Actuele verslagen en commentaren om onwaarheden en ontbrekende vragen over de Bijlmerramp aan de orde te stellen

Onwaar, misleidend, verzwegen (Bijlmerramp)

Burgers & Bijlmer . . Bijlmer enquête . . Doemvlucht <===> Kamerzetel 151. . SDN . . Heijboer

Overzicht van onjuiste mededelingen van Nederlandse autoriteiten over Bijlmerramp

El Al Airways





Onjuiste mededelingen van Nederlandse en
buitenlandse autoriteiten over Bijlmerramp


Pierre Heijboer, oud-journalist van de Volkskrant, komt na jarenlang speurwerk tot geheel andere bevindingen dan de officiële spreekbuizen de burgers willen doen geloven. Manipulaties, verdraaiingen, hele en halve waarheden en aperte onwaarheden en soms pure misleiding blijken schering en inslag rond het vreselijke drama van de Bijlmerramp.


Chronologisch overzicht van onware, onjuiste of anderszins misleidende mededelingen van Nederlandse en buitenlandse autoriteiten over de Bijlmerramp. (Geactualiseerd tot 26.1.1999)

05.10.92 Laat in de nacht van 4 op 5 oktober 1992 wordt iedereen - en met name de pers - door de brandweercommandant-rampplek weggestuurd van het ongeluksterrein in de Bijlmermeer. De opgegeven reden: er zouden mogelijk giftige gassen vrijkomen.

Misleiding. Van mogelijke giftige gassen is volgens de dan beschikbare gegevens geen sprake. De mededeling 'er zijn geen gevaarlijke stoffen aan boord' is uren eerder al aan de commandanten in de Bijlmer doorgegeven.

05.10.92 Logboek Beleidscentrum Amsterdam geeft aan: '06.10 CDT BRW: BRW staat gereed voor het ruimen van puin en start daarmee nu.'

Misleiding. Hiermee wordt de suggestie gewekt dat pas rond zes uur in de ochtend na de ramp begonnen is met het opruimingswerk op de rampplek. In werkelijkheid zijn al eerder - in de tweede helft van de nacht - grote delen van het wrak van het vliegtuig afgevoerd. Het logboek van het Amsterdamse beleidscentrum meldt daar niets over.

05.10.92 Minister Maij-Weggen en directeur Weck van de RLD (de Rijksluchtvaartdienst) verklaren op een persconferentie dat de mensen van de Luchtverkeersbeveiliging (LVB) op Schiphol zeer adequaat en zeer correct gehandeld hebben.

Niet waar. Later zullen de mensen van de LVB zelf verklaren dat hun handelen 'niet honderd procent is geweest'. Ook het eindrapport van de Raad voor de Luchtvaart (RvdL) over de ramp bevat kritische opmerkingen over het functioneren van de LVB.

05.10.92 Minister Maij-Weggen verklaart op een persconferentie 'dat het vliegtuig een motor verloren had'.

Onjuist. Een halve dag eerder, 30 minuten na de crash, meldde het NOS-journaal al 'dat het toestel boven het IJsselmeer twee motoren verloren had'. Waarom heeft die informatie (waarschijnlijk afkomstig van politiebronnen) de minister nog niet bereikt? Of geeft ze de zaken met opzet eufemistischer weer dan ze zijn?

Oktober 92 El Al laat weten dat de lading van het vliegtuig bestaat uit cosmetica (parfum) en consumentenelektronica. En nee, er zijn geen military goods aan boord geweest.

Onwaar. Enige dagen later blijkt uit een gevonden half verbrande vrachtbrief dat er wél militaire goederen aan boord zijn geweest. Ook daarna houdt de woordvoerder van El Al vol: 'No military goods.'

07.10.92 De Amsterdamse brandweercommandant Ernst meldt dat de cockpit voice-recorder gevonden is.

Vergissing? Enige uren later herroept Ernst zijn mededeling. (Zijn melding kan niet op de digital flight data recorder slaan, want die wordt volgens RLD even later pas gevonden.) Van wie kreeg Ernst deze mededeling?

Oktober 92 Vooronderzoeker Wolleswinkel van de RvdL zegt over de mogelijkheid dat de El Al-Boeing een noodlanding op het IJsselmeer had kunnen maken dat deze suggestie gelijk staat met 'laat ze maar verdrinken met hun gammele vliegtuig'.

Onzinnig, onwaar en misleidend. Het IJsselmeer is maar vier meter diep. Daarin had de bemanning van een Boeing 747 - in de cockpit veel meer dan vier meter boven de onderkant van het toestel zittend - niet hoeven te verdrinken. Voor de bemanning was - daar zijn alle deskundigen het achteraf over eens - het IJsselmeer de beste kans geweest om het er levend af te brengen.

November 92 De RLD (Rijksluchtvaartdienst) ontkent tegenover het dagblad Trouw dat er een geluidsband bestaat van het gesprek tussen de Kustwacht in IJmuiden en de LVB (Luchtverkeersbeveiliging) over het afvallen van motoren van het El Al-vliegtuig.

Een onwaarheid. Omdat Trouw uit andere bron informatie had over het bestaan van deze band moet de RLD later toegeven dat er inderdaad wel zo'n band is.

10.11.92 Rijkspolitie Dienst Luchtvaart doet via televisie 'opsporingsverzoek' vermiste cockpit voice-recorder. Daarbij wordt afbeelding getoond van 'vermiste recorder'.

Nee dus! Het apparaat waarvan op tv een afbeelding wordt getoond (als zijnde de vermiste recorder) is een Fairchild cockpit voice-recorder, Model A100A. De recorder die in het El Al-toestel zat was echter van een oudere productieserie, een Model A100. Het formaat en de kleur zijn hetzelfde, maar voor de rest verschillen de apparaten qua uiterlijk aanzienlijk.

  • Bij de A100 zit de handgreep schuin over de voorkant; bij de A100A zit die verticaal.
  • Bij de A100 zit het radiobaken horizontaal onder aan de voorkant; bij de A100A zit het links op de voorkant, en verticaal.
  • Bij de A100 zit op de voorkant duidelijk zichtbaar een metertje; bij de A100A ontbreekt dit.
  • Bij de A100 zitten rechts op de voorkant vijf duidelijk zichtbare pluggen voor kabelbaansluitingen; bij de A100A ontbreken die.
  • Bij de A100 zit het naamplaatje links in het midden van de voorkant; bij de A100A zit het onderaan de voorkant.

Stel: na een overval wordt een vluchtwagen gezocht - een Renault 11. De politie laat op tv een auto zien, maar geen Renault 11 doch een Renault 19. Allebei Renaults, inderdaad, maar duidelijk van elkaar verschillend. De gedachte dat zo'n fout gemaakt kan worden lijkt dan ook absurd. Toch is dit precies wat bij het 'opsporingsverzoek' van de cockpit voice-recorder gebeurd. Klunzigheid? Desinteresse? Opzet?

11.12.92 Vooronderzoeker Wolleswinkel verklaart tijdens een persconferentie in antwoord op de gerichte vraag 'of de in een andere taal uitgesproken woorden van de bemanning van persoonlijke aard waren': 'Ja, die waren voor een deel van persoonlijke aard.'

Een regelrechte leugen. De woorden, uitgesproken door twee leden van de bemanning, waren van zuiver vliegtechnische aard. Ze luidden: 'Trek de flaps op, trek alle flaps op! Landingsgestel uit!' LVB-functionaris Koopmans later: 'Ik dacht dat mijn broek afzakte toen ik Wolleswinkel dat hoorde zeggen.' De tekst gaf exact aan waarom het toestel vlak daarna neerstortte. De woorden duidden immers op een poging om een fatale stuurbeweging (het laten zakken van de ten dele zwaar beschadigde flaps) op het laatste moment nog te corrigeren.

ca. 08.10.92 (Dus al eerder.) Woordvoerder G.Knook van de Luchtverkeersbeveiliging zegt tegen de pers over de in het Israëlisch uitgesproken woorden van de bemanning: 'Zij waren onderdeel van een normale landingsprocedure.'

Bullshit! 'Flaps uit, flaps neer, of flaps 20 / flaps 40 etc.' hoort tot een normale landingsprocedure, niet 'flaps op.' Dat weet Knook ook.

11.12.92 Vooronderzoeker Wolleswinkel zegt tijdens een persconferentie dat de bemanning vanuit de cockpit niet heeft kunnen zien dat de motoren 3 en 4 van de vleugel waren gevallen.

Onjuist. Motor nummer 4 is vanuit de cockpit bijna geheel te zien, dus moet ook te zien zijn geweest dat deze motor verdwenen was.

Februari '93. Woordvoerder N. Klieman van El Al zegt tegen het dagblad Trouw dat het afvallen van de motoren door de bemanning niet kan zijn gezien. En dat het trouwens donker was.

Beide mededelingen kloppen niet.

Juni '93 De woordvoerster van brandweercommandant Ernst zegt dat hij niet weet wie die mannen in witte pakken zouden kunnen zijn geweest.

Ongeloofwaardig. Hij heeft ze zelf over de puinhopen zien lopen.

17.09.93 Minister Maij-Weggen antwoordt schriftelijk aan Kamerlid Van Gijzel: 'Er waren geen radioactieve, dan wel extreem gevaarlijke stoffen aan boord.'

Onwaar. Medewerkers van de Raad voor de Luchtvaart wisten enige dagen na het ongeluk al dat er radioactief verarmd uranium in het vliegtuig was verwerkt.

17.09.93 De Amsterdamse brandweercommandant Ernst laat in een rondschrijven aan zijn personeel weten dat de lading van het vliegtuig 'naast de opgegeven parfum en elektronica wellicht tòch een kleine hoeveelheid chemicaliën zou hebben bevat.'

Misleidend. Want niks 'wellicht' en niks 'zou'. Uit de inmiddels beschikbare gegevens blijkt namelijk dat het toestel (minister Maij-Weggen meldt dit op deze zelfde 17e september aan de Kamer) aan gevaarlijke stof een lading aan boord had 'die wordt geschat op 6.5 ton netto'. Dat kan beslist geen 'kleine hoeveelheid' worden genoemd.

17.09.93 De Amsterdamse brandweercommandant Ernst laat in hetzelfde rondschrijven aan zijn personeel over de chemicaliën aan boord van het vliegtuig weten: 'Er blijkt geen andere conclusie mogelijk, dan dat gezien de enorme hitte en de grootte van de brand de hoeveelheden gevaarlijke stoffen zijn verdampt, ontleed en verbrand. Door de thermiek van de brand zijn de verbrandingsproducten naar boven gestuwd en verdund. Er is dus geen sprake geweest van een directe bedreiging van de volksgezondheid.'

Drie pertinente beweringen; drie onwaarheden. Eén: de hitte viel op grote delen van de rampplek reuze mee. Brandweerlieden hebben onverbrande doosjes met daarin flesjes parfum en onbeschadigde pakjes scheermesjes gevonden. Alleen op het inslagpunt was sprake van 'grote hitte', elders brandde en smeulde de puinhoop alleen maar. Twee: die thermiek was er inderdaad, maar als gevolg van de strakke wind werden 'verbrandingsproducten' ook op 'inademingshoogte' weggeblazen, tot honderden meters van de brand. Ik heb dat zelf aan den lijve geconstateerd. Drie: mede als gevolg van het hier genoemde kan er wel degelijk sprake zijn geweest van een directe bedreiging van de volksgezondheid.

17.09.93 Ernst in hetzelfde rondschrijven: 'Daarnaast is onze bedrijfsarts, dhr. T. Melessen gevraagd of er sinds de Bijlmerramp een toegenomen aantal klachten is geweest die hiermee verband zouden kunnen houden. Dit bleek niet het geval en hij verwacht dit in de toekomst ook niet.'

Kent Melessen het geval-Jaspers niet? Kent Melessen het geval-Boer niet? Kent Melessen het geval-Jurgens niet? Kent Melessen niet het geval van de aan kanker overleden vrijwillige brandweervrouw? Kent Melessen niet het geval van de brandweerman die zich, ten einde raad omdat niemand zijn gezondheidsklachten (die hij aan de Bijlmerramp weet) serieus nam, van het leven beroofde? En hoezo 'een toegenomen aantal klachten'? Is gewoon 'klachten' niet waar het om gaat?

20.09.93 In antwoord op vragen van het Kamerlid Van Gijzel schrijft minister Maij-Weggen onder meer: 'In een bijlage treft u een specificatie aan van de gehele lading van het verongelukte vliegtuig.'

Onjuist, onwaar en onmogelijk. Ruim vier jaar later is namelijk nog steeds onduidelijk waaruit eenderde van de lading heeft bestaan. Want de vrachtbrieven over dat deel zijn ook in mei 1998 nog steeds niet boven water. Bovendien laat Israëlische woordvoerder in oktober 1998 weten dat 'er een geheim deel van de lading is, dat geheim zal blijven.'

20.09.93 In antwoord op vragen van het Kamerlid Van Gijzel schrijft minister Maij-Weggen onder meer: 'Er waren geen radioactieve, dan wel extreem gevaarlijke stoffen aan boord.'

Onjuist en speculatief. Radioactieve stoffen waren er wel, namelijk het verarmd uranium in de staart en de vleugels van het vliegtuig. (De minister had moeten schrijven: er zijn geen radioactieve stoffen gemeten.) En over 'extreem gevaarlijke stoffen' kan de minister in feite geen uitsluitsel geven, omdat zij eenderde van de lading niet kent.

13.10.93 Stralingsdeskundige Keverling Buisman van het ECN in Putten schrijft in een rapportje over het in het vliegtuig aanwezige verarmd uranium: 'Ook bij de daarop volgende brand is niet te verwachten dat er deeltjes of damp zal worden gevormd. De inhalatierisico's moeten dan ook klein worden geacht.'

Onjuist en inmiddels geheel achterhaald. Dat laatste vindt Keverling Buisman voor een deel ook. Hij was, toen hij deze geruststellende tekst schreef, er niet van op de hoogte dat een deel van het uranium 'zoek' is; dat niet alleen sprake is geweest van een brand maar ook van een of meer zware explosies; dat er met water is geblust; en dat het Amerikaanse onderzoeksbureau Batelle heeft aangetoond dat verarmd uranium al bij 600 graden kan verbranden. Hij geeft intussen toe dat 'een kleine hoeveelheid uranium best vrijgekomen zou kunnen zijn'; dat dit 'miljarden uiterst gevaarlijke partikels kunnen zijn'; en 'dat alle niet teruggevonden uranium verbrand zou kunnen zijn'. Maar hij ziet daar desondanks nog altijd geen gevaar voor de omwonenden en hulpverleners in.

14.10.93 Het Amsterdamse stadsdeel Zuidoost schrijft in een brief aan de bewoners: 'Het uraniummetaal is gelijktijdig met de andere brokstukken van het vliegtuig in de week na het ongeval verwijderd. Uraniummetaal is niet schadelijk voor de volksgezondheid. De omstandigheden veroorzaakt door het ongeval zijn daarop niet van invloed geweest.'

Ook hier: drie mededelingen en drie pertinente onwaarheden. Eén: 'het' uraniummetaal (bedoeld is: verarmd uranium) is niet verwijderd, want een deel ervan is zoek. Twee: in de vorm van zwevende partikels is verarmd uranium wel degelijk schadelijk voor de volksgezondheid. Drie: de omstandigheden - vuur, blussen met water en een strakke wind - zijn wél van invloed geweest.

14.10.93 Vooronderzoeker Wolleswinkel zegt in zijn toelichting op het onderzoeksrapport dat het vliegtuig geen contragewichten bevatte, die gevaar zouden kunnen opleveren voor de volksgezondheid.

In strijd met de waarheid. In strijd met de waarschuwing van de FAA voor dat uranium (zeker als sprake is van vuur), die ergens in een la van zijn eigen RLD moet liggen. In strijd met het gegeven dat bij de omgang met wrakdelen op Schiphol beschermende kledingstukken zijn gedragen. En in strijd met de resultaten van Batelle-proeven.

14.10.93 Vooronderzoeker Wolleswinkel zegt in zijn toelichting op het onderzoeksrapport dat de vooronderzoekers er werkelijk alles aan gedaan hebben om de cockpit voice-recorder terug te vinden.

In strijd met de waarheid. Politie- en brandweermensen, de beste getuigen, zijn niet ondervraagd. De op de rampplek aanwezige Israëli's zijn blijkens het verslag van de RvdL niet ondervraagd. De ruimte onder een container is niet onderzocht.

14.10.93 Vooronderzoeker Wolleswinkel zegt in zijn toelichting op het onderzoeksrapport dat het vliegtuig geen gevaarlijk lading bevatte.

Een niet op voldoende harde feiten gebaseerde en daarom onverantwoorde verklaring. Wolleswinkel gaat uit van de (inmiddels onbetrouwbaar en onvolledig gebleken) gegevens die hem aangeleverd worden door El Al. Hij beschikt bovendien niet over alle vrachtbrieven.

14.10.93 Vooronderzoeker Wolleswinkel zegt in zijn toelichting op het onderzoek over de finale oorzaak van het neerstorten van de El Al-Boeing, dat dit gebeurde 'door een combinatie van het geven van een motorvermogen, hoger dan het startvermogen en het vertraagd geven van richtingsroeruitslag'.

Een onwaarheid-door-omissie. Wolleswinkel laat de voornaamste oorzaak van de oncontroleerbare 'roll' van het vliegtuig boven de Bijlmer namelijk onvermeld. Dit was het laten zakken van de (aan de rechtervleugel niet meer aanwezige) voorste flaps, een in de gegeven omstandigheden 'fatale stuurbeweging'. In het eindrapport van de Raad voor de Luchtvaart (bladzijde 39) is Wolleswinkel op dit punt gecorrigeerd.

20.10.93 De Amsterdamse wethouder Jonker zegt tijdens een vergadering van de gemeenteraad: 'Tijdens de zitting van de Raad voor de Luchtvaart is gebleken dat geen verarmd uranium in het vliegtuig aanwezig was. Aangezien in de periode waarin dit vliegtuig werd gebouwd de kosten van het materiaal zeer hoog waren is men overgestapt op wolfram of tungsten. Waar de heer Van Duijn spreekt over de stralingskracht van verarmd uranium, wijs ik erop, dat niet voor niets over verarmd uranium wordt gesproken. De stralingskracht is zeer gering, want de stralingsdelen zijn zoveel mogelijk verwijderd.'

Klinkklare nonsens, die door de Amsterdamse gemeenteraad desondanks als waarheid wordt geaccepteerd. Op een rij: er was wel verarmd uranium in het vliegtuig aanwezig - geen mens die dat nog ontkent; het verarmd uranium (afvalproduct, dus niet duur) werd vervangen vanwege corrosieproblemen en omdat wolfram/tungsten minder gevaarlijk en minder 'publiekelijk besmet' waren; niet de stralingsdelen zijn eruit gehaald, maar het uranium-235 - voor een deel.

24.02.94 Het eindrapport van de Raad voor de Luchtvaart zegt over de brandbestrijding: 'The main fire was under control within several minutes, using foam.'

Twee onwaarheden. 1. De voornaamste brand was pas na enkele uren onder controle. 2. Er werd voornamelijk (en in strijd met de voorschriften voor een vliegtuigbrand) geblust met water. Televisiebeelden tonen dat duidelijk aan. Alleen de Schiphol-brandweer gebruikte in eerste instantie schuim.

24.02.94 Het eindrapport van de Raad voor de Luchtvaart zegt: 'At 17:28:17 the crew reported a fire on engine no. 3 and subsequently they indicated loss of thrust on engines no. 3 and no. 4.'

'Indicated' - met zo'n woordje kun je lekker 'schuiven'. Gevolg: een kwalijke omgang met de waarheid. De bemanning meldde: 'We lost engines no. 3 and no. 4'. Dat dit sloeg op de 'thrust' van deze motoren is de interpretatie die de verkeersleiding aan de woorden gaf - een interpretatie die later tot veel discussie heeft geleid. De bemanning heeft het woord 'thrust' nooit gebruikt. De Raad voor de Luchtvaart, die beter zou moeten weten, heeft dit woord erbij verzonnen en maakt zichzelf daarmee ongeloofwaardig.

24.02.94 Het eindrapport van de Raad voor de Luchtvaart zegt over het verarmd uranium in het toestel, zich hierbij kennelijk baserend op 'a radiation expert of ECN' (Keverling Buisman, PH): 'Disintegration to dust or vaporisation will not take place in a crash or the resulting fire'.

Onjuist. De FAA, het Amerikaanse onderzoeksbureau Batelle en Keverling Buisman zelf (inmiddels) zeggen dat dit wel degelijk kan gebeuren.

24.02.94 Het eindrapport van de Raad voor de Luchtvaart zegt over een melding over afgevallen motoren, afkomstig van een boot bij Naarden: 'and several minutes later (a few seconds before impact) a report ". that the two right hand engines are off and the two port engines are still on."

Pertinent onjuist. Als deze melding 'a few seconds before impact' zou zijn doorgegeven zou de ooggetuige, die direct verslag deed van wat hij of zij enkele seconden eerder had gezien, hebben moeten melden dat het toestel aan het neerstorten was. Des te meer omdat de RvdL als tijdstip voor dit gesprek aangeeft: 17.35.40. Dat is vijf seconden na de impact! De melding was in werkelijkheid van minstens een halve minuut (waarschijnlijker: driekwart minuut) eerder - toen het vliegtuig net over Naarden was gevlogen. Tekst van de melding van de opvarende van de 'Poseidon': 'Het vliegtuig is net overgekomen. De twee rechtermotoren zijn d'r af en de twee bakboordmotoren. zitten er nog aan. Hij is hier net overgekomen.' De RvdL geeft die tekst juist weer, maar geeft het tijdstip waarop die is doorgegeven onjuist weer.

24.02.94 Het eindrapport van de Raad voor de Luchtvaart zegt: 'The maintenance transit check was properly carried out at Schiphol Airport.'

Misleidend. Hiermee wordt de indruk gewekt dat eventuele onvolkomenheden aan het vliegtuig op Schiphol naar behoren verholpen zijn. Niets is minder waar. Er is inderdaad wel 'gechecked', maar de drie door de bemanning van de vlucht New York - Amsterdam gemelde mankementen (twee kleine en een groot, te weten een defecte generator) konden op Schiphol niet verholpen worden.

16.06.94 Minister Maij-Weggen schrijft in brief aan de Kamer dat de militaire lading, genoemd op het gevonden half verbrande document, bestond uit uitrusting voor militair geschut.

Onjuist en versluierend. De minister geeft hier gewoon de (overigens foute) vertaling van hetgeen op het gevonden document stond: 'Military Ordnance Equipment'. Ordnance kan inderdaad geschut betekenen, maar ook: militair materieel in het algemeen. Ambtenaren van de minister moeten op het moment dat zij deze mededeling doet weten dat deze meer algemene betekenis aan dit deel van de lading moet worden gegeven. De Israëli's hebben intussen namelijk meer laten weten - al is het niet veel. In zijn schriftelijke antwoord op een vraag van het Bureau Vooronderzoek van de RvdL heeft El Al-functionaris I. Marovich het niet over 'uitrusting voor militair geschut', maar over 'een lading ongevaarlijke reserve-onderdelen voor diverse militaire systemen, bestemd voor de Israëlische luchtmacht en het Israëlische leger'. Onderdelen dus voor diverse wapensystemen voor leger en luchtmacht. Waaronder - naar later uit vrachtbrieven blijkt - luchtmachtraketten van het type Sidewinder, landmachtraketten van het type Patriot, en tanks.

16.06.94 Minister Maij-Weggen schrijft in brief aan de Kamer dat de ladinglijsten van het toestel voor het vertrek van Schiphol door de Economische Controle Dienst (ECD) zijn gecontroleerd.

Niet waar. Na informatie hierover door NOVA (met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur - de WOB) moet de nieuwe minister van V en W, Jorritsma, dit corrigeren.

28.10.94 Minister Jorritsma schrijft de Kamer: Mededeling van minister Maij-Weggen van 16.06.94 was een vergissing. De ladinglijsten zijn niet voor het vertrek van het vliegtuig, maar pas naderhand door de ECD gecontroleerd.

Schoolvoorbeeld van een halve waarheid. Er zijn inderdaad ladinglijsten van het vliegtuig door de ECD gecontroleerd. Maar niet de ladinglijsten. Dit suggereert alle ladinglijsten. Het onderzoek van de ECD betrof echter slechts een gedeelte van de Amerikaanse ladinglijsten.

15.05.95 Minister Jorritsma spreekt in schriftelijke antwoorden aan Kamer over het werk van de onafhankelijke Raad voor de Luchtvaart.

Onjuist omdat het voornaamste en meest bepalende werk van de RvdL is gedaan door de niet-onafhankelijke ir. H. Wolleswinkel, als hoofd van de Directie Luchtvaartinspectie functionaris van de mede bij de ramp betrokken Rijksluchtvaartdienst. Bij de voortzetting van zijn werk na het van kracht worden van de Luchtvaartongevallenwet is daar op het ministerie behoorlijk discussie over geweest. (Zie verhoor Wolleswinkel door commissie-Hoekstra.) Daarenboven werd een groot deel van het 'veldwerk' tijdens het onderzoek gedaan door de Afdeling vliegzaken van de RLD. (Zie rapport commissie-Hoekstra, blz. 42.) De heer B.A. Groenendijk, opvolger van Wolleswinkel als vooronderzoeker, tegenover de commissie-Hoekstra: 'Onder de huidige wet is Erhart (medewerker van het Bureau Vooronderzoek ongevallen en Incidenten van de Raad voor de Luchtvaart, PH) nog steeds een ambtenaar van de Luchtvaartinspectie.'

15.05.95 Minister Jorritsma zegt in schriftelijke antwoorden aan de Kamer dat de Raad voor de Luchtvaart heeft vastgesteld dat het startgewicht van het vliegtuig ca. 20 ton onder het maximum toelaatbare startgewicht heeft gelegen.

Heeft de RvdL het vliegtuig gewógen? Nee: de RvdL heeft aan de hand van beschikbare documenten vastgesteld dat het toestel een bepaald startgewicht had. Inmiddels weten we dat de documenten betreffende deze vlucht niet allemaal betrouwbaar zijn. Met andere woorden: de RvdL kan slechts aannemen dat het startgewicht onder het maximum toelaatbare heeft gelegen.

15.05.95 Minister Jorritsma zegt in schriftelijke antwoorden aan Kamer dat op het radarscherm alleen die beelden zichtbaar zijn, die horen bij een vliegtuig dat uitgerust is met een zgn. transponder.

Klinkklare nonsens. Zo wordt deze mededeling van de minister omschreven door verkeersleiders. Op de radarband die door de Luchtverkeersbeveiliging (LVB) bewaard is (de beelden daarop zijn een digitaal gestuurde combinatie van de primaire en de secundaire radar), zijn heel duidelijk ook signalen te zien die afkomstig zijn van andere vliegende voorwerpen dan vliegtuigen met transponders. Ik heb dat persoonlijk geconstateerd bij het bekijken van deze bewaarde band.

15.05.95 Minister Jorritsma zegt in schriftelijke antwoorden aan de Kamer: 'De vliegbaan zoals die door het NLR uit de Flight Data Recorder is gereconstrueerd, én de vliegbaan zoals die door de radar van Schiphol is vastgelegd, correleren uitstekend met elkaar.'

Niet waar. Er blijft in de twee genoemde bronnen een duidelijke discrepantie bestaan waar het gaat over het moment dat de piloot na het afbreken van twee motoren een bocht naar rechts heeft ingezet. Er waren derhalve twijfels, ook bij het NLR. W. de Boer, hoofd van de NLR-afdeling die een video-reconstructie van de vlucht heeft gemaakt (aangehaald door Vincent Dekker in zijn boek): 'De RLD heeft ons de gegevens uit de zwarte doos aangeleverd en toen waren ze al voorbewerkt. Verder hadden we de beschikking over de informatie van drie radarstations. Die klopte niet altijd met de zwarte doos en evenmin onderling. Bij het maken van de animatie waren echter mensen van de RLD aanwezig en die hebben bij twijfels telkens gezegd welke bron dan maar als de juiste moest worden beschouwd.' In zijn toelichting op het rapport over het vooronderzoek op 14.10.93 spreekt vooronderzoeker Wolleswinkel zelf over 'het synchronisatieprobleem dat zich voordeed bij de tape van de verkeersleiding en die van de flight data recorder'.

15.05.95 Minister Jorritsma zegt in haar schriftelijke antwoorden aan de kamer dat alle functionarissen, betrokken bij de afhandeling van de El Al Boeing 747 op de grond, door de Luchtvaartpolitie zijn gehoord.

Niet waar. Zo is onder meer de heer C.P. Carrot, als vrachtplanner van de KLM verantwoordelijk voor het opstellen en controleren van de vrachtbrieven van de El Al-Boeing, niet gehoord. Hij had de politiefunctionarissen precies kunnen vertellen waar naar vrachtbrieven moest worden gezocht.

15.05.95 Minister Jorritsma noemt in schriftelijke antwoorden aan de Kamer de gewiste politiebanden voor het onderzoek naar de oorzaak van het ongeval van secundair belang.

Onjuist. Elders in haar antwoorden aan de Kamer zegt de minister, sprekend over het onderzoekswerk van de Raad voor de Luchtvaart, dat zo lang de puzzel nog niet volledig in elkaar is gelegd 'het beeld van de werkelijkheid steeds verandert'. Dit betekent, in de eigen woorden van de minister, dat zo lang het beeld nog niet voor 100 procent duidelijk is, niets van secundair belang is. De minister zegt voorts, dat de meer operationele aspecten van het ongeval in het eerste stadium van het onderzoek bewust zijn blijven liggen. Daarmee suggereert zij, dat de RvdL zich er in dat eerste stadium van bewust is geweest, dat er een volgende stadium zou moeten komen, een stadium waarin die meer operationele aspecten wél onderzocht zouden moeten worden. Het wissen van politietapes maakt deze suggestie ongeloofwaardig.

15.05.95 Minister Jorritsma zegt in schriftelijke antwoorden aan de Kamer dat er geen enkele aanwijzing is dat de bemanning zijn gedrag heeft laten leiden door de aan boord zijnde lading.

Dit is een uitspraak waar grote vraagtekens bij gezet moeten worden. De minister had, om in de buurt van de waarheid te blijven, moeten zeggen: 'Volgens de RvdL zijn die aanwijzingen er niet.' Want volgens vele anderen zijn die aanwijzingen er wel degelijk. De vraag waarom gezagvoerder Fuchs per se naar baan 27 wilde kan de RvdL slechts beantwoorden met een hypothese die veel vraagtekens open laat. Een andere hypothese, waarbij ervan uitgegaan wordt dat de bemanning zich wel door de lading heeft laten leiden, laat géén vraagtekens open. 15.05.95 Minister Jorritsma zegt in haar schriftelijke antwoorden aan de Kamer naar aanleiding van de aanwezigheid van verarmd uranium in het toestel, dat onder meer op grond van het oordeel van een deskundige van het ECN te Petten een risico voor de gezondheid van de omwonenden niet waarschijnlijk wordt geacht.

Inmiddels heeft de betreffende deskundige zijn aanvankelijke oordeel zodanig afgezwakt dat deze verklaring van de minister volkomen in de lucht komt te hangen. Ook Amerikaanse onderzoeken (Batelle) en waarschuwingen (FAA) bewijzen dat de Nederlandse overheid haar inschatting over mogelijk gevaar voor de gezondheid in feite heeft gebaseerd veel te lichte gronden.

15.05.95 Minister Jorritsma heeft het in haar antwoorden aan de Kamer over een spreekverbod dat zou zijn opgelegd.

Misleidend. De minister wekt hiermee de indruk dat er in werkelijkheid geen sprake zou zijn van spreekverboden. Dat is echter wel degelijk zo. Niet alleen brandweer- en politiemensen, maar ook andere officiële hulpverleners en zelfs puintransporteurs voelen zich daar nog steeds door gebonden.

15.05.95 Minister Jorritsma schrijft in haar antwoord aan de Kamer over de 'voorlichting' over de ramp onder meer: 'Voorlichtingsinstanties hebben niet of nauwelijks greep op de media en zeker niet op de wijze waarop de media met de informatie omgaan.'

Een angstaanjagende en ondemocratische uitspraak. Want de minister schrijft deze woorden als excuus: 'Sorry, we hadden de media niet altijd in de hand.' Wat zij daarmee suggereert is dat de voorlichtingsinstanties van Nederlandse overheden eigenlijk 'greep op de media zouden moeten hebben'. Godzijdank is dat nog altijd niet zo.

15.05.95 Minister Jorritsma verklaart in haar antwoorden aan de Kamer over een mogelijke landing op het IJsselmeer: 'Vast staat dat dit tot mislukken gedoemd was.'

Volkomen in strijd met de waarheid. Een Boeing 747 is erop gebouwd een landing op het water, zeker op zo rustig water als dat van het IJsselmeer, te doorstaan - en enige tijd te blijven drijven.

19.01.96 Tijdens een gesprek met een journalist van de Volkskrant zegt de huidige vooronderzoeker van de Raad voor de Luchtvaart, B. Groenendijk, in het bijzijn van twee getuigen (ik meen de heren Erhart en Beumkes van de RvdL, PH) over zijn voorganger, H. Wolleswinkel: 'De grootste fout is dat men hem heeft benoemd tot vooronderzoeker van die ramp. Als gevolg daarvan moest hij een oordeel vellen over het werk van zijn eigen dienst. Dat kon niet goed gaan, en het is ook niet goed gegaan.' Op vragen van de Kamerleden Van Gijzel en Van 't Riet antwoordt minister Jorritsma hierover op 15.03.96:'Deze uitspraak moet geheel voor rekening van de betrokken journalist worden gelaten.' De minister citeert hier een aan haar gerichte brief van de voorzitter van de Raad voor de Luchtvaart, wijlen mr. Bodewes, van 27.02.96.

Dit is een geraffineerde misleiding van de Tweede Kamer. De minister en Bodewes zeggen hier namelijk niet: 'Groenendijk heeft dit niet gezegd', maar zij wekken wel die indruk: 'Het is de journalist die dit zegt, niet Groenendijk.' Terwijl in werkelijkheid de betrokken journalist Groenendijk heeft voorgehouden: 'Beseft u wat u hier zegt?' en Groenendijk daarop (met de mededeling: 'Ja, dat weet ik.') zijn woorden - zoals gezegd in het bijzijn van getuigen - heeft herhaald.

28.02.96 A. van Bokhove, algemeen directeur van de LVB, de Luchtverkeersbeveiliging van Schiphol, maakt een tekst voor de minister van V en W, ter beantwoording van Kamervragen. Hij schrijft over de ten tijde van de Bijlmerramp in gebruik zijnde radar van Schiphol het volgende: 'Ten tijde van de vlucht van El Al 1862 was het hoofdsysteem van het radarstation nabij Leerdam/Herwijnen al enige uren buiten gebruik door een technische storing in een schakelaar. (.) Een en ander betekent dat het radarsysteem dat ter beschikking stond aan de verkeersleider die de El Al 1862 onder verantwoordelijkheid had, op dat moment uitsluitend in staat was vliegtuigen waar te nemen die zijn uitgerust met een "transponder", zoals ook El Al 1862.'

Het is of het één, of het ander. Of dít is onwaar (complete lariekoek, die de minister mag doorvertellen), of de radarband die de Luchtverkeersbeveiliging van Schiphol 'als bewijs' in een kluis heeft gelegd, is fake. Want op die band (ik heb hem gezien, PH) staan niet alleen transponderecho's. Daarop staan ook (digitaal gefilterde) echo's van de primaire radar, die volgens Van Bokhove op het moment van de ramp niet heeft gewerkt. Wie moet de burger in dit geval geloven?

15.03.96 Minister Jorritsma antwoordt schriftelijk op vragen van de Kamerleden Van Gijzel en Van 't Riet. Daarbij is onder meer sprake van het feit dat er verschillen zijn tussen de concept-antwoordtekst die Bijlmerramp-vooronderzoeker H. Wolleswinkel voor de minister heeft opgesteld, en de tekst van de antwoorden, zoals door de minister verwoord. De huidige vooronderzoeker van de RvdL, B. Groenendijk, heeft daarover tegenover een verslaggever van de Volkskrant verklaard: 'Wolleswinkel komt hier zijn antwoorden halen, hij maakt daar een tekst van, maar hij herkent die later niet meer terug omdat, zoals hij mij heeft gezegd, lui van het ministerie, juristen waarschijnlijk, er nog weer mee aan het sleutelen gaan, met als gevolg dat de teksten technisch niet meer kloppen.' In een brief aan de minister van V en W d.d. 27.02.96 ontkent wijlen de voorzitter van de RvdL, mr. G. Bodewes, deze (in het bijzijn van twee getuigen gedane) uitspraak van Groenendijk. De verschillen in de tekst zijn, zo schrijft Bodewes, het gevolg van bewerkingen door diverse RLD instanties.

Onwaar. Groenendijk heeft, Wolleswinkel citerend, tegenover de betrokken journalist wel degelijk gesproken over mensen van het departement, waarschijnlijk juristen (dus geen interne RLD-mensen) die aan de teksten hebben gesleuteld. Tijdens zijn verhoor door de commissie-Hoekstra heeft Groenendijk dit eveneens zo beschreven, in vrijwel dezelfde bewoordingen. 05.06.96 Minister Borst van Volksgezondheid verklaart tegenover pers dat volgens het hoofd van de Inspectie Volksgezondheid 'maar één geval bekend is van gezondheidsklachten die mogelijk met de ramp in verband kunnen worden gebracht'. Niet te geloven - en ook niet waar. De inspectie kent - dat staat vast - het dikke dossier met gezondheidsklachten van 'Het Klankbord'. De inspectie zou ook moeten kennen: het dossier van huisarts Makdoembaks en dat van Kamerlid Varma. 29.06.96 Mr. Bodewes, voorzitter van de RvdL, antwoordt in een interview met het Duitse tv-programma Europa Magazine op de vraag of het verarmd uranium in het vliegtuig verbrand of verdampt kan zijn: 'Nee, zelfs in zo'n hete kerosinebrand kan uranium niet verdampen.

Absoluut onmogelijk.'

Absoluut onwaar. De 'bielzenproef' van Batelle heeft onweerlegbaar aangetoond dat verarmd uranium al bij 600 graden Celsius kan verbranden. Heeft de voorzitter van de RvdL nooit van die proef gehoord? Waar baseert hij zijn stelligheid op?

26.07.96 TNO geeft een verklaring voor de op een foto duidelijk zichtbare scheefstand van een van de motoren van de ramp-Boeing: het is een optische illusie.

Niet alleen een bijzonder onwetenschappelijke conclusie, maar bovendien een die door oud TNO-deskundige P. Latour weersproken en weerlegt wordt.

28.09.96 El Al-woordvoerder Patter zegt in een tv-interview met de WDR: 'De bemanning kon niet zien dat de motoren waren afgebroken.'

Niet waar. Ook vooronderzoeker Wolleswinkel heeft deze bewering inmiddels moeten corrigeren. Zeker de buitenste motor is volledig te zien vanuit de cockpit.

28.05.98 Het dagblad Trouw heeft de Raad voor de Luchtvaart gevraagd waarom op de avond van de ramp een waarschuwing van de FAA (de Amerikaanse RLD) over het gevaar van verarmd uranium niet is doorgegeven aan de hulpverleners in de Bijlmer. Mr. Bodewes antwoordt Trouw schriftelijk, daarbij doorgevend wat vooronderzoeker Wolleswinkel hem heeft meegedeeld: 'Het staat vast dat het advies van de FAA op 4 oktober 1992 niet bekend was.'

Onwaarheid. Op 11 september 1998 ontvangt Trouw - na maanden lang van het kastje naar de muur te zijn gestuurd - een rectificerende fax van de RLD: 'Het advies was sinds begin 1985 bij LI bekend.' LI is de Luchtvaartinspectie, de RLD-dienst waarvan vooronderzoeker Wolleswinkel het hoofd is.

23.02.98 Minister Borst noemt in een brief aan de Tweede Kamer een onderzoek, dat op verzoek van minister Jorritsma wordt ingesteld naar de gang van zaken rond de vrachtbrieven, 'een onderzoek met betrekking tot de lading'; daarmee de indruk wekkend dat dit onderzoek uitsluitsel zou kunnen geven over die lading.

Onjuist. Het betreft geen onderzoek naar de lading. De zogeheten commissie-Hoekstra zal slechts onderzoeken hoe 'het verzamelen van, en de informatie-uitwisseling over, de vrachtdocumenten van het verongelukte El Al-vliegtuig is verlopen en welke partijen hierbij betrokken zijn geweest'. 31.03.98 In een commissievergadering van de gemeenteraad van Amsterdam verklaart brandweercommandant Ernst dat de brandweergroep waartoe vrijwillig brandweerman Carel Boer behoorde slechts zijdelings en voor korte tijd bij het bergingswerk in de Bijlmermeer betrokken is geweest.

Volstrekt onwaar. Het zijn juist twee vrijwillige brandweergroepen (een uit de Haarlemmermeer, waartoe Boer behoorde, en een uit Het Gooi) geweest die vijf dagen lang (samen met het RIT) het voornaamste bergingswerk hebben gedaan.

02.04.98 Minister Jorritsma wekt in de Tweede Kamer de indruk dat door het werk van de commissie-Hoekstra meer helderheid zal ontstaan over de lading.

Onjuist en misleidend. De commissie-Hoekstra zal slechts onderzoeken hoe 'het verzamelen van, en de informatie-uitwisseling over, de vrachtdocumenten van het verongelukte El Al-vliegtuig is verlopen en welke partijen hierbij betrokken zijn geweest'.

02.04.98 Minister Jorritsma zegt in Tweede Kamer dat de mening van alle experts is, dat het verarmd uranium in het vliegtuig niet verbrand kan zijn.

Niet waar. Want volgens 's werelds beste expert op dit gebied, het Amerikaanse onderzoeksbureau Batelle, kan het uranium wel degelijk verbrand zijn. Vergeet de minister deze expert hier met opzet?

08.04.98 De woordvoerder van de LVB, de Luchtverkeersbeveiliging op Schiphol zegt tegen het Algemeen Dagblad dat de LVB geen gegevens heeft over helikoptervluchten op de avond van de ramp.

Onwaar. Al een dag later moet de LVB deze mededeling rectificeren. 09.04.98 De woordvoerder van de LVB zegt tegen het Algemeen Dagblad dat op de avond van de ramp twee politiehelikopters zijn opgestegen en geland op Schiphol

Ook dit is een onwaarheid. Informatie bij de dienst van Schiphol die de havengelden int, leert het Algemeen Dagblad dat op de avond van de ramp sprake is geweest van zeker acht starts en landingen van helikopters.

14.04.98 De Amsterdamse hoofdofficier van justitie Vrakking laat aan persvertegenwoordigers weten dat de 'mannen in de witte pakken' medische hulpverleners waren.

Onjuist en voorbarig. Vrakking baseert zijn uitspraak op een mini-onderzoek van de recherche, waarbij de eerste de beste mogelijkheid om uitspraken van getuigen over 'mannen in witte pakken' te verklaren (tv-beelden waarop hulpverleners in het wit te zien zijn) wordt aangegrepen.

14.04.98 De Amsterdamse hoofdofficier van justitie Vrakking zegt over de mogelijke 'mannen in witte pakken' tegen Het Parool: 'Er is niets gebleken van Israëli's die iets hebben weggehaald.'

Een halve waarheid. Rijksrechercheurs hebben Vrakking intussen namelijk al gemeld dat er Israëlische veiligheidsagenten op de rampplek zijn geweest. Dit was tot dan toe altijd verzwegen. Met zijn toevoeging 'die iets hebben weggehaald' geeft de Amsterdamse hoofdofficier een schoolvoorbeeld van de manier waarop de waarheid verbloemd kan worden. 14.04.98 De Amsterdamse persofficier van justitie Steenbrink zegt tegen het Algemeen Dagblad dat uit het onderzoek van de rijksrecherche niet blijkt dat er Israëli's ter plekke zijn geweest.

Een onwaarheid als een koe. Want dat bleek nou juist wél uit het onderzoek van de rijksrecherche. (Heeft ook Steenbrink zich door Vrakking op het verkeerde been laten zetten?) 21.04.98 Brandweerman Carel Boer verklaart tegenover rijksrecherche dat een persoon, die later blijkt te zijn de dienstdoend leider van het RIT-team, op de ochtend van 5 oktober 1992 hem en zijn brandweermensen heeft weggestuurd van de rampplek en een groep in opvallende beschermende pakken gestoken mensen naderbij heeft gewenkt, waarbij de woorden 'Yes, yes' zijn gebezigd.

28.05.98 De betrokken RIT-functionaris verklaart tegenover de rijksrecherche: 'Mannen in bijzondere beschermende kleding of maanmanachtige kleding heb ik daar niet gezien.'

Wie liegt hier?

07.05.98 Simon Beekhuys, lid van de Luchthavenbrandweer van Schiphol, verklaart tegenover de Rijksrecherche Amsterdam: 'U vraagt of ik aan de journalist Heijboer heb verteld dat ik een spreekverbod zou hebben gekregen. Dat is niet het geval. Ik heb geen spreekverbod van de brandweer gehad en heb dat ook niet tegen Heijboer gezegd.'

Heijboer heeft Beekhuys indertijd (in 1997) nadrukkelijk naar diens vrijheid van spreken gevraagd en zijn antwoord exact genoteerd. Notitie Heijboer: 'Beekhuys voelt zich gebonden aan een geheimhoudingsplicht. "Indertijd is ons nadrukkelijk gezegd dat wij over de gebeurtenissen rond de Bijlmerramp niet met derden mochten spreken," aldus Beekhuys. Op mijn vraag: "En geldt dat nog steeds?", was zijn antwoord letterlijk: "Dat geldt nog steeds." Tegen wie liegt Beekhuys? 11.05.98 B.A. Groenendijk, vooronderzoeker van de Raad voor de Luchtvaart verklaart tegenover de commissie-Hoekstra opnieuw, dat hij nooit heeft gezegd dat de heer Wolleswinkel volgens hem niet als vooronderzoeker had mogen worden benoemd.

De dringende, doch onjuiste en laakbare, suggestie die hiervan uitgaat, is dat 'de Volkskrant' liegt als Groenendijk in die krant geciteerd wordt als hebbende gezegd: 'De grootste fout is dat men hem heeft benoemd tot vooronderzoeker van die ramp. Als gevolg daarvan moest hij een oordeel vellen over het werk van zijn eigen dienst. Dat kon niet goed gaan, en het is ook niet goed gegaan.' (Uitspraak gedaan - en ook nog eens herhaald - in het bijzijn van de getuigen Erhart en Beumkes van het BVOI)

15.05.98 De Rijksrecherche Amsterdam brengt aan het ministerie van Justitie verslag uit over het onderzoek naar de 'mannen in witte pakken' rond de Bijlmerramp. De Rijksrecherche laat in dat verslag weten dat men ook bij de Israëli's navraag heeft gedaan. Aan El Al Airlines is met zoveel woorden de vraag gesteld: 'Zijn er medewerkers van El Al ter plaatse van de ramp geweest?' En of die wellicht speciale kleding gedragen hebben. En of ze voorwerpen hebben meegenomen. El Al kan daarop in alle eerlijkheid laten weten: 'Nee, alleen onze general manager en (later) de officiële Israëlische onderzoekscommissie zijn daar geweest.'

Misleiding. Want de suggestie die hier wordt gewekt is: 'Al dat gepraat over geheimzinnige Israëli's op de rampplek is onzin.' De manier waarop dat gebeurt deugt echter niet. Want wat is er aan de hand? De medewerkers van de Rijksrecherche hebben (gevreesd moet worden: met opzet) hun vragen aan de verkeerde Israëlische instantie gesteld. De geheimzinnige Israëli's op de rampplek waren immers geen El Al-mensen. Het waren onder meer leden van de Israëlische veiligheidsdienst (Security) op Schiphol en leden van speciale bergingsploegen. Over de security-mensen zeggen medewerkers van El Al nadrukkelijk: 'Die horen niet bij ons. Dat is ander volk.'

De vragen van de Rijksrecherche aan El Al hadden derhalve geen enkele zin. Ze hadden gesteld moeten worden de Israëlische security-dienst op Schiphol, of aan iemand die anderszins aangesproken kan worden op de activiteiten van de security-mensen en de andere speciale bergers. Maar dat heeft de Rijksrecherche Amsterdam niet gedaan. Derhalve zijn de 'Israëlische antwoorden' in het verslag van de Rijksrecherche van nul en gener waarde.

18.05.98 J. Houtman, brigadier Luchtvaartpolitie, verklaart tegenover de commissie-Hoekstra over de videobanden, die het Korps Landelijke Politie Diensten van het bergingswerk heeft gemaakt, het volgende: 'Na een maand hebben wij de banden opgevraagd om ze wellicht als lesmateriaal te kunnen gebruiken. Tot onze schrik waren de banden alweer in gebruik genomen.'

Onjuiste mededeling. Persvoorlichter A. Folgerts van KLPD in brief aan P. Heijboer, d.d.18 februari 1997: 'De banden zijn een keer bekeken door Oscar van der Kroon, NOVA, ten behoeve van de documentaire over het RIT "Iemand moet het toch doen." (1993) Banden zijn daarna geretourneerd aan KLPD. (.) Op grond van geldende procedures worden banden regelmatig vernietigd. Waarschijnlijk is dat met de Bijlmerbanden medio 1994 gebeurd. Waarom in de shredder? (.) Binnen de dienst die de uitvoering van een en ander heeft verzorgd, is de standaardprocedure dat videobanden nooit worden overgespeeld of gewist. (.) Met wie (dienst, liever persoon) in Amsterdam is overleg gevoerd over het vernietigen van de banden? Antwoord: met niemand extern.'

Medewerker RIT over hetzelfde onderwerp, tegenover de rijksrecherche Amsterdam, op 25 mei 1998 (Proces-verbaal, blz. 196): 'De beelden (.) zijn op 42 videobanden opgenomen. Deze beelden zijn lange tijd bewaard gebleven bij de Rijkspolitie (later KLPD) in Driebergen. Na een aantal jaren zijn die banden vernietigd omdat ze in de weg stonden en er niets meer mee gebeurde.'

25.05.98 De heer Wolleswinkel verklaart tegenover de commissie-Hoekstra: 'De rijksrecherche heeft de verhalen over mannen in witte pakken onderzocht. Als een vliegtuig neerstort en er ontstaat een waar inferno, dan is het ondenkbaar dat een paar uur later speciaal daartoe uitgeruste mensen in witte pakken allerlei spullen gaan weghalen. Dat is uitgesloten.'

Nonsens, die de commissie zonder commentaar opschrijft. Wolleswinkel etaleert de zekerheid van iemand die niet ter plaatse is geweest. Was hij dat wel geweest, dan had hij geweten dat grote delen van de lading buiten het 'inferno' lagen en door iedereen konden worden opgeraapt.

30.05.98 De Rijksrecherche Amsterdam suggereert tegenover het Algemeen Dagblad dat vanwege het feit dat de ramp in de Bijlmer 5,5 is, 'de kans aanzienlijk is dat getuigen door elkaar of door alle verhalen in de media zijn beïnvloed.'

Beide suggesties zijn bewijsbaar onjuist.

  1. De meeste getuigenverklaringen zijn onmiddellijk na de ramp al afgegeven en voor een groot deel schriftelijk vastgelegd - ze luiden na 5½ jaar nog precies zoals ze toen luidden.
  2. De getuigen zijn niet door de media beïnvloed. Het omgekeerde is het geval geweest: de media zijn ingelicht door de betrokken getuigen en hebben die getuigenissen vervolgens gepubliceerd.

22.06.98 D. Nix, ex-adjudant Dienst Luchtvaart Rijkspolitie, verklaart dat hij rond 19.45 uur op de avond van de 4e oktober 1992 naar het operations-kantoor van El Al is gegaan, en dat hij daar tot rond 23.45 uur gebleven is. (Zie commissie-Hoekstra: verhoor D. Nix.)

08.06.98 J. Plettenberg, indertijd medewerker van El Al, verklaart dat de heer Nix het operations-kantoor van El Al rond 20.10 verlaten heeft en daar niet is teruggekeerd. In een gesprek met de verslaggevers J. Oranje en R. de Lange heeft Nix dit eerder (op 02.05.96) ook zo verteld. (Zie commissie-Hoekstra: verhoor D. Nix en J. Plettenberg.)

Tegenspraak. Een van de twee verkondigt tegenover de commissie-Hoekstra een onwaarheid.

23.06.98 Minister Sorgdrager van Justitie schrijft in brief aan de Tweede Kamer over het onderzoek van de rijksrecherche Amsterdam naar 'de mannen in de witte pakken': 'Er is één getuige die heeft verklaard dat zich direct na het voltrekken van de ramp, twee personen, van wie hij de indruk had dat het Israëliërs waren, beschermende pakken droegen.'

Een leugenachtige halve waarheid. Want in werkelijkheid hebben vijf andere getuigen tegenover de rijksrecherche hetzelfde verklaard. Zij hebben er alleen niet bijgezegd 'dat zij de indruk hadden dat het Israëliërs waren'.

23.06.98 Minister Sorgdrager schrijft in dezelfde brief: 'Er zijn verder geen aanwijzingen gevonden dat zich Israëli in witte pakken of beschermende kleding op het rampterrein hebben bevonden.'

Eveneens: een leugenachtige halve waarheid. Het subtiel toevoegen van de aanduiding 'Israëli' in deze zin maakt de bewering net niet tot een regelrechte leugen. Want de rijksrecherche heeft een groot aantal getuigenverklaringen opgenomen over 'mannen in witte pakken of beschermende kleding', zonder de nadere aanduiding 'Israëli'.

23.06.98 Minister Sorgdrager schrijft in dezelfde brief: 'Er is één getuige die een beschrijving produceert over duidelijk afwijkende kledij.'

Deze keer is er niet slechts sprake van een halve waarheid; hier gaat het om een regelrechte onwaarheid. Hier wordt gesproken over brandweerman Carel Boer, aan wie de rijksrecherche als enige heeft gevraagd om met hulp van een 'computertekenaar' een schets te maken van het pak dat hij onbekende mannen heeft zien dragen. Hij heeft inderdaad als enige op deze wijze 'een beschrijving geproduceerd'. Maar hij heeft niet als enige deze beschrijving gegeven. Dat hebben vele andere getuigen eveneens gedaan.

23.06.98 Minister Sorgdrager schrijft in dezelfde brief over de getuigenis van Boer: 'Zijn verklaring wordt evenwel niet gestaafd door andere getuigen die toen ook ter plaatse waren.'

Een onware mededeling. De omwonenden Domacassé en Kassenaar (en mogelijk ook een andere brandweerman) beschrijven dezelfde 'mannen in witte pakken' - op hetzelfde tijdstip en op dezelfde plaats als Carel Boer ze zegt te hebben gezien.

23.06.98 Minister Jorritsma van Verkeer en Waterstaat schrijft de Tweede Kamer een brief over het vernietigen van videobanden over de Bijlmerramp door het KLPD, het Korps Landelijke Politie Diensten, te Driebergen. De banden zijn, aldus de minister, 'in overleg met de politie Amsterdam ongeveer zes maanden na het ongeval door de KLPD vernietigd.'

Ofwel de minister spreekt onwaarheid, ofwel het KLPD. Op de schriftelijke vraag aan het KLPD: 'Met wie (dienst, liever persoon) in Amsterdam heeft u overleg gepleegd over het vernietigen van de banden?', antwoordt A. Folgerts, persvoorlichter van het KLPD, op 18 februari 1997 aan P. Heijboer, eveneens schriftelijk: 'Met niemand extern.' Mondelinge toelichting van Folgerts: 'Daarmee bedoel ik: met niemand buiten ons eigen korps, het KLPD in Driebergen. Amsterdam is een ander korps.' Met de politie Amsterdam is dus volgens Folgerts, anders dan de minister de Tweede Kamer schrijft, geen overleg gepleegd.

(Zie ook 18.05.98)

24.06.98 De Commissie Informatiestroom Luchtvrachtdocumentatie (de commissie-Hoekstra) heeft de BVD (Binnenlandse Veiligheidsdienst) gevraagd na te gaan 'wat er waar is van de geruchten dat Israël via Schiphol geheime wapentransporten laat plaatsvinden.' Antwoord (officieel en schriftelijk) van de BVD: '. geheime afspraken of verdragen aangaande militaire transporten door Israël via Schiphol zijn onbekend.'

En: 'Het hoofd van de Mossad heeft bij herhaling bericht dat er geen heimelijke wapentransporten via Schiphol hebben plaatsgevonden of plaatsvinden.' Een normaal mens leest hier: 'De BVD laat weten dat van dergelijke vluchten geen sprake is.'

Weet de BVD niet wat vliegtuigspotters en NRC Handelsblad wel weten? De krant meldt op 5 december '98 dat Israël tot eind 1996 vele tientallen geheime militaire vluchten (waaronder wapentransporten) heeft uitgevoerd via Schiphol. De RLD bevestigt dit. De vluchten werden geheim gehouden. De RLD wist ervan, maar andere Nederlandse instanties, zoals de douane, de ECD, de Rijksverkeersinspectie en de Koninklijke Marechaussee, werden er niet over ingelicht.

15.07.98 Rapport commissie-Hoekstra, blz. 71: 'Het Israëlische Ministerie van Defensie heeft El Al wel ingelicht over het feit dat explosieven door middel van militaire vliegtuigen dan wel over water worden vervoerd vanuit de VS.'

Als dit zo is, dan moet - anders dan het Israëlische ministerie hier suggereert - het vrachttoestel dat in de Bijlmer neerstortte een 'militair vliegtuig' zijn geweest. Zoals trouwens door een buitenlander in wit pak met zo veel woorden werd gezegd tegen getuige Xxxxxx. (Zie PV Xxxxxx Rijksrecherche Amsterdam.) Dat het toestel explosieven aan boord had kan ook worden afgeleid uit de verklaringen van: De heer Erhart van het BVOI tegen P. Heijboer:

  • 'Er was bij de ramp niet alleen sprake van een vliegtuigcrash; er was op zijn minst ook één zware explosie. Dat blijkt uit de wijze waarop bepaalde teruggevonden metalen vliegtuigdelen verwrongen zijn';
  • De brandweermannen Woestenburg en Vervoort: Zij hebben tegenover de rijksrecherche Amsterdam verklaard dat zij dozen met patronen hebben gevonden.
  • Getuige Xxxxxx: Hij spreekt in zijn door P. Heijboer genoteerde getuigenverklaring over een aantal explosies en steekvlammen, een halve tot een hele minuut na de inslag. Van een daarvan wist hij als oud-militair: 'Dat is munitie'.
  • Een lid van de brandweer van Schiphol, tegenover de rijksrecherche: Hij hoort dat het vliegtuig is neergestort. Hij kijkt vervolgens in de richting van de Bijlmer, en ziet dan - vanuit de omgeving van Schiphol - een grote steekvlam.
  • Diverse omwonenden: Zij allen berichten over explosies en steekvlammen, ongeveer een minuut na de inslag.

September 98 Het ECN concludeert na een hernieuwd onderzoek naar de mogelijkheid, dat bij de Bijlmerramp verarmd uranium kan zijn verbrand, dat dit - anders dan het ECN lange tijd beweerde - inderdaad het geval kan zijn geweest, maar dat het ECN desondanks 'de indruk heeft dat er tijdens de brand weinig tot geen uraniumoxide in de atmosfeer is vrijgekomen.' Dit is een wetenschappelijk zeer aanvechtbare, en om andere redenen zelfs onbetrouwbare, uitspraak, gegeven dat:

  • het ECN zelf toegeeft 'de feitelijke omstandigheden' tijdens de vliegtuigbrand niet te kennen, en 'dat het niet mogelijk is vast te stellen of, en zo ja hoeveel oxide is verstoven';
  • bij eerdere uitspraken van het ECN abusievelijk is uitgegaan van een aantal gegevens ('verarmd uranium verbrandt pas bij temperaturen boven de 1000 graden Celsius', 'er was alleen een kerosinebrand', 'er is niet met water geblust', 'de hitte heeft alle mogelijke deeltjes ver omhoog gestuwd') die inmiddels allemaal bewijsbaar onjuist zijn gebleken;
  • in de afweging van het ECN niet is meegenomen dat inmiddels zowel in de Bijlmermeer als in Hangar 8 van Schiphol de aanwezigheid (in stofvorm) is vastgesteld van verarmd uranium, dat daar op natuurlijke wijze nooit kan komen - hetgeen verstuiving van het verarmd uranium bewijst;
  • de directie van het ECN de conclusies van haar eigen wetenschappers en van andere deelnemers aan het onderzoek te elfder uren eigenhandig heeft 'bijgesteld'.

oktober 98 Het RIVM concludeert na een studie, dat zware metalen en andere giftige stoffen die bij de Bijlmerramp zijn vrijgekomen volgens de geldende risicoberekeningen 'kunnen leiden tot 1 à 2 extra gevallen van kanker per 10.000 blootgestelden'. Een risico van niets derhalve.

Dit is een veel te vermetele conclusie, gebaseerd op een veelheid aan berekeningen enerzijds, en een schrijnend (en toegegeven) tekort aan feitelijke gegevens anderzijds.

Het RIVM trekt deze conclusie ondanks het feit dat:

  • het RIVM aangeeft niet te weten wat de exacte lading van het vliegtuig was;
  • derhalve alleen stoffen onderzocht zijn waarvan bekend is dat ze in het vliegtuig zaten;
  • het RIVM naar eigen zeggen 'niet beschikt over informatie omtrent de werkelijke concentraties van gevaarlijke stoffen' vlak na de ramp;
  • dat 'de validatie van de uitgangsgegevens (betreffende de lading, PH) noodgedwongen beperkt is gebleven';
  • het RIVM er zelf bij voorbaat van is uitgegaan, dat 'slechts een inschatting gemaakt kan worden van mogelijke gezondheidsschade en dat een reconstructieonderzoek naar die schade een speculatief karakter zal blijven houden';
  • dat het 'niet mogelijk wordt geacht nog een enigszins betrouwbare schatting te maken over de hoeveelheid en het verspreidingsgebied van verbrande materialen na de brand en bij het verwijderen en de opslag ervan';
  • dat het RIVM niet de werkelijkheid heeft beschreven, maar slechts de uitkomsten van modellen;
  • er bijna geen bladzijde voorkomt in de lange inleiding van het onderzoeksrapport waarin niet gerefereerd wordt aan het gegeven dat bepaalde gebeurtenissen worden 'aangenomen', zaken worden 'geschat' en uitgegaan wordt van een 'veronderstelde situatie';
  • het RIVM zelf stelt dat de resultaten van het onderzoek met enige voorzichtigheid beschouwd moeten worden.

(Niet - of slechts summier - in deze ook voor de rest verre van volledige lijst opgenomen: het langdurig gesteggel over het onderwerp 'vrachtbrieven'. Ik ben daar niet zo goed in thuis. Anderen wel.)

21 december 1998. De KLM laat weten dat TNO een onderzoek heeft verricht naar mogelijke gevaarlijke stoffen in Hangar 8 op Schiphol, waar lange tijd wrakdelen van de ramp-Boeing zijn opgeslagen. Tientallen mensen, die in deze hangar gewerkt hebben, lijden aan min of meer gelijke ziekteverschijnselen. TNO heeft in de hangar onder meer verarmd uranium aangetroffen. In stofvorm. 'De concentratie is echter dusdanig laag dat naar het oordeel van TNO geen gezondheidsrisico aanwezig is,' aldus de KLM. Medewerkerkers van het bedrijf hebben hun gezondheidsklachten in verband gebracht met hun werk in de hangar. 'TNO heeft dit verband in haar onderzoek niet kunnen bevestigen,' laat de KLM in een persbericht weten. En: 'TNO heeft wel een aantal stoffen aangetroffen die niet direct identificeerbaar zijn.'

Hier wordt veel meer gesuggereerd dan er werkelijk staat. Van de andere kant staat er méér dan wordt gesuggereerd. Er staat bijvoorbeeld, dat ook TNO nu heeft vastgesteld dat zich resten verarmd uranium in stofvorm hebben bevonden in de betreffende hangar. Dit kan enkel en alleen betekenen (de wetenschappers van TNO zullen het niet ontkennen), dat een deel van het verarmd uranium, dat zich als contragewicht in het rampvliegtuig bevond, door verbranding is verpulverd.

Hier wordt derhalve voor het eerst openlijk van officiële zijde toegegeven dat tal van Nederlandse deskundigen, autoriteiten en instanties het publiek jaren lang onjuist hebben ingelicht (men zou ook kunnen zeggen: 'hebben belazerd') waar het ging om het ontstaan van een mogelijkerwijs gevaarlijke situatie, namelijk het verbranden en/of vrijkomen-in-stofvorm van verarmd uranium bij de Bijlmerramp. De namen van enkele van deze personen en instanties dienen genoemd te worden. Het zijn:

  • Deskundige Keverling Buisman van het ECN, in een rapport op 13.10.93: 'Het is niet te verwachten dat er deeltjes of damp zal worden gevormd.'
  • De Raad voor de Luchtvaart in het officiële eindrapport over de ramp, op 24.02.94: 'Er is geen sprake van desintegratie tot stof of verdamping'.
  • Wijlen mr. Bodewes, voorzitter van de Raad voor de Luchtvaart, tegen de Duitse tv, op 29.06.96: 'Nee, zelfs in zo'n hete kerosinebrand kan uranium niet verdampen. Absoluut onmogelijk.'
  • Minister Jorritsma, in de Tweede Kamer op 02.04.98: 'De mening van alle experts is, dat het verarmd uranium in het vliegtuig niet verbrand kan zijn.' In het persbericht van de KLM wordt overigens met geen woord naar deze uitspraken verwezen.

Dan: wat er niet staat. Er staat bijvoorbeeld niet, dat zich 'geen gevaarlijke of ziekmakende stoffen in de hangar bevonden', zoals het Algemeen Nederlands Persbureau en Het Parool, zich baserend op de tekst van het persbericht, aan hun abonnees lieten weten. Dat staat er zelfs om twee redenen niet. Ten eerste wordt in het persbericht - niet zomaar - gesproken over de tegenwoordige tijd: er is geen gevaar. Of er, toen de hangar vol lag met wrakdelen van de Boeing, mogelijk wél (lange tijd) gevaar is geweest, laat TNO in het midden. Want ook de mensen van TNO weten dat de betreffende hangar inmiddels meer dan eens is schoongemaakt. Wat nu nog aan verarmd uranium wordt aangetroffen in het gebouw, is derhalve slechts een restant.

Ten tweede zegt TNO niet méér, dan dat TNO een verband tussen de wrakdelen in de hangar en de ziekten van de mensen die er werkten niet kan bevestigen. TNO zegt niet, dat dit verband niet bestaat. Het is, in de vele officiële verklaringen over de Bijlmerramp, een bekend stramien: er wordt niet gelogen, maar er worden (onjuiste) suggesties gewekt, waarmee de argeloze lezer op het verkeerde been wordt gezet.

Maar dat is, wat deze TNO/KLM-verklaring betreft, niet het enige dat correctie behoeft. De mededeling van TNO, dat 'de concentratie verarmd uranium dusdanig laag is dat geen gezondheidsrisico aanwezig is,' is weliswaar geheel in overeenstemming met wat andere Nederlandse instituten (ECN, RIVM) over dat risico beweren, maar tegelijkertijd volkomen in strijd met wat niet-Nederlandse instituten en deskundigen (zoals de Amerikaanse fabrikant van het betreffende verarmd uranium, de Amerikaanse 'Rijksluchtvaartdienst', de NATO, het Amerikaanse gespecialiseerde onderzoeksbureau 'Batelle' en de Amerikaanse militaire specialist Leonard Dietz) over datzelfde gevaar zeggen. Zij allen wijzen erop, gaan ervan uit (en bewijzen in een aantal gevallen), dat zelfs een minimale hoeveelheid verarmd uraniumstof miljarden partikels bevat, die - ingeademd - stuk voor stuk een desastreus effect kunnen hebben op het menselijk organisme.

De in het KLM-persbericht vervatte bewering van TNO is derhalve niet alleen wetenschappelijk onjuist, maar vanwege haar 'gaat u rustig slapen'-aspect maatschappelijk verwerpelijk, en - het zal onderzocht moeten worden - mogelijkerwijs zelfs aanvechtbaar in de zin van 'crimineel'. Aan de betrokken zieke personeelsleden is door TNO/KLM meegedeeld: 'Ook in de vrije natuur komt uranium voor. Daarmee kom je constant in aanraking, zonder dat je lichaam er problemen mee heeft. De tijd die je in de hangar hebt doorgebracht is in vergelijking daarmee te kort om van het verarmd uranium in die hangar wél problemen te krijgen.'

Deze 'geruststelling' grenst écht aan het criminele. Er worden appels met peren vergeleken: uranium zoals het in de natuur voorkomt is absoluut niet gevaarlijk, verarmd uranium in stofvorm is dat wel. Het is hetzelfde als wanneer tegen de betrokken mensen gezegd zou zijn: 'Je bevindt je een hele winter in een ruimte waar een gloeiende kachel staat. Je lichaam heeft daarmee geen enkele probleem. De tijd dat je per ongeluk je hand op die gloeiende kachel legt is in vergelijking te kort om wél een probleem te krijgen.'

Het persbericht meldt ook nog, dat TNO in de hangar een aantal stoffen heeft aangetroffen, die het instituut (nog) niet heeft kunnen identificeren. Dit riekt sterk naar 'afleiding'. In de zin van: 'Van het verarmd uranium kunnen de mensen niet ziek zijn geworden, maar misschien wel van iets anders.' Kan zo'n afleiding een reden hebben? Jazeker. 'Niet geïdentificeerde stoffen' hebben namelijk geen zware militaire en politieke lading, verarmd uranium heeft dat wel.

In dit verband zijn twee kort na elkaar verschenen persberichten van belang. Het eerste stond in de Volkskrant van 22.12.1998. Het maakte melding van een ongewoon groot aantal misvormingen bij nieuw geboren baby's in Zuid-Irak. Voornaamste 'verdachte': het door de Amerikanen gebruikte verarmd uranium in afgeschoten munitie. Het tweede bericht stond een dag later in De Telegraaf: 'Ziekmaker na Bijlmerramp zelfde als bij Golfoorlog.' In het bloed van een van de mensen die ziek zijn geworden na te hebben gewerkt van Hangar 8 is dezelfde substantie (mycoplasma) aangetroffen als in het bloed van Amerikaanse veteranen die lijden aan het zogenoemde Golfsyndroom.

Het is een constatering die vergaande consequenties kan hebben. Het is bovendien een aspect van de Bijlmerramp, waar de parlementaire enquêtecommissie die de omstandigheden rond die ramp onderzoekt niet aan voorbij zal mogen gaan. Want zowel tijdens de Golfoorlog als tijdens de Bijlmerramp is er wellicht sprake geweest van een 'onbekende cocktail van giftige stoffen', maar is er zeker sprake geweest van het vrijkomen van gevaarlijke deeltjes verarmd uranium.

23.01.99 - De Volkskrant publiceert een citaat uit een officieel rapport van Avner Yarkoni, leider van de Israëlische onderzoekscommissie naar de Bijlmerramp. Yarkoni schrijft in dat rapport: '0ok werd na grondig onderzoek vastgesteld dat op 4 en 5 oktober 1992 geen Israëlische vei1igheidsmensen op de plek van de ramp aanwezig waren. Onwaar. Enkelen van hen hebben zich zelfs gemeld bij de commandowagen van de Amsterdamse politie. Anderen zijn door een groot aantal getuigen gezien. Zo vertelde een vrouwelijke hoofdagent van politie de Rijksrecherche, dat zij vrij snel na de crash op de rampplek mannen in nette pakken, die zij meende te herkennen als leden van de Israëlische veiligheidsdienst. Ze had ze eerder gezien tijdens schietoefeningen. (Dossier Rijksrecherche Amsterdam in zaak 981099-015 A, blz. 154.)

Een hoofdinspecteur in de commandowagen vertelde de Rijksrecherche dat zich rond acht uur op de avond van de ramp een man bij de rechtervoordeur van de wagen meldde: "Hij toonde mij een soort legitimatiebewijs, dat ik echter niet kon lezen omdat de ruiten van het voertuig behoorlijk beslagen waren. Ik heb toen de deur wederom geopend, waarop de mij onbekende man zich kenbaar maakte als iemand van de Israelian Security Service". "Hij toonde mij een legitimatiebewijs waarop in ieder geval het woord 'security' voorkwam." (Dossier Rijksrecherche Amsterdam in zaak 981099-015, blz. 18) In een brief d.d. 8 april 1996 aan het college van procureurs-generaal schrijft de Amsterdamse hoofdofficier J.M. Vrakking onder meer: 'Daarnaast blijkt dat er een groep Israëlische mensen is geweest op de plaats van de ramp.'


    Pierre Heijboer, Amsterdam, 26.1.1999