Actuele verslagen en commentaren om onwaarheden en ontbrekende vragen over de Bijlmerramp aan de orde te stellen

Verslagen en commentaar op de verhoren van de Bijlmer-enquête

Bijlmer enquête . . . Kamerzetel 151 . . . Klankbord <===> SDN . . . Klokkenluider

Enquêtedag 4 maart 1999

Tweede-Kamercommissie van de Parlementaire Enquête

A.S. Keverling Buisman
Stralingsdeskundige uranium van het ECN in Petten

Geboren: 29-04-1944

Ik werk bij het ECN in Petten en ik ben kernfysicus op het gebied van straling en hoogleraar aan de universiteit in Groningen. Met name uranium is een radioactieve stof. Ik hoorde van het bestaan van het verarmd uranium in oktober 1993 en dat het in het vliegtuig zat. Het ECN werd gebeld door de deelgemeente Amsterdam-Zuidoost en die hadden gehoord dat er verarmd uranium in het toestel zat en zij wilden een rapport uitbrengen. Voordat ze het rapport openbaar zouden maken wilde men iets meer weten over verarmd uranium.

Verarmd Uraan is een metaal. Het is zilverkleurig maar het oxideert aan de lucht en wordt dan zwart of gelig. Het is een isotoop. Over de gevaarlijkheid kan ik zeggen dat het licht radioactief is met alfastraling met een zeer korte reikwijdte van ca. 5 cm. De straling is alleen merkbaar op zeer korte afstand. Dat betekent ook dat die alfadeeltjes om de hoornlaag van de huid niet doordringen. Ze blijven dus buiten het lichaam en maken dode cellen nog doder. Vastpakken van het metaal geeft geen merkbare reacties. Nu is het zo dat wanneer uraniumstof met die alfadeeltjes die zo klein zijn dat ze ingeademd kunnen worden in de longen komen, dat ze in ieder geval giftig zijn en als zwaar metaal. Net als lood en kwik.

Het telefoontje van de stadsdeelraad naar het ECN gaf de bezorgdheid weer over het verarmde uranium. Mijn notitie was wat haastwerk en ik heb met mijn tekstverwerker een stukje geschreven over dat wat ik wist van uranium. In de golfoorlog is uranium gebruikt in munitie. Ik heb in de literatuur gekeken over de te verwachten eigenschappen. Het was een korte notitie van mij en geen onderzoek met een rapport. In die notitie zei ik dat bij het neerstorten van een vliegtuig het uranium in tact zou blijven. Ik stelde daarin voor dat ik geen expliciet uraniumdeskundige ben, maar kernfysicus.

Wanneer het uraan neerkomt dan is te verwachten dat het metaal verwrongen zal kunnen worden. Anders dan uit de krant had ik geen specifieke informatie. Ik verwachte simpel dat het niet zou verdampen. Ik beschreef dat het in brand zou kunnen komen en ik heb het in mijn handen gehad. Normaal is het vrij van oxide en zit er aan de buitenkant een laagje. Het grootste deel van het materiaal blijft in tact. In een brand stelde ik mij voor dat het zou smelten bij 1100 graden. Maar in de jaren 80 hadden wij het over de dioxine-discussie. In die discussie was naar voren gekomen dat je dioxineverbindingen pas kon ontbinden boven de 1200 graden. Daar vandaan dacht ik dat ook bij het uranium die temperatuur nooit bereikt zou kunnen worden en dus uraan niet in dampvorm vrij zou komen.

Bij verhitting aan de lucht boven de 300 graden zal het metaal langzaam oxideren en boven de 350 graden zal het oxide zich verder kunnen kunnen verspreiden. Ik ben het deels met u eens van de hier genoemde aspecten, maar de mate waarin en de hoeveelheden zij pas later duidelijk geworden. Verwijzing naar het ECN onderzoek dat beruste op mijn kleine notitie was anders gebruikt dan mijn bedoeling was. In mijn stuk stond eigenlijk niets over de stralingsaspecten. Ik heb mij geconcentreerd op het vrijkomen van deeltjes. Ik heb overigens geen actie ondernomen n.a.v. de interpretaties door de RLD en andere organisaties. Ik ken het rapport van de RLD niet en betreur dat het op deze wijze is geciteerd en zodanig dat de RLD er uit ontleende dat het allemaal niet gevaarlijk zou zijn.

