Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer op woensdag 17 februari 1999 in de vergaderzaal van de Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den HaagWoensdag 17 februari 1999 Aanvang 14.25 uur Verhoord wordt de heer J. Plettenberg Voorzitter: Th.A.M. Meijer Aanwezig zijn voorts de leden van de commissie: Augusteijn-Esser, Van den Doel, Oedayraj Singh Varma en Oudkerk, alsmede de heer Roovers, griffier, en mevrouw Abbas, lid van de staf van de commissie. De voorzitter: Ik heropen de vergadering van de Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer. Aan de orde is het verhoor van de heer J. Plettenberg, geboren op 2 juli 1946 te Amsterdam. Mijnheer Plettenberg, ik verzoek u te gaan staan voor het afleggen van de belofte. De door u af te leggen belofte luidt: ik beloof dat ik de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen. De heer Plettenberg: Dat beloof ik. De voorzitter: De enquêtecommissie onderzoekt de toedracht van de vliegramp op 4 oktober 1992 in de Bijlmer te Amsterdam, met als doel waarheidsvinding en het trekken van lessen voor de toekomst. Mijnheer Plettenberg, op de dag van de ramp was u werkzaam bij El Al. Zou u de commissie in het kort kunnen aangeven wat uw functie was en wat vóór het vertrek van het vliegtuig uw werkzaamheden waren? De heer Plettenberg: Op 4 oktober 1992 was ik de dienstdoende operations officer van El Al. Mijn werk bestond uit het voorbereiden van het operationele deel van de binnenkomende en uitgaande vluchten. Nadat het vliegtuig was geland op Schiphol bestond mijn taak uit het fysiek supervisen van het laden en lossen van het vliegtuig. De voorzitter: ''Fysiek laden en lossen'', probeert u dat eens iets meer duidelijk te maken. De heer Plettenberg: Ik zeg dat zo specifiek tegen u omdat ik van de verhoren van vanochtend ook het een en ander heb gezien, en hoorde dat, met alle respect, de collega's Aaij en Goudsblom de term ''verantwoordelijk voor de belading'' gebruikten. Dat is in zekere zin zeer juist, met dien verstande dat zij de verantwoordelijkheid hadden voor het papieren gedeelte van de belading en ik verantwoordelijk was voor het fysieke gedeelte van de belading, dus het feitelijke laden en lossen van de vrachtpallets in en uit het vliegtuig. De voorzitter: Mag ik daaruit concluderen dat u een van de laatsten bent die in het vliegtuig is voordat het vertrekt. De heer Plettenberg: Ik kan het nog wat preciseren: ik was dé laatste die van boord is gestapt. De voorzitter: Dat is altijd zo, of was dat specifiek bij dit toestel van toepassing? De heer Plettenberg: Dat is niet altijd zo, maar vaak wel. Soms is het iemand van de technische dienst. De voorzitter: Maar bij dit toestel bent u de laatste geweest die in het toestel aanwezig was voordat het opsteeg? De heer Plettenberg: Ja, helaas. De voorzitter: Door wie werd u geassisteerd? De heer Plettenberg: Ik had op zondag 4 oktober twee assistenten bij mij. Dat waren de heren Richard Wybrandi en Michael Linnewiel. Dat zijn assistenten van operations. De voorzitter: Wat is de functie van die assistenten? De heer Plettenberg: Mij assisteren. De voorzitter: Ja, oké. Hoe moet ik dat zien in de praktijk? De heer Plettenberg: Administratief werk, hand- en spandienstjes verrichten. Ik weet bijvoorbeeld dat mijn assistent Richard Wybrandi naar het crewcentrum is gegaan tijdens de stop voor een vlucht op Schiphol om de folder op te halen met de ''en route''-weerberichten daarin. Dat werk. Mede supervisie op het controleren van de kwaliteit van de pallets en het fysiek aan boord brengen. De voorzitter: Hoe verliep het vertrek van de LY1862? De heer Plettenberg: Het vertrek van de LY1862 verliep, ook conform de voorgaande afhandeling, probleemloos. De voorzitter: Geen bijzonderheden? De heer Plettenberg: Neen. De voorzitter: Had het toestel lang op Schiphol gestaan? De heer Plettenberg: Neen, de aangewezen grondtijd was de standaard van drie uur. In die drie uur hebben wij op ons gemak ons werk kunnen doen. Wij waren ruim voor de schemavertrektijd klaar met lossen en laden. Vrijwel op hetzelfde moment dat de uitgaande bemanning binnenkwam, kregen wij een berichtje van een zogenaamd ATC-delay. Voor zover ik mij herinner was er een soort file in de buurt van Villach in Zuid-Oostenrijk op de route Amsterdam-Tel Aviv. Toen kregen wij een ATC-slot van een half uurtje ongeveer, dacht ik. De voorzitter: Ik geef het woord aan mevrouw Augusteijn, die u vragen zal stellen over hetgeen er na de crash gebeurde en met name over uw functioneren daarin. Mevrouw Augusteijn-Esser: Wanneer kreeg u te horen dat er iets mis was met het vliegtuig? De heer Plettenberg: Tussen kwart over zeven en half acht. Mevrouw Augusteijn-Esser: Van wie kreeg u dat te horen? De heer Plettenberg: Van Aero Ground operations. Mevrouw Augusteijn-Esser: Ik denk dat u zich in de tijd vergist. Zegt u het nog eens precies. De heer Plettenberg: Een uur eerder inderdaad: tussen kwart over zes en half zeven. Ja, ja, ja. Mevrouw Augusteijn-Esser: Van wie kreeg u het te horen? De heer Plettenberg: Van een mede-werker van Aero Ground operations. Mevrouw Augusteijn-Esser: Wat zei hij precies tegen u? De heer Plettenberg: Hij deed mij de mededeling dat het vliegtuig terug zou keren naar Schiphol. Hij zei erbij: Jeroen, hij heeft één, waarschijnlijk twee kapotte motoren. Mevrouw Augusteijn-Esser: Wat heeft u toen gedaan? De heer Plettenberg: Ik heb de telefoon neergelegd en tegen mijn twee assistenten