Open brief aan de Burgemeester en Wethouders der gemeente Haelen over Essent

EuroStaete . . EKC . . Klokkenluiders <===> SDN . . Wolmanzouten . . English



Open brief aan B&W van Haelen


Aan de Burgemeester en Wethouders der gemeente Haelen
Postbus 4003
6080 AA Haelen.

Buggenum : 4 augustus 2004
Betreft : Essent Haelen
Ons kenmerk : BPOM/U/04/405611-801066

OPEN BRIEF

Op ons verzoek hebben wij van plv. griffier P.Heldens het verslag ontvangen van de extra werkvergadering van de raad, gehouden op maandag 19 juli 2004. Daarin is onder punt 4d. verslag gedaan van de informatie die de voorzitter t.a.v. Essent Haelen heeft gegeven. Dit heeft onze aandacht getrokken omdat de stichting actief betrokken is bij de door GS Limburg verleende oprichtings(milieu)vergunning voor Essent.Over de verstrekte informatie hebben wij enkele vragen. In het verslag staat het volgende:

d. Essent De voorzitter informeert de raad over de handelwijze van Essent inzake de overslag en verwerking van verontreinigde baggerspecie op het terrein van Essent door een combinatie van particuliere bedrijven in opdracht van Rijkswaterstaat. De commissaris van de koningin is hierover geïnformeerd en de provincie is een handhavingsactie gestart. Toegezegd wordt om de raad door middel van de actieve informatieplicht op de hoogte te houden over deze zaak.Ook de communicatie met de omwonenden heeft de aandacht.

Onze vragen:

  1. Uit de opmerking dat de provincie een handhavingactie is gestart menen wij op te moeten maken dat Essent in combinatie met andere bedrijven daadwerkelijk is gestart met de opslag en be- en verwerking van baggerspecie terwijl zij daarvoor de minimaal benodigde milieu- en twee Wvo-vergunningen niet heeft. Kunt u dit vermoeden bevestigen?

  2. Kunt u aangeven wie die 'andere bedrijven' zijn?

  3. Waarom is bij deze vermeende vergunningovertreding de Commissaris van de Koningin actief betrokken? Terwijl Essent zich gaarne manifesteert als een normaal op de concurrerende markt opererend commercieel bedrijf is het goed te weten dat Essent voor 100% een overheidsbedrijf is. De aandelen van dit bedrijf zijn voor 74% in het bezit van 6 provincies, waarvan de Provincie Limburg 16,1% bezit. De overige 26 % aandelen zijn in het bezit van gemeentes in deze provincies. Het is ook goed om te weten dat de belangrijkste aandeelhouders van buurman Nuon de provincies Friesland, Gelderland en Noord Holland zijn alsmede de gemeente Amsterdam. De Energieraad heeft recent het voorstel gelanceerd om Essent en Nuon te fuseren. Met deze informatie is het duidelijk dat Essent voor het ruimen van problemen een heel wat gemakkelijker toegang tot hoge bestuursambtenaren heeft dan een regulier particulier bedrijf.

    De stichting Leefmilieu die veel dossieronderzoek doet naar verwevenheid van overheid met bedrijfsleven moet tot haar spijt concluderen, dat waar bij de centrale overheid een afnemende tendens is waar te nemen, dit bij het provinciale bestuur van Limburg zeker nog niet het geval is. Bij voortduring worden door ons grove schendingen van de regelgeving geconstateerd daar waar onze provinciale overheid een belang heeft. De persoonlijke onschendbaarheid als gevolg van het z.g. Pikmeerarrest speelt daarbij zeker een (bedenkelijke) rol.

  4. Hoe denkt u invulling te geven aan de communicatie met de omwonenden?

  5. Welke is exact de handelwijze van Essent geweest en hoe wordt voorkomen dat Essent toekomstig niet weer dezelfde handelwijze toepast?

  6. Is de gemeente Haelen ook aandeelhouder van Essent, en zo ja voor hoeveel %?

  7. Bent u met ons van mening dat het hoog tijd wordt dat al die 100 duizenden klanten van Essent in Limburg eens duidelijk gemaakt worden wat de werkelijke status van dit bedrijf is. Wij achten het buiten onze vragen nuttig u vrijblijvend op de hoogte te stellen van de huidige stand van zaken met de vergunningverlening aan Essent gezien vanuit onze optiek.