In hangar 8 is naderhand onderzocht of er nog verarmd uranium aanwezig zou zijn. Eind 1998 is er nog een zekere concentratie aangetroffen. Ik verklaar dat zo. Er is daar ca. 130 kilo verarmd uranium ingebracht en later weer verwijderd. Er zijn rond en met dat uraan werkzaamheden verricht en het is dus voor de hand liggend dat een deel van het oxide dat los is gekomen inderdaad verspreid is. Het opdwarrelende stof met bezemen e.d. kan daaraan de oorzaak zin. Het oxideren kan overal gebeuren maar het ligt voor de hand dat dat op de plek van de ramp is gebeurd. In mijn notie gaf ik genuanceerd aan dat bij het slopen ook oxidatie kon plaatsvinden.

Het oxideren of verstoffen van het uranium kan, en het verbrand wanneer het ik zeer kleine deeltje vrijkomt. Het oxideert dan bij elke temperatuur ook bij kamertemperatuur. Bij het verwerken van de puin in hangar 8 zal ongetwijfeld uraanoxidestof opgedwarreld zijn. Het klopt dat het inademen van verarmd uraanstof gezondheidsrisico's heeft. Je kunt de stralingsdoes uitrekenen voor de biologische schade. Die meet je in sievert of microsievert. Het stof blijft in de longen zitten en dan geeft de alfastraling schade aan de longen van fibrosis tot longkanker. De periode van blootstelleiong is belangrijk. We kijken darom naar dieren die aan uraanoxide zijn blootgesteld.

Uit een experiment bleek dat de retentie in de long ook schade aan de nieren veroorzaakt. Met name door uraanoxide. Bij die proef werd 5 microgram per m3 lucht over een lange periode blootstelling van jaren gedaan. De concentraties waren duizenden malen hoger dan ooit bij mensen zou kunnen voorkomen. De conclusie was dat ondanks het feit dat veel uranium in de lymfeknopen aanwezig was dat er zo weinig effecten optraden. In 15 jaar onderzoek volgde men die dieren en daarbij bleek dat op de lange duur dat er wat meer longkanker optrad. Vertaald naar mensen zou dat op den lange duur tot een verhoogde kans op longkanker kunnen leiden.

De dierproeven gaven aan dat door verschillen in het mechaniek van schoon worden van de longen dat het effect bij mensen zelfs nog minder te verwachten zou zijn. De proeven zijn gedaan met apen, honden en muizen en over een periode van 11 jaar. Inmiddels is bekend geworden dat in hangar 8 nog steeds deeltjes verarmd uranium aanwezig zijn. Bij het risico wat betreft de concentraties en de blootstellingstijden moet je denken aan de bezemende werkers, dan zouden zij in 500 uur een dosis met een zelfde gevaar als van een enkele sigaret. Dat risico geldt dan over die 500 uur.

De gezondheidsrisico's acht ik niet niet groter dan die van een sigaret. Je moet dan ook de stofwolken kunnen zien die onder de Arbo-wet geregeld moet worden. De heer van Os die jaren onder de beschreven condities in hangar 8 heeft gewerkt schat ik lager in, omdat hij niet aan de stof is blootgesteld en omdat hij niet aan het bezemen is geweest. Over de hele periode heeft als equivalent minder risico gelopen dan enkel trekjes aan een sigaret. Het risico per jaar is ongeveer een half procent van wat de maximale dosis is.

Als stralingsdeskundige die zich bezighoudt met radioactieve stoffen, ga ik er van uit dat de ongecontroleerd verspreiding van die stoffen moeten worden voorkomen. Het bezemen is dus iets wat je moet voorkomen. Ik zou anders geadviseerd hebben, in elk geval dat met een dweil of sop wordt gewerkt. Dat om vervuiling met radioactieve stoffen te voorkomen. Eigenlijk was het schandalig om het op die manier te doen. Elke deskundige zou geadviseerd hebben om het met sop te doen. Het risico daarbij ligt in de orde van enkel microsievert en dus het equivalent van een sigaret. Om verspreiding te voorkomen gebruiken wij bijvoorbeeld een tent.

