Dat stelt de Bank voor Internationale Betalingen (BIB) in haar gisteren gepresenteerde jaarverslag. De in Bazel gevestigde BIB staat bekend als de "centrale bank voor de centrale banken" en wordt als zeer gezaghebbend gezien.
Overheden en centrale banken hebben sinds september 2008, toen zakenbank Lehman Brothers in de VS failliet ging, voor honderden miljarden steun gegeven aan de financiële sector. In totaal bedraagt de steun 5 procent van de wereldeconomie.
Het opruimen van de giftige beleggingen is daarbij echter grotendeels achterwege gebleven, deels omdat dat te ingewikkeld werd gevonden en deels omdat de risico's ervan als te onoverzichtelijk werden beschouwd. Eerder wees ook de club van rijke industrielanden, de OESO, al op dit risico.
De BIB stelt nu dat overheden niet alleen de crisis moeten bestrijden met maatregelen voor de korte termijn, maar dat ze juist moeten kijken hoe het financiële stelsel weerbaarder en duurzamer uit de crisis kan komen. Maatregelen voor de korte termijn kunnen dat langetermijndoel in de weg staan. "Beleid moet aanpassingen in de sector helpen, niet hinderen", aldus het rapport. De BIB vreest dat als de kern van de crisis niet goed bestreden wordt, de komende jaren een opeenvolging zullen zijn van korte, hevige oplevingen en recessies. Overheden blijven dan zitten met enorme schulden terwijl de kans bestaat dat stabiele economische groei uitblijft.
Daarom moeten overheden zo gauw als de groei aantrekt (naar verwachting eind dit jaar) beginnen met het verhogen van de belastingen en het terugdringen van de steunmaatregelen. Anders blijven staatsschulden nog jarenlang het financiële beleid domineren.