Aantekenen met ontvangstbevestiging
Sint Oedenrode, 20 june 2001
Arrondissementsrechtbank 's-Hertogenbosch
Meervoudige Kamer
Leeghwaterstraat 8
5223 BA 's-Hertogenbosch.
Uw kenmerk:
Ons kenmerk: Bezwaarnummer 75
opmerking: Ik/mij = cliënt
De basis van deze pleitnota, is de pleitnota zoals opgemaakt en verwoord bij de rechter-commissaris op 17 april 2001, en als bijlage toegevoegd. (bijlage 1)
Deze pleitnota is aangepast voor wat betreft het onder punt 3 beschreven bezwaar dat is opgelost en in het procesverbaal op pagina 20 alinea 1 wordt bevestigd. Ik verzoek u deze bijlage 1 hier als herhaald en ingelast te beschouwen. Van belang is te vermelden dat de bijlagen van mijn pleitnota van 17 april 2001 niet zijn toegevoegd aan het proces-verbaal dat mij werd toegezonden. Deze bijlagen maken wel onderdeel uit van bijlage 1.
In toevoeging op de pleitnotitie van 17 april 2001 maak ik gebruik van het procesverbaal dat is opgemaakt en toegezonden naar aanleiding van de zitting van 17 april 2001.(bijlage 2)
Ik verzoek u er goede nota van te nemen dat door 'de commissie' nergens feitelijk wordt ingegaan op de punten van mijn pleitnota van 17 april 2001.
De kern van mijn bezwaar op de punten 1., 2. en 4. is niet alleen terug te voeren op het feit dat het door mij ingebrachte perceel E 3672 op de randvoorwaardenkaart als niet uitruilbaar is aangemerkt. De kern van mijn bezwaar is dat ik het perceelnummer E 3672 heb ingebracht als zijnde niet vervuild en waaraan een inbrengwaarde is toegekend aan de hand van het classificatiesysteem conform artikel 57 van de Landinrichtingswetgeving/ Ruilverkavelingswet en als zodanig in beheer is genomen.
Volgens deze zelfde wet heeft belanghebbende aanspraak op het verkrijgen van een recht van dezelfde aard, omvang, hoedanigheid en waarde als is ingebracht. In het plan van toedeling en de daarbij behorende randvoorwaardenkaart is in de aard van het ingebrachte perceel een essentiële wijziging gebracht.
Door deze wijziging kan belanghebbende zich absoluut niet verenigen met de juridische consequenties hiervan volgens de Wet bodembescherming. Zij wenst absolute zekerheid omtrent haar juridische positie bij toedeling voor wat betreft haar ingediende bezwaren 1, 2 en 4.
Mr. Thijssen, vertegenwoordigster van de Centrale Landinrichtingscommissie stelt: "voorafgaand aan het opstellen van het plan van de toedeling, wordt de randvoorwaardenkaart opgemaakt, waarop, onder meer aan de hand van gemeentelijke en provinciale inventarisaties van vuilstortplaatsen, de percelen worden aangegeven die wegens potentiële verontreiniging als niet-uitruilbaar worden aangemerkt". Mr. Thijssen bevestigt hiermee dat de Landinrichtingscommissie voor wat dit betreft, niet naar behoren heeft gefunctioneerd.
De landinrichtingscommissie had de jaarlijkse programma's bodemsanering/watersanering van de provincie Noord Brabant als uitgangspunt moeten nemen om te bepalen of een perceel wegens bekende (potentiële) gevallen van (water) bodemverontreiniging als niet-uitruilbaar moet worden aangemerkt. Bij bestudering van de programma's 1993/1994/1995 kom ik tot de volgende opzienbarende ontdekkingen: In het programma van 1993 staan onder de inventarisatielijst "voormalige stortplaatsen" de volgende stortplaatsen genoemd (bijlage 3).
In het programma van 1993 staat over bovengenoemde stortplaatsen verder het volgende geschreven:
Gevonden verontreinigingen
Deze onderzoekresultaten waren al in 1982/1984/1988 bekend bij zowel de provincie Noord Brabant als wel de gemeente Sint Oedenrode. Zij hebben namelijk zelf de onderzoekskosten betaald. Ondanks het feit dat deze sterke verontreiniging van de voormalige stortplaats Rijtvenweg ook bij de Centrale Landinrichtingscommissie al vanaf 1982/1984/1988 bekend moet zijn, wordt deze niet als "niet uitruilbaar" aangemerkt.