De heer Rengeling van de GGD had niet verwacht dat door het inademen van het uraanoxide een zodanig niveau had voor omwonenden dat van enig gevaar geen sprake zou zijn. Er treedt bij inhalatie van uraanoxide geen nierbeschadiging op. Alleen longkanker of fibrosis kan het gevolg zijn. De longen worden langzaam gereinigd en kleine deeltjes verlaten het lichaam via de urine en de feces. Ik ben niet zeker, maar om een stukje longweefsel weg te nemen en de concentratie te bepalen lijkt mij meer schade toe te brengen. Het gaan om zeer kleine spoortjes van die stof. Dat komt ook omdat uranium in het milieu aanwezig is. Je inhaleert het ook buiten aan het strand en het komt ook in het eten voor, zodat het altijd aangetoond kan worden.

Ik heb nagekeken dat na zes jaar nog een miljoenste te vinden is van wat in die tijd geïnhaleerd is. Dat levert een probleem op omdat we onze dagelijkse dosis maskeert. Na 14 dagen was het nog mogelijk geweest. Ik denk dat je kunt stellen dat tot na een jaar het nog aantoonbaar is dat er is geïnhaleerd. Natuurlijk uranium als isotoop is moeilijk te onderscheiden van dat wat er in de Bijlmer extra zou zijn geïnhaleerd. Maar na verloop van tijd verdwijnt het niveau naar een normaal niveau. De normen van de kernenergiewet is het risico verwaarloosbaar klein. Alleen op langere termijn, langer dan 20 tot 30 jaar is er een klein risico van longkanker.

Er zijn verzoeken ingediend om hangar 8 af te breken. De commissie heeft een onderzoek laten instellen naar de concentratie vooral in de U-balken. Het advies is om allereerst het stof te verwijderen. Dan moet het als radioactief afval worden afgevoerd. Met een detector kun je eenvoudig vaststellen of er nog resten zijn achtergebleven. De waarschuwingen voor het verarmd uranium op de affiches in hangar 8 zijn opgehangen vlak na de ramp. Ik acht dit verstandig. Je moet op je hoede zijn. Er moet voorkomen worden dat er radioactief materiaal wordt verspreid. Toen ik dat in de krant las vond ik dat een goede handeling. Op de rampplek had een dergelijke waarschuwing ook hebben moeten worden gegeven door de brandweer. De brandweer was in het begin al gewaarschuwd, en bij de berging zou ik met detectors de straling gemeten hebben. De bergers zouden ik elk geval handschoenen hebben moeten dragen. Het inhaleren acht ik als een gering risico.



Eindconclusies van de heer Meijer Parlementaire Enquête Bijlmerramp 1999

  • In Oktober 1993 hoorde u voor het eerst over verarmd uranium in de El Al Boeing.
    ANTWOORD: Dat is correct.

  • Uranium is licht radioactief inademing kan gezondheidsschade opleveren.
    ANTWOORD: zeker.

  • De notitie ten behoeve van de stadsdeelraad zuidoost was geen onderzoek, was slechts een weergave van kennis over verarmd uranium op dat moment en werd neer geschreven op anderhalf A4.
    ANTWOORD: Klopt ja,

  • In deze notitie is bij gebrek aan gegevens geen relatie gelegd met de brand op 4 oktober 1992.
    ANTWOORD: Geen specifieke relatie.

  • U betreurt het dat de notitie door verschillende instanties als het ECN onderzoek is gebruikt.
    ANTWOORD: ja, dat is waar.

  • De raad van de luchtvaart heeft mij nooit geraadpleegd met betrekking tot de gevolgen van verarmd uranium.
    ANTWOORD: Dat is correct.

  • Er is verarmd uraniumstof in hangar acht aanwezig geweest, door aanwezigheid van de resten van de Boeing.
    ANTWOORD: ja.

  • Inademen van uraniumstof heeft naar verwachting plaatsgevonden.
    ANTWOORD: Ongetwijfeld.

