video/burhoven.wmv">
PER FAX en PER POST
AAN:
De President , Mr. S.K. Martens
Hoge Raad der Nederlanden
Lange Voorhout / Kazernestraat 52
Postbus 20303
2500 EH 's-Gravenhage
Betreft:
- mijn brieven aan u d.d. 4 en 5 oktober 1998
- mijn brief aan u d.d. 13 oktober 1998
- uw antwoord d.d. 15 oktober 1998
- mijn fax/brief aan u d.d. 19 oktober 1998
- uw brief d.d. 21 oktober 1998
- mijn brief aan u d.d. 23 oktober 1998
- uw brief d.d. 29 oktober 1998
- mijn brief aan u d.d. 4 november 1998
- mijn brief aan u d.d. 9 november 1998
- mijn brief aan u d.d. 15 november 1998
- mijn brief aan u d.d. 17 november 1998
- mijn brief aan u d.d. 1 december 1998
- mijn brief aan u d.d. 4 december 1998
- mijn brief aan u d.d. 6 december 1998
URGENT
Wassenaar, 17 december 1998
Geachte heer President,
Hierbij richt ik mij tot u met een zeer urgent bericht betreffende de wrakingskwestie die al eerder ter sprake kwam in correspondentie. In dit verband verwijs ik onder meer naar mijn schrijven aan u d.d. 15 november 1998 waarop ik nog geen reactie mocht ontvangen van u. Ik vraag uw aandacht voor enkele punten:
- Op 3 december 1998 ontving ik zonder enige verdere toelichting of uitleg een kopie van een
conclusie van de Procureur-generaal bij de Hoge Raad (rolnr. 16.692 3927 Besch. Parket, 27 november 1998). Die conclusie d.d. 27 november 1998 valt te typeren als een grondige mengelmoes van valse logica en onzindelijk denken, terwijl iedere toetsing aan de werkelijkheid der feiten wordt ontlopen. Ook wordt geheel niet ingegaan op mijn wraking als zodanig en de redenen daarvoor, maar probeert men zich in allerlei bochten te wringen om niet-ontvankelijkheid te voorschijn te toveren uit het niets. Waarheidsvinding ontbreekt.
Geheel niet wordt ingegaan op de eerdere stellingen van de Hoge Raad dat:
- voor wraking een handtekening van een advocaat nodig zou zijn
- voor wraking een handtekening nodig zou zijn van een advocaat bij de Hoge Raad
- bij wraking er sprake zou zijn van verplichte procesvertegenwoordiging
- ook op het niveau van Hof en rechtbank een wraking slechts via een procureur/advocaat zou kunnen plaatsvinden
De conclusie begrijp ik niet, evenmin als de wettelijke basis ervan, niet in de laatste plaats omdat ik
ter zake geen enkele reactie heb mogen ontvangen op mijn hiervoor genoemde brief d.d. 15 november 1998.
Mijn inbreng is bij het opstellen van die conclusie niet gevraagd, terwijl deze conclusie kennelijk wordt voorgelegd aan een kamer van de Hoge Raad zonder dat ik op een voorlopige versie heb kunnen regeren. Dit lijkt mij strijdig aan het beginsel van hoor en wederhoor; zie ook het Mantovanelli-arrest van "Straatsburg"
- Op 8 december 1998 sprak ik telefonisch met Mw. Salomons van de Griffie.
Daaruit bleek dat:
2.1--de genoemde conclusie kennelijk geschreven is als een formele conclusie ten behoeve van een civiele kamer die de door mij voorgelegde wrakingskwestie zou gaan bekijken.
2.2--de samenstelling van die nog steeds niet bekend was en eerst net voor Kerstmis bepaald zal worden
2.3--die kamer in zitting d.d. 29 januari 1999 uitspraak zal doen
2.4--er geen sprake zou zijn van enige zitting waarin ik nog mijn woordje zal mogen doen.
2.5--indien ik nog iets zou willen zeggen, ik dat dan maar per brief zou moeten laten weten aan de President. Deze benadering begrijp ik geheel niet omdat daarmee bij voorbaat uitgesloten wordt dat ik van mijn zijde nog enige inbreng zou kunnen hebben. Dit is apert in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor, met de wet en met art. 6 EVRM. Ik ondervind dit als schandelijk bedrog.
- Op 16 december 1998 stuurde ik een fax aan de Griffier met de volgende tekst:
'Hierbij verzoek ik u mij ten spoedigste te informeren over de namen van de raadsheren die zullen
plaatsnemen in de kamer van de civiele sectie, die genoemde wraking(en) zullen gaan beoordelen. Een zo spoedig mogelijk antwoord zou ik ten zeerste waarderen. Bij voorbaat dank ik u voor de te nemen moeite.'