  1. Op 14 januari 2003 is door GS Limburg onder no. 02/14318 het besluit genomen om Essent te Haelen een milieuvergunning te verlenen voor de opslag van afvalhout en de opslag en be- en verwerking van baggerspecie. In dit besluit staat onder voorschrift B5, onder a, dat Essent binnen 3 maanden na het van kracht worden van het besluit haar acceptatieplan t.a.v. afvalstoffen ter goedkeuring aan het Afdelingshoofd dient toe te zenden. Hiermee zou volgens de stichting de goedkeuring van dit acceptatieplan een onderhandse zaak worden tussen Essent en GS Limburg en zich daarbij onttrekken aan maatschappelijke toetsing en evt. beroep bij de Raad van State. Het gaat daarbij voor de stichting ondermeer om de volgende zaken: a. Het verdunnen van gevaarlijk afval is bij wet verboden. b. Een aantal z.g. zwarte lijststoffen dienen met de best bestaande techniek direct aan de bron geïsoleerd worden van bodem, water en lucht. Volgens de stichting is er een levensgroot gevaar dat al of niet bewust gevaarlijk afval met o.a. zwarte lijststoffen het terrein opkomt waarvan de concentratie aan giftige stoffen vervolgens door verdunning met niet gevaarlijk afval zodanig wordt verlaagd dat de stof als niet gevaarlijk afval voldoet aan de Eural. Dit gevaar bestaat bij zowel sloophout (vershredderen en vermalen voor E-centrales om er 'groene stroom' mee op te wekken) als bij baggerspecie door het mengen van specie van verschillende klasses. Onderzoek van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak heeft o.a. uitgewezen dat bij sloophout visueel niet valt vast te stellen of er sprake is van al of niet gevaarlijk afval. Wij waren derhalve zeer nieuwsgierig hoe men dit probleem denkt te gaan oplossen.

  2. Tegen o.a. het buiten de maatschappelijke toetsing houden van genoemde acceptatievoorwaarden, behorende bij het besluit van GS Limburg, is daarom door o.a. de stichting beroep aangetekend bij de Raad van State.

  3. Het beroep bij de Raad van State diende op 15 december 2003. Partijen kunnen tot uiterlijk 10 dagen voor de zitting (dus tot 5 december 2003) aanvullende en relevante stukken indienen die door de Raad van State vervolgens direct ter bestudering naar alle partijen worden gezonden. De stukken worden tevens opgenomen in het dossier van de Raad van State en maken daardoor onderdeel uit van haar besluitvorming.

  4. Op 25 november 2003 is door GS Limburg van Essent het acceptatierapport ontvangen. Dit zo belangrijke onderdeel van de milieuvergunning is echter niet door haar (ondanks dat er tijd genoeg voor was) als aanvullend en relevant stuk naar de Raad van State gezonden. De jurist van GS Limburg heeft op 15 december 2003, tijdens de zitting van de Raad van State geprobeerd om het stuk zonder dat partijen de kans hadden gekregen het in te zien of te bestuderen in het dossier gevoegd te krijgen. Deze poging is door ons met succes gedwarsboomd met verwijzing naar de Wet op de Raad van State. De poging op zich achten wij een zeer kwalijke zaak die riekt naar belangenverstrengeling.

  5. Op 14 juli 2004 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in het door ons ingestelde beroep. Het bestreden besluit van 14 januari 2003 is vernietigd tot het moment dat de acceptatievoorwaarden (definitief) zijn goedgekeurd.

  6. Op 15 juli 2004 ontvingen enkele personen en instanties waaronder wij, van GS Limburg het acceptatieplan van Essent met daarbij een afschrift van een aan Essent gerichte brief waarin verzocht wordt om binnen 10 dagen zienswijzen in te dienen. De status van deze brief is ons volstrekt onduidelijk, hij is zelfs niet aan ons gericht. Kennelijk is hier ofwel sprake van een zeer domme en slordige paniekreactie op het besluit van de Raad van State de voorgaande dag, of het is het zoveelste juridische trucje om te zijner tijd onze bezwaren niet ontvankelijk te kunnen doen verklaren. Reden voor ons daarop niet te reageren doch een andere weg te bewandelen.

  7. Op 22 juli 2004 hebben wij de Raad van State verzocht om herziening van haar uitspraak van 14 juli 2004. Dit omdat wij de mening zijn toegedaan dat als zowel het acceptatierapport als onze bezwaren onderdeel hadden uitgemaakt van de beroepsprocedure, de Raad van State tot een ander vonnis zou zijn gekomen. Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht kan een partij herziening vragen van een onherroepelijk geworden uitspraak op grond van feiten of omstandigheden die:
    • hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
    • bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn en
    • waren zij bij de rechtbank eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.