  • U onderschrijft dat ook na zes jaar na dato nog stofdeeltjes op richels etc. in hangar acht aanwezig kunnen zijn.
    ANTWOORD: Dat is waar.

  • De mensen die in hangar acht de weken na de ramp ter plekke hebben gewerkt hebben een verwaarloosbaar risico gelopen.
    ANTWOORD: Zeker.

  • Ook bij langere blootstelling zoals de heer van Os is hogere blootstelling dan acceptabel onwaarschijnlijk.
    ANTWOORD: Zeker.

  • Niet alle maatregelen zijn genomen om de straling risico's zo laag mogelijk te houden.
    ANTWOORD: Eh, nee dat klopt, ja sorry dat klopt.

  • Zoals de hangar gereinigd is onder andere door middel van bezems is een onverantwoorde methode.
    ANTWOORD: Ja.

  • Uranium is na zes jaar niet meer aan te tonen in het lichaam, noch in de feces, noch in de longen.
    ANTWOORD: Dat ben ik met u eens.

  • De drie groepen die mogelijk in contact zijn geweest met verarmd uranium, mensen op de rampplek, mensen die wrakstukken in hangar acht hebben opgepakt, als wel mensen die daar langer mee in aanraking zijn geweest, hebben een risico gelopen dat beneden de norm ligt die daar voor geldt.
    ANTWOORD: Dat is waar.

  • Mededelingen dat verarmd uranium in het toestel hadden gezeten, hadden bekend moeten worden gemaakt aan de mensen die op der rampplek gewerkt hebben.
    ANTWOORD: Dat klopt.

Ik dank u wel. Ik verzoek de griffier de heer Keverling Buisman uit te leiden nadat ik hem het stukje verarmd uranium wat ik van hem heb mogen lenen weer terug geef en ik schors de vergadering tot kwart voor elf.



Tweede-Kamercommissie van de Parlementaire Enquête

De heer P.J. Verkerk
Hoofdinspecteur van milieuhygiëne van VROM

Geboren: 27-05-1940

In 1992 was in hoofdinspecteur van VROM. Ik hoorde van de ramp om ongeveer kwart voor acht. Wanneer wij kennis nemen van een belangrijk milieu-incident waar wij bijstand kunnen verlenen, dat nemen wij contact op met de bevoegde autoriteiten. We bieden onze diensten aan wanneer we menen iets te kunnen doen. We hebben onze diensten geactiveerd en alles stand-by gemaakt en bevolkt. Er is een meldpunt bij VWS en bij VROM waar milieu-incidenten worden gemeld. De dienstdoende ambtenaar werd om half acht gebeld op het meldpunt van VWS. De melding is gedaan door de heer Brinkman van het RIVM. Hij is van de RIVM-milieuongevallendienst. We hebben bekeken om de faciliteiten met de meetwagen van het RIVM ter beschikking te stelen. De heer Buis heeft contact opgenomen met de dienstdoend ambtenaar de heer de Bruin. Toen bekend was wat er aan de hand was, is de meetwagen weggestuurd.

We volgenden de gebeurtenissen door ambtenaar de Bruin contact te laten opnemen met schiphol en te vragen naar de details van het vliegtuig. Intussen had ik contact met de regionaal inspecteur voor Noord-Holland. De meetwagen is weloverwogen niet ingezet. Het is een facilitaire voorziening die bij een milieu-incident wordt gebuikt om gevaarlijke stoffen te kunnen meten. We moeten van tevoren weten of er gevaarlijke stoffen zijn om de meetwagen te kunnen completeren. De reden waarom deze niet direct in te zetten is komt omdat de meetwagen geen brandweerfaciliteit is. Eerst moet bekend zijn wat er aan de hand is, en dan moet men materiaal in de meetwagen aanvullen om specifieke metingen te doen. Met de RIVM meetwagen kunnen we niet zomaar in het wilde weg te werk gaan, juist om te weten of er gevaren zijn voor de mensen die ter plaatse moeten werken. De autoriteiten, de brandweer zijn de eersten die metingen moeten doen. Aanvullend kunnen wij onze diensten aanbieden.