Vandaag om 13.50 uur kreeg ik antwoord. Kennelijk is besloten raadsheren in te schakelen die buiten de civiele sectie vallen. In mijn brief d.d. 15 november aan de President gaf ik al de redenen waarom ik meen in geen enkele raadsheer nog voldoende vertrouwen te kunnen hebben.
- Op 16 december 1998 stuurde ik het volgende bericht aan de Procureur-generaal bij de Hoge
Raad:
'Op 3 december 1998 ontving ik, zonder begeleidend schrijven met uitleg c.q. toelichting, een niet-gewaarmerkte fotokopie van het volgende document van 10 pagina's: Rolnr. 16.692, 3927 Besch. Parket, 27 november 1998 Mr. Langemeijer.
Conclusie inzake de wrakingsverzoeken van N.C. Burhoven Jaspers. Gaarne ontvang ik van u nadere toelichting en ten spoedigste antwoord op de vraag of dit een conclusie is ingevolge Rv. art. 324, 1, a, 4.'. Antwoord heb ik niet mogen ontvangen.
- Vandaag rond 10.30 uur ontving ik telefonisch een bericht van de heer Roby Mac Toem Baks van de griffie:
5.1--in deze wrakingskwestie wordt door een kamer van de civiele sectie uitspraak gedaan morgen 18 december 1998.
5.2--de samenstelling van die kamer kon of wilde hij mij niet mededelen
5.3--van enige andere zitting waarop ik nog mijn standpunten zou kunnen uiteenzetten, zal geen sprake meer zijn.
5.4--van de eerdere mededelingen van Mw. Salomons heeft hij geen weet.
- Het zal evident zijn dat de Hoge Raad met alle middelen probeert te voorkomen dat ik nog mijn
standpunten betreffende de redenen van mijn wraking, en ook ten aanzien van de 'conclusie' d.d. 27
november 1998, nog zal kunnen uiteenzetten. Ook dit is misbruik van macht en bovendien rechtsweigering. Juist bij de Hoge Raad zou ultieme waarheidsvinding toch moeten prevaleren. Met kracht protesteer ik tegen het doen van een uitspraak zonder dat ik mijn standpunten heb kunnen uiteenzetten en mij daarop heb kunnen voorbereiden.
- Mijn wraking gebaseerd op de wettelijke gronden Rv art 29 e.v. wordt 'weggedacht' door een truc
van niet-wettelijke oorsprong, zodat deze wraking niet volgens de wet zal worden afgehandeld. Hier is evident sprake is van aperte rechtsweigering en misbruik van macht, evenals van schending van wettelijke rechten en het EVRM, in het bijzonder artikel 6.
- Het is duidelijk: met schaamteloos grove abus de pouvoir poogt de Hoge Raad hier een buitenwettelijk obstakel te creëren om mijn zeer terechte wraking af te stoppen. Als aldus de voorwaarde van een handtekening van een advocaat c.q. de stellingname van verplichte procesvertegenwoordiging voor wraking bij de Hoge Raad bij arrest, alhoewel op niets wettelijks gebaseerd, komt vast te staan, zal dat zeker ook "automatisch" van toepassing gesteld worden op het niveau van Hof en rechtbank. Dat zal het voor een burger, die goede redenen heeft om een rechter te wraken, al helemaal onmogelijk zijn om te wraken. Aldus zal de Hoge Raad met een buitenwettelijk uit het vacuüm te voorschijn getoverde truc, de facto de artikelen Rv. 29 e.v. voor wat betreft wraking en verschoning compleet buiten werking stellen.
Daarmee zal de Hoge Raad:
- zich plaatsen boven de wet, de wetgever en de bedoeling van de wetgever; zulks ook in strijd met de Wet Algemene Bepalingen
- 15 miljoen Nederlanders een fundamenteel recht ontfutselen
- de rechters onvoorwaardelijk en definitief boven de wet plaatsen omdat deze de facto worden ontslagen van de verplichting zich te verschonen indien dat geboden is.
- de rechters de facto absolute macht verschaffen om te handelen niet volgens wet, rechtsprincipe waarheid en feit, maar naar subjectief oordeel en persoonlijke willekeur.
- Absolute onschendbaarheid ligt binnen bereik.
