Drs. N.C. Burhoven Jaspers was hoofdsamensteller van het IRM-rapport m.b.t. de bijbanen van juristen in Nederland

Notitie bij de open brief aan de Procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden

IRM . . Juristen . . EU Grondwet <==> SDN . . Klokkenluider . . Jeugdzorg . . Burhoven

De gerechtsauditeurs staan het gerecht in zijn werkzaamheden bij

drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA


Notitie 4 februari 1998


Beslag op mijn inkomen

Na het arrest d.d. 28 maart 1997 van de Hoge Raad formuleerde haar advocaat in een brief d.d. 2 mei 1997 haar gigantische eisen. Mijn advocaat reageerde daarop met een brief d.d. 2 juni 1998; daarna bleef het stil. Eind november 1997 legde zij rauwelijks beslag op mijn inkomen op basis van de twee arresten van het Hof en de Hoge Raad en de genoemde brief van haar advocaat. De wettelijke regels werden daarbij niet in acht genomen; zo werd er in strijd met de wet niet eens rekening gehouden met kosten zoals huur en premie ziektekostenverzekering. Daardoor ben ik, te beginnen met mijn novembersalaris, teruggeworpen op het niveau van 90 % van de bijstandsnorm.

Voor het beslag koos zij domicilie ten kantore van haar advocaat in Tilburg. Daarom dagvaardde mijn advocaat haar in kort geding te Breda. Onderwerp van de dagvaarding: de vraagstelling of de arresten van Hof en Hoge Raad met een brief uit niet-afgesloten en vertrouwelijke correspondentie tussen advocaten voldoende basis vormen voor een plotsklaps gelegd beslag. Het kort geding voor de president van de rechtbank te Breda werd zonder enig bezwaar en zonder enig voorbehoud op de rol geplaatst.

ECHTER: voor het kort geding plaatsvond op 20 januari 1998 heeft mijn ex-echtgenote dit doorkruist door een persoonlijke brief te sturen aan de president van de rechtbank. Die brief is een aaneenrijging van hetze, tendentieuze onwaarheden en verdraaiingen; daarbij eiste zij dat de president zich onbevoegd zou verklaren. Als ervaren juriste moet zij natuurlijk geweten hebben, dat het sturen van een dergelijke persoonlijke brief buiten haar advocaat om neerkomt op een poging tot beïnvloeden van een magistraat. En kennelijk met resultaat !

De bewuste brief is door de rechtbank NIET ongeopend teruggestuurd. Tijdens de zitting kwam vast te staan dat de president de inhoud toch had gelezen. De uitspraak is inderdaad geweest dat de President van de Rechtbank te Breda zich onbevoegd verklaarde.

Haar eisen aan mij komen uit op een totaal van fl 366.000. De grootste post van haar totale eis is één bedrag van fl 313.000 terzake van mijn Zwitserse rekening en wel omdat ik in juni 1973 ZF 42.000 overmaakte naar een rekening in Denemarken uitsluitend op haar naam en ZF 36.000 behield op mijn rekening. Als ik mijn SF 36.000 zou hebben opgemaakt of overgemaakt zou hebben naar een andere voor haar onbekende rekening of naar derden zoals zij heeft gedaan, zou zij zo'n eis niet kunnen stellen. Nu komt het er per saldo op neer, dat vanwege één transactie in juni 1973 waarbij ik haar (iets meer dan) de helft van het door mij met werk (in Turkije en Nigeria) gespaarde overmaakte, ik voor mijn goede investeringsresultaten gestraft moet worden en NOG EENS fl 313.000 zou moeten gaan betalen. Destijds voldeed ik aan de betalingsverplichting die volgde uit het verrekenbeding, zoals de rechtbank na uitgebreide bewijsvoering formeel heeft vastgesteld e n nu 25 jaar later moet ik haar vanwege diezelfde transactie nog eens fl 313.000 betalen ! Dit is een absurde en ronduit schandalige "bis in idem" situatie. Ieder normaal mens kan begrijpen dat dit niet kan.

Tijdens de bewuste zitting op 20 januari jl.vertaalde zij haar eisen naar praktische termen: ik dien haar fl 5.000 per maand te betalen gedurende tien jaar ! En dat terwijl mijn financiën na meer dan 11 jaar procederen al vrijwel geheel uitgeput zijn en zij beschikt over een ruim eigen inkomen als fiscaal jurist werkzaam voor het ministerie van Financiën. Daarbij komt dat zij nooit enige financiële verantwoordelijkheid had voor het huwelijk, nooit iets tekort gekomen is en dat ik steeds naar eer en geweten geheel voldaan heb aan de verplichtingen conform de HV, ook ten aanzien van het verrekenbeding.

Naar mijn mening is en wordt hier gruwelijk misbruik gemaakt van recht. Het kan niet zo zijn dat het huwelijk ook achteraf voor een gerechtsauditeur van de Hoge Raad kan gaan fungeren als een vrijbrief voor ongebreidelde roof en voor het aan de bedelstaf brengen van een voormalig echtgenoot. En dat terwijl zij ten aanzien van haar aanspraken nooit enig bewijs heeft geleverd ! Nog sterker: er is slechts één fase geweest waarin zij een serie bewijsopdrachten kreeg; zij faalde daarbij totaal.

Hier is sprake van gruwelijk onrecht waarmee zij poogt mij ten gronde te richten.


Zie ook:
Brief aan Stichting USZO
Tweede brief aan de Nationale Ombudsman
Derde brief aan de Nationale Ombudsman
Brief aan Minister-president W. Kok