L.C.P. BERTHOLET
RESUME AANBEVELINGEN HERONDERZOEK EN
AANBEVELING VERVOLGONDERZOEK VLIEGRAMP BIJLMERMEER
DR. P.L. LATOUR
VOORSTEL METHODIEK VERVOLGONDERZOEK BETREFFENDE
DE SCHEEFSTAND VAN MOTOR III VAN DE El Al BOEING
RESUME AANBEVELINGEN HERONDERZOEK EN
AANBEVELING VERVOLGONDERZOEK VLIEGRAMP BIJLMERMEER
Na het onderzoeksrapport, "De stand van de motoren van de El Al Boeing 747258F,
4X-AXG, op 04.10.92", dat op 9 maart 1995 door Dr. RL. Latour en L.C.P Bertholet aangeboden werd aan de Vaste Kamercommissie voor Verkeer en Waterstaat, verschenen nog 6 aanvullingen hierop.
Aanvulling 1
levert een conclusie op dat beide lenzen, waarmee de dalende Boeing 747 van El Al op 4 oktober
1992 gefotografeerd zijn, niet vertekenen.
Aanvulling 2
geeft aan dat de onjuiste uitlijning van motor 111 en de daardoor veroorzaakte ongewenste kracht
is te vergelijken met een goed uitgelijnde straalmotor waaraan een middenklasse auto aan de uitlaat van die
motor is opgehangen.
Aanvulling 3
is een nadere beschouwing over de foto's van de brokstukken van de inboard diagonal brace en
de outboard diagonal brace van de verongelukte Boeing 747 van EL AL. Door een deskundige wordt foto 17 van
het onderzoeksrapport voor 98% bevestigd dat het hier inderdaad om een outboard diagonal brace gaat.
Eveneens wordt door deze deskundige op foto 14 en foto 18 duidelijk een inboard diagonal brace herkend. De
RLD beweert het tegenovergestelde. Aanvulling 3 sluit af met een aanbeveling voor toepassing van een
elektronische breukmelder op de braces. Wanneer bijvoorbeeld in één van de braces een breuk optreedt, wordt
dit onmiddellijk als noodzakelijke informatie aan de cockpitbemanning op een daarvoor ontworpen display
aangegeven.
Aanvulling 4
is een beschouwing door ingenieur H. Ens over het "Modificatie- en lnspectieprogramma 747
motorophanging" van Boeing, oktober 1993. De heer Ens eindigt zijn beschouwing met "Tenslotte de zin 'De
Boeing 757,767,777 en nieuwe generatie 737's zijn voorzien van extra ophangpunten die de motor op zijn
plaats houden als één van de hoofdbevestigingspunten mocht losraken'. Op zichzelf is dit natuurlijk heel nuttig, maar het heeft pas echt zin als dat 'losraken' direct automatisch in de cabine gemeld wordt. Het is een veel gemaakte fout om wèl reservevoorzieningen of 'back-up' maatregelen te nemen maar niet te signaleren dat de hoofdvoorziening onklaar geworden is zodat men gewoon doorgaat totdat ook de reservevoorziening uitvalt en het ongeluk alsnog gebeurt. in feite zou het Bijlmerongeluk voorkomen zijn als alleen een dergelijke alarmvoorziening aanwezig geweest was. Ik neem aan dat de diagonal brace al gebroken was vóórdat het toestel op Schiphol landde. Wannéér die breuk optrad is waarschijnlijk niet na te gaan, maar als die breuk een alarm in de cockpit had doen afgaan, mag aangenomen worden dat de zaak direct daarna hersteld was, en dat ook de vermoeidheidsbreuken in de midspar fittings aan het licht gekomen zouden zijn.
Aanvulling 5
geeft een visie weer door ingenieur Ens over aanvullingen 3 en 4, "Standpunt van de Minister over
de aanbevelingen in het ongevalsrapport d.d. 24 februari 1995" alsmede een visie over "Antwoord van de
Minister aan de Vaste Commissie d.d. 21 april 1995 èn d.d. 15 mei 1995".
L.C.P. BERTHOLET - RESUMé AANBEVELINGEN HERONDERZOEK EN 0 06.07.1995
AANBEVELING VERVOLGONDERZOEK VLIEGRAMP BIJLMERMEER
Aanvulling 6 is een antwoord door Dr. Latour en Bertholet op de reactie van minister A. Jorritsma in haar brief d.d. 21 april 1995.
Samenvattend is het antwoord van Dr. Latour en Bertholet daarop:
'De kans om 32 maal een motor te fotograferen die niet scheef hangt, terwijl scheefhangen volgens de RLD wet normaal zou zijn, kan met behulp van een eenvoudige waarschijnlijkheidsberekening bepaald worden op één op 23 triljard". De 32 vergelijkingsfoto's waarvan de motor wel gewoon recht hangt bewijzen dan ook overduidelijk het onwaarschijnlijke.
Verder een herhaalde aanbeveling tot heronderzoek vliegramp Bijlmermeer en tot slot "Ter lering en de vermaak": Het denkbeeld (Blijspel in twee bedrijven).
VRAGEN EN OPMERKINGEN VAN ANDEREN
Behalve ons onderzoeksrapport en eerdere publicaties van anderen zoals het boek " Going Down, Going Down...« van Vincent Dekker (waarin veel vragen tot nu toe onbeantwoord bleven) en berichtgeving in de diverse nieuwsmedia, zijn er recentelijk nog een open brief van de heer H.J. van de Belt, d.d. 9 maart 1995, een rapport van Werkgroep Vliegverkeer Bijlmermeer d.d. 7 juni 1995 en twee rapporten van het Klankbord (april 1995 en juni 1995) aan de leden van de Vaste Kamercommissie voor Verkeer en Waterstaat aangeboden. Hieronder volgt een korte samenvatting daarvan:
Open brief van de heer H.J. van de Belt, d.d. 9 maart 1995, gericht aan de leden van de Vaste Kamercommissie voor Verkeer en Waterstaat, brengt enkele zaken onder de aandacht zoals:
Vermeende belangenverstrengelingen van luchtvaartbetrokkenen;
L.C.P. BERTHOLET - RESUMé AANBEVELINGEN HERONDERZOEK EN 0 06.07.1995
AANBEVELING VERVOLGONDERZOEK VLIEGRAMP BIJLMERMEER
Er zijn volgens de RLD geen open vragen meer met betrekking tot de oorzaak van de ramp. Verder vindt zij dat langs de weg van overtuiging en communicatie getracht zal worden andere partijen er toe te bewegen de aanbevelingen over te nemen, en dat dat ook inmiddels blijkt te zijn gebeurd. De RLD beroept zich tot slot volledig op het eindrapport van de Raad voor de Luchtvaart, waarin volgens hen de oorzaak van het ongeval volledig is vastgesteld. Dientengevolge acht de RLD een aanvullend onderzoek niet relevant.
De beantwoording van al de vragen door de RLD, die gesteld zijn in de open brief van de heer Van de Belt, zijn in mijn optiek zeer ontwijkend en vraagt om nog meer uitleg.
Het Rapport Werkgroep Vliegverkeer Bijlmermeer, van 7 juni 1995, geeft aan dat de werkgroep meer geïnteresseerd is in het antwoord op de vraag hoe voorkomen kan worden dat een zo gebrekkig toestel in een dicht bevolkt woongebied neerstort.
Verder schrijft de werkgroep: "De aanbeveling die de Raad onder nummer 10 hieromtrent doet, achten wij niet voldoende (opm.: aanbeveling nummer 10 stelt dat in noodsituaties niet alleen aan de veiligheid van de passagiers, maar ook aan het risico voor derden - met name bewoonde gebieden - dient te worden gedacht). Impliciet staat in deze aanbeveling wel een bevestiging van onze vrees dat tot nu toe bij de afhandeling van noodsituaties bij vliegers en verkeersleiders alleen de veiligheid van het vliegtuig en de passagiers wordt overwogen. Wij achten het buiten de realiteit te veronderstellen dat vliegers in nood zich zullen gaan toeleggen op het voor omwonenden veilig neerstorten, ook al hebben zij
tijdens hun opleiding geleerd dat dit belang moet worden meegewogen. Voorkomen dient te worden dat vliegers in nood zich voor deze afweging geplaatst zien".
Uit de weinige gegevens die in de openbaarheid zijn gekomen kan wel worden afgeleid dat tot kort voor het neerstorten het toestel nog bestuurbaar was. Er is nog over de binnenstad gevlogen waarbij koerscorrecties stipt werden opgevolgd. Ook bleek het nog mogelijk hoogte te houden en was er geen sprake van ongecontroleerd hoogteverlies.
Wel is er veel fout gegaan in de communicatieve sfeer en in de interpretatie van feiten". In het rapport van oktober 1993, "De vliegramp in Amsterdam-Zuidoost op 4 oktober 11992", heeft de werkgroep al een aantal suggesties gedaan op deze punten. In het rapport van 7 juni 1995 brengt de werkgroep nogmaals dit rapport onder de aandacht. Tevens plaatst de werkgroep een aantal belangrijke opmerkingen over de brief van minister Jorritsma van Verkeer en Waterstaat van 15 mei 1995.
Het Rapport van het Klankbord van april 1995 gaat in op de door hun geconcludeerde misstanden, die naar voren zijn gekomen uit het algeheel onderzoek van de RLD en het daaraan gekoppelde advies aan de 'onafhankelijke' Raad voor de Luchtvaart. Verder gaat het Klankbord in op:
Het Rapport van het Klankbord van juni 1995
geeft commentaar op antwoorden van minister Jorritsma in haar brief van 15 mei 1995. Ook het Klankbord maakt zich ernstig zorgen over de gang van zaken rondom de Bijlmerramp en attendeert de Vaste Kamercommissie voor Verkeer en Waterstaat onder andere op de volgende punten:
De betrokkenheid van de Rijksluchtvaartdienst (RLD) bij het eindrapport van de Raad voor de Luchtvaart; De onafhankelijkheid van de Raad voor de Luchtvaart; - De samenstelling van de lading en het ladingsgewicht; - De problematiek betreffende (radar)transponders; - Verder besteedt het Klankbord aandacht aan de gevaren van verarmd uranium en memoreert zij aan het NATO Confidentieel rapport van 9 december 1992 dat gericht is aan het Ministerie van Defensie voor Bureau Autorisatie en Registratie Kernenergiewet (BARK).
Tot slot bepleit het Klankbord in haar rapport, heronderzoek van:
Het RLD-onderzoek door een onpartijdige commissie; Het onderzoek naar de schadelijkheid en gevolgen van verarmd uranium; Het onderzoek ten behoeve van de Volksgezondheid.
AANBEVELING VOOR EEN VERVOLGONDERZOEK
Naar aanleiding van het besluit van minister Jorritsma tijdens de tweede overlegvergadering op 22 juni 1995 om het onderzoeksrapport van Dr. P.L. Latour en L.C.P Bertholet door te sturen naar de Raad voor de Luchtvaart voor een oordeel en advies, volgen hier enige suggesties die van belang kunnen zijn bij een verder
L.C.P. BERTHOLET - RESUMé AANBEVELINGEN HERONDERZOEK EN 0 06.07.1995
AANBEVELING VERVOLGONDERZOEK VLIEGRAMP BIJLMERMEER
Ik acht het principieel onjuist, als dezelfde onderzoekscommissie of een niet-onafhankelijke onderzoekscommissie een advies of oordeel moet geven. Vervolgens zal dan aan de hand van deze niet-onafhankelijke expertise een beslissing genomen moeten worden om al dan niet tot een vervolgonderzoek over te gaan. Het is een voorwaarde dat het vervolgonderzoek door onafhankelijke deskundigen zal plaatsvinden.
Belangrijke punten voor het vervolgonderzoek zijn:
L.C.P. BERTHOLET - RESUMé AANBEVELINGEN HERONDERZOEK EN 0 06.07.1995
AANBEVELING VERVOLGONDERZOEK VLIEGRAMP BIJLMERMEER
VOORSTEL METHODIEK VERVOLGONDERZOEK BETREFFENDE DE SCHEEFSTAND VAN MOTOR
III
VAN DE El Al BOEING
Naar aanleiding van het besluit van minister Jorritsma het onderzoeksrapport van L.C.P. Bertholet en Dr. Latour door te sturen naar de Raad voor de Luchtvaart voor een oordeel en advies, volgen hier enige suggesties die van belang kunnen zijn bij een verdergaand onderzoek.
Dit onderzoek betreft uitsluitend de scheefstand van motor III
Met deze modificaties is het denkbaar dat de spreiding in de meting aanzienlijk kleiner wordt.
DE STAND VAN DE MOTOREN VAN DE El Al BOEING 747-258F, 4X-AXG, OP 04.10.1992
Dr. P.L. Latour 6 juli 1995
Stichting Sociale Databank Nederland
E-mailadres: sdn@planet.nl
Site adres:
rapport1.htm
Westkade 227, 1273 RJ Huizen (NH)
Tel.: (31)-35-5244141 . . . . . Fax: 035-5244142