - uitspraken doet als belastingrechter!

    Ik moge onder meer verwijzen naar de categorie "Gerookte Zalm en harde noten" op de Sociale Databank Nederland, Internet: burhoven.htm

    Het procederen is voor mij uitermate slopend, ook financieel. Verder blijven de juridische problemen dusdanig mijn leven beheersen dat ik helaas, ondanks pogingen, er niet in geslaagd ben in 2000 additionele inkomsten te genereren. Evengoed heb ik kosten moeten maken om mijn inzetbaarheid te kunnen blijven handhaven.

    Het Ministerie van Economische Zaken stuurde mij een jaaropgave van betalingen op basis van de IRZK. Hun opgave gebruik ik bij deze aangifte, maar daadwerkelijke uitbetaling heb ik niet kunnen traceren. Het Ministerie van Economische Zaken reageert niet op correspondentie. Gerucht wil dat mijn ex evenals Mw. Jorritsma, Minister van Economische Zaken, aangesloten is bij de SVN, Stichting Vrouwennetwerk Nederland, een gesloten vrouwenclub gericht op onderlinge protectie en bevoordeling.