De meetwagen is geen operationeel voertuig. Wij zijn evenwel niet afhankelijk van bevoegdheden van anderen. We maken gebruik van de meetwagen wanneer we menen dat het nuttig is om dat te doen. Tussen de ongevallendienst en de milieudienst wordt altijd overlegd. In deze situatie achtten we het echter niet aan de orde om te gaan meten. De toegevoegde waarde van de meetwagen was niet aanwezig. Ik denk dat het vandaag de dag wel wat eerder zou gaan gebeuren, omdat er aanvullingen zijn gedaan aan de meetapparatuur. Maar ik denk dat toch dezelfde beslissing zou zijn genomen. De brandweer beschikt immers zelf over meetapparatuur om vast te stellen of er veilig gewerkt kaan worden.

Ik wist persoonlijk pas op 8 oktober in 1993 van het verarmd uranium. De dienst wist het overigen al in 1992. De leiding heeft m.i. de verantwoordelijkheden goed uitgevoerd. Toen er later Kamervragen werden gesteld hebben we de zaken beoordeeld, en het uranium als een verwaarloosbaar risico ingeschat. Later is het ook als zodanig behandeld. Ik acht dat juist. Ook nu nog beschouw ik het als een verwaarloosbaar risico. Terecht heeft men gezegd dat het niet gevaarlijk was. Men heeft contact gehad met de leiding, en men heeft niets verzwegen, omdat het geen rol speelde. De afweging bij de dienst om er geen aandacht aan te besteden was omdat het een zeer lage stralingsdosis betrof. VROM is ingeschakeld en de KLM-stralingsdeskundige en de Milieu-inspectie, en niemand was verontrust. De betreffende mensen hebben gekeken naar de kernenergiewet wat betreft de straling, en het was verder geen onderwerp van zorg. Dit aspect is dus verder buiten beschouwing gelaten.

Op 27 oktober 1992 bij het IVS-overleg werd er over gesproken. En men besloot om de minister nog niet te informeren. Ik kan mij vinden in de adviezen en de inschattingen. Op 9 nov. '92 is afgesproken dat de minister nog niet zou worden ingeseind. Er is welbewust een afweging gemaakt door de leiding er niet over te rapporteren, omdat het een verwaarloosbaar klein risico was. Ook in politieke zin was het niet relevant. We informeren de minister niet over alles, omdat deze dan teveel op het bord krijgt. De informatie is toen niet gegeven, wat achteraf te betreuren is, maar die afdeling die daarvoor verantwoordelijk is beschouwde het als niet vermeldenswaardig. De beide diensten houden elkaar op de hoogte.

De inschatting van de medewerkers over het opsporen van het verarmd uranium leek geen haalbare zaak. Voor de afvoer uit hangar 8 zijn er afspraken gemaakt met de KLM en onze dienst. Wat betreft de afvoer van het puin beschouwden we het als niet meetbaar en vindbaar en ongevaarlijk. De inschatting over het vinden van het uranium was als onhaalbaar gezien. We hebben het radioactief afval na overleg met de KLM en de RLD geprobeerd op te sporen. Wij hebben via de KLM gezegd om de RLD er op te wijzen dat er aandacht voor dit aspect moest zijn. Op 15 oktober 1992 is er via de KLM aan de RLD melding gedaan van het verarmd uranium. Mijn dienst heeft gevraagd of er op andere manieren achter te komen was over aspecten van het uranium.

Een notie van de regionaal inspecteur op 15 oktober 1993 geeft aan dat men niet op de hoogte was van het feit dat er verarmd uranium aanwezig was. De inspecteur was redelijk ontstemd. Met name dat VROM de inspectie niet geïnformeerd had over de aanwezigheid van uranium. Juist omdat het een verwaarloosbaar risico betrof. Ik sta nog steeds achter het beleid van mijn dienst. Mijn medewerkers hebben juist gehandeld. De informatie versturen naar de regio is jammer genoeg niet is gebeurd. De beide dienstonderdelen zouden elkaar op dit punt op de hoogte hebben moeten houden.