- Voor ieder normaal mens kan duidelijk zijn dat mijn wraking kennelijk buitengewoon pijnlijk juist is. Evident is sowieso dat 3 raadsheren die mijn ex-echtgenote, ex-gerechtsauditeur van de Hoge Raad als persoon kennen, zich hadden moeten verschonen. Bovendien zal duidelijk zijn dat de President die direct verantwoordelijk is voor de gerechtsauditeurs van de Hoge Raad, en verantwoordelijk is voor de allocatie van Raadsheren aan zaken, de eerstverantwoordelijke is in deze uitermate onverkwikkelijke zaak. De kern: 12 jaar onvoorwaardelijke protectie ten aanzien van criminele zaken als frauduleuze bankoverval en onbegrensde materiële bevoordeling van een gerechtsauditeur van de Hoge Raad. De daarmee aan haar verleende absolute macht heeft zij al verzilverd in de vorm van toestemming tot beslag op mijn middelen van bestaan en bovendien is mij via mr. van Delden, president van de rechtbank, al mijn advocaat ontnomen. Nu eist zij toestemming voor het toepassen van lijfsdwang, zodat zij c.q. de Hoge Raad, mij ook nog mijn
vrijheid kan ontnemen. En alles wat ik wil is recht conform de wet en conform het EVRM. Voor ieder normaal mens kan helder zichtbaar zijn dat hier misbruik gemaakt wordt van eigen macht om eigen falen en misbruik van bevoegdheden onder het kleed te vegen.
- Uw antwoord op mijn brief van 15 november 1998 en de door mij geuite bezwaren tegen de Hoge Raad, ontvang ik gaarne onmiddellijk.
- Hierbij verzoek ik u mij terstond te laten weten tot wie ik mij moet richten, c.q. hoe ik mij kan bezwaren tegen rechtsweigering en misbruik van bevoegdheden door de Hoge Raad.
- In deze gehele wrakingsituatie verzoek ik u om onmiddellijke volledige beslissingen waartegen
ik mij in alle opzichten formeel, en ook in het kader van Europese instanties zal kunnen bezwaren.
- Wellicht ten overvloede stel ik hierbij u en de bewuste raadsheren aansprakelijk, ook in privé voor alle gevolgen van deze uiterst bedenkelijke gang van zaken.
- 14--enkele opmerkingen over de "conclusie" d.d. 27 november 1998 voeg ik toe als bijlage.
BIJLAGE:
- Conclusie PG d.d. 27 november 1998, rolnummer 16.692.
- Conclusie PG d.d. 27 november 1998, rolnummer 16.692.
- De formele status van deze conclusie is onduidelijk en niet gesteld.
- Waarom heb ik geen commentaar mogen geven op een voorlopige versie. Dat is in strijd met het Mantovanelli-arrest.
- De conclusie staat bol van verdraaide logica en drogredenaties; sofistisch woordillusionisme slaat toe.
- De eerste 7 bladzijden doen nauwelijks terzake, omdat het daar gestelde vrijwel uitsluitend de tijd voor de nieuwste wetswijziging 1993 betreft. Voorzover er voor 1993 ter zake uit de literatuur iets zou blijken, moet toch worden aangenomen dat de wetgever besloot dat niet op te nemen in de nieuwe wettekst. Het is merkwaardig, ja ironisch dat de PG zich beroept op het werk van Prof. Rutgers. Dat boek betreft juist een studie over de vraag of het wel te rechtvaardigen is dat mondige burgers door de verplichte procesvertegenwoordiging onder curatele worden gesteld. Hij concludeert dan ook : " Uit het voorgaande heeft men kunnen opmaken dat ik voorstander ben van de afschaffing van de verplichte procesvertegenwoordiging als beginsel van het Burgerlijk Procesrecht." Het moge duidelijk zijn dat de AG wel uiterst selectief te werk gaat door nu juist die ene zinsnede aan te halen die in zijn kraam van pas kwam.
- Herhaaldelijk wordt de truc van de negatieve ontkenning gebruikt. Men kan zeggen: Iets dat niet niet-wit is, is wit. Deze logica mag in sommige gevallen opgaan, maar het is een variant van onzindelijk denken om dit naar willekeur te transformeren en er dan hele gedachtegangen op te baseren. Het is niet onredelijk dat ....betekent nog niet: het is redelijk. Zo is het niet onredelijk dat in de U.S.A. nog misdadigers ter dood gebracht worden, want het staat in de wet van het land. Maar is het dus redelijk mensen dood te maken ?.
Zo ook op blz.5, sub punt 2.6:
Een wettelijke verplichting tot procesvertegenwoordiging .... niet in strijd met ....EVRM. Maar dat wil nog niet zeggen dat het redelijkerwijs in het verlengde ligt van artikel 6 EVRM.