De verontreinigingsdiepte is 10 meter, hoeveelheid is 800.000 m3.
Gevonden verontreinigingen:
Deze onderzoekresultaten waren al in 1984 bekend bij zowel de provincie Noord Brabant als wel de gemeente Sint Oedenrode. De provincie heeft namelijk zelf de onderzoekskosten betaald. Ondanks het feit dat deze sterke bodemverontreiniging van de voormalige stortplaats de Mosbulten ook bij de Centrale Landinrichtingscommissie al vanaf 1984 bekend moet zijn, wordt deze niet als "niet-uitruilbaar" aangemerkt.
Ondanks vorenstaande wetenschap wordt door de Centrale Landinrichtingscommisie de potentiële verontreiniging van de voormalige stortplaats Wolfswinkel deels (het gedeelte van Van der Hagen) als niet uitruilbaar aangemerkt. Dit terwijl de locaties met sterke verontreiniging als "Rijtvenweg" en "Mosbulten" door dezelfde Centrale Landinrichtingscommissie als wel uitruilbaar zijn aangemerkt.
Het zal u duidelijk zijn dat hier sprake is van het plegen van ernstige strafbare feiten door zowel de Centrale Landinrichtingscommissie, alswel de provincie Noord Brabant en de gemeente Sint Oedenrode. Zowel belanghebbende als het EKC behouden zich ten aanzien van deze feiten alle rechten voor.
Met vorenstaande feiten is vast komen te staan dat verontreinigde locaties, die bekend zijn, niet zijn aangegeven als zijnde vervuild en dus uitruilbaar. Terwijl locatie "Wolfswinkel" waar geen onderzoeken zijn verricht als vervuild wordt aangegeven en dus niet uitruilbaar. Mr. Thijssen, vertegenwoordigster van de Centrale Landinrichtingscommissie stelt: "het ontgaat haar welk belang ik heb bij het bezwaar sub.4 betreffende kavel 330.011 aangezien dit mij niet is toegedeeld noch door mij is ingebracht".
Ik wens Mr. Thijssen, en de plaatselijke Landinrichtingscommissie er duidelijk op te wijzen dat ik een wettelijke en morele plicht heb belanghebbenden hieromtrent te informeren. Bovendien zijn de risico`s van bodemverontreiniging vanuit het aangrenzende perceel niet ondenkbaar gelet op uitstroom richting Dommel via mijn perceel. Hierdoor kan uiteindelijk belanghebbende verantwoordelijk gesteld gaan worden voor oppervlakte en grondwaterverontreiniging en eventueel verontreiniging van haar perceel vanwege uitstroom van het aangrenzende perceel.
Zowel perceel E 3672 als kavel 330.011 maken deel uit van de dezelfde 'dommelarm' die als voormalige stortplaats is aan te merken. (bijlage 4)
Indien het juist zou zijn, hetgeen Mr. Thijssen stelt in pagina 20 - 2e alinea, dan zou derhalve kavel 330.011 ook meegenomen moeten zijn bij de inventarisering door de plaatselijke Landinrichtingscommissie. Het minste waarvan ik, en iedereen, mag uitgaan is dat informatie volledig wordt meegenomen en dat men niet selectief te werk gaat.
Waar de Landinrichtingscommissie stelt 'vervuild' stel ik vast dat noch bij mij, noch bij de bevoegde overheden door enig onderzoek tot op heden enige duidelijkheid bestaat omtrent de mate en ernst van de verontreiniging. Belanghebbende heeft diverse pogingen ondernomen om vanuit de Dienst Land Inrichting die stukken te verkrijgen waaruit daadwerkelijk blijkt dat van een dusdanige vervuiling sprake is om een kwalificatie zoals thans is gegeven gegrond is.