  8. Op 27 juli 2004 heeft de Raad van State ons bericht dat ons herzieningsverzoek door haar is geaccepteerd en wij over de behandeling van de zaak nader worden geïnformeerd.

  9. Buiten de milieuvergunning beschikt Essent bovendien niet over een onherroepelijk van kracht zijnde Wvo-vergunning van het Zuiveringsschap Limburg. Het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg heeft bij besluit van 28 mei 2003 onder nummer V02-093 een Wvo-vergunning afgegeven op de aanvraag van Essent Milieu B.V. (handelsregister: KvK 05053670) voor het lozen van afvalwater vanaf het voormalige Maascentrale terrein (Roermondseweg 53) via de gemeentelijke riolering en de rioolzuiveringsinstallatie Roermond in het oppervlaktewater genaamd de Maasnielderbeek. De Stichting heeft bij brief van 5 augustus 2003, nader gemotiveerd bij brief van 18 augustus 2003, daartegen beroep aangetekend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Betreffend beroepschrift staat bij de Raad van State ingeboekt onder nummer 200305166/1 en is daar nog niet in behandeling genomen. Uit navraag bij de Raad van State is ons gebleken dat het tijdstip van het in behandeling nemen ervan nog niet bekend is.

  10. Bovendien heeft Essent geen van kracht zijnde Wvo-vergunning van Rijkswaterstaat.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft onder nummer DLB 2002/ 11.403 een ontwerp-beschikking afgegeven op de aanvraag van N.V. Sturing Afvalverwerking Limburg ( handelsregister: KvK 14629191) voor het lozen van afvalwater vanaf het voormalige Maascentrale terrein (Roermondseweg 53) op het Lateraal kanaal Linne-Buggenum en de rivier de Maas. Bij brief van 30 december 2002 heeft de Stichting daartegen bedenkingen ingediend bij de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Tot op heden heeft de Staatssecretaris daarop nog steeds geen besluit genomen. Ook is de Stichting nog niet uitgenodigd voor een hoorzitting. Hiermee staat vast dat zowel Essent als N.V. Sturing Afvalverwerking Limburg niet beschikt over de door N.V. Sturing Afvalverwerking Limburg aangevraagde en vereiste Wvo-vergunning van Rijkswaterstaat voor het lozen van afvalwater in het lateraal kanaal Linne-Buggenum en de Maas. Terzijde dient opgemerkt te worden dat aangezien de onder 10. en 11. genoemde Wvo-vergunningen door de overheid gecoördineerd dient te worden behandeld het bijzonder onverstandig is om deze vergunningen door verschillende bedrijven te doen aanvragen

Gedoogvergunningen.

De provincie Limburg kennende voor wat betreft bedrijven waarmee zij innig verstrengeld is, zal er spoedig in bovengenoemde kwestie wel weer een gedoogvergunning uit de kast gehaald worden. Terwijl daarbij dan doorgaans gewezen wordt op het grote algemeen belang welke er mee gediend is dient de burger dit desondanks te lezen als het grote onrechtmatige eigen(aandelen)belang.

Naar behoefte kunnen wij u uiteraard de onderliggende documenten welke het bovenstaande onweerlegbaar aantonen, beschikbaar stellen.

Uw antwoord op onze vragen zien wij met belangstelling tegemoet.

Hoogachtend,

Stichting tot behoud leefmilieu Buggenum, Haelen, Horn, Nunhem en naaste omgeving

i/o P.P.M. van Daal, penningmeester
J.H.C. Swart
Secretaris
E.A.J. Derkx - Passage
Voorzitter

De Stichting tot behoud leefmilieu Buggenum, Haelen, Horn, Nunhem en naaste omgeving heeft tot doel het bevorderen, beschermen en waar mogelijk instandhouden van het milieu in Buggenum, Haelen, Horn, Nunhem en naaste omgeving, en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords.

Een belangrijk actiepunt van de stichting is een juiste voorlichting van het publiek inzake groene energie, duurzame energie en het gebruik van biomassa als brandstof in electriciteitscentrales; het onjuist en suggestief gebruiken van genoemde termen leidt tot verkeerde keuzes door milieubewuste consumenten en spekt de kas van de electriciteitsbedrijven ten koste van de Nederlandse belastingbetaler.

terug naar index artikelen: