Drs. N.C. Burhoven Jaspers was hoofdsamensteller van het IRM-rapport m.b.t. de bijbanen van juristen in Nederland

Brief van drs. Burhoven Jaspers aan Minister van Economische Zaken Jorritsma


IRM . . Juristen . . EU Grondwet <==> SDN . . Klokkenluider . . Jeugdzorg . . Burhoven

Het Ministerie van Economische Zaken heeft nagelaten mij een jaaropgave te verstrekken


Per fax en per aangetekende post
AAN :
    De Minister van Economische Zaken
    Mw. A. Jorritsma - Lebbink
    Bezuidenhoutseweg 30
    Postbus 20101
    2500 EC Den Haag


BETREFT : -- regeling ex artikel 99 ARAR; besluit 17-88/9183

Wassenaar, 1 juli 2002
Excellentie,

Hierbij breng ik enkele punten onder uw aandacht, waarvoor uw persoonlijke actie ter correctie van deze misstanden vereist is.

  1. de regeling ex artikel 99 ARAR, die in werking trad 1 september 1989, omvat ook betaling van de tegemoetkoming IRZK. Een aantal jaren is dat zonder problemen verlopen. Maar enkele jaren geleden deden zich problemen voor. Enkele brieven, te weten d.d. 26 juni 2000 en 7 augustus 2002, gericht aan uw Directeur POI, hebben niet geleid tot het oplossen van dat probleem, ja zelfs niet tot enig antwoord. Wellicht ten overvloede, sluit ik kopie in van de tekst van die twee brieven (zie bijlage 1 en bijlage 2)

  2. De fiscus.
    2.1 in mijn aangifte IB 1999 schreef ik aan de fiscus: "Het Ministerie van Economische Zaken heeft nagelaten mij een jaaropgave te verstrekken van betalingen op basis van de IRZK. Dergelijke betaling heb ik ook niet ontvangen in 1999. Dat zal ik nagaan, maar het ten onrechte niet-uitbetaalde zal, naar ik aanneem op het kalenderjaar 2000 gaan rusten." Dit is bedenkelijk.

    2.2 in mijn aangifte IB 2000 schreef ik aan de fiscus:
    "Het Ministerie van Economische Zaken stuurde mij een jaaropgave van betalingen op basis van de IRZK. Hun opgave gebruik ik bij deze aangifte, maar daadwerkelijke uitbetaling heb ik niet kunnen traceren. Het Ministerie van Economische Zaken reageert niet op correspondentie. Gerucht wil dat mijn ex evenals Mw. Jorritsma, Minister van Economische Zaken, aangesloten is bij de SVN, Stichting Vrouwennetwerk Nederland, een gesloten vrouwenclub gericht op onderlinge protectie en bevoordeling." (Zie bijlage 2). De bewuste jaaropgave lijkt dus bewust een foute indruk te geven en lijkt valselijk opgemaakt.

    2.3 over het jaar 2001 heb ik wel een jaaropgave ontvangen van de USZO, maar geen jaaropgave van het Ministerie van EZ betreffende de tegemoetkoming IRZK, en evenmin, voor zover bekend, betalingen. Dat geeft te denken en roept de vraag op of de Minister van Economische Zaken aangegane betalingsverplichtingen van contractuele aard "soepeltjes" terzijde wil schuiven.

  3. mijn ex-echtgenote, destijds juriste bij de Hoge Raad der Nederlanden, beëindigde het huwelijk op 22 mei 1986. Het moge evident duidelijk zijn dat dit ook in sterke mate uitvloeisel was van de spanningen door de uitermate kwalijke behandeling die ik jarenlang van de zijde van het Ministerie van Economische Zaken heb moeten ondervinden. De daarmee opgeroepen ellende duurt nog steeds voort.
    Toelichting: in 1986 begon mijn ex een boedelscheiding waarbij zij stelselmatig is bevoordeeld en afgedekt zelfs met zaken die door normale mensen als crimineel beschouwd worden (verduistering, bancair optreden in valse hoedanigheid, belastingontduiking, misbruik van positie). Deze boedelscheiding is, na 16 jaar, nog steeds niet afgehandeld. Dit is in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens EVRM.

