De heer A.H. Caron
Geboren: 26-12-1941 Ik had opdracht om te onderzoeken wat de oorzaken van de geruchten waren naar aanleiding van een verzoek van de heer Vrakking. Ik kreeg de opdracht naar aanleiding van Kamervragen, en om een antwoord te vinden en vast te stellen dat er 'mannen in witte pakken' waren geweest. Ik moest dat doen binnen een week. Met een collega en ik hebben mensen gehoord. M.i. zat er flinke politieke druk achter; juist omdat de opdracht van de Secretaris-generaal kwam. Later werd de belangstelling van de rijksrecherche gewekt door o.a. de getuigen de heer Heijboer. Hij gaf aan dat er getuigen waren. De namen van de personen werden pas na een maand verkregen. O.a. weer via de heer Heijboer. Mijn instelling was normaal, omdat opsporing tot mijn taak behoort. Daar waar het de benadering van medewerkers van El Al betreft was je terughoudend. Contact zoeken met de beveiliging van El Al op schiphol liep moeilijk. Ze wilden met de rijksrecherche niet aan tafel zitten. We konden alleen schriftelijke vragen stellen. Het eerste onderzoek (korte onderzoek van een week) werd spontaan uitgevoerd. Een plan was er niet. We volgden de mensen die wat wisten. In het eerste onderzoek hebben we 7 getuigen gehoord. Ik achtte dat representatief. De opdracht was of er al dan niet ter plaatse mensen in witte pakken waren gesignaleerd. We hoopten vast te stellen of dat zo was. Het aantal getuigen van zeven vond ik op dat moment voldoende. De opdracht luidden niet om ook buitenlanders te vinden of zomaar vreemde pakken. Het onderzoek naar de Boeing leverde op dat er twee 'black boxen' aan boord van een Boeing waren. Eén voor de vluchtgegevens en een voor de gesprekken in de cockpit. OP 8 april schrijft de heer Vrakking aan de heer Borghouts van het ministerie een aanbiedingsbrief. Ik kan niet verklaren waarom in die brief al een conclusie staat, terwijl het onderzoek nog niet was afgerond. Zaken die bij ons klaar zijn gaan naar de hoofdofficier van Justitie. Het is mij niet bekend of een conclusie voortijdig getrokken kan worden. Er moest nog blijken of er een groepje Israëlische functionarissen aanwezig was. Ons was een filmpje beschikbaar gesteld met personen in witte pakken. Op die film stonden de mannen in witte pakken waren waarnaar we zochten. Het tweede onderzoek was wat uitgebreider met drie opdrachten of mensen in witte pakken werkelijk bestonden of er Israëlische functionarissen waren of er geheimzinnigheid rond de lading zou zijn geweest. Men veronderstelde dat de lichamelijke klachten iets te maken konden hebben met de lading. We hebben de dossiers nagegaan en de onderzoeken zijn steeds verlengd. Later heb ik meer mensen ter beschikking gekregen. Dat onderzoek duurde enkele weken. We maakten een selectie van de mensen die iets zouden kunnen weten. Een deel van de getuigen werd opnieuw aangeleverd door de heer Heijboer en later ook door de brandweer. De vragen aan de getuigen concentreerden zich rond de witte pakken. De tweede en derde opdracht vielen wat buiten beeld. De relevante getuigen hebben wij m.i. gehoord. Ik had niet meer aanknopingspunten. We hebben de logboeken van de brandweer niet gecheckt. De documentatie over de eerste uren was moeilijk te verwerken. Veel mensen zeiden later er geweest te zijn, terwijl dat niet bleek uit de logboeken. Kwart over acht stond er kennelijk een Israëlische agent bij de commandowagen, maar dat heb ik niet gecontroleerd. Het onderzoek naar de witte pakken op de rampplek zelf behoorde tot de opdracht. Maar van Witte pakken die in hangar 8 zijn gezien is mij niet bekend geworden. De hangar hebben wij overigens niet betrokken bij het onderzoek. De heer Boer heeft uitgebreid bericht over de witte pakken. Maar er werd nogal verschillende beschrijvingen van gegeven. Dat alleen van deze ene beschrijving een tekening is gemaakt en niet meer versies kan ik niet uitleggen. De beschrijvingen van andere getuigen zijn niet in een grafische vorm door de politietekenaar weergegeven. We wilden alleen een indruk hebben van hoe zo'n pak er uitzag. Over de onbekende helikopter kan ik niets zeggen. En zeker niet of er mannen in witte pakken uit de helikopter zouden zijn gekomen. Over de Franse ploeg kan ik zeggen dat heer Doornkamp met een zoekslag twee namen gevonden had, waarop niet we niet verder zijn doorgegaan omdat een een geheim nummer in Frankrijk betrof. Ik was toen mijn vier mensen al kwijt waardoor het fact-finding terugliep. (De Franse ploeg was inderdaad gekomen - volgens Oudkerk - maar kon niets uitrichten). El Al wilde via de heer Asherhof alleen schriftelijk antwoorden. Het aan de tafel krijgen van de El Al-mensen was onmogelijk. Men zei pertinent nee tegen onze uitnodiging. Alle vragen zouden in het Engels naar Tel Aviv gestuurd moeten worden en van daaruit zou het antwoord komen. Daarmee moesten we het maar doen. Een politieman die de mannen in witte pakken gezien had kreeg niet de gelegenheid om de El Al-directie daarmee te confronteren. Wij mochten ons ook niet bemoeien met de ambassade of naar Israëlisch grondgebied ons onderzoek uitbreiden. Ik heb nooit mensen gesproken die zelf de witte pakken gezien zouden hebben. Ik weet niet of ze ooit hebben bestaan. Daarnaast gaf ik in een brief weliswaar aan dat aan de getuigen niet te twijfelen was. Op de brief van mr. Vrakking kon ik slechts antwoorden dat nog een absolute ontkenning, noch een absolute bevestiging gegeven kon worden van de aanwezigheid van mannen in de 'bijzondere witte pakken'. Wel kan ik zeggen dat negen getuigen eerst, daarna 6 andere en later nog drie getuigen melding maakten van de signalering van de mannen in de witte pakken. Het tastbare bewijs kan ik niet leveren, maar aan de getuigenissen twijfel ik niet. Ik was op de hoogte gesteld, dat een brief naar de minister is gestuurd. Maar ik kan niet verklaren waarom die verklaringen niet naar de kamer zijn gestuurd door de minister. Slechts een getuigenverklaring was gegeven. Waarom de minister dat niet deed weet ik niet. Evenmin weet ik iets af van de banden die bij de politie alsnog tevoorschijn zijn gekomen.
Eindconclusies van de heer Meijer Parlementaire Enquête Bijlmerramp 1999
Ik dank u wel meneer Caron, ik wil beëindigen van dit openbaar verhoor en verzoek de griffier de heer Caron uit te geleiden.
Het onderzoek van de Heer Caron was zeer summier elf getuigen gehoord en officier Vrakking heeft dat afgezwakt naar de minister met een getuige.
Geboren: 21-07-1941 Hij is al voor de zesde keer aanwezig bij een parlementaire enquête. Hij stelt: "De minister is verantwoordelijk voor het justitiebeleid". De aanleiding van het onderzoek was om de onzekerheid weg te nemen over het verdwijnen van materiaal. De heer Borghouts melde mij dan de heer van der Goen met mijn contact zou opnemen. De verhalen rond de mannen in de witte pakken duurde wat lang. In 1996 hebben we nog een onderzoek gestart. De opdracht voor mij was eerst het bestaan er mensen in witte pakken vast te stellen. Het antwoord daarop was eenduidig 'Ja' wat betreft de verklaringen van de hulpdiensten. Later was mijn opdracht iets anders, namelijk om mensen te identificeren die "beschermende" witte pakken droegen; of "afwijkende" witte pakken. We hebben de eerdere zaken en de lading pas in het tweede onderzoek meegenomen. We hebben ook naar de processen-verbaal m.b.t. de lading gekeken. ( zie ook de antecedenten van de heer Vrakking) De aard van dit onderzoek wat die van fact-finding. Daar houdt het eigenlijk bij op. Strafrechtelijk onderzoek heeft meer mogelijkheden. Juist het feit dat buitenlandse instanties er bij betrokken waren deed er niet zo toe. Het fact-finding was de hoofdopdracht. Daarin zou alles moeten zitten om alles boven tafel te krijgen. De aanwezigheid van de Mossad, van de veiligheidsdienst van El Al op Schiphol en die van de BVD werd door ons nagetrokken door te vragen of zij daar aanwezig waren geweest. Men zei ons dat men er niet geweest was. Bij fact-finding heb je geen been om op te staan om antwoorden af te dwingen. Bij de verkregen gegevens hoort geen conclusie. Maar achterin het dikke proces verbaal wordt beschreven wat er was aan krantenartikelen, beelden, enz. Verificatie met betrekking tot de logboeken is niet uitgevoerd. Dat een aantal getuigen die mannen in witte pakken hebben gezien kan je niet als een vaststaand feit aannemen omdat de tijdstippen al te vaak niet overeenkwamen met dat wat in de logboeken stond. Ik zeg niet dat mensen iets uit de duim zuigen, maar na zes jaar en de hectiek kan ik de beschrijvingen niet als vaststaand aanvaarden. De tijd heeft invloed. De foto die de heer Caron lei maken toonde een aardig beeld van de beschrijving. Prof. Kromhout heeft er een fraaie beschrijving de vervorming in de tijd gegeven en gezegd dat alle getuigenissen na verloop van tijd niet meer feitelijk genomen moeten worden. De kwaliteit van het onderzoek acht ik voldoende. De vijf politiemensen hebben goed werk geleverd. De brief van 8 april aan de heer Borghouts van het ministerie, met daarin een conclusie, acht ik aanvaardbaar omdat in die brief een voorlopige conclusie was verwoord die telefonisch nagetrokken was. We begrepen dat op 6 april de heer Koers had vastgesteld dat de mensen in de witte kleding allen hulpverleners waren geweest. Voor zover ons bekend, van het LOT-team en anderen. Later hebben we de zaken toegespitst op 'beschermende' pakken en op de lading. Ik vind het niet gek dat er slechts zeven getuigen zijn gehoord. Wat wij toen zagen waren alleen hulpverleners. We hadden toen nog niet de getuigen van de heer Heiboer ondervraagd. In mijn brief aan de heer Procureur-generaal Ficq schreef ik dat nieuwe getuigen die zich via de heer Heijboer hadden aangemeld alsnog gehoord zouden worden. De getuigen konden verklaren dat er dingen waren gebeurd die niet toegestaan zijn. Minstens 11 getuigen hebben die de mannen in de bijzondere pakken gezien. Direct na de ramp zijn er ook twee mannen gezien met witte pakken. Maar of er Israëli's bij betrokken waren is niet vastgesteld. De tweede opdracht om vast te stellen of er Israëlische functionarissen aanwezig waren en of er verband was met de lading kan ik niet bevestigen. Getuigen hebben verklaard dat die mannen vreemde talen spraken en er als buitenlanders uitzaken. Een getuige geeft een beschrijving (de heer Boer) en de politieman, de heer Posthumus, beschrijft dat hij een Israëli heeft gezien.
De getuigen waren heel specifiek. De heer Koers had wat ruzie gehad met een van de mannen in de witte pakken. Ik kan uitleggen waarom er onderscheid tussen de getuigen was gemaakt waarvan er een precies kon beschrijven hoe de kleding er uitzag. Er zijn meerdere verklaringen die dat bevestigen. De beschrijving van de heer Boer is feitelijk geweest. De verklaringen zijn duidelijke en moeten samen met mijn brief en de getuigen van de heer Heijboer worden gelezen. Ik heb mij niet laten leiden door spookverhalen. Niet tot op de dag van vandaag. Het is opgevallen dat na zes jaar verschillende verhalen een eigen leven zijn gaan leiden. Maar bij de beschermende witte pakken zet ik een vraagteken, in de vorm zoals beschreven. De brief aan de minister van Justitie Sorgdrager herken ik als zinsneden uit de brief aan de PG's. Ik breng uitsluitend mijn rapporten uit aan de minister en het is niet aan mij om de minister toe te juichen, dan wel af te vallen met dat wat er met de rapportage door de minister geschiedt. Mijn brief kan niet los gezien worden van het proces-verbaal. De procureurs-generaal kijken de dossiers door en daar stellen ze ook vragen over. Verplicht die te lezen zijn ze niet. De drie verschillende opdrachten vindt u terug in mijn brief in combinatie met de processen-verbaal. De conclusie van de minister aan de Kamer is ontleend aan de verklaring van die ene getuige. Ik zie niet waarom alle verklaringen apart genoemd moeten worden. de processen-verbaal zijn een integraal onderdeel. Mijn conclusie na vier onderzoeken luidt dat we in een donkere kamer gezocht hebben naar een zwarte kat. Ik ga er vanuit dat ze er niet zijn geweest. De aanbiedingsbrief met de twee getuigen, plus de overige 9 getuigen, geeft geen verschil met de conclusies in mijn brief. Ik kon er niks mee. De verklaringen van twaalfhoog of vanaf de begane grond zijn niet altijd feitelijk te nemen. In mijn brief aan de PG over de lading schreef ik, dat niet is komen vast te staan dat men delen heeft meegenomen. Het verdwijnen van het mandje van de heer Erhart is niet zozeer vreemd, omdat die mandjes geleegd werden in de container. De heer Erhart heeft ook geen aangifte gedaan. Pas tijdens de enquête is mijn duidelijk geworden dat dat gebeurd kan zijn. Ik heb een strafrechtelijk onderzoek gestart n.a.v. de verklaring van de heer Bos over het de cockpit voice-recorder voor de enquêtecommissie. De heer Bos verklaarde namelijk dat die recorder ergens in de buurt zou moeten zijn en op te sporen. Er moet echter voldoende aanwijzing zijn om een gerechtelijk vooronderzoek te doen. En dus zijn wij dat onderzoek gestart. Ik heb geen aanleiding gezien een onderzoek te starten naar het verdwijnen van het mandje van de heer Caron.
Eindconclusies van de heer Meijer Parlementaire Enquête Bijlmerramp 1999
Dan is daarmee een einde gekomen aan dit openbaar verhoor.. Ik verzoek de griffier de getuige uit te geleiden. Ik schors de vergadering voor 5 minuten.
Geboren: 02-07-1934 De heer E.I. Iwema Bakker was coördinator en hoogstverantwoordelijke bij de GG&GD Amsterdam voor rampbestrijding. Ik was co¨rdinator bij het crisiscentrum en de dienstdoende directeur Kotinje had er de leiding. Ik was net terug van vakantie en ik ben na het horen van de ramp naar de dienst gegaan. Ik zorg daar er voor dat de hulpdiensten en ambulances in actie komen. Je moet een overzicht hebben over het aantal bedden en het vervoer van eventuele slachtoffers. Na de melding werden de beschikbare auto's direct naar de plek van de ramp gedirigeerd. Toen ik gewaarschuwd was, waren al een aantal acties opgestart. Ziekenhuizen waren geïnformeerd, en de normale bezetting werd op sterkte gebracht. de Centrale Post Ambulancevervoer was het beleidscentrum. (Een andere waarheid zonder eed) Het aantal gewonden was beperkt, hoewel er een aantal ernstig gewonden waren. Er was een zwanger vrouw bij en een paar zwaar verbrande slachtoffers. Verder waren er mensen die ademhalingsproblemen hadden o.a. door de hitte. De beschrijving van de brandweermeldkamer en de beelden zoals die op tv beelden te zien waren gaf aan dat er twee rijen huizen helemaal verwoest waren. Totaal ging het om een veertigtal woningen. Je neemt aan dat er drie mensen per unit wonen, en dan kom je gauw uit op 120 mensen. De CPA valt onder GG&GD voor het vervoer van patiënt. Het gebied is groter dan Amsterdam alleen. De kleding van de ambulanciers is meestal donker, Een broek met een licht jack met strepen. Dat was van de de outfit van de GG&GD. Andere afdelingen hadden wat lichtere kleding. In die tijd (1992) waren witte pakken met reflecterende strepen nog geen usance. Meestal waren het donkere pakken. Op de Gooise weg was een loodspost. Daar stonden toen ca. 50 wagens en op dat tijdstip. De mensen in de ambulances krijgen via de radio hun aanwijzingen. De meeste chauffeurs in de ambulances zijn niet gaan zwerven over het rampterrein. De communicatie liep via de radio en daarvoor moet je in de auto blijven. Toen bleek dat er geen groot aantal slachtoffers was, hebben de mensen van buiten de regio de opdracht gekregen om weer te vertrekken. Of ze dat ook werkelijk gedaan hebben weet ik natuurlijk niet. Het tweede Sigma-team is naar de Spothal gezonden. Die mensen (ca. 10) droegen wegwerpoveralls en waren als zodanig herkenbaar. Er is in de geest van het rampenplan gewerkt. Het boek is daarbij niet uit de kast geweest. Er werd op basis van ervaring gewerkt. Die ervaring is o.a. opgedaan bij de feesten van Ajax, waarbij je bijv. 200 flauwgevallen mensen moet verzorgen. De ervaring voor grootschalige situaties leer je daarmee kennen. Aangevuld met de mensen uit Hoofddorp en van Schiphol werd er gewerkt. De autotelefoon was op die dag verstopt, maar wij hebben mobilofoon, zodat de communicatie toch doorliep. Er was een stukje frustratie voor de mensen die wel ter plaatse waren om hulp te bieden, maar uiteindelijk niets hebben kunnen doen, Op maandagmorgen vroeg, om 3 uur, was ik op het crisiscentrum. Daar was de burgemeester met om hem heen de mensen van de diverse diensten. Twee keer op een dag hadden wij een briefing en die gaf alle diensten de gelegenheid om opmerkingen te maken. T.a.v. de berging heb ik niet zo veel te zeggen. Het maakte geen deel uit van de medische dienst. Het identificeren met foto's enz. kost erg veel tijd. Op de avond zelf werd toen maar besloten toch sneller te gaan werken. Met grovere methoden werd er begonnen. De politie verzette zich aanvankelijk tegen de snelle methode, maar het was een crisisbesluit.
Lijkdelen moeten zo goed mogelijk gedocumenteerd worden, o.a. voor de doodsoorzaak. Ik heb gezegd dat de zorgvuldigheid leed onder de haast, maar alle lijkdelen werden vervoerd naar hangar 11 op Schiphol en daar kon verder gewerkt worden. Ik denk dat mensen niet geheel verast kunnen zijn. Want vraag je daarover aan de patholoog-anatoom die Lockerbee heeft gedaan, dan zegt hij dat mogelijk 10 procent van de slachtoffers zou kunnen zijn verast en derhalve niet teruggevonden. Of er vier personen echt zoek zijn is dus niet duidelijk. Het lijkt mij niet aannemelijk. Dat het aantal van 43 mensen die nu officieel zijn doodverklaard er niet per se 43 moeten zijn is ook duidelijk. Het lijkt mij namelijk erg sterk dat er geen aanwijzingen zouden zijn van geheel verdwenen mensen. Ik denk dat 43 echt 43 is. We zijn daarna met een nazorgplan gestart, o.a. voor de geestelijke volksgezondheid. De wethouder heeft dat vanuit het stadhuis gecoördineerd. De GG&GD is niet betrokken geweest bij de klachten van bewoners over hun gezondheid. De heer van Wijnen heeft dat behandeld. De primaire taak is om mensen in veiligheid te brengen en slachtoffers af te voeren. Mensen van de brandweer vertelden de ambulancemensen doodgewoon waar de slachtoffers konden worden opgehaald. Overal brandde het door de kerosine. Aan de veiligheid van de medewerkers van de GG&GD is geen specifieke aandacht besteed tijdens het werk. We vernamen, dat van de mensen die op de Gooise Post wachtten niet meer dan een of twee mensen klachten hadden als gevolg van het reddingswerk. In directiebesprekingen is er nooit gesproken over bijzonderheden op dit vlak. Het is mij niet bekend of er klachten of trauma's gemeld zijn, maar men kon dat eventueel doen. Alle bedrijfsartsen waren ingelicht over het feit dat mensen zich konden melden als gevolg van de ramp. Ik weet niet of de GG&GD die diensten zelfstandig aangeboden heeft. Op een hoger niveau als dat de directie is mijn niet bekend geworden dat die is aangeboden. Ik ben arts, en ik denk dat er een aantal items moeten zijn om te gaan zoeken en in een bepaalde richting. Met zomaar onderzoeken kom je niet verder. Je moet iets weten over de aanwezigheid van bepaalde stoffen. Ik denk dat het AMC een billijk standpunt inneemt omdat er niet is vast te stellen waarnaar gezocht moet worden. ook de huisartsen doen over vage klachten niet zomaar ongericht onderzoek. Geestelijke klachten zijn gemakkelijker te herkennen. Nu in de media staat dat er gevaarlijke stoffen waren is het niet zo vreemd dat mensen gaan reageren. De voorzitter zei bij monde van de voorzitter, dat als bekend zou zijn dat de kamer en de minister het de artsen zouden zijn om dat te horen te krijgen. Indoen er toch onzekerheid over de ontbrekende 200000 kilo zou blijven, wat zou men dan moeten doen ? Als je niet meer kunnen achterhalen over de aanwezigheid van stoffen kunnen we vrijwel niets mee doen.
Eindconclusies van de heer Meijer Parlementaire Enquête Bijlmerramp 1999
Dank u wel. Er komt een einde aan dit openbaar verhoor, ik verzoek de griffier de heer Iwema Bakker uit te geleiden.
Hij meent dat de volgende prangende vragen ontbraken of onwaarheden werden verteld.
|
Overzicht Bijlmer-enquête
Ochtendzitting, verhoor van B.J.A. Welten en C. te Broekhorst
Klankbord voor slachtoffers Bijlmerramp
Rubrieken bij de Sociale Databank Nederland
Stichting Sociale Databank Nederland
E-mailadres: sdn@planet.nl
Site adres:
ziezo-20.htm
Westkade 227, 1273 RJ Huizen (NH)
Tel.: (31)-35-5244141 . . . . . Fax: 035-5244142