Vragen van de minister over verarmd uranium hebben we waarschijnlijk wel beantwoord. Het is wel jammer geweest dat de minister niet eerder door ons op de hoogte is gebracht. In de beantwoording van de vragen gingen we wel in op de toxiciteit van gevaarlijke stoffen. De rapporten van het RIVM liggen ten grondslag aan de beantwoording van de vragen van de minister. In het kader van de kernenergiewet hebben wij met name gelet op de straling. Of de regionaal inspecteur overlegd heeft over dit onderwerp, weet ik niet. Wel over de invloed van gevaarlijke stoffen op de gezondheid. De uitkomst van het onderzoek was van dien aard dat de uitkomst duidelijk was en er geen verhoogd risico was. Er waren twee aspecten in de twee rapporten waarin de straling en over de toxiciteit zijn behandeld.

Als er effecten op de gezondheid zijn wordt het RIVM ingeschakeld. De regionale inspectie is daarbij autonoom. De kamervragen zijn op 24 september ingediend en die zijn pas 5 november beantwoord. Waarom het zo lang duurde zal ongetwijfeld gelegen hebben aan de onderzoeken die gedaan moesten worden. De conclusie, dat het bergingspersoneel geen frequenter bezoek heeft gebracht aan de arts kan ik niet beantwoorden. Ik denk dat de lijn is gelopen via de contacten van de diensten die op de rampplek zijn werkzaam geweest. Ik zal nakijken hoe die informatie bij ons is gekomen.

Om dat er acht ministeries betrokken zijn liggen de verantwoordelijkheden gespreid. Wat betreft de kernenergiewet over radioactieve stoffen zijn er regels over het bezit en het afvoeren van die stoffen. Op 5 november 1993 schreef men aan minister Alders dat er 385 kilo verarmd uranium aan boord was en dat er 273 kilo verdwenen was. Vanaf de berging op 8 oktober '92 hebben we constant geprobeerd om te weten te komen waar dat verarmde uranium gebleven was. Voor een deel is het teruggevonden. We hebben aan de KLM en aan de RLD opdracht gegeven om informatie daarover door te geven. VROM is verantwoordelijk voor het in bezit hebben van radioactieve stoffen. Het leek echter niet zinvol om te zoeken naar een speld in een hooiberg. De afvoer van het uranium met het puin is natuurlijk wel mogelijk. Het is zelfs waarschijnlijk dat er verarmd uranium is verdwenen dat niet te achterhalen is.

De grens van vergunningplichtigheid ligt bij 100 gram. Maar je vindt geen stuk van 371 kilo. Een jaar later weet men nog niet waar 220 kilo gebleven is. Als verantwoordelijke voor de toepassing van de kernenergiewet is er steeds nagegaan om extra actie te ondernemen en te onderzoeken waar het overige uranium was gebleven. Dit in relatie tot het verwaarloosbaar risico. Wij gaan ervan uit dat als men weet dat er iets ontdekt wordt dat er dan verantwoord wordt opgetreden. Op 6 maart 1997 werd door mevr. Singh Varma gevraagd of er informatie beschikbaar is over het ontbreken van dat uranium. Ik weet niet precies meer hoe dat toen gelopen is. Vanaf 5 november 1993 tot aan de vragen van Singh Varma aan de minister en ook naar aanleiding van vragen van de heer Poppe is er onrust ontstaan. We hebben de beleidslijn door de jaren heen om wanneer er iets gevonden zou worden zoals in hangar 8 duidelijkheid te geven.

De kamervragen aan de minister van Verkeer en Waterstaat worden over het algemeen besproken met de betrokken diensten. Ik weet niet of er overleg is geweest met ambtenaren van Verkeer en Waterstaat en VROM. Ik veel krantenartikelen werden vragen gesteld over het vermissen van het uranium. Er is nagegaan of getracht na te gaan hoeveel verarmd uranium in het staartstuk aanwezig was. Achteraf lijkt het dat er toch nog 125 kilo echt ontbreken. Ik ben als hoofdinspecteur verantwoordelijk voor het afvoeren en in bezit hebben van radioactieve stoffen.