    Daarvoor en voor de bewuste projectgroep, genoemd in bijlage 3, draagt u volle medeverantwoordelijkheid. Het eindvonnis van de rechtbank in 1994 (na bijna 8 jaar terwijl het Europese Hof voor de Rechten van de Mens EHRM in tientallen uitspraken geoordeeld heeft dat overschrijding van een duur van 6 jaar "undue delay" betekent en een schending van artikel 6 EVRM inhoudt) stelde:
    de vrouw heeft geen enkele aanspraak op de man. Daarmee was glashard en voor de volle 100% duidelijk geworden dat haar overval in valse hoedanigheid (inbegrepen namaak van mijn handtekening) op mijn Zwitserse rekening een crimineel optreden was geweest. Zeer opmerkelijk is dat mijn ex in strafrechtelijke zin onder/door de Minister van Justitie Sorgdrager gedekt werd.

  4. Maar mijn ex ging in hoger beroep en aansluitend in cassatie. Daarbij hebben Hof en Hoge Raad afscheid genomen van de werkelijkheid en zijn allerlei keiharde essentiële feiten, en zelfs dwingend bewijs, vervangen door ficties en suggestieve verdraaiingen. Recht hoort gebaseerd te zijn op feit en niet op fictie. Het Hof zondigde daartegen. Op basis van de arresten van Hof en Hoge Raad legde mijn ex najaar 1997 beslag op mijn inkomen, d.w.z. op de betalingen die voortvloeien uit de in de aanhef vermelde regeling ex. art. 99 ARAR, waarvoor u de eindverantwoordelijkheid draagt.

    Op 20 mei 1998 besliste de President van de rechtbank te Den Haag (Mw. Mr. Dil-Stork) dat de beide arresten (van Hof en Hoge Raad), waarvan het dictum geheel niet eenduidig is, geen juridische titel voor een beslag geven. Tevens besliste zij daarbij - spontaan en geheel ongevraagd - dat mijn ex de ontvangen gelden wel mocht houden als "voorschot". Maar dat kan helemaal niet omdat de rechter geen zaken mag toekennen die helemaal niet geëist en so wie so omstreden zijn.

    De USZO - waar men toch had moeten zien dat er geen sprake was van een juridische titel - had dus ten onrechte gelden niet aan mij betaald. Maar mijn ex kreeg eind 1998 een "voorschot" van fl 200.000 en zij ging in appèl omdat zij een voorschot eiste van fl 600.000. Uiteindelijk kreeg zij een "voorschot" toegekend van ca. fl 100.000, zonder dat daaraan enig werkelijk feit aan ten grondslag ligt. En dat heeft zij geïnd door beslag - via de USZO - op de gelden die ik ontvang op basis van de genoemde regeling ex art.99 ARAR. Dit heeft voor mij geleid tot een ware nachtmerrie die duurde tot circa juni 2001. Dit is slechts mogelijk geweest omdat de "voorschotten" werden vastgesteld in kort geding waarbij de rechter niet gebonden is aan het normale bewijsrecht.

    De term "voorschot" suggereert dat al duidelijk is dat ik haar bedragen schuldig zou zijn; volstrekt ten onrechte, ja integendeel (zie het onder punt 3 gestelde). Evident moge zijn dat deze fictie van een "voorschot" bizar is. En verder is er de simpele vraag: een voorschot waarop? Op een eindvonnis? Maar er is een eindvonnis: de arresten van Hof en Hoge Raad! Alleen zijn die zó weinig eenduidig dat daarop geen financiële titel gebaseerd kan worden. Het zijn eigenlijk non- arresten en dit alles komt in essentie neer op rechtsweigering sinds 1986.

    Curieus is in deze ook de rol van Minister van Justitie Korthals en staatssecretaris van Justitie Cohen, die in strijd met de Rechten van de Mens bruusk het hoofd hebben afgewend. Hierbij verzoek ik u mij te laten weten of u een of meer van de volgende juristen persoonlijk kent: Mw. Mr. M.C.M. de Kroon, Mw. Mr. Dil-Stork, Mw. Mr. Leig de Bruin, Mr. Paris, Mr. Van Delden, Mr. Schuering, Mr. Chr. Kok , de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad Mr. Ten Kate en Mr. Hartkamp en/of andere bij deze zaak betrokkenen.

  5. Ik verzoek u de inhoud van de bijgaande bijlagen te beschouwen als geheel herhaald en ingelast. Wellicht ten overvloede moge ik u verder verwijzen naar de Sociale Databank Nederland
    • index.html">www.sdnl.nl, en meer in het bijzonder naar:
    • burhoven.htm">www.sdnl.nl/burhoven.htm
    • kath-nb18.htm">www.sdnl.nl/kath-nb18 met de daarbij genoemde verwijzingen.

  6. mw.mr. M.C.M. de Kroon is samen met 2 andere juristen per K.B. d.d. 6 juni 1999 benoemd tot Raadsheer in het Hof te Arnhem; de Drie van Arnhem. Deze met de genoemde projectgroep samenhangende benoemingen zijn zeer bedenkelijk en lijken neer te komen op zwijggeld. Curieus is dat bezwaren bekend waren bij de betrokken ministers. Kennelijk is H.M. een rad voor ogen gedraaid; zie vd-weij.htm">www.sdnl.nl/vd-weij.htm

    Ook dit betreft direct uw verantwoordelijkheid. Gerucht bereikte mij dat in een ministersvergadering, waarin de al eerder genoemde projectgroep, die onderzoek deed naar personen als Bram Peper, Mw. Leemhuis-Stout, Dhr. R. Lubbers enz. enz., ter sprake kwam en waarbij Minister Zalm wilde besluiten tot ontslag van Mw. Mr. M.C.M. de Kroon, u haar de hand boven het hoofd gehouden heeft.

    Mij kwam ter ore dat mijn ex via Ivonne van Rooij, voormalig staatssecretaris van Economische Zaken die eveneens "netwerkster" is van het geheime genootschap SVN - net zo als Mw. E. Borst- Eilers , Mw. Sybilla Dekkers , aansluiting gezocht en gekregen heeft bij de Stichting Vrouwennetwerk Nederland, waarvan het doel is - naar ik begrepen heb -elkaar onvoorwaardelijk te steunen, laten we maar zeggen ook in het duister tussen de coulissen van het democratisch toneel "de bal toe te spelen" op de weg naar hogere, invloedrijkere en beter betaalde functies in politiek, bedrijfsleven, overheid enz.enz.

    Het niet-uitbetalen conform de interimregeling IRZK, het via de USZO doorgevoerde beslag kan ik niet los van elkaar zien en ook niet los van de SVN. Daarom verzoek ik u om onverwijlde toezending van de meest recente ledenlijst (lijst van netwerksters); als de SVN niets te verbergen heeft, zal daartegen toch zeker geen bezwaar kunnen bestaan.

  7. Ten aanzien van de gehele inhoud van de onderhavige brief verzoek ik u om volledige onverwijlde opening van zaken, voorzover nodig en mogelijk met een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur WOB. U zou natuurlijk, op basis van uw positie als Minister van Economische Zaken eigener beweging kunnen besluiten te bewerkstelligen dat al datgene dat mij ten onrechte onthouden werd, alsnog uitbetaald wordt, rekening houdend met de wettelijke rente.

Tenslotte spreek ik de verwachting uit dat alle aan de orde gesteld kwesties op zeer korte termijn geheel opgelost zullen worden, zulks mede in verband met mijn belastingaangifte.


Hoogachtend,Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA

Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA
tel + fax: 31 70 5118922
nburjas@planet.nl
van Polanenpark 58
2241 RS Wassenaar


BIJLAGEN

  1. tekst van de brief d.d. 26 juni 2000 aan de Directeur POI van EZ
  2. tekst van de brief d.d. 7 augustus 2000 aan de Directeur POI van EZ
  3. gedeelte van de toelichting bij mijn belastingaangifte IB 2000

C.c. -- de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden Mr. S.A. Hartkamp

Bijlage 1