gezegd: naar buiten. Mevrouw Augusteijn-Esser: En u ging naar buiten? De heer Plettenberg: Ik ben naar buiten gegaan. Mevrouw Augusteijn-Esser: En u zag? De heer Plettenberg: Ik zag niks. Op het moment dat ik buitenkwam aan de rand van het stationsgebouw... Ik ben in de El Al dienstauto gestapt en ik heb mij begeven naar een punt rond het stationsgebouw waar ik ruim zicht had op de approach van baan 27, de Buitenveldertbaan. Mevrouw Augusteijn-Esser: U hebt het ook gezien? De heer Plettenberg: Ik heb de approach gezien, ja. Dat wil zeggen, ik had zicht op de naderingsbaan van 27. Ik zag géén vliegtuig. Mevrouw Augusteijn-Esser: En wat zag u toen op een gegeven moment? Een grote vuurzuil? De heer Plettenberg: Neen. Mevrouw Augusteijn-Esser: Die hebt u niet kunnen zien? De heer Plettenberg: Neen. Mevrouw Augusteijn-Esser: Van daaruit niet. De heer Plettenberg: Neen. Dat is logisch, want ik stond met de auto op het platform, dus een klein eindje boven de grond. Het zicht vanuit de toren is uiteraard iets beter dan wanneer je in een auto zit. Mevrouw Augusteijn-Esser: Wanneer hoorde u dat het vliegtuig was neergestort? De heer Plettenberg: Eén à twee minuten nadat het feitelijk was gebeurd. Mevrouw Augusteijn-Esser: Ook weer via de mobilofoon? De heer Plettenberg: Neen, ik had een GSM-telefoon bij me. Op die GSM belde Aero Ground operations mij terug met de mededeling: Jeroen, je kist is gecrasht in de buurt van Weesp. Mevrouw Augusteijn-Esser: Had u toen al een beeld van de omvang van de ramp? De heer Plettenberg: Neen. Mevrouw Augusteijn-Esser: Er werd gezegd: het is neergestort bij Weesp? De heer Plettenberg: Ja, in de buurt van Weesp. Ik had een Lockerbie-plaatje in mijn hoofd: ''in de buurt van Weesp'' is voor mij weilanden, knotwilgen en slootjes. Mevrouw Augusteijn-Esser: Wanneer drong het tot u door dat het vliegtuig was neergestort op twee flatgebouwen? De heer Plettenberg: Dat heb ik pas rond tien uur 's avonds gehoord. Mevrouw Augusteijn-Esser: Rond tien uur 's avonds. Dat vraag ik mij af. Ik wil aan u vragen of u zich nog even precies voor de geest kunt halen of dat toen pas was, want u hebt ook een aantal gesprekken gevoerd met de Luchtverkeersbeveiliging. Daar kom ik straks nog op terug. Volgens mij hebt u in een gesprek om elf over zeven al gehoord dat het toestel was neergekomen op twee flatgebouwen. Dat bevestigde u ook zelf. De heer Plettenberg: Hm, dat is mogelijk. Mevrouw Augusteijn-Esser: Het is mogelijk? In het voorgesprek met ons zei u ook dat u het pas om tien uur had gezien op de televisie. Maar deze transcripten doorlezend, viel mij op dat u het al om tien over zeven wist. De heer Plettenberg: Hm, ja, dat is mogelijk. De enige verklaring die ik daar nu voor zou kunnen geven, is dat ik mij van die telefonische mededeling die ik mij echt niet meer herinner, geen beeld heb gevormd, heb kunnen vormen. Maar toen ik op een ander punt buiten het El Al-kantoor de beelden van de brandende flat zag, toen is het pas tot mij doorgedrongen dat... Mevrouw Augusteijn-Esser: U kunt het eerder geweten hebben, maar het drong pas tot u door toen u het echt zag op de televisie? De heer Plettenberg: Dat is wat ik duidelijk wil maken, ja. Mevrouw Augusteijn-Esser: U zei net dat u kennelijk in de war was, want u realiseerde zich die mededeling niet, dat is althans wat ik u wil vragen: of u dat ook zo voelde. De heer Plettenberg: Neen. Mevrouw Augusteijn-Esser: Niet in de war? De heer Plettenberg: Ik was niet in de war, pertinent niet. Mevrouw Augusteijn-Esser: Maar u realiseerde zich toch niet dat het op twee flatgebouwen was neergestort? De heer Plettenberg: Men zal het mij ongetwijfeld gezegd hebben, maar het is niet bij me geregistreerd op dat moment. Mevrouw Augusteijn-Esser: Toen was u in ieder geval op de hoogte van wat er gebeurd was. Hebt u dan een standaardprocedure die u moet uitvoeren wanneer er een ramp gebeurd is en wie u dan moet inlichten? De heer Plettenberg: Neen. Mevrouw Augusteijn-Esser: Daar hebt u geen standaardprocedure voor? De heer Plettenberg: Daar is bij El Al geen standaardprocedure voor. Mevrouw Augusteijn-Esser: Wat heeft u gedaan? De heer Plettenberg: Ik heb eigen initiatief gebruikt. Mevrouw Augusteijn-Esser: Wat was dat? De heer Plettenberg: Na de mede-deling via de GSM ''Jeroen, je kist is gecrasht'' ben ik net zo snel als ik eruit ben gegaan, ook weer naar kantoor terug gegaan. Ik ben met een aantal dingen tegelijk met die twee assistenten begonnen. Ik heb een telefoontje gepleegd met, ik dacht, movement control van El Al in Tel Aviv. Een telefonische melding. Men wilde mij daar niet geloven, dus daar heb ik gelijk een telex, een SITA-bevestiging achteraan gestuurd. Die is door Michael Linnewiel of Richard Wybrandi verzonden. Ik ben begonnen met het bellen van alle Israëlische afdelingshoofden van El Al in Nederland. Mevrouw Augusteijn-Esser: Maar u wilde natuurlijk ook zeker zijn van wat er gebeurd was. Volgens mijn informatie heeft u ook nog naar Luchtverkeersbeveiliging gebeld. De heer Plettenberg: Dat is correct. Ik heb als een van de eerste dingen, toen ik op kantoor was... Maar ik weet niet zeker of ik dat met mijn GSM vanuit de auto heb gedaan of vanaf kantoor. Ik heb gebeld met de verkeersleiding omdat ik voor mezelf van de verkeersleiding een bevestiging wilde hebben van het bericht van Aero Ground dat de kist was gecrasht. Mevrouw Augusteijn-Esser: En u kreeg dat bevestigd? De heer Plettenberg: Ik kreeg dat