En op blz. 8: ..de eis van tussenkomst van een advocaat ..niet onredelijk bezwarend genoemd worden. MAAR: daarmee is op geen enkele wijze gezegd dat zo'n eis redelijk, laat staan wettelijk juist zou zijn. Als iets kan, betekent dat nog niet dat iets is, of zelfs maar een reële waarschijnlijkheid heeft.
Zo is er ook de truc van: we hebben dat eerder gedaan dus is het juist. Op blz. 9: einde 2.14, waar gezegd wordt dat de Hoge Raad iets eerder heeft gedaan. En wat er dan genoemd wordt is van voor de laatste wetswijziging van 1993 en dus irrelevant, ja vormt eigenlijk veeleer tegenargument.
Een bekende variant is: de brenger van slechte tijding hakten we de kop af, dus doen we dat nu weer en dus hebben we gelijk. Want ziet: hij zegt niets meer en wie zwijgt stemt toe. Ook wordt toegepast de truc om met veel aplomb een noodzakelijkheid te suggereren terwijl er geen enkele grond voor is. Met deze en dergelijke verdraaide logische trucs is de conclusie doorsopt.
- Taalgebruik.
Zoals op blz. 8 : "...neemt niet weg...motieven die ten grondslag liggen... kanalisering van verkeer... opgeld doen ..", komt neer op bombastische schuimklopperij waarmee het zicht op de werkelijkheid belemmerd wordt
- De vacuüm-truc.
Stel een discussie D met beslissing B en een zwaarwichtige kwestie X. Kwestie X is tijdens discussie D niet ter sprake gekomen, en vindt dan ook geen neerslag in de formuleringen van beslissing B. De gevolgtrekking voor ieder normaal mens is dan dat X niet van toepassing is op B en al zeker geen deel uitmaakt van beslissing B. De meest simpele gedachte die met de minste moeite zonder kunstgrepen, het meeste verklaart, moet geaccepteerd worden; het beginsel van Occam's Razor.
MAAR: men kan ook beweren: tijdens discussie D is het geheel niet gegaan over kwestie X en X heeft volstrekt geen neerslag gevonden heeft in beslissing B. Dat MOET wel betekenen dat het voor de
deelnemers aan discussie D en de formuleerders van beslissing B volledig vanzelfsprekend was dat X deel
MOEST uitmaken van B, zo vanzelfsprekend dat het ook vanzelfsprekend was dat van X geheel geen
gewag gemaakt hoefde te worden.
DUS: X vormt een integraal deel van beslissing B. Zo wordt iets te voorschijn getoverd uit het niets. De vacuüm-truc. Alleen is X wel geheel ongedefinieerd. X kan zijn: iedere Nederlander moet twee keer zoveel belasting gaan betalen. Of ook: ieder Advocaat-generaal en Raadsheer moet met goed gevolg een examen afleggen in "Varianten van elementaire logica en zindelijk denken"
Hier is X: voor wraking geldt de verplichte procesvertegenwoordiging. De dikke duim is zeer productief gebleken. Maar zou dan echt de wetgever zo'n uiterst zwaarwegend punt als de verplichte procesvertegenwoordiging zo vanzelfsprekend gevonden hebben, dat het niet vermeld hoefde te worden terwijl de wetgever het elders wel expliciet vermeldt?
- Ook in het arrest van 28 maart 1998 in de boedelscheiding heeft de Hoge Raad deze truc toegepast ten
aanzien van de in appel niet met één woord genoemde wettelijke rente. Mijn ex baseert op deze vacuüm-truc ca. fl 400.000 van haar totale eisen van fl 600.000. De alchemisten mogen juichen: eindelijk is goud gecreëerd en dan nog uit het niets ! Alleen is dat goud niet erg spiritueel.
- De Hoge Raad bevindt zich in een getroubleerde drijfzandsituatie S en bedenkt een vondst V, die in de wet niet gesteld is (handtekening van advocaat, de verplichte procesvertegenwoordiging) Laten we gemakshalve maar spreken van de vondst V , al zijn het er eigenlijk V1, V2, V3 ... , maar in ieder geval V voor 'Vergeltungswaffen'.
En dan gaat de redenatie: opstandeling O heeft het misplaatste lef gehad als mening te stellen dat V niet berust op de wet en heeft daarmee geïmpliceerd dat de Hoge Raad handelt op basis van macht vanwege het eigener beweging aanleggen van beperkingen van de wet waarover de wetgever niet heeft gerept.
Deze opstandeling O heeft niet gehandeld in overeenstemming met V en heeft zo de euvele moed gehad
niet onvoorwaardelijk te buigen voor de autoriteit van de Hoge Raad. Dus is alles zijn eigen schuld en hoeven we verder naar O niet te luisteren en kunnen we de formele wet aan de kant schuiven en rustig doorgaan met datgene wat we al deden, of dat onrechtmatig is of niet.