De heer Van Vugt verklaart desgevraagd dat kavel 330011 is toegedeeld en zonder meer is aanvaard door rechthebbende de heer van Gastel. Dat men gronden uitruilt, toedeelt en aanvaardt, met een mogelijke bodemverontreiniging en met alle mogelijke juridische en ecologische risico`s voor afgaande en opkomende eigenaren zegt eerder iets over de intentie, doelstelling, deskundigheid en verantwoording van een Dienst Land Inrichting, dan dat door acceptatie door de opkomend eigenaar bewezen wordt dat hier geen probleem zou liggen.
Nogmaals verwijs ik naar het voorafgaande ten aanzien van de wettelijke verplichtingen in het kader van de Wbb voor de Landinrichtingscommissie en het bevoegd gezag ter zake bodemverontreiniging de Provincie. Bovendien verwijs ik naar mr. Thijssen haar opmerking zoals verwoord in het proces-verbaal op pagina 22, 1e alinea" dat ik mogelijk als 'schuldig verkoper' wordt aangemerkt "waarbij zij datgene bevestigt wat de kern is van mijn bezwaar.
De voormalige stortplaats "Wolfswinkel" werd door de gemeente Son geëxploiteerd waarvoor door de gemeente Sint Oedenrode een hinderwetvergunning is afgegeven. De overheid (gemeenschap) was en is verantwoordelijk en kan direct als veroorzaker van deze potentieel vervuilde stortplaats worden gezien. De verantwoordelijkheid van de uitvoering van de vanuit de Wet bodem bescherming opgelegde onderzoeken ligt derhalve bij de overheid.
In tegenstelling met de voormalige stortplaatsen "Rijtvenweg" en "Mosbulten", die op kosten van de provincie Noord Brabant en de gemeente Sint Oedenrode wel zijn onderzocht, heeft een dergelijk onderzoek op de voormalige stortplaats "Wolfswinkel" nog steeds niet plaatsgevonden. Alvorens u op dit punt een beslissing kunt nemen zal ingevolge de Wet bodem bescherming deze voormalige stortplaats "Wolfswinkel" eerst een oriënterend onderzoek overeenkomstig de NVN 5740 norm moeten ondergaan, zonodig gevolgd door één of meerdere nadere onderzoeken en saneringsonderzoek. Evenals bij de voormalige stortplaatsen "Rijtvenweg" en "Mosbulten" zal de provincie Noord Brabant en de gemeente Sint Oedenrode deze kosten moeten betalen.
Ik richt aan u dan ook het nadrukkelijke verzoek uw beslissing op dit punt op te schorten totdat op kosten van de provincie Noord Brabant en/of gemeente Sint Oedenrode deze onderzoeken zijn uitgevoerd.
Bezwaar 1, 2 en 4.
Deze bezwaren hebben betrekking op de volledige voormalige stortplaats "Wolfswinkel", waarvan de grenzen op basis van historische gegevens dienen te worden vastgesteld. Hierop kan pas worden beslist als ter plaatse oriënterend onderzoek overeenkomstig de NVN 5740 norm is verricht zoals de Wet Bodembescherming dat voorschrijft, op kosten van de provincie Noord Brabant/Gemeente Sint Oedenrode. Afhankelijk van de resultaten van dat onderzoek moeten een of meerdere nader onderzoeken volgen, zonodig gevolgd door een saneringsonderzoek en sanering.
Ik richt aan u dan ook het nadrukkelijke verzoek uw beslissing op deze bezwaren 1, 2 en 4 op te schorten tot na het moment bovengenoemde onderzoeken zijn verricht, de resultaten zijn geëvalueerd en zonodig sanering op kosten van de vervuiler heeft plaatsgevonden.
Bezwaar 5.
Ik verzoek u ten aanzien van bezwaar 5 in te stemmen met mijn voorstel van 30 mei 2001 gedaan aan de Landinrichtingscommissie naar aanleiding van hun schrijven van 17 mei 2001. De reden hiervoor is dat de voor mij aangegeven oplossing technisch gezien de enige juiste mogelijkheid is, met een minimum aan overlast voor alle betrokkenen, de minste schade voor het milieu en minimale kosten.
Hoogachtend,
P.C.M. van der Hagen,
Ecologisch Kennis Centrum BV
Voor deze
Ing. A.M.L. van Rooij,
directeur
St. Sociale Databank Nederland
brab-002.htm
E-mail: sdn@planet.nl
Westkade 227 - 1273 RJ Huizen
035-5244141