bevestigd. Mevrouw Augusteijn-Esser: Van mijnheer Ter Braake die daar aanwezig was. De heer Plettenberg: Ja, het zou mijnheer Ter Braake geweest kunnen zijn. Ik kan mij geen naam voor de geest halen, maar... Mevrouw Augusteijn-Esser: Nou komen er op een gegeven moment, al vrij vroeg in het gehele proces, ook vragen over de lading. Daar zijn wij de hele ochtend al over bezig. Om acht over negen wordt u gebeld door mijnheer Hendriks en die vraagt u iets over de lading. Hebt u daar informatie over kunnen geven? De heer Plettenberg: Ik kan mij dat telefoongesprek niet herinneren. Mevrouw Augusteijn-Esser: Het staat in ieder geval in de transcripten en de bandopnames van de Lucht-verkeersbeveiliging. U zegt daar dat u geen informatie kunt geven, want die zou u niet hebben. Kan dat kloppen? De heer Plettenberg: Als dat gesprek heeft plaatsgevonden, dan is dat zonder meer het antwoord wat ik heb gegeven. Mevrouw Augusteijn-Esser: Ik heb vanmorgen aan mijnheer Aaij gevraagd wat zijn informatie is geweest en hij heeft inderdaad informatie gegeven aan de luchtverkeersbeveiliging over de lading, ook al was het deels foute informatie. Ik heb mijnheer Aaij ook gevraagd of iemand anders nog informatie kan hebben gegeven over de lading. Dat bent u niet geweest? De heer Plettenberg: Neen. Ik heb dat gezien en dat kan ik pertinent niet geweest zijn. Ik was bij de afdeling operations. Ik had de beschikking over de operationele papieren en op geen enkele manier, afgezien van een kopietje van de NOTOC, had ik fysiek niet de beschikking over vrachtpapieren op het operationskantoor. Mevrouw Augusteijn-Esser: Nu is de Luchtverkeersbeveiliging van mening dat El Al heeft gevraagd om informatie achter te houden. Kunt u zich dat voorstellen? De heer Plettenberg: Neen. Mevrouw Augusteijn-Esser: Mijnheer Aaij bevestigt dat. Hij zegt dat dat ook niet is wat hem bijstaat. Dat kunt u bevestigen? El Al vraagt dat niet? Dat is geen procedure bij El Al? De heer Plettenberg: Neen. Als die procedure er was, was die mij niet bekend. En er is ook niemand van El Al geweest die... Mevrouw Augusteijn-Esser: Ik denk dat het belangrijk is dat wij dit hier heel helder neerleggen. Die procedure is niet bekend? De heer Plettenberg: Die procedure was er niet en al was er een procedure, dan is er ook niemand van El Al geweest die mij dat ad hoc gevraagd heeft op de avond van 4 oktober. Mevrouw Augusteijn-Esser: Ik ga naar een ander stukje, want u gaat op een zeker moment papieren kopiëren op uw kantoor. Kunt u mij aangeven wat u gaat kopiëren? De heer Plettenberg: Ja. Wederom; diezelfde operationele papieren. Ik had een kopie van het load sheet, het trim sheet, een kopie van de beladingsinstructie, een kopie van de NOTOC. Mevrouw Augusteijn-Esser: En die bent u gaan kopiëren? De heer Plettenberg: Nou, of ik ze ben gaan kopiëren, of dat een van de twee andere jongens dat heeft gedaan, dat... Volgens mij hebben wij dat een beetje met zijn drieën gedaan, ieder een stukje. Dat zijn de papieren geweest die wij hebben gekopieerd. Mevrouw Augusteijn-Esser: Had u daar tijd voor? De heer Plettenberg: Ja. Mevrouw Augusteijn-Esser: Was het niet reuze druk, daar bij u op kantoor? De heer Plettenberg: Neen, toen nog niet. Mevrouw Augusteijn-Esser: Stonden de telefoons niet roodgloeiend? De heer Plettenberg: Neen, dat begon pas nadat wij zo goed als klaar waren met het kopiëren. Wij hebben ook rustig de gelegenheid gehad om bijvoorbeeld de Israëlische managers thuis te bellen en ze te verwittigen van het feit dat er een ongeval was gebeurd. Mevrouw Augusteijn-Esser: Hebt u, behalve de papieren waarvan u zojuist zei dat u ze had gekopieerd, nog vrachtpapieren gekopieerd? De heer Plettenberg: Neen. Mevrouw Augusteijn-Esser: Waarom niet? De heer Plettenberg: Die waren niet bij mij op kantoor. Mevrouw Augusteijn-Esser: Die waren daar niet? De heer Plettenberg: Neen. Mevrouw Augusteijn-Esser: Gebeurde dat kopiëren op verzoek van iemand? De heer Plettenberg: Neen, eigen initiatief. Mevrouw Augusteijn-Esser: Eigen initiatief? De heer Plettenberg: Het kopiëren van de operationele papieren is op mijn initiatief gebeurd. Mevrouw Augusteijn-Esser: Was dat ervaring? De heer Plettenberg: Common sense. Mevrouw Augusteijn-Esser: Common sense. De heer Plettenberg: Ja. Mevrouw Augusteijn-Esser: En dat bleek ook nuttig te zijn? De heer Plettenberg: Ja, want even later kwam mijnheer Nix binnen om de originelen op te halen en ik was blij dat ik een ruime hoeveelheid kopieën had gemaakt. Als ik dat niet had gedaan, had El Al niks gehad. Mevrouw Augusteijn-Esser: U bent dus aan het kopiëren en wat gebeurt er vervolgens? De heer Plettenberg: Toen het kopieerproces bijna klaar was, kwam adjudant Nix van de rijkspolitie naar kantoor. Mevrouw Augusteijn-Esser: Dan komt adjudant Nix binnen. De heer Plettenberg: Ja. Mevrouw Augusteijn-Esser: Kunt u ook zeggen hoe laat adjudant Nix binnenkomt? De heer Plettenberg: Niet op de minuut, maar het is rond half acht geweest. Mevrouw Augusteijn-Esser: Rond half acht? De heer Plettenberg: Ja. Mevrouw Augusteijn-Esser: Weet u dat zeker, want de adjudant was namelijk tot vijf over half acht bij de CvO aanwezig? Dat hebben wij ook zojuist gehoord. En daarna gaat hij nog naar de Dienst luchtvaart en dan loopt hij naar uw kantoor. Kan het later zijn geweest? De heer Plettenberg: Het zou wat later geweest kunnen zijn. Daarom neem ik ook de marge ''rond half acht''. Het kan tien over half acht geweest zijn. Mevrouw