Wat deed von Münchhausen in zijn beroemde verhaal ? Hij zat vast in een moeras, zijn eigen
getroubleerde drijfzandsituatie en zonk steeds dieper weg met iedere beweging die hij maakte. Maar ook hij had zo zijn vondst V, V voor Vlecht en trok zichzelf aan zijn eigen vlecht uit het moeras. De Hoge Raad past de von Münchhausen-truc toe en kraait V voor Victorie.
Men moet oorzaak en gevolg uit elkaar houden. De oorzaak is de door de Hoge Raad gestelde conditie(s). De stelling dat die conditie V niet geldig is, en dus ook het niet-voldoen aan V, is gevolg. Nu wordt geredeneerd: O heeft niet voldaan aan de vondst V dus wij verklaren hem niet-ontvankelijk en
dan zijn wij ontslagen van de noodzaak naar de argumenten van O te kijken. Dan kunnen wij V handhaven.
- de niet-ontvankelijkheid wordt stap na stap uit het niets te voorschijn getoverd, als een konijn uit de hoge hoed.
- pag.9, punt 2.14, regel 8: " ..komt het mij ..juister voor..verzoeker niet kan worden ontvangen.
- pag.9, punt 2.14, regel 10. Zoals hiervoor gesteld: wij hebben iets eerder (voor de nieuwe wetgeving) gedaan, dus doen we het weer en is het goed en hebben wij gelijk
- pag.9, 2.15: "Wanneer uw Raad met mij van oordeel is dat verzoeker niet-ontvankelijk is, dan..."
- pag.9, onderaan: "Wanneer de rechter wiens wraking is verzocht geen behoefte heeft aan een debat over de gegrondheid van het verzoek, kan de rechter in de wraking berusten; in dat geval worden de aangevoerde feiten of omstandigheden niet onderzocht. MAAR: dit is niet het geval. De rechter heeft in casu niet berust. Hier is de denkfout: dat iets kan, zegt nog niets over de waarschijnlijkheid of de toepasbaarheid. Feit is dat NIET een wrakingskamer voor hoor en wederhoor conform de wet bijeen is geroepen.
- pag. 10, 2-e regel: "Omdat het wrakingsverzoek hier al blijft steken in de fase van de ontvankelijkheidsvraag, komt een debat over de gegrondheid van het verzoek niet aan de orde." Dit is de grootst mogelijke logische onzin. "Omdat" berust op niets. De gegrondheid van het verzoek dient conform de wet door een wrakingskamer te worden bekeken.
- pag. 10.: "Nu zich....en nu verzoeker - naar uit het vorengaande moge blijken- zelf niet ter zitting van uw Raad het woord zal kunnen voeren, komt het evenmin tot een debat over de ontvankelijkheidsvraag" Deze kronkels verdienen de typering: totale kolder.
- pag 10, einde punt 2.15 : "De slotsom moet zijn dat verzoeker ...zonder meer niet-ontvankelijk kan worden verklaard". Dit is gebaseerd op niets dan gebakken lucht.
- pag 10. sub 3. "Conclusie. De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn wrakingsverzoeken."
11--Mijn conclusies:
- de ontwikkelde beweerde niet-ontvankelijkheid is op niets, maar dan ook niets gebaseerd dat te maken heeft met de werkelijkheid der feiten
- de niet-ontvankelijkheid is uit het NIETS opgeklopt, met intentionele schuimklopperij
- de schrijver van de conclusie d.d. 27 november 1998 heeft zich gekwalificeerd voor het Guinness
Book of Records voor het maken van het grootste roerei zonder enige ingrediënten, behalve lucht.
- het is en blijft een bedenkelijke zaak dat raadsheren van de Hoge Raad zouden oordelen over wraking van collega/raadsheren van dezelfde Hoge Raad. Wat mij betreft is de onpartijdigheid bij voorbaat aangetast.
- Als men, zoals het hoort, uitgaat van:
- 5.1--waarheidsvinding
- 5.2--de wet
- 5.3--de werkelijkheid der feiten en toetsing daaraan
- 5.4--enkele eenvoudige basisrechtsprincipes
- 5.5--elementaire logica en zindelijk denken,
dan blijft er van deze conclusie niets en precies niets over.
Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA
tel + fax: 070 5118922
van Polanenpark 58
2241 RS Wassenaar, 98-12-17
bur-hr17.htm">Brief aan de Procureur-generaal over wraking leden Hoge Raad
|