Beroepschrift tegen besluit over milieuzaak van Waterschap De Maaskant


EuroStaete . . EKC . . Klokkenluiders <===> SDN . . Wolmanzouten . . English

Betreft: Beroepschrift tegen het besluit van 27 mei 1997, verzonden op 2 juni 1997

Sint Oedenrode, 1 juli 1997.

Afgegeven met bewijs van ontvangst op 4 juli 1997.

Mijn kenmerk: RBB/01077/B.

Betreft: Beroepschrift tegen het besluit van 27 mei 1997, verzonden op 2 juni 1997, van het dagelijks bestuur van het waterschap De Maaskant, inzake de heren F. Nouwens en C. Schreuder.

   Aan: De Arrondissementsrechtbank
        sector Bestuursrecht,
        Postbus 90125,
        5200 MA 's-Hertogenbosch.

Geacht college,

Namens de heren F. Nouwens en C. Schreuder (die mij hiervoor hebben gemachtigd) richt ik aan U het volgende verzoek:

  • Het besluit van 27 mei 1997 van het waterschap De Maaskant te vernietigen (bijlage 1)

  • Het waterschap De Maaskant met oplegging van een dwangsom van 500 gulden per dag te verplichten tot verwijdering van de op de kant gezette klasse 4 specie.

  • Het waterschap De Maaskant te verplichten tot vergoeding van alle directe en indirecte schade aan de heren Nouwens en Schreuder samenhangende met de niet geïsoleerde opslag van de uitlogende klasse 4 specie op hun grondeigendommen en de diverse gevoerde gerechtelijke procedures.

    Bijgevoegde stukken:

Dit beroepschrift bevat de volgende stukken:

  1. Besluit van 27 mei 1997 van het waterschap De Maaskant (7 pagina's)

  2. Mijn onderliggend bezwaarschrift van 4 april 1997, kenmerk WDM/04047 (20 pagina's).

  3. Onderliggend besluit van 26 februari 1997 van het waterschap De Maaskant (4 pagina's)

  4. Mijn onderliggende bedenkingen van 22 februari 1997, kenmerk WDM/22027 (4 pagina's)

  5. Onderzoeksrapport, kenmerk: p-7679/B01/Gpe, van 29 mei 1997 van EnviroPlan te Groesbeek (6 pagina's).

  6. 1e blad WVO-aanvraag, nr. 92.2935, van 6 mei 1992 van L. Pullens bij het waterschap met voorblad, blz.3, 4 en 6 uit bijbehorend rapport 30.461 van 11 maart 1986 van IWACO te Boxtel (5 pagina's).

  7. Blz. 2 en 10 uit interventie- en streefwaarden bodemsanering Wet Bodembescherming (2 pagina's).

  8. Brief d.d. 2 november 1996 van het waterschap De Maaskant aan C. Schreuder. (3 pagina's)


      Motivatie beroepschrift:

Ad 1

    In tegenstelling met hetgeen het waterschap De Maaskant in hun bestreden besluit schrijven acht ik het termijn van binnen 1 week na verzending (= binnen 5 dagen na ontvangst voor de heren Schreuder en Nouwens) en binnen 3 dagen na ontvangst voor ondergetekende geen redelijk termijn, waarbij op een juiste wijze toepassing is gegeven aan de artikelen 4:7 en 4:8 Awb.

Ad 2.

    In tegenstelling met hetgeen het waterschap De Maaskant in hun bestreden besluit schrijven zijn zij op grond van art. 4:16 en 4:17 Awb wettelijk verplicht hun beschikking op bedenking 2 deugdelijk te motiveren. Voor jurisprudentie verwijs ik U naar uitspraak Awb 94/5203 van 8 januari 1997 van de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch.

Ad 3.

    In tegenstelling met hetgeen het waterschap De Maaskant in hun bestreden besluit schrijven is hun bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd. De ca. 465 m3 klasse-2 specie waar het waterschap over praat komt zo maar uit de lucht gevallen. Bij brief van 23 december 1996 aan C. Schreuder heeft het waterschap De Maaskant ons kenbaar gemaakt dat het Koningsvliet 0,5 meter wordt uitgediept (bijlage 2).

    Het Koningsvliet ter plaatse is zo'n 13 meter breed waarvan de halve breedte aan verontreinigde baggerspecie op de grondeigendommen van de heren Nouwens en Schreuder is gedumpt. F. Nouwens ligt met zo'n 800 meter grond langs het Koningsvliet. Hij heeft dus ontvangen zo'n 800 x 6,5 x 0,5 = 2800 m3 verontreinigde baggerspecie. Dit is vele malen meer dan de ca. 465 m3 waar het waterschap over praat. Het waterschap is op grond van artikel 4:16 en 4:17 Awb wettelijk verplicht hun beschikking op bedenking 3 deugdelijk te motiveren. Voor jurisprudentie verwijs ik U naar uitspraak Awb 94/5203 van 8 januari 1997 van de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch.

Ad 4.

    Met hetgeen het waterschap De Maaskant in hun bestreden besluit schrijven hebben zij hun beschikking op bedenking 4 niet voldoende gemotiveerd. Het waterschap is op grond van artikel 4:16 en 4:17 Awb wettelijk verplicht hun beschikking op bedenking 4 deugdelijk te motiveren. Voor jurisprudentie verwijs ik U naar uitspraak Awb 94/5203 van 8 januari 1997 van de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch.

Ad 5.

    In de toelichting onder artikel 2, eerste lid onder c en d van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen, staat letterlijk de volgende tekst:

      Gelet op de beperkte stort- en verwerkingscapaciteit wordt het voorlopig aanvaardbaar geacht dat ook onderhoudsspecie van de klasse 1 en 2 onder bepaalde voorwaarden op de kant wordt gezet.

    In de toelichting onder artikel 3 van het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen staat letterlijk de volgende tekst:

      Ingegeven door de op dit moment (op 25 november 1993) beperkte verwerkings- en stortmogelijkheden is in het beleidsstandpunt verwijdering baggerspecie een interim-beleid geformuleerd voor het verspreiden van onderhoudsspecie. Het verspreiden van onderhoudsspecie klasse 2 wordt onvermijdelijk geacht tot het jaar 2000.

    In de toelichting behorende bij de Regeling vaststelling klassenindeling onderhoudsspecie staat letterlijk de volgende tekst:

      Op grond van wetsvoorstel 21 556 zal degene die baggert en het vermoeden heeft dat de onderhoudsspecie verontreinigd is, dat wil zeggen niet aan de streefwaarden voldoet, dit moeten melden aan Gedeputeerde Staten. Een melding van baggeractiviteiten aan Gedeputeerde Staten kan achterwege blijven wanneer de hoeveelheid verontreinigde grond 50 m3 of minder is en tevens geldt dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het geen geval van ernstige verontreiniging (klasse 4) betreft.

    Gebleken is dat het hier vele malen meer dan 50 3 verontreinigde baggerspecie betreft en dat degene die heeft gebaggerd dit vooraf niet heeft gemeld aan Gedeputeerde Staten. Uit vorenstaande blijkt tevens dat vanwege de op 25 november 1993 beperkte verwerkings- en stortmogelijkheden onder bepaalde voorwaarden klasse-2 specie mag worden verspreidt. Heden anno 1997 schreeuwen de stortplaatsen om afvalstoffen en zijn er derhalve meer dan voldoende stortmogelijkheden. Het Besluit stortverbod buiten inrichtingen heeft zich gebaseerd op beperkte verwerkings- en stortmogelijkheden. Nu deze basis anno 1997 is komen te vervallen is daarmee tevens de basis tot verspreiding van klasse-2 specie komen te vervallen.

Ad 6 en 7.

    In tegenstelling met hetgeen het waterschap De Maaskant in hun bestreden besluit schrijven heeft de bemonstering juist niet conform de Regeling vaststelling klassenindeling onderhoudsspecie plaatsgevonden. In de bij deze regeling behorende bijlage staat letterlijk de volgende tekst:

      Indien verontreiniging wordt vermoed met minerale olie, polychloorbifinylen (PCB's), organochloor-bestrijdingsmiddelen of een andere verontreiniging, wordt ook daarop geanalyseerd.

    Gezien de 17-jaar lange creosoot lozingen door de heer L. Pullens en de jarenlange pentachloorfenol lozingen door de Fam. Oerlemans, welke het waterschap al die jaren oogluikend heeft toegestaan, betekent dat het waterschap De Maaskant de te baggeren specie ook op pentachloorfenol en cresolen (fenolen) had moeten laten onderzoeken. Het waterschap De Maaskant heeft op die stoffen opzettelijk niet onderzocht, omdat zij betreffende lozingen al die jaren oogluikend hebben toegestaan en derhalve moeten opdraaien voor de hoge verwijderingskosten. Voor mij staat zelfs vast dat het waterschap vanwege hun aansprakelijkheid voorafgaande aan de onderzoeken zelf monsters heeft genomen en heeft

    onderzocht op pentachloorfenol en cresolen (fenolen) verontreinigingen. Vanwege het feit deze verontreinigingen de onderhoudsspecie klasse-4 maakte heeft het waterschap onderzoek daarop opzettelijk achterwege gelaten. Dit om onder schadeconsequenties van vele miljoenen guldens uit te komen. Bijgevoegd vindt U het onderzoeksrapport van EnviroPlan van 29 mei 1997 aan ondergetekende (bijlage 5). Ik verzoek U kennis te nemen van de inhoud. Uit die inhoud kunt U het volgende opmaken:

    Op 3 april 1997 is door EnviroPlan een bemonstering uitgevoerd van een partij slib, gelegen langs de Koningsvliet te Heusden, op het perceel (weiland) van mijn cliënt F. Nouwens. De onderzochte slib is genomen uit 2 monsters die elk weer zijn opgebouwd uit 30 tot 40 steekmonsters. De onderzochte slib betreft dus een mengmonster van 60 tot 80 steekmonsters. De gevonden creolenverontreiniging in dit mengmonster bedraagt 4477 Ág/kg (bijlage 5).

    Het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen heeft aan cresolen (fenolen) een streefwaarde toegekend van 50 Ág/kg. In betreffend besluit is aan cresolen (fenolen) geen grenswaarde of toetsingswaarde toegekend, hetgeen betekent dat de streefwaarde nooit mag worden overschreden. De interventiewaarde voor cresolen bedraagt 5000 Ág/kg. (bijlage 7).


      De volgende vraag kan nu gesteld worden.

Hoe sterk was de waterbodem verontreinigd met cresolen voorafgaande aan het baggeren?

Het volgende antwoord, gebaseerd op reële aannames, kan worden gegeven.

  1. De interventiewaarde heeft betrekking op een afzonderlijk steekmonster en dus niet op een mengmonster van 60 tot 80 steekmonsters. De gemiddelde gevonden creolenverontreiniging bedraagt 4477 Ág/kg. Uitgaande van een normale verdeling betekent dit dat in minstens zo'n 15 tot 20 monsters van de 60 tot 80 genomen steekmonsters de cresolen verontreiniging hoger is geweest dan de interventiewaarde van 5000 Ág/kg.

  2. De verontreinigde baggerspecie is omstreeks 7 februari 1997 op het land van de heer Nouwens gedumpt. De monsters waarop de resultaten van bijgevoegd onderzoeksrapport zijn gebaseerd zijn op 3 april 1997 genomen. Cresolen (fenolen) lossen goed op in water (bijlage 6). Om die reden is vanaf 7 februari 1997 tot 3 april 1997 (na 2 maanden) naar verwachting zo'n 50 % uitgespoeld naar onderliggende bodem en langsliggend water. Als gevolg daarvan moet bij de gevonden waarden 50% worden opgeteld. De gemiddelde gevonden waarden over de 60 ß 80 genomen monsters wordt daarbij 4477 + 2239 (50%) = 6716 Ág/kg. Ook dit is ruim boven de interventiewaarde.

  3. Cresolen binden zich sterk aan organisch materiaal. Naar verwachting bestaat 60% van de op de kant gezette baggerspecie uit zand. Dit betekent dat hooguit 40% uit organisch materiaal bestaat. De bovenste 20 cm. van de oorspronkelijke waterbodem heeft hoofdzakelijk uit organisch materiaal bestaan. De 30 cm. daaronder heeft hoofdzakelijk uit zand bestaan. Bij het op 50 cm. diep uitbaggeren heeft men die bovenste 20 cm. vermengd met die onderste 30 cm. Dit betekent dat de creolenverontreiniging in de bovenste 20 cm. van de onderwaterbodem ten minste 10.000 Ág/kg (2 x de interventiewaarde) is geweest.



    CONCLUSIE

Uit vorenstaande is o.a. vast komen te staan dat het waterschap De Maaskant klasse-4 specie, oftewel specie van boven de interventiewaarde, bij de heren Nouwens en Schreuder op de kant heeft gezet. Het waterschap De Maaskant heeft hiervan geweten en wel om de volgende reden:

Op 6 mei 1992 heeft L. Pullens, Kerkstraat 26a te Elshout, onder nr. 92.2935 een aanvraag voor een WVO-vergunning ingediend bij het waterschap De Dommel. (Bijlage 6) Het IWACO rapport: 30.461 van 11 maart 1986 vormde onderdeel van die aanvraag. In betreffend rapport staat geschreven dat de cresolen (fenolen) vrij goed oplossen in water en dat de oplosbaarheid in water zodanig is dat het water daardoor zeer sterk wordt verontreinigd. (bijlage 6).

In betreffend rapport staat eveneens geschreven dat uit onderzoek is gebleken dat tijdens de opslag van gecreosoteerd hout ( 4 weken) per m3 gecreosoteerd hout 13 gram fenolen (cresolen) met het langslopende regenwater mee uitspoelt naar de omgevingssloten. (bijlage 6).

De Heer Pullens slaat al vanaf 1980 tot op heden (17 jaar lang) onoverkapt zo'n 300 m3 vers gecreosoteerd hout op. Na zo'n 4 weken is de gehele voorraad verkocht en weer vervangen door nieuw vers gecreosoteerd hout. Dit gaat zo al 17 jaar lang door. Betreffende opslag ligt pal langs een sloot welke in verbinding staat met het Koningsvliet. Als gevolg daarvan heeft de heer Pullens al 17 jaar lang heel veel goed in water oplosbare cresolen (fenolen) maar ook PAK's geloosd in het Koningsvliet. Voor deze lozing heeft L. Pullens op 6 mei 1992 een WVO-vergunning aangevraagd bij het dagelijks bestuur van het waterschap De Dommel.

Het dagelijks bestuur was wettelijk verplicht om binnen een half jaar (vr 6 november 1992) afwijzend te beschikken op bovengenoemde aanvraag van de Heer Pullens. Dit omdat betreffende lozingen zwarte lijststoffen bevatten welke met de best bestaande techniek hadden moeten worden voorkomen. Hiermede is vast komen te staan dat het dagelijks bestuur al 5 jaar lang de wet opzettelijk overtreedt door niet te beslissen op de door L. Pullens op 6 mei 1992 aangevraagde WVO-vergunning. Dit alles met als doel de cresolen en PAK's lozingen van het bedrijf Pullens te kunnen laten doorgaan.

Hiermede is tevens vast komen te staan dat het dagelijks bestuur al vanaf 6 mei 1992 zeer goed op de hoogte was van het feit dat L. Pullens vanaf 1980 enorme hoeveelheden goed in water oplosbare fenolen (cresolen) heeft geloosd in het Koningsvliet. Om die reden heeft het dagelijks bestuur daarop zeker onderzocht. De door het dagelijks bestuur gevonden creolenverontreiniging is daarbij zo hoog geweest dat zij die voor mijn cliënt F. Nouwens en andere grondeigenaren langs het Koningsvliet opzettelijk hebben achtergehouden. Dit vanwege het feit het waterschap De Maaskant anders tientallen miljoenen guldens had moeten betalen voor het milieu verantwoord afvoeren en opslaan van betreffende klasse 4 baggerspecie uit het Koningsvliet.

Bij overschrijding van de interventiewaarde is er sprake van een ernstige verontreiniging (bijlage 7). Deze ernstig verontreinigde baggerspecie ligt nu niet geïsoleerd opgeslagen op de grond van de heer Nouwens waarop runderen lopen en op de grond van de heer Schreuder. Als gevolg daarvan wordt de onderliggende bodem steeds verder verontreinigd en lopen de daarop lopende runderen groot gevaar om op termijn hiervan ziek te worden evenals de mensen die het vlees van die runderen later opeten. Om die reden hebben mijn cliënten F. Nouwens en C. Schreuder er spoedeisend belang bij dat betreffende klasse-4 baggerspecie met spoed wordt afgevoerd en de onderliggende bodem wordt onderzocht op met name cresolen, PAK's en pentachloorfenol verontreinigingen.

Het waterschap De Maaskant heeft bij brief van 29 november 1996 C. Schreuder kenbaar gemaakt dat klasse 3 of 4 specie niet op de kant gezet mag worden en op kosten van het waterschap wordt afgevoerd. (bijlage 8).

    Op grond van vorenstaande verzoek ik U:

  • Het besluit van 27 mei 1997 van het waterschap De Maaskant te vernietigen.

  • Het waterschap De Maaskant met oplegging van een dwangsom van 500 gulden per dag te verplichten tot verwijdering van de op de kant gezette klasse 4 specie.

  • Het waterschap de Maaskant te verplichten tot vergoeding van alle directe en indirecte schade aan de heren Nouwens en Schreuder samenhangende met de niet gesoleerde opslag van de uitlogende klasse 4 specie op hun grondeigendommen en de diverse gevoerde gerechtelijke procedures. (art. 8:73 t/m 8:75 Awb).

Tevens verzoek ik U ons hierover te horen en het tijdstip van de hoorzitting af te stemmen met mijn drukke agenda.


Hoogachtend,


    Ing. A.M.L. van Rooij

    Milieu- en Veiligheidskundige

    
    

    Namens:

    F.M.M. Nouwens, Grote Straat 7, 5236 PA Heusden
    C. Schreuder, Kerkstraat 30, 5154 AP Elshout

    Dit beroepschrift bevat een 8-tal bijlagen bestaande uit 51 pagina's.