Augusteijn-Esser: De heer Nix vraagt u om papieren. De heer Plettenberg: Ja. Mevrouw Augusteijn-Esser: Wat voor papieren vraagt hij? De heer Plettenberg: Hij vroeg om ''de papieren''. Mevrouw Augusteijn-Esser: ''De papieren''? De heer Plettenberg: In eerste aanleg. Mevrouw Augusteijn-Esser: En wat dacht u dat hij voor papieren vroeg? De heer Plettenberg: Mijn papieren, de operationele papieren. Mevrouw Augusteijn-Esser: Wat geeft u hem dan? De heer Plettenberg: De originelen waarvan ik u net hebt verteld dat wij ze aan het kopiëren waren: load sheet, trim sheet, load instruction en NOTOC. Mevrouw Augusteijn-Esser: Maar vroeg hij niet om vrachtpapieren? De heer Plettenberg: Nadat hij van mij de originelen van de operationele papieren had gekregen, vroeg hij aan mij: en nu moet ik ook nog de vrachtpapieren hebben. Ik heb hem daarop geantwoord: dat begrijp ik, maar die heb ik niet hier. Niet alleen vanwege vanavond, maar die zijn nooit hier op operations. Die zijn bij de vrachtafdeling. Mevrouw Augusteijn-Esser: U zei: de vrachtpapieren liggen nooit hier op operations, dan moet je ergens anders zijn? De heer Plettenberg: Ja, die liggen bij de vrachtafdeling. Mevrouw Augusteijn-Esser: Waar liggen die normaal, bij de...? De heer Plettenberg: Bij de vracht-afdeling. En die zaten in vrachtstation Zuid, in de AG-loods en dat is fysiek een kilometer of drie, vier verderop. Mevrouw Augusteijn-Esser: En u hebt gezegd: u kunt daar de vracht-papieren ophalen? De heer Plettenberg: Neen, dat heb ik niet gezegd tegen hem. Ik heb tegen hem gezegd: in de volgende kantoorruimte zitten de Israëlische managers. Daar was de heer Chervin, cargo manager, bij. Het kwam mij op dat moment het meest efficiënt voor om de heer Nix in contact te brengen met de heer Chervin, zodat zij samen konden coördineren op welke meest efficiënte en snelle wijze de heer Nix de vrachtpapieren kon krijgen. Mevrouw Augusteijn-Esser: Hebt u hem nou met de heer Chervin in contact gebracht, of hebt u hem ook gezegd: de vrachtpapieren liggen niet hier, die liggen op een andere afdeling? De heer Plettenberg: Ik heb beide gedaan. Ik heb eerst gezegd: de vrachtpapieren liggen niet hier. En vervolgens heb ik hem verwezen naar de heer Chervin omdat ik wel begreep dat hij ze toch wilde hebben. Mevrouw Augusteijn-Esser: En mijnheer Chervin heeft... Was u daarbij, bij dat gesprek? De heer Plettenberg: Ja. Mevrouw Augusteijn-Esser: En mijnheer Chervin heeft mijnheer Nix gewezen op de plek waar ze wel te krijgen waren? De heer Plettenberg: Uiteindelijk, ja. Mevrouw Augusteijn-Esser: Uiteindelijk? De heer Plettenberg: Ja. Mevrouw Augusteijn-Esser: En wat is toen het resultaat van het gesprek geweest? De heer Plettenberg: Het resultaat van het gesprek is geweest dat de heer Nix het El Al-kantoor heeft verlaten en weg is gegaan. Mevrouw Augusteijn-Esser: Hoe laat is het dan ongeveer? De heer Plettenberg: Rond acht uur. Mevrouw Augusteijn-Esser: En u weet niet of hij vervolgens naar de vrachtafdeling is gegaan waar de papieren wel lagen? De heer Plettenberg: Dat weet ik niet. Mevrouw Augusteijn-Esser: Hij zei ook niet: tot ziens, ik ga nu even naar de vrachtafdeling? De heer Plettenberg: Neen. Hij is vertrokken met medeneming van de originelen van mijn operationele papieren en hij heeft tegen mij niet gezegd waar hij vervolgens heen ging. Maar ik heb wel altijd aangenomen dat... Het leek mij volkomen logisch dat hij vervolgens, gezien de vragen die hij stelde, naar de vrachtafdeling zou gaan. Mevrouw Augusteijn-Esser: Nou weet u dat hierover heel tegenstrijdige verklaringen worden afgelegd. Mijnheer Nix zelf zegt dat hij bij u op kantoor vrachtpapieren heeft staan kopiëren tot 's avonds zeer laat. Hoe verklaart u dat? De heer Plettenberg: Dat kan ik niet verklaren. Ik vind het buitengewoon bizar dat hij dat verklaart. Mevrouw Augusteijn-Esser: Wat vindt u het? De heer Plettenberg: Ik vind het buitengewoon bizar dat hij dat verklaart. Mevrouw Augusteijn-Esser: U vindt het bizar? De heer Plettenberg: Ja. Mevrouw Augusteijn-Esser: Waren er op die avond ook andere mensen in dat kantoor aanwezig? De heer Plettenberg: Ja. Mevrouw Augusteijn-Esser: Dat waren hoeveel mensen? De heer Plettenberg: Het was een beetje een komen en gaan, maar los van de drie mensen die oorspronkelijk op dienst waren tijdens de vlucht... Mevrouw Augusteijn-Esser: Ja, want inmiddels was het drukker geworden. De heer Plettenberg: Ja natuurlijk, de Israëlische managers waren zo successievelijk, ongeveer iets eerder dan de heer Nix binnenkwam, allemaal binnengekomen. Ik had voor de zekerheid toch ook nog een aantal operations- collega's laten bellen. De heer Fred van Duivenbode, een collega van mij, is op ons telefonisch verzoek gekomen. Een andere collega, de heer Bart Poot, is uit eigen beweging gekomen. Er zijn een aantal mensen gebleven en een aantal mensen gekomen. Ik kan mij nog heel goed van Arie Goudsblom herinneren dat hij even bij mij op kantoor is geweest, maar dat hij ook weer weg is gegaan. Zo zijn er meer mensen geweest, die gekomen en gegaan zijn. Simon Kortbeek, operations manager van Aero Ground, is ook in en uit geweest. Mevrouw Augusteijn-Esser: Wij moeten vandaag natuurlijk helderheid krijgen over dit punt. Wij zullen zeker de heer Nix daar nog over horen. Maar wij hebben het ook aan een aantal mensen gevraagd en wij hebben het verhaal van het niet langer aanwezig zijn dan tot pakweg 20.15 uur niet echt bevestigd kunnen krijgen. Het was meer een bevestiging van een verhaal van een lange aanwezigheid. Hoe verklaart u dat? Hebben die mensen zicht gehad op de aanwezigheid of afwezigheid van de heer Nix? De heer Plettenberg: Sommigen niet, sommigen misschien wel. Mevrouw Augusteijn-Esser: Is het één kantoor waar iedereen zat? De heer Plettenberg: Nee, het zijn drie aparte kantoorruimtes die door tussendeuren met elkaar verbonden zijn. Het zicht vanuit het ene kantoor op het volgende kantoor is via de opening van een deur. Mevrouw Augusteijn-Esser: Ik wil u nog een keer vragen om, voorzover u zich dat nog herinnert, heel precies aan te geven hoe laat de heer Nix volgens u is vertrokken. De heer Plettenberg: Rond 20.00 uur, met een marge van maximaal tien minuten naar voren of tien minuten naar achteren. Mevrouw Augusteijn-Esser: Heeft u daar zelf nog later met uw collega's over gepraat? Heeft u zich afgevraagd hoe het nu zit met die tegenstrijdigheden? De heer Plettenberg: Nee. Mevrouw Augusteijn-Esser: U heeft daar niet meer over gesproken? De heer Plettenberg: Nee, want ik ben pas op de hoogte gebracht van de tegenstrijdige verklaring van de heer Nix toen ik zelf allang niet meer bij El Al werkte. Mevrouw Augusteijn-Esser: Toen u zelf al niet meer bij El Al werkte? De heer Plettenberg: Ja, ik weet dat pas sinds vorig jaar eind van de zomer, toen het eindrapport van de commissie-Hoekstra uitkwam. Mevrouw Augusteijn-Esser: Mijnheer Plettenberg, ik wil met u naar een ander punt. Dat is de aangifte van valsheid in geschrifte door El Al. Wanneer heeft u die aangifte gedaan? De heer Plettenberg: Als u het niet erg vindt, zal ik het even in mijn papieren opzoeken. Het was in elk geval in de zomer van 1996. Mevrouw Augusteijn-Esser: 1996? De heer Plettenberg: Ja. Mevrouw Augusteijn-Esser: Dat is dus een hele tijd later? De heer Plettenberg: Ja. Mevrouw Augusteijn-Esser: Waar was die aangifte op gebaseerd? De heer Plettenberg: Er heeft eerder in 1996 een spoeddebat in de Tweede Kamer plaatsgevonden waarbij de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat mevrouw Jorritsma de volgende opmerking over mij plaatste: ''Dan had de heer Plettenberg zich moeten melden bij de autoriteiten''. Dat was het gevolg van een aantal vragen van uw collega de heer Rob van Gijzel met betrekking tot vragen over het al dan niet compleet zijn van de vrachtdocu-mentatie in Nederland op dat moment. De heer Van Gijzel maakte een aantal opmerkingen over het feit dat ik geconstateerd had in een dossier bij El Al op kantoor, een jaar na de crash... Mevrouw Augusteijn-Esser: Dat u dat geconstateerd had? De heer Plettenberg: Dat ik in een dossier op het kantoor van El Al had geconstateerd dat daar onvolledige documentatie in zat. Mevrouw Augusteijn-Esser: Dat had u al eerder geconstateerd? De heer Plettenberg: Ja. Mevrouw Augusteijn-Esser: Maar daar had u geen melding van gemaakt? De heer Plettenberg: Nee. Mevrouw Augusteijn-Esser: Waarom niet? De heer Plettenberg: Omdat ik in de eerste plaats niet wist of er elders wel een volledig dossier was. Omdat ik er in de tweede plaats erg lang van uitgegaan ben dat, als dit het enige dossier zou zijn, het niet alleen mij opviel, maar dat het ook de onderzoekers naar de oorzaken en de gevolgen van de ramp zou zijn opgevallen. Mevrouw Augusteijn-Esser: Maar u zei mij zojuist dat u zich eigenlijk niet bezighield met de vrachtdocumentatie. De heer Plettenberg: Dat klopt. Mevrouw Augusteijn-Esser: Kon u dan wel goed beoordelen of dat oké was of niet? De heer Plettenberg: Op het moment dat ik bij El Al begon te werken in september 1989, had ik al 26 jaar bij andere luchtvaartmaatschappijen gewerkt, onder andere bij Singapore Airlines en Gulfair. Hoewel ik in mijn functie bij El Al niet rechtstreeks bij het administratieve gedeelte van de vracht betrokken was, heb ik die ervaring tientallen jaren bij voorgaande airlines wel opgedaan. Ik kon – vond ik van mijzelf – goed manifesten en vrachtbrieven interpreteren. Mevrouw Augusteijn-Esser: U vertelde net dat de vrachtdocumentatie, normaal gesproken, niet bij u op kantoor stond. U kwam dus toevallig in een andere ruimte waar die wel stond? De heer Plettenberg: Nee, er was wel iets toevallig, maar het was een ordner die ik al eerder had zien staan met op het ruggetje El Al 1862, 4 oktober 1992. Het intrigeerde mij gewoon wat er in die ordner zou zitten. De inhoud is mij nooit verteld. Ik heb gewoon een rustig moment afgewacht waarop ik dacht: ik ga eens even kijken wat er precies in die ordner zit. Mevrouw Augusteijn-Esser: Waarom stond die ordner daar? De heer Plettenberg: Het was natuurlijk wel een bijzondere vlucht. Ik kan mij voorstellen dat van deze vlucht een apart dossier werd aangelegd. Mevrouw Augusteijn-Esser: En dat vond u ook? De heer Plettenberg: Qua inhoud, bedoelt u? Mevrouw Augusteijn-Esser: Ja. De heer Plettenberg: Ja. U wilt weten wat de inhoud van dat dossier was? Mevrouw Augusteijn-Esser: Natuurlijk wil ik dat ook weten. De heer Plettenberg: De inhoud was in twee delen. Het voorste gedeelte was operationeel. Daarin vond ik fotokopieën van exact dezelfde documenten die ik had gekopieerd op de avond van de crash en in originele vorm aan de heer Nix had overhandigd. Mevrouw Augusteijn-Esser: Wacht even, nu moeten wij even terug. Anders volg ik het niet meer. U zei: ''exact dezelfde documenten die ik had gekopieerd''. Maar u vertelde mij net dat u die vrachtdocumenten niet had gekopieerd, want die had u niet. De heer Plettenberg: Nee, ik heb het niet over de vrachtdocumenten, ik heb het over de operationele documenten. Mevrouw Augusteijn-Esser: Ik wil het heel precies weten. De heer Plettenberg: Oké. Het dossier was in twee gedeeltes. Het eerste gedeelte is het operationele gedeelte. Daar heb ik het over. Daar zaten fotokopieën in die exact overeenkwamen met de originelen die ik op de avond van de crash aan de heer Nix heb gegeven. Dat heb ik goed bestudeerd en dat was oké. Dat was perfect. Dat klopte precies. Er zat een kartonnen schutblaadje tussen en het tweede gedeelte, het dikkere gedeelte van het dossier, betrof de vrachtdocumentatie. Net zo mooi als dat eerste gedeelte klopte, net zo slordig was het tweede gedeelte. Mevrouw Augusteijn-Esser: Maar dit speelde zich af...? De heer Plettenberg: In de zomer van 1993. Mevrouw Augusteijn-Esser: In 1993. En het viel u toen al op dat er iets niet klopte? De heer Plettenberg: Ja. Mevrouw Augusteijn-Esser: Maar daar heeft u toen geen aangifte van gedaan? De heer Plettenberg: Nee. Mevrouw Augusteijn-Esser: U heeft er ook niet over gepraat? De heer Plettenberg: Nee. Mevrouw Augusteijn-Esser: Waar-om eigenlijk niet? De heer Plettenberg: Het onderzoek liep. Mevrouw Augusteijn-Esser: Welk onderzoek? De heer Plettenberg: Het onderzoek naar de oorzaak van de ramp. En ik werkte toen nog bij El Al. Mevrouw Augusteijn-Esser: Ja. De heer Plettenberg: Ja. Ik vond het niet mijn plaats om, zolang het onderzoek liep, daar melding van te maken, zeker niet extern. Maar ik heb dat wel onthouden. Ik heb wel onthouden dat er discrepanties zaten in dat vrachtbrievendossier. Mevrouw Augusteijn-Esser: Maar u heeft daar wel buiten El Al melding van gemaakt? De heer Plettenberg: Later. Mevrouw Augusteijn-Esser: U heeft daarover gesproken? De heer Plettenberg: Later. Mevrouw Augusteijn-Esser: Later? De heer Plettenberg: Ja, niet zolang ik nog bij El Al werkte. Mevrouw Augusteijn-Esser: Niet zolang u nog bij El Al werkte? De heer Plettenberg: Nee. Mevrouw Augusteijn-Esser: Wanneer bent u weggegaan bij El Al? De heer Plettenberg: Mijn dienstverband is beëindigd op 15 mei 1994. Mevrouw Augusteijn-Esser: 1994. De heer Plettenberg: Ja, 15 mei 1994. Mevrouw Augusteijn-Esser: Waar-om bent u weggegaan? De heer Plettenberg: Het beviel me niet bij El Al. Mevrouw Augusteijn-Esser: Het beviel u niet? De heer Plettenberg: Nee, al voor de crash niet. Mevrouw Augusteijn-Esser: Goed, ik zal u daar geen nadere vragen over stellen, want ik wil mij tot de ramp zelf beperken. Kunt u mij zeggen wat het resultaat is geweest van uw aangifte? De heer Plettenberg: Ik geloof dat ik het volgende even duidelijk moet stellen. Ik heb geen contact opgenomen met de autoriteiten, zoals minister Jorritsma mij dat suggereerde, voor een aangifte. Minister Jorritsma heeft gezegd: ''Dan had de heer Plettenberg zich moeten melden bij de autoriteiten''. En exact dat heb ik gedaan. Ik heb mij gemeld bij de autoriteiten. Ik wist namelijk op dat moment helemaal niet of wat ik te melden had, aangiftewaardig was of niet. Immers, wat wist ik? Wat had ik gezien? Ik had alleen maar een dossier gezien dat niet compleet was en in verschillende aspecten slordig. Mevrouw Augusteijn-Esser: Wat concludeerde u zelf? De heer Plettenberg: Over de inhoud van dat dossier? Mevrouw Augusteijn-Esser: Er moet toch een reden zijn geweest voor uw aangifte? U moet toch iets hebben vermoed? De heer Plettenberg: In dat stadium was het eindrapport van de Raad voor de luchtvaart inmiddels wel uitgekomen, want dan spreken wij dus over 1994, een aantal maanden daarna nog. En toen bleek dat in de eindrapportage van BVOI/Raad voor de luchtvaart het onderwerp vracht überhaupt niet ter sprake was gekomen. Mevrouw Augusteijn-Esser: U zegt: ach, die map stond daar, het klopte niet, maar ik wist eigenlijk niet of het compleet was. Er is ontzettend veel ophef over deze zaak geweest, ook in de media. U bent zelf regelmatig verschenen op de televisie. Wij hebben dat kunnen zien. Het vermoeden bestaat dat u zegt dat die papieren helemaal niet deugen. Was dat allemaal gebaseerd op die ene map, waarvan u nu zegt: ja, ik wist ook niet of die compleet was? De heer Plettenberg: Nee. Mevrouw Augusteijn-Esser: Dan moet u wat duidelijker zijn. De heer Plettenberg: Dat zal ik doen. Maar ik wilde niet teveel op uw vragen vooruitlopen. Maar wij komen er wel. Mevrouw Augusteijn-Esser: Wij hebben de vragen niet van tevoren doorgenomen. De heer Plettenberg: Nee, nee, echt niet. Mevrouw Augusteijn-Esser: Juist, ik was ook bijna aan mijn laatste toe. De heer Plettenberg: Ik ben op verzoek van de heer Rob van Gijzel, uw collega, ook nog een keer met hem mee geweest naar het Bureau vooronderzoek in Hoofddorp. Hij had toestemming gekregen van minister Jorritsma om zich ter plaatste te oriënteren op de daar aanwezige vrachtdocumentatie en hij heeft mij gevraagd of ik met hem mee wilde gaan als expert op vrachtdocumentatiegebied. Dat had ik uiteraard ook niet gedaan als ik op dat moment nog bij El Al had gewerkt. Ik werkte helemaal niet meer. Ik voelde mij op dat moment ook vrij om hem te vergezellen daarbij. Mevrouw Augusteijn-Esser: Mijnheer Plettenberg, ik wil graag precies van u weten waar u uw verdenking op baseerde dat het niet oké zou zijn. De heer Plettenberg: Daar kom ik op. Mevrouw Augusteijn-Esser: Graag. De heer Plettenberg: Immers, ook bij de bij het BVOI aangetroffen vrachtbrieven troffen de heer Van Gijzel en ik eigenlijk een vergelijkbare onvolledigheid aan van de vrachtdocumentatie. Het was weliswaar geen carbon copy. Het waren niet dezelfde discrepanties als in het dossier van El Al. Mevrouw Augusteijn-Esser: Maar wij hebben het nog steeds over diezelfde ordner? De heer Plettenberg: Nee. Mevrouw Augusteijn-Esser: Wij hebben het over datgene wat u met de heer Van Gijzel in Hoofddorp zag. De heer Plettenberg: Wij hebben het over datgene wat ik met de heer Van Gijzel in Hoofddorp heb gezien. Mevrouw Augusteijn-Esser: Maar stond dat eigenlijk niet helemaal los van die aangifte? De heer Plettenberg: Nee, want het lezen van het dossier bij El Al op kantoor en het vergezellen van Van Gijzel naar Hoofddorp hebben alletwee plaatsgevonden voor mijn eerste contact met de politie. Mevrouw Augusteijn-Esser: Voor uw eerste contact met de politie? De heer Plettenberg: Ja, pas nadat ik dus tot de conclusie was gekomen wat de Raad geconstateerd had, dat in die ordner bij El Al op kantoor de vrachtdocumentatie niet correct en niet compleet was en eenzelfde beeld had gekregen bij het Bureau vooronderzoek, zij het – nogmaals met nadruk – met dien verstande dat de discrepanties in de ordner van El Al andere waren dan die bij Bureau vooronderzoek. Beide dossier klopten niet met hetgeen mij bekend was over wat er aan fysieke vracht aan boord van het vliegtuig heeft gezeten. Mevrouw Augusteijn-Esser: Even voor de helderheid: de gedachte dat het niet in orde zou zijn, was gebaseerd op datgene wat u aantrof in die ordner? De heer Plettenberg: Ja. Mevrouw Augusteijn-Esser: Ik wil met mijn laatste vraag nog even teruggaan naar 4 oktober 1992. U zei net: ik had de fysieke verantwoordelijkheid voor de lading en de heren van vanmorgen hadden de papieren verantwoordelijkheid. Klopten die met elkaar? De heer Plettenberg: Op 4 oktober? Mevrouw Augusteijn-Esser: Ja. De heer Plettenberg: Dat kan ik u niet zeggen, want... Mevrouw Augusteijn-Esser: Heeft u ooit wel eens gemerkt dat het niet klopte? De heer Plettenberg: Nee, het was ook niet mijn taak bij El Al om te controleren of het fysieke met het papieren klopte. Als wij het hebben over de complete tas met vrachtbrieven aan boord van het vliegtuig... Mevrouw Augusteijn-Esser: Dus op andere ervaringen kan uw verdenking dat er iets niet klopte, niet gebaseerd zijn? De heer Plettenberg: Nee. Mevrouw Augusteijn-Esser: Dat was mijn laatste vraag. Dank u wel. De voorzitter: Mijnheer Plettenberg, ik moet u er nogmaals aan herinneren dat u onder ede staat. Ik zeg dat heel expliciet, omdat datgene wat u tot nu toe verklaard heeft, zeer essentieel is. Ik stel u nog een paar vragen. Hoe kan het dat u, als u bij operations werkt, deskundige bent om met de heer Van Gijzel de vrachtdocumentatie bij BVOI te kunnen doornemen? De heer Plettenberg: Ik denk dat hier twee dingen door elkaar lopen: mijn feitelijke functie bij El Al en mijn historische kennis van vrachtdocumentatie. De voorzitter: Die kennis van de vrachtdocumentatie, had u daar diploma's voor? De heer Plettenberg: Ja. De voorzitter: U bent gediplomeerd als zijnde een deskundige om vrachtdocumentatie te kunnen lezen c.q. te kunnen uitleggen? De heer Plettenberg: Niet van El Al, maar wel bij vorige airlines. Ik heb vrachtopleidingen gekregen bij zowel Singapore Airlines als bij Gulfair. Dat zijn vorige werkgevers voordat ik bij El Al kwam. De voorzitter: En bij El Al heeft u dat nooit gedaan, maar daarvoor wel? De heer Plettenberg: Juist. De voorzitter: En dat was de reden dat de heer Van Gijzel u vroeg om als deskundige mee te gaan? De heer Plettenberg: Ja. De voorzitter: Mijnheer Plettenberg, bent u op de avond van de ramp op de rampplek geweest? De heer Plettenberg: Nee. De voorzitter: Weet u dat heel zeker? De heer Plettenberg: Absoluut. De voorzitter: Daar kan geen enkel misverstand over zijn? De heer Plettenberg: Geen enkel. De voorzitter: Mijnheer Plettenberg, u bent gevoelsmatig, nadat u vernomen had dat de crash had plaatsgevonden, aan het kopiëren geslagen. Hoeveel setjes heeft u gemaakt? De heer Plettenberg: U bedoelt hoeveel kopieën van elk document? De voorzitter: Ja. De heer Plettenberg: Dat waren er 25. De voorzitter: 25? De heer Plettenberg: Ja, 25. De voorzitter: Uit hoeveel vellen bestond het origineel? De heer Plettenberg: De loadsheet, de trimsheet, de beladingsinstructie en de NOTOC. De voorzitter: Dat waren vier A4'tjes? De heer Plettenberg: Dat waren vier A4'tjes. Het is mogelijk dat ik ook nog een fotokopie heb gemaakt van de fuel release telex. Dat is een telex die wij uit Tel Aviv ontvingen waarin de brandstofberekening, de brandstof nodig voor de vlucht, stond gespeci-ficeerd en op basis waarvan het brandstofgedeelte van... De voorzitter: Vijf A4'tjes? De heer Plettenberg: Ja, vijf A4'tjes. De voorzitter: Zes A4'tjes? De heer Plettenberg: Vijf. De voorzitter: Vijf? De heer Plettenberg: Vijf. De voorzitter: Maal 25. De heer Plettenberg: Ja, maal 25. De voorzitter: Waarom 25? De heer Plettenberg: Dat leek mij een handig getal op dat moment. Nogmaals, er was mij op geen enkele manier iets van een accident emergency manual bekend. De voorzitter: Waarom geen 10 en waarom geen 100, waarom 25? De heer Plettenberg: Dat is een impulsief, door mijzelf bedacht, getal geweest. Ik dacht: als ik van elk origineel 25 kopieën maak, dan lijkt mij dat ruim voldoende. En 10 leek mij een beetje weinig en 100 leek mij ruim te veel. De voorzitter: En dat heeft u met enkele mensen samen gedaan? De heer Plettenberg: Ja. De voorzitter: Hoe lang bent u daarmee bezig geweest? De heer Plettenberg: Drie kwartier maximaal. De voorzitter: Mijnheer Plettenberg, op een gegeven moment brengt u de heer Nix met de heer Chervin in contact, omdat hij de vrachtpapieren opvraagt. U heeft hem dan al gezegd dat die niet bij u zijn, maar bij de vrachtafdeling. De heer Plettenberg: Dat is juist. De voorzitter: En vervolgens brengt u hem in contact met de heer Chervin. En u zegt dat u op een gegeven moment gezien heeft, dat de heer Nix weggegaan is. Was dat wel of niet in aanwezigheid van de heer Chervin? De heer Plettenberg: Ik wil even heel expliciet duidelijk maken dat die drie aan elkaar grenzende kantoorruimtes maar een deur hadden waardoor je vanaf de gang binnen kwam. Die deur zat in operations, in mijn kantoor. Daarnaast gelegen was het kantoortje waar dames zaten voor reserveringen. Daar stond onder andere ook de computer voor de crewindeling. En daarnaast was het kantoor van de stationmanager, de heer Weinstein, en in die ruimte zaten de Israëlische managers. Het is dus: een ruimte met Israëlische managers, deuropening, die tussenruimte, deuropening, operations en dan is daar de deuropening naar de gang. En de heer Nix is door die deur naar binnen en naar buiten gegaan. Dus of de heer Chervin in dat kantoor zittend, dat gezien zou kunnen hebben, ik betwijfel het. De voorzitter: Maar mijn vraag was: u heeft gezien dat de heer Nix wegging? De heer Plettenberg: Ja. De voorzitter: Heeft u ook gezien dat de heer Chervin met hem meeging? De heer Plettenberg: De heer Chervin is niet met hem meegegaan. De voorzitter: Die is niet met hem meegegaan? De heer Plettenberg: Nee, nee, sorry dat ik u verkeerd begreep. De voorzitter: De heer Nix is alleen uit het gebouw vertrokken? De heer Plettenberg: Ja. De voorzitter: Dat weet u heel zeker? De heer Plettenberg: Heel zeker. Hij is alleen gekomen en hij is alleen weggegaan. De voorzitter: Met dat setje van vijf kopietjes dat u hem gegeven heeft. De heer Plettenberg: Originelen. De voorzitter: De originelen, oké. Mijnheer Plettenberg, ik kom tot een samenvatting van dit verhoor. Tussen kwart over zes en half zeven kwam het bericht van Aero Ground operations dat het toestel terugkwam. De heer Plettenberg: Dat is juist. De voorzitter: Rond 22.00 uur, tien uur, wordt duidelijk voor u dat het vliegtuig in de Bijlmer is terechtgekomen. De heer Plettenberg: Ja. De voorzitter: Ik had geen enkele fysieke beschikking over de vrachtpapieren. De heer Plettenberg: Correct. De voorzitter: Rond half acht komt de heer Nix op mijn kantoor om de papieren op te halen. De heer Plettenberg: Correct. De voorzitter: Voor de vrachtpapieren bracht ik de heer Nix in contact met de heer Chervin, nadat ik had gezegd dat de vrachtpapieren zelf op de vrachtafdeling moesten worden afgehaald. De heer Plettenberg: Dat is juist. De voorzitter: Rond acht uur vertrekt de heer Nix weer uit het gebouw van El Al. De heer Plettenberg: Inderdaad. De voorzitter: De aangifte van valsheid in geschrifte wordt door u gedaan in de zomer van 1996. De heer Plettenberg: Ja. De voorzitter: De aanleiding is een ordner die u heeft ingezien, waarin de operationele papieren zaten. Die waren in orde en klopten. Het tweede gedeelte, de vrachtdocumentatie was rommelig, slordig en onvolledig. De heer Plettenberg: Juist. De voorzitter: Later, na 15 mei 1994, op het moment dat u uw werkverband met El Al beëindigt, bent u met de informatie naar buiten gekomen. Dat wil zeggen: die heeft u aan derden medegedeeld. De heer Plettenberg: Dat is juist. De voorzitter: Met de heer Van Gijzel bent u samen naar het BVOI geweest om de vrachtdocumentatie door te nemen. U trof daar dezelfde waarneming aan als die u eerder in de ordner had waargenomen. De heer Plettenberg: Mag ik dat preciseren? ''Vergelijkbare'' in plaats van ''dezelfde''. De voorzitter: Vergelijkbare. U heeft gesprekken gevoerd met de LVB. U kunt zich dit gesprek herinneren, maar weet echter zeker dat u geen informatie over de lading heeft gegeven. De heer Plettenberg: Juist. De voorzitter: U verklaart dat El Al geen procedure heeft, en niet heeft aangedrongen op geheimhouding van de lading. De heer Plettenberg: Absoluut. De voorzitter: U claimt kennis te hebben van vrachtdocumentatie. De heer Plettenberg: Ja. De voorzitter: U bent niet op de avond van 4 oktober 1992, op de avond van de ramp, op de rampplek in de Bijlmer geweest. De heer Plettenberg: Pertinent niet, neen. De voorzitter: Dan is er een einde gekomen aan dit verhoor. Ik verzoek de griffier, de heer Plettenberg uit te geleiden. 15.10 uur
Pierre Heijboer reageert op de verhoren van de parlementaire enquêtecommissie.
|
SDN-rubrieken
Bijlmer-enquête Actueel op 3 februari 1999 - Pierre Heijboer bij 2-Vandaag
Doemvlucht, De verzwegen geheimen van de Bijlmerramp
Pierre Heijboer eist schadevergoeding van Rijks Luchtvaart Dienst
Een rustige aanloop zou worden naar het echte werk - Pierre Heijboer bij 2-Vandaag
Doemvlucht, De verzwegen geheimen van de Bijlmerramp
Bijlmer-enquête Actueel op 27 januari 1999 - Pierre Heijboer bij 2-Vandaag
Klankbord voor slachtoffers Bijlmerramp
Commentaar op de verhoren van de enquête over de Bijlmerramp
Schadeclaim Bijlmerramp analoog aan het arrest van het Europees Hof EVRM
Chronologisch overzicht van de brandweeractiviteiten in de eerste dagen rond de Bijlmerramp
Sociale-Mede-Deel-Hoek - De sociale spreekhoek !!
Dagelijks commentaar van Pierre Heijboer op televisie over de parlementaire enquête