Ik houdt staande dat ik al het mogelijk gedaan heb om de ontbrekende kilo's verarmd uranium terug te vinden. Ik zou niet weten om op en zinvolle wijze meer te hebben kunnen doen. Toen de stort had plaatsgevonden vroegen wij ons af of het zin had om in de stort te gaan zoeken naar verarmd uranium. Met laagradioactief afval hebben we langs de logische lijn gehandeld en besloten niet de gehele stortplaats te onderzoeken. Of we nog meer hadden kunnen doen betwijfel ik. Het leek een onmogelijke zaak nog meer terug te vinden.

Vanuit de andere ministeries is er op medewerkerniveau misschien contact geweest maar niet op beleidsniveau. Maar voor ons was de lijn van de verantwoordelijkheid voor de straling de afbakening van het beleid. O.a. via de inspectie van Noord-Holland. De afhandeling van de portefeuille van de ramp lag niet bij ons op tafel. Nu kijken we met andere ogen. De drempel waarop je de minister informeert en andere instanties benadert is verlegd. Je neemt voortaan in de afweging ook mee dat er maatschappelijke onrust kan ontstaan. Nu al hebben we daarvoor belangrijke stappen gedaan. Maar wanneer vragen aan de verkeerde minister worden gesteld dragen wij zaken over aan het andere ministerie. Als hoofdinspecteur wist in in 1992 en 1993 nog niets van het verarmde uranium. De vaktechnici zullen geweten hebben of het als brokken of als stof aanwezig was. Met name vanwege de milieutechnische aspecten.

De IMH ging er vanuit dat er geen ernstige risico's waren vanwege het metaal uranium. Over het stof heeft het rapport van de röntgentechnische dienst duidelijk gemaakt dat ook daarbij geen gevaren waren. Er is een actie gestart door de KLM en de röntgentechnische dienst waarna men de zaak heeft schoongemaakt. Ik ben geen deskundige die iets kan zeggen over het droog bezemen van het stof. Maar aangezien de straling ver afligt van de toelaatbare jaardosis oordeelden wij dat ondanks het borstelen de normen niet zouden worden overtreden.

Mijn verantwoordelijkheid betreft de norm van waar het gevaarlijk wordt en te beoordelen of de situatie aanleiding tot handelen geeft. Als dienst zijn wij betrokken geweest bij het beantwoorden van de brief aan de minister. De brief van 22 december aan de drie betrokken ministers om tot sloop van de hangar over te gaan, hield in dat er eerst schoon gemaakt zou worden alvorens er eventueel gesloopte zou worden. Het vereiste een zorgvuldige formulering. De interpretatie van de brief aan de drie ministers komt precies overeen met het kleine risico dat in die tijd gespeeld heeft. Juist om aan alle resterende onzekerheid een eind te maken rondom de Bijlmerramp en met 100 procent zekerheid schoon te gaan maken, vanwege de maatschappelijke context.

Je moet een vooruitziende blik hebben, zodat de ellende die ontstaan is niet over je heen kan komen. Maar keer op keer kan je die garantie niet geven, wanneer een verwaarloosbaar risico aanwezig is. Met de kennis van nu en met de ervaring van de Bijlmerramp moet de drempel omlaag. De aanpak van milieu-incidenten wordt verbeterd. De alertheid zal voortaan groter zijn. Of er dan sneller zal worden schoongemaakt is afhankelijk van de incidentenregeling; ook tussen de departementen. Het schroot dat in hangar 8 een tijd lang lag, maar ook in de containers buiten, werd enkele malen omgespit. Het betonijzer is naar een schroothandelaar afgevoerd, maar of er uranium tussen heeft gezeten weet ik niet.



Eindconclusies van de heer Meijer Parlementaire Enquête Bijlmerramp 1999

  • De RIVM meetwagen is vrij snel na de ramp standbij gezet, inzet bleek in verband met niet aanwezig zijn van gevaarlijke stoffen niet noodzakelijk.
    ANTWOORD: Ja.

  • De RIVM meetwagen wordt dan pas ingezet als bekend is op welke emissies moet worden gemeten.
    ANTWOORD: Tenzij eh, de betreffende brandweercommandant zegt, ik wil u hebben.

  • Tenzij zegt u?
    ANTWOORD: De brandweercommandant zegt, ik wil graag hebben, dat er zo een onzekerheid is dat de meetwagen gevraagd wordt.

  • Jawel, maar u heeft zo straks gezegd, wij moeten weten waar we op moeten meten, anders kunnen wij niet meten.
    ANTWOORD: Klopt.

  • Dus, u moet weten welke emissies u kunt verwachten.
    ANTWOORD: Precies, en of die dus ten aanzien van een groot milieu incident dus of daar van sprake is.

  • Ook zes en een half jaar na dato zoals met de nu bekende gegevens, geen aanleiding bestaan de RIVM meetwagen op basis van eigen bevoegdheid in te zetten.
    ANTWOORD: Ja.

  • De top van het departement wist van VROM wist op acht Oktober 1992 van het verarmd uranium in hangar acht.
    ANTWOORD: De top van het departement acht Oktober, dat is de inspectie ????????.

  • Nou ja, de hoofdinspecteur.
    ANTWOORD:...........

  • Na het vinden van het verarmd uranium heeft men binnen VROM besloten om de minister niet in te lichten, ook de regionaal inspecteur Noord Holland en de gemeente Amsterdam zijn niet ingelicht.
    ANTWOORD: Klopt.

  • Binnen het ministerie VROM heeft men uitsluitende gekeken naar de verantwoordelijkheden in het kader van de kernenergiewet, andere aspecten in het kader van de volksgezondheid zijn niet in beschouwing genomen, andere ministeries zijn door VROM niet ingelicht.
    ANTWOORD: Ik weet niet in hoeverre de andere ministeries op bepaalde niveaus eh, bij betrokken zijn, net als ik al zeg eh....

  • Voor zover u bekend zijn ze niet ingelicht.
    ANTWOORD: Nee.

  • Het is jammer dat de informatie over het verarmd uranium niet sneller bij de RIVM en de brandweer bekend was. Correct?
    ANTWOORD: Ja.

  • Ik kan mij niet herinneren wat de reactie was van de minister in oktober 1993, toen hij op de hoogte werd gesteld van het feit dat het ministerie van VROM al een jaar lang op de hoogte was van de aanwezigheid van het verarmd uranium.
    ANTWOORD: Klopt.

  • Terug vinden van verarmd uranium wordt uitgezet bij de KLM en de RLD en El Al, actief zoeken door eigen medewerkers heeft niet plaatsgevonden.
    ANTWOORD: Dat durf ik niet zeker te zeggen want zover heb ik niet na gevraagd bij.

  • Voor zover u dat na hebt kunnen gaan, hebt u uw medewerkers niet actief zoals ik net bedoelde bij HKF etc. directe controles uitgevoerd.
    ANTWOORD: Staat mij niet bij.

  • Publicaties in 1994 over het aantal kilogrammen niet terug gevonden verarmd uranium hebben niet geleid tot een andere beleidslijn.
    ANTWOORD: Ja.

  • Vanuit VROM is al het mogelijke gedaan om de ontbrekende kilo's verarmd uranium te achterhalen.
    ANTWOORD:

  • De gebezemde schoonmaakactie in hangar acht is in overleg met de betrokken verantwoordelijken tot stand gekomen.
    ANTWOORD: Ja.

  • De brief van de parlementaire enquêtecommissie dato 22 december 1998 is ook bij VROM onder de aandacht gebracht, conclusie was, de sloop van hangar acht zal zeer omzichtig moeten plaats vinden, eerst schoonmaken dan slopen.
    ANTWOORD: Klopt.

Dan is daarmee een einde gekomen aan dit verhoor, ik verzoek de griffier de heer Verkerk uit te geleiden. Ik schors de vergadering tot half twee. Ik zeg u erbij dat de commissie om een uur even in de tweede kamer is bij de herdenking van een van de overleden collega's en dat het mogelijkerwijs enkele minuten vertraging kan oplopen, maar we proberen weer om half twee weer de vergadering te heropenen. Dank u wel.



Pierre Heijboer reageert op de verhoren van de parlementaire enquêtecommissie.
Hij meent dat de volgende prangende vragen ontbraken of onwaarheden werden verteld.