Zwartboek Kinderbescherming op Internet


Jeugdzorg . . Arlette Heskes . . Klokkenluiders <==> SDN . . Jan Hop . . Kafka

Over de Jeugdzorg op de conferentie in Bladel van 21 september 2008


A. Heskes

straat 237

Den Haag

Fax: (+31)(0)847192769

E-post:  arletteheskes@hotmail.com

AAN: NVO t.a.v.

Het College van Toezicht
St Jacobsstraat 331
3511 BP Utrecht

Betreft: Enige klachten met betrekking tot uw lid dra. H.D. Mooi

Aangeklaagde: Dra. H.D. Mooi, werkzaam bij de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden

                      In de functie van 'psycholoog / gekwalificeerd gedragswetenschapper'

                      Den Horst 4

                      2592 HA DEN HAAG 

Den Haag, 4 maart  2008

Geacht College, 

bij deze wil ik als direct belanghebbende, gezag hebbend ouder van Leander Crain, het onderwerp van het indicatiebesluit opgesteld door aangeklaagde,

Dit indicatiebesluit wil ik samen met uw 'Beroepscode NVO' zoals bij indienen deze op de website te vinden is, als leidraad voor mijn klachten gebruiken.

Op voorhand wil ik u vragen mijn klachten met spoed te behandelen, in verband met de ernstige gevolgen voor een in nood verkerend kind.

(Hij is bijna 4 en is zodanig 'gelukkig' in het pleeggezin dat hij nu reeds alle haltes van bus en tram van buiten aan het leren is om naar mij toe te vluchten…hij is bijna 4 jaar…!)

Op voorhand wil ik stellen dat ik hier mijn klachten slecht summier aanduid, echter deze ter zitting uitgebreid wil toelichten en onderbouwen met relevante bewijsstukken.

Ook zou ik uw geacht college willen voorhouden om drs. A. K. (kinder) psycholoog, R. Naujoks psycholoog i.o. en een arts als getuigen/deskundigen te horen. 

Klacht 1.

Aangeklaagde stelt zorgindicaties op voor een kind dat zij nooit of te nimmer onderzocht heeft.

In een onder toezichtstelling van af ca. september 2004 heeft nooit iemand van of namens BJZ Leander onderzocht noch op enige wijze in de thuissituatie de 'onveilige omstandigheden bij moeder' bekeken of gezien. Er staan beweringen in zonder enige onderbouwing. Dit lijkt mij strijdig met enige professionaliteit en het gestelde in art. 9, 10 en 11 van uw beroepscode.

Klacht 2.

Aangeklaagde stelt indicatie voor zorg, die nooit geweest is en bovendien voor geen enkel belang dient.

Een van de indicaties is 'langdurige uithuisplaatsing'. Er wordt geen enkel wetenschappelijk relevant gegeven aangedragen die dit kan onderbouwen:  de zogenaamde 'psychiatrische diagnose' van mij is niet bevestigd door enige psychiater of psycholoog. Recentelijk onderzoek heeft zelf die 'diagnose waarvoor slechts aanwijzingen waren niet bevestigd!

Het betreffende kind vertoond bij perioden agressief gedrag, aangeklaagde heeft niet de vaardigheid gehad om te constateren dat dit alleen en uitsluitend optreedt bij het pleeggezin en niet bij moeder.

Aangeklaagde heeft op geen enkele wijze de rapportages van de (kinder)psycholoog drs. A. K. en een arts in ogenschouw genomen. Zelf heeft ze ook geen onderzoek gedaan. 

Klacht 3.

De 'indicaties' worden niet ondersteund vanuit de wetenschap.

Er is geen enkel referentie waarom een minimaal tot geen contact met de biologische moeder 'in het belang van het kind' zou kunnen zijn. Moeder heeft géén 'diagnose' die haar tot gevaar zou maken voor haar kind en heeft zelfs de vaardigheid om de verantwoording voor 10 kinderen tegelijk te dragen. 

Klacht 4.

Het indicatiebesluit is ronduit bezijden de waarheid opgesteld.

Ik geef slecht enkele voorbeelden: Er kwam in mei plotseling een extra zorgverlener bij mij over de vloer. Deze trok zichzelf terug, omdat ze niets kon doen: het contact met mij en Leander was goed, ze achtte zichzelf overbodig. Aangeklaagde durft te beweren dat ik de hulpverlening weiger.

Er wordt de illusie gewekt dat er zoveel hulp verleend wordt: er is géén enkele hulp aan mij verleend, alleen extra belasting doordat ik nu zowel brengen als halen van mijn zoon alleen moet doen en een extra 'hulpverlener' over de vloer die niets deed en zichzelf overbodig achtte. Van BJZ uit is er niemand geweest om mijn contact met Leander te observeren. 

Klacht 5.

Relevante zaken worden genegeerd.

In maart deed iemand een melding bij het AMK over ernstige zorgen hoe de omgang van pleegmoeder met Leander was. Deze melding ging via het AMK naar BJZ, werd meerdere malen onder aandacht van de gezinsvoogd gebracht. Deze laatste stelde zelfs op 22-6-2007: 'moet zo snel mogelijk in de doofpot'. Inderdaad blijkt uit niets dat  er enige twijfel is over het pleeggezin. Ik verwijs naar de bijlage.

De rapportages en mening van drs. K. worden volledig genegeerd. ik verwijs naar de bijlage 5 .

Samengevat

Het handelen van aangeklaagde lijkt mij in strijd met onderstaande artikelen uit uw 'Beroepscode'. Ik geef per artikel een korte opmerking.

7: Door aangeklaagde wordt zelfs de band van normale ouder-kind relatie geweld aan gedaan!

8: Nergens blijkt dat moeder met respect en gelijkwaardig behandeld is dan wel enige inbreng van andere (psychologen en arts)  gerespecteerd is (er is zelfs geen gesprek geweest!)

10:: Idem als 7: de ouder-kind band wordt op zeer ernstige wijze geweld aangedaan, zonder wetenschappelijk onderbouwde reden!

11: Van enige werkelijke reden van handelen is niets uit het indicatiebesluit gebleken.

12: Hoort het maken van een zeer negatieve beeldvorming van een cliënt wél tot de taak van een psycholoog?

14: Aangeklaagde is goed op de hoogte van de werkwijze van Bureau Jeugdzorg en weet dat een en ander slechts op 'indrukken' en verdraaiingen van feiten is gebaseerd: ze is immers medewerkster aan een team!

15: Aangeklaagde heeft geen duidelijk doel en ook nimmer enige toelichting gegeven, zelfs geen gesprek met mij.  

18: Enige toestemming aan aangeklaagde voor haar inbreng is nimmer gevraagd en ook nimmer gegeven.  

19: Ook van enig voldoen aan de beroepscode NVO van andere medewerkers van het team van BJZ is niets gebleken: nimmer heeft er iemand mij, mijn thuissituatie of mij met kind onderzocht!

21: Zie het gestelde bij regel 19.

22: Om deze reden acht ik aangeklaagde ten volle verantwoordelijk: zij ondertekende immers alleen en uitsluitend het omstreden Indicatie Besluit.

35: Vanuit mij was de hulpvraag: 'Hulp bij zwaar huishoudelijke klussen', het antwoord: langdurige uithuisplaatsing van mijn kind, extra stress door procedures, minimaal contact met mijn zoon  dat ook nog  ongelukkig is en gedragsproblemen heeft (en alleen en uitsluitend daar, nergens anders!) in een pleegezin dat hem als een soort object behandelt…..

36 Heeft U het kunnen volgen, geacht college? Mijn 'hulpvraag' en de  'noodzakelijk hulp'?

Gezien het feit dat de indicaties van aangeklaagde zéér ernstige schade doen aan de band tussen een onschuldig kind en zijn biologische ouders, spreek ik de hoop en verwachting dat deze klachten voor u aanleiding zijn om tot een passende maatregel te komen tegen aangeklaagde, 

hoogachtend, 

A. Heskes, moeder

         Bijlagen: 5:

  1. Indicatiebesluit d.d. 22-01-2008

  2. Melding bij AMK,

  3. Rapportage d.d. 3-4-2007

  4. Rapportage d.d. 10-10-2007

  5. Rapportages / brieven drs. A. K. d.d. 12-6-2005, 20-08-2005, 19-09-2005, 05-10- 2005, 09-07-2006, en 23-1-2008
     

Algemeen

ARTIKEL 1
Pedagogen dienen in de uitoefening van hun beroep te handelen naar de inhoud en geest van de beroepscode.

ARTIKEL 2
Overal waarin deze beroepscode gesproken wordt van pedagogen, worden eveneens bedoeld psychologen, onderwijskundigen, andragologen en eventuele andere leden van de vereniging.

ARTIKEL 3
Deze beroepscode heeft met ingang van 16 juni 1994 voor alle leden van de NVO, Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen, volledig bindende kracht en vervangt daarmee de bestaande beroepscode.

ARTIKEL 4
Een ieder heeft het recht tegen een lid van de NVO een klacht in te dienen bij het College van Toezicht als bedoeld in artikel 42 van de beroepscode, op grond van het niet naleven van de beroepscode.

ARTIKEL 5
Ongeacht de juridisch vorm waarin de dienstverlening van de pedagoog gestalte heeft gekregen, moet worden verstaan onder: een professionele relatie: een relatie die beroepshalve is aangegaan met een cliënt gericht op onderzoek, behandeling, advisering of begeleiding; de cliënt: de persoon of instelling met wie de pedagoog een professionele relatie aangaat; de opdrachtgever: de persoon en/of de rechtspersoon die opdracht geeft tot het aangaan van een professionele relatie; overige betrokkene(n): personen die noch opdrachtgever noch cliënt zijn van de pedagoog, maar wel een betrekking hebben met de cliënt welke voor de professionele relatie van belang is.
Toelichting
Met een professionele relatie wordt bedoeld de relatie tussen de pedagoog en de persoon op wie het concrete professionele handelen gericht is. De pedagoog kan meer cliënten tegelijk hebben in het kader van één opdracht, bijvoorbeeld een kind met ouders of een team (in de praktijk vaak cliëntsysteem genoemd). In dat geval is iedere persoon op wie het professionele handelen is gericht in het kader van de beroepscode afzonderlijk cliënt, bijvoorbeeld vader, moeder en kind of elk teamlid.
De cliënt en opdrachtgever kunnen samenvallen, bijvoorbeeld in de persoon van een ouder. Een rechter, Officier van Justitie of de Raad voor de Kinderbescherming kan opdrachtgever zijn, terwijl het kind cliënt is of waarbij ook de ouders cliënten zijn, dit is afhankelijk van de situatie. Ook proefpersonen bij wetenschappelijk onderzoek kunnen cliënten zijn. Een instelling kan opdrachtgever zijn, terwijl de werknemer cliënt is, maar een instelling kan ook opdrachtgever en cliënt tegelijk zijn, bijvoorbeeld een school. Het begrip opdrachtgever is niet bedoeld in de zin van werkgever die eindverantwoordelijkheid draagt.

ARTIKEL 6
In het geval de cliënt niet in staat is zijn wil te bepalen als gevolg van een gebrekkige ontwikkeling of stoornis van de geestesvermogens, of de cliënt minderjarig is en de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, treden de wettelijke vertegenwoordigers in de plaats van de cliënt voor wat betreft de rechten en plichten.
Een minderjarige cliënt die de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt is bekwaam tot het aangaan van een professionele relatie met alle rechten en plichten van dien. Onverminderd de verplichting van de wettelijke vertegenwoordigers tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding.
Indien de cliënt minderjarig is en de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, is voor het aangaan van een professionele relatie toestemming nodig van de wettelijke vertegenwoordigers, tenzij dit ernstig nadeel oplevert voor de cliënt, dan wel de cliënt na weigering van de toestemming de professionele relatie weloverwogen blijft wensen.
Toelichting
Deze indeling in leeftijdscategorieën loopt parallel aan de indeling zoals gehanteerd in 'De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling' in het Burgerlijk Wetboek (WGBO). Indien ouders formeel (nog) niet gescheiden zijn, is elke ouder afzonderlijk een wettelijke vertegenwoordiger van het kind. Ook als deze ouders gescheiden wonen, is niettemin van beiden toestemming vereist voor het aangaan van de professionele relatie. In geval van juridisch co-ouderschap is eveneens van beide ouders toestemming vereist.


Algemene regels

ARTIKEL 7 Deskundigheid
Pedagogen oefenen hun beroep uit binnen de grenzen van hun deskundigheid. Pedagogen houden hun professionele deskundigheid in stand en ontwikkelen deze, rekeninghoudend met de recente ontwikkelingen op het vakgebied.
Toelichting
De pedagoog dient te streven naar het behalen van de geëigende registraties, bij- en nascholing te volgen en literatuurstudie te verrichten. De NVO beschouwt de registraties als indicatie van deskundigheid. Het is echter noodzakelijk deskundigheid op peil te houden en te ontwikkelen.

ARTIKEL 8 Zorgvuldigheid
Pedagogen handelen met respect voor zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en gelijkwaardigheid van de cliënt. Pedagogen zien er op toe dat in het kader van hun professionele handelen personen in gelijke gevallen gelijke behandeling krijgen. Pedagogen erkennen het recht van de cliënt andere deskundigen te consulteren.

ARTIKEL 9 Vertrouwelijkheid
Pedagogen zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hun uit hoofde van de uitoefening van hun beroep over de cliënt ter kennis komt. Doorbreking van de geheimhoudingsplicht zonder toestemming van de cliënt is alleen geoorloofd wanneer het in het belang van de cliënt of anderen niet verantwoord is om te zwijgen en dit in overeenstemming is met de op de pedagoog rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de zorg van een goed pedagoog.
Pedagogen hebben de plicht zich jegens de rechter te beroepen op verschoning, indien het afleggen van een getuigenis of de beantwoording van bepaalde vragen hen in strijd brengt met hun geheimhoudingsplicht.
Indien de pedagoog in teamverband werkt, geldt de geheimhoudingsplicht voor alle teamleden. Pedagogen moeten zich ervan vergewissen dat deze geheimhoudingsplicht voor alle teamleden van toepassing is, zodat zij zich kunnen houden aan de bepalingen van de beroepscode.
Toelichting
Het verschaffen van informatie met toestemming van de cliënt is uiteraard geen doorbreking van de geheimhoudingsplicht. De pedagoog bericht een opdrachtgever niet meer dan strikt noodzakelijk is voor het verantwoord uitvoeren van de opdracht. De pedagoog kan in conflict van plichten komen. De wijze waarop de pedagoog hiermee omgaat is mede afhankelijk van de regels van de instelling en de zorg van een goed pedagoog (zoals in de preambule omschreven). De pedagoog heeft jegens de rechter geen verschoningsrecht. Het is derhalve niet zeker dat de rechter het beroep op verschoning zal honoreren.

ARTIKEL 10 Collegialiteit
De relatie met collega's van gelijke of andere disciplines wordt gekenmerkt door respect, bereidheid tot uitwisseling van kennis en indien nodig tot samenwerking en verantwoording van de eigen werkzaamheden.
Pedagogen hebben de plicht om, indien zij in teamverband werken, op grond van hun deskundigheid aan te geven wat naar hun opvatting pedagogisch relevant is in het interdisciplinaire probleem.

ARTIKEL 11 Verantwoording
Pedagogen houden van hun professionele werkzaamheden zodanig aantekening dat zij in staat zijn van hun handelwijze rekenschap af te leggen.

ARTIKEL 12 Beeldvorming
Pedagogen onthouden zich van het wekken van bovenmatige of ongerechtvaardigde verwachtingen ten aanzien van het effect van hun beroepsuitoefening.
Pedagogen zullen op basis van ervaringen en gegevens uit de professionele werkzaamheden, maatschappelijke verhoudingen, misstanden en dysfuncties signaleren, die tot (gemeenschappelijke) problematiek van cliënten aanleiding geven.

Het aangaan van een professionele relatie

ARTIKEL 13
Pedagogen beslissen op grond van hun deskundigheid en mogelijkheden of zij een professionele relatie aan zullen gaan. Indien nodig verwijst de pedagoog de cliënt of opdrachtgever naar andere deskundigen door.

ARTIKEL 14
Pedagogen weigeren een professionele relatie aan te gaan, of voort te zetten, wanneer zij weten of redelijkerwijs kunnen vermoeden dat de uitvoering hen in conflict zal brengen met de beroepscode.

ARTIKEL 15
Pedagogen moeten aan de cliënt met wie zij de professionele relatie willen aangaan, op een voor de cliënt begrijpelijke wijze informatie verstrekken over de aard en het doel van en de werkwijze tijdens de professionele relatie. Deze informatie betreft tenminste:

  • de aard van de professionele relatie (onderzoek, behandeling, begeleiding, advisering) inclusief de positie van de cliënt en de pedagoog in dit proces; de doelstelling van de professionele relatie;
  • de werkwijze tijdens de professionele relatie: de methoden en middelen die gehanteerd worden en de typen gegevens die over de cliënt verzameld worden; mogelijke (neven)effecten van de professionele relatie;
  • het recht op inzage in het dossier conform artikel 33; de gebondenheid van de pedagoog aan de NVO-beroepscode en het klachtrecht.

    ARTIKEL 16
    Voordat de pedagoog een professionele relatie aangaat, wordt de opdrachtgever, bij voorkeur schriftelijk, meegedeeld wat de hoogte van het verschuldigde honorarium en andere voorwaarden zijn waaronder de opdracht aanvaard wordt, tenzij de pedagoog het honorarium ontvangt op grond van het bij of krachtens de wet bepaalde.

    ARTIKEL 17
    De pedagoog bevordert een zodanige situatie, dat de cliënt of opdrachtgever de beslissing tot het aangaan van de professionele relatie verantwoord en in vrijheid kan nemen.

    ARTIKEL 18
    Het aangaan van een professionele relatie met iemand die daar zelf niet om heeft verzocht, vereist zijn/haar toestemming.
    Toelichting
    Een dergelijke situatie kan zich voordoen bij kinderen indien de wettelijke vertegenwoordigers opdrachtgever zijn, of in het geval van door de rechter opgelegde hulpverlening. Zie ook artikel 6.

    Interdisciplinaire samenwerking en assistentie

    ARTIKEL 19
    In de samenwerking met andere disciplines is de pedagoog verantwoordelijk voor de naleving van de beroepscode wat betreft de eigen inbreng en deelname aan de samenwerking.

    ARTIKEL 20
    De pedagoog verleent geen medewerking aan en profiteert niet van werkzaamheden van anderen die met de beroepscode in strijd zijn.

    ARTIKEL 21
    Indien de pedagoog handelingen laat uitvoeren door andere professionele werkers blijft de pedagoog verantwoordelijk voor het geven van de opdracht, de inhoud van de opdracht en de naleving van de beroepscode.
    Toelichting
    Andere professionele werkers kunnen collega's zijn, maar ook bijvoorbeeld pedagogisch medewerkers en secretariaatsmedewerkers.

    ARTIKEL 22
    Ter zake van de naleving van de code draagt de pedagoog eindverantwoordelijkheid voor assistenten en stagiaires die onder haar/zijn leiding staan. Regels tijdens de professionele relatie

    ARTIKEL 23
    De pedagoog zal de opdracht met zo groot mogelijke zorgvuldigheid uitvoeren, c.q. zo zorgvuldig mogelijk ingaan op de hulpvraag.

    ARTIKEL 24
    De pedagoog hanteert gedurende de professionele relatie geen methoden die de cliënt aantasten in zijn/haar waardigheid of verder in het privé-leven van betrokkene doordringen dan nodig is voor het gestelde doel.

    ARTIKEL 25
    De pedagoog mag, zelfs als de cliënt dat verlangt of daartoe uitnodigt, niet ingaan op seksuele en/of agressieve benaderingspogingen. Evenmin mag de pedagoog dergelijke benaderingspogingen uitlokken of zelf ondernemen.

    ARTIKEL 26
    Ten behoeve van het uitvoeren van de opdracht is de pedagoog gerechtigd aan degenen van wie medewerking bij de uitvoering van de professionele relatie noodzakelijk is, de nodige gegevens te verstrekken, met inachtneming van artikel 27.

    ARTIKEL 27
    De pedagoog is verplicht degenen van wie medewerking bij de uitvoering van de opdracht noodzakelijk is en die geen eigen geheimhoudingsplicht kennen, te wijzen op hun afgeleide geheimhoudingsplicht.

    ARTIKEL 28
    Een professionele relatie dient beëindigd te worden met een evaluatie van de uitvoering van de opdracht.


    Rapportage en dossier

    ARTIKEL 29
    Onder dossier moet worden verstaan: een verzameling van gegevens, verkregen door de pedagoog, die bewaard worden vanwege hun relevantie voor de kwaliteit en/of continuïteit van de professionele relatie.
    Persoonlijke werkaantekeningen van de pedagoog behoren niet tot het dossier. Persoonlijke werkaantekeningen worden gescheiden van het dossier bewaard en na voltooiing van de opdracht vernietigd.
    Toelichting
    Er dient voor elke cliënt afzonderlijk een dossier te worden aangelegd.

    ARTIKEL 30
    De pedagoog bewaart het dossier onder eigen verantwoordelijkheid. Een pedagoog in dienstverband of met een ambtelijke aanstelling mag deze verantwoordelijkheid voor wat betreft een centraal databestand gedelegeerd achten aan de werkgever, onverlet het bepaalde in artikel 31.

    ARTIKEL 31
    Pedagogen moeten, alvorens gegevens van welke aard dan ook en in welke vorm dan ook over cliënten in een al dan niet geautomatiseerd databestand worden opgeslagen, zich ervan vergewissen dat de toegang tot dat databestand, zowel technisch als bij reglement, zodanig is afgeschermd tegen misbruik, dat zij zich kunnen houden aan de bepalingen van de beroepscode.

    ARTIKEL 32
    De pedagoog bewaart na beëindiging van de professionele relatie het op naam gesteld dossier van de cliënt in verband met het doel waarvoor het dossier is aangelegd, te weten de kwaliteit en/of continuïteit van de professionele relatie.
    De pedagoog bewaart het dossier tot minimaal één jaar en maximaal vijf jaar na het voltooien van de opdracht of zoveel langer als redelijkerwijs uit de zorg van een goed pedagoog voortvloeit.

    ARTIKEL 33
    De cliënt heeft recht op inzage in het dossier, conform de vigerende wetgeving en jurisprudentie. Wanneer inzage in het dossier door de cliënt voor de cliënt of derden ernstig leed oplevert, mag de pedagoog inzage onthouden. In dat geval heeft een door de cliënt aan te wijzen vertrouwenspedagoog, onderworpen aan de beroepscode, recht op inzage in het dossier.

    ARTIKEL 34
    Bij inzage in het dossier moet de pedagoog aanbieden uitleg te geven.

    ARTIKEL 35
    De cliënt heeft recht op verbetering, aanvulling of verwijdering van gegevens die zijn opgenomen in het dossier, indien deze kan aantonen dat de opgenomen gegevens onjuist of onvolledig zijn, of, gezien de doelstelling van het dossier, niet ter zake doende zijn. Het verzoek tot correctie, aanvulling en verwijdering van gegevens moet schriftelijk worden ingediend.

    ARTIKEL 36
    Indien schriftelijk gerapporteerd wordt, dient de pedagoog zich te beperken tot het verstrekken van die gegevens, die voor de beantwoording van de vraagstelling en de doelstelling van belang zijn, zulks in duidelijke termen. Uit de rapportage moet duidelijk blijken wat de beperkingen zijn van de uitspraken en de gronden waarop de uitspraken berusten. Schriftelijke rapportage is onderdeel van het dossier, de artikelen 32 tot en met 35 zijn hierop eveneens van toepassing.

    ARTIKEL 37
    De pedagoog verstrekt slechts op naam gestelde cliëntgegevens aan de opdrachtgever, overige betrokkenen of derden voorzover dit geschiedt met toestemming van de cliënt, of zulks wordt vereist ingevolge een wettelijk voorschrift, onverlet de eigen professionele verantwoordelijkheid.
    Voor het vragen van informatie met betrekking tot een professionele relatie aan de opdrachtgever, overige betrokkenen of derden vraagt de pedagoog toestemming van de cliënt.
    Toelichting
    Derden zijn personen die buiten de professionele relatie staan en geen opdrachtgever of overige betrokkenen zijn.

    ARTIKEL 38
    De pedagoog zal bij verwijzing van de cliënt na toestemming van de cliënt, op verzoek, alle relevante informatie ter vertrouwelijke kennisname doen toekomen aan degene naar wie verwezen wordt en is bereid overleg te plegen met degene naar wie verwezen wordt.

    ARTIKEL 39
    Ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek, statistiek en wetenschappelijke publicaties of publicaties bestemd voor onderwijsdoeleinden mag de pedagoog desgevraagd aan een derde gegevens verstrekken, voor zover de persoonlijke levenssfeer van de cliënt daardoor niet wordt geschaad en onverlet de eigen verantwoordelijkheid ingevolge artikel 9.1.
    Toelichting
    Schriftelijk materiaal mag niet herleidbaar zijn tot de cliënt en diens directe omgeving.

    ARTIKEL 40
    Voor het maken van beeld- en geluidsregistraties is voorafgaande toestemming van de cliënt nodig. Indien beeld- en geluidsregistraties gebruikt worden voor onderwijs en voorlichting is schriftelijke toestemming van de cliënt vereist.

    ARTIKEL 41
    In het kader van supervisie en intervisie mag de pedagoog geanonimiseerde cliëntgegevens verstrekken aan en bespreken met de participanten. De pedagoog draagt zorg voor de vernietiging van deze gegevens na afloop van de bespreking.


    Handhaving van de beroepscode

    ARTIKEL 42
    Ten behoeve van deze beroepscode kent de NVO een College van Toezicht en een College van Beroep.

    ARTIKEL 43
    Samenstelling en werkwijze van de beide Colleges zijn geregeld in het bij de beroepscode behorende Reglement voor het College van Toezicht en het College van Beroep van de NVO.

  • A. Heskes
    Den Haag
    Fax: (+31)(0)847192769
    e-post: arletteheskes@hotmail.com

    AAN: Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
    Postbus 97831
    2509 GE DEN HAAG

    Betreft: Klacht

    Aangeklaagde: Dra. H.D. Mooi, GZ-psycholoog in haar functie als 'gekwalificeerd gedragswetenschapper'
    Werkzaam bij: Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden
    Den Horst 4
    Den Haag

    In zake: mw. A. Heskes geb. 17-9-1973 en Leander Crain, geb. 22-4-2004

    Den Haag, 24 februari 2008

    Geacht College,

    Node wil ik hierbij enige klachten indienen met betrekking tot de gedragsdeskundige van Bureau Jeugdzorg Haaglanden.

    Hoofdleidraad voor mijn klacht is het indicatiebesluit zoals door haar opgesteld en ondertekend d.d. 21-1-2008. Ik ga er derhalve vanuit dat aangeklaagde ten volle verantwoordelijk is voor de inhoud hiervan.

    Op voorhand wil ik stellen dat ik hier mijn klachten slecht summier aanduid, echter deze ter zitting uitgebreid wil toelichten en onderbouwen met relevante bewijsstukken. Ook zou ik uw geacht college wiilen voorhouden om drs. A. K. (kinder) psycholoog, ….(naam assistent K. en een arts als getuigen/deskundigen te horen.

    Klacht 1.
    Aangeklaagde stelt zorgindicaties op voor een kind dat zij nooit of te nimmer onderzocht heeft.
    In een onder toezichtstelling van af ca. september 2004 heeft nooit iemand van of namens Bureau Jeugdzorg bij mijn zoon onderzocht, noch op enige wijze in de thuissituatie de 'onveilige omstandigheden bij moeder' bekeken of gezien. Er staan beweringen in zonder enige onderbouwing.

    Klacht 2.
    Aangeklaagde stelt indicatie voor zorg, die nooit geweest is en bovendien voor geen enkel belang dient.
    Een van de indicaties is 'langdurige uithuisplaatsing'. Er wordt geen enkel wetenschappelijk relevant gegeven aangedragen die dit kan onderbouwen: de zogenaamde 'psychiatrische diagnose' van mij is niet bevestigd door enige psychiater of psycholoog. Recentelijk onderzoek heeft zelfs die 'diagnose'(waarvoor slechts aanwijzingen waren) niet bevestigd! Het betreffende kind vertoond bij perioden agressief gedrag, aangeklaagde heeft niet de vaardigheid gehad om te constateren dat dit alleen en uitsluitend optreed bij het pleeggezin en niet bij moeder. Aangeklaagde heeft op geen enkele wijze de rapportages van de (kinder)psycholoog drs. A. K. en een arts in ogenschouw genomen. Zelf heeft ze ook geen onderzoek gedaan.

    Klacht 3.
    De 'indicaties' worden niet ondersteund vanuit de wetenschap.
    Er is geen enkele referentie waarom een minimaal tot geen contact met de biologische moeder 'in het belang van het kind' zou kunnen zijn. Moeder heeft géén 'diagnose' die haar tot gevaar zou maken voor haar kind en heeft zelfs de vaardigheid om de verantwoording voor 10 kinderen tegelijk te dragen.

    Klacht 4.
    Het indicatiebesluit is ronduit bezijden de waarheid opgesteld.
    Ik geef slecht enkele voorbeelden: Er kwam in mei plotseling een extra zorgverlener bij mij over de vloer. Deze trok zichzelf terug, omdat ze niets kon doen: het contact met mij en Leander was goed, ze achtte zichzelf overbodig. Aangeklaagde durft te beweren dat ik de hulpverlening weiger. Er wordt de illusie gewekt dat er zoveel hulp verleend wordt: er is géén enkele hulp aan mij verleend, alleen extra belasting doordat ik nu zowel brengen als halen van mijn zoon alleen moet doen en een extra 'hulpverlener' over de vloer die niets deed en zichzelf overbodig achtte.Van Bureau Jeugdzorg uit is er niemand geweest om mijn contact met Leander te observeren.

    Klacht 5.
    Relevante zaken worden genegeerd.
    In maart deed een artds melding bij het AMK over ernstige zorgen hoe de omgang van pleegmoeder met Leander (in het openbaar) was. Deze melding ging via het AMK naar Bureau Jeugdzorg en werd meerdere malen onder aandacht van de gezinsvoogd gebracht. Deze laatste stelde zelfs op 22-6-2007: 'moet zo snel mogelijk in de doofpot'. Inderdaad blijkt uit niets dat er enige twijfel is over het pleeggezin. Ik verwijs naar de bijlagen. De rapportages en mening van drs. K. worden volledig genegeerd. ik verwijs naar de bijlage 5

    Gezien het feit dat de indicaties van aangeklaagde zéér ernstige schade doen aan de band tussen een onschuldig kind en zijn biologische ouders, spreek ik de hoop en verwachting uit dat deze klachten voor u aanleiding zullen zijn om tot een juridisch passende maatregel te komen tegen aangeklaagde.

    hoogachtend,

    A. Heskes, moeder

    Bijlagen: 5:

    1. Indicatiebesluit d.d. 22-01-2008
    2. Melding bij AMK, arts
    3. Rapportage d.d. 3-4-2007
    4. Rapportage d.d. 10-10-2007
    5. Rapportages/brieven drs. A. K. d.d. 12-06-05, 20-8-2005, 19-9-2005, 5-10-2005, 9-07-06

    A. Heskes
    Straat 237
    Den Haag
    Fax: (+31)(0)847192769

    AAN: Stadsgewest Haaglanden

    t.a.v. de weledele heer T.J. de Ruiter
    Grote Marktstraat 66
    Postbus 66
    2501 CB DEN HAAG

    Betreft : Verzoek om hulp
    In zake : mw. A. Heskes geb. 17-9-1973 en Leander Crain, geb. 22-4-2004

    Den Haag, 11 maart 2008
    Geachte heer de Ruiter

    Van mijn gemachtigde/vertrouwenspersoon, waarmee u vrijdag 7 maart een telefoongesprek had, vernam ik dat u bereid bent om u in te zetten voor deze dramatische zaak voor op de eerste plaats mijn 3 jarige zoon Leander.

    U gaf aan dat u graag een verhaal op papier zou willen hebben. Aan uw verzoek zal ik bij deze voldoen. Mocht u echter uitgebreide onderliggende stukken als indicatiebesluiten/ rechterlijke uitspraken/ gegevens van derden wilt hebben, dan stuur ik u die het liefst per e-post. U heeft inmiddels al een gedeelte van de recentelijke gang van zaken ontvangen.

    Even de voorgeschiedenis: Mijn grootouders, die naast mij wonen, waren tegen de vader van mijn zoon (die ik in Amerika ontmoette en die vervolgens in 2003 naar Nederland kwam). Zij hebben er toe bijgedragen om hem/ mij/ ons voor van alles en nog wat zwart te maken (via de huisarts (tevens hun huisarts...), de buren, de politie, zelfs mijn vrienden en later de Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg, Jeugdformaat, de pleegouders enz.), met als doel om mijn zoon elders te laten opgroeien, met als achterliggende reden o.a. dat wij weinig geld hebben (dat mijn kind 'beter' zou verdienen) en dat vader niet bij hen 'in de smaak viel' (om het voorzichtig uit te drukken).

    Zo werd ik achter mijn rug om 'gek verklaard' en hing de psychiatrische crisisdienst aan de telefoon rond de periode vlak voor mijn bevalling/ mijn kraambed (ik heb geen psychiatrische voorgeschiedenis, gebruik geen alcohol of drugs). Deze is onverricht ter zake vertrokken, er werd géén psychiatrische diagnose gesteld. Dit is later door mijn (nieuwe) huisarts bevestigd.

    Toch is het hier allemaal mee begonnen. Mijn zoon is in het voorjaar geboren en in de zomerperiode ben ik o.a. bij mijn pleegmoeder in Belgie op bezoek geweest (ik heb daar ook de inentingen gehaald). Omdat mijn mobile telefoon daar niet werkte en niemand mij kon bereiken, werd er melding gedaan omtrent de zorgen rondom mijn zoon bij het AMK (ik wist van niets, het gebeurde grotendeels achter mijn rug om: bij mijn thuiskomst trof ik pas een brief aan). Het consultatiebureau werd verplicht gesteld melding te doen.

    De wijkverpleegkundige van het consultatiebureau heeft zelfs een getuigenverklaring voor de rechtbank geschreven, nadat zij een aantal keren heeft geprobeerd om de melding in te trekken. Later werd ik 'verdacht' van slechte verzorging van mijn zoon (gebaseerd op de oorspronkelijke verhalen van mijn grootmoeder die inmiddels een eigen leven gingen leiden).

    De politie kwam met medewerkers van de kinderbescherming en het AMK (onder bedreiging van het rammen van de deur) tijdens het geven van de borstvoeding op 20 september 2004 om half 9 's-ochtends Leander uit huis halen (en of ik een lift naar de inrichting wilde: er zou al een crisisteam op mij wachten)… De Raad van de Kinderbescherming oordeelde dat ik onderzocht zou moeten worden. 3 Maanden later mocht Leander weer thuis komen, zo oordeelde de rechter (ondanks het feit dat het onderzoek nog niet eens begonnen was).

    De kinderbescherming gaf (middels een uitspraak tijdens de klachtenprocedures) zelfs aan dat er een onterechte uithuisplaatsing was gedaan: de rapportages van het AMK bleken zeer overtrokken te zijn en o.a. de wijze van uithuisplaatsing had niet zo mogen gebeuren en tevens de informatieverwerking was veel te eenzijdig geweest (deze was voornamelijk gebaseerd op verhalen van mijn grootouders en de voormalige huisarts). Er was zelfs geen overleg geweest met mij of met de andere partijen om de oorspronkelijke 'vermoedens' op waarheid te toetsen: bijvoorbeeld het feit dat het consultatiebureau de melding introk, het niet vermelden dat de crisisdienst inmiddels hun onderzoek een week voor de uithuisplaatsing afgesloten had, het beweren dat ik stoornissen zou hebben (zonder dat daarvoor in het verleden een diagnose is gesteld/ noch dat dit door de medewerkers van de crisisdienst is gedaan of dat er aanwijzigingen voor/ onderzoeken naar zijn geweest).

    Op 18 januari 2005 was Leander weer bij mij. Op 2-2-2005 werd er een telefoongesprek gevoerd tussen BJZ en Jeugdformaat (een pleegzorginstelling) dat Leander 'perspectief biedend uit huis geplaatst' moest worden (d.w.z. blijvend). Om mijn stressgevoeligheid te testen en te bereiken dat ik zou falen heeft men mij de maanden daarna een overvloed aan afspraken en onderzoeken laten aflopen en massa's hulpverleners op mijn dak gestuurd (die allen NIETS deden behalve zuur voor zich uit te staren/ zich te vervelen). Ik gunde mijn zoon juist zijn middagslaapje en liet hem bij de naast mij wonende grootouders slapen (zij waren naast mij/ zijn vader de enige hechtingspersonen die hij nog kende en met wie hij vertrouwd was), zodat ik 's middags bepaalde afspraken zou kunnen nalopen (verplicht door BJZ/ via de Raad voor de Kinderbescherming ook door de rechtbank!).

    Dit feit dat ik mijn zoon rust gunde is gebruikt om (zonder rechterlijk machtiging), Leander op 30-4-2005 weer bij mij weg te halen… [Mijn weerstand was door het plotselinge moeten stoppen met borstvoeding achteruitgegaan, mijn hormoonhuishouding was in de war, ik was veel afgevallen en ik had o.a, de ziekte van Pfeiffer gekregen. Mijn nieuwe huisarts en de wijkverpleegkundige van het consultatiebureau waren enkele van de vele mensen die een getuigenis geschreven hebben over hoe fijn ik met mijn kind omga; dat we vooral rust nodig hadden om de gemiste tijd met elkaar in te halen t.b.v. de belangrijke hechtingsfase die zo abrubt doorkruisd was.]

    Deze rust was ons niet gegund. Leander is in totaal in zijn eerste levensjaar 5 keer verplaatst geweest (van mij voor een week naar mijn pleegvader totdat de zitting voorkwam, naar een crisisopvang pleeggezin, naar mij terug en daarna naar een ander crisispleeggezin (waar hij nu woont). Vanaf die tijd heb ik de ene rechtszaak na de andere gehad: het totaal aan rechtszaken sinds 20 september 2004 staat nu rond de 21. BJZ heeft de de uithuisplaatsing(en) iedere keer weten goed te praten middels 'indicatiebesluiten' waarin de hoofdrol speelde: mijn psychiatrische diagnose en het 'feit' dat Leander's 'veiligheid' bij mij in het geding zou zijn.

    Ik heb me sinds die tijd (vrijwillig) onderworpen aan allerlei onderzoeken: na het eerste onderzoek liet ik mij (op advies van de rechtbank) begeleiden door een extern (kinder)psycholoog/ ouderbegeleider, ik liet een onderzoek verrichten door het RMPI te Barendrecht en daarna heb ik een contra-expertise gevraagd van een (onafhankelijke) huisarts. BJZ was blijkbaar nog niet overtuigd (wilde geen beslissing nemen en had mijn zoon inmiddels aan de pleegouders beloofd) en hield er bij de rechtbank een 2-sporen beleid op na: uithuisplaatsen zonder duidelijke redenen en terugplaatsen zonder criteria (wachten daarvoor op het ene onderzoek na het andere wat meer duidelijkheid zou moeten bieden). De rechter stelde dat BJZ aan huis moest observeren, omdat de onderzoeksinstituten niet aan huis kwamen. Hoewel BJZ stelde dat de bezoeken de eerste 2 jaar perse begeleid moesten worden (zonder duidelijke redenen), heeft zij geen verslagen hiervan gemaakt. Toen de begeleiding stopte kwam er niemand meer aan huis en werd er helemaal geen 'hulp' meer verleend.

    Het RMPI kwam tot de conclusie dat Leander geleidelijk zou moeten worden thuisgeplaatst (de eerste verslaglegging van deze evaluatie was al in juni 2006). Vader was ook weer in beeld (deze is bij periodes niet op mijn adres woonachtig geweest). Direct hierna kwam het pleeggezin in opstand met een beschuldiging (via de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen i.s.m. Jeugdformaat) van 'seksueel ontoelaatbaar gedrag' van de vader/ ouders…dus zelfs het minimale contact wat er was tussen mij en mijn zoon werd ook nog verminderd in plaats van uitgebreid. Om nog onduidelijker redenen heeft zijn vader hem een periode van meer dan een jaar daaraan voorafgaand niet gezien. BJZ 'zou geen beslissing kunnen nemen over thuisplaatsing' omdat het RMPI dit niet gedaan had. Ik stelde toen voor om Prof. Bullens/ FORA een onderzoek te laten doen.

    De oorspronkelijke onderzoeksopzet was helder: 'onderzoeken of Leander thuisgeplaatst kon worden en zo ja, wat (voor hulp) er dan voor nodig zou zijn'. (Ik heb de originele vraagstelling nog, die daarna maar liefst 4 keer gewijzigd is). BJZ vertraagt het 'onderzoek' ongehoord lang: er is 1,5 jaar overheen gegaan (het onderzoek start uiteindelijk pas in augustus 2007 / het concept arriveert in januari 2008). De vraagstelling werd door BJZ, zonder mijn toestemming, verdraaid (dit heet in gewoon Nederlands 'valsheid in geschrifte': het briefje met de handtekeningen voor akkoord werd aan een andere vraagstelling geplakt (in overleg met het NIFP/ FORA/ BJZ). Wat blijkt: uit het onderzoek komt dat de huidige situatie met het pleeggezin gewoonweg niet gaat: driftbuien/ huilbuien, taalachterstand, sociaal-emotionele problemen, hechtingsproblemen/ loyaliteitsproblemen, slaapproblemen; de onderzoeken mislukken omdat Leander weigert omdat hij angstig en geremd is (omdat hij de basisveiligheid mist).

    Ondertussen wordt er een kernrapport geschreven waar het pleeggezin buiten iedere discussie staat en ik als moeder maar liefst 217 x betwijfeld wordt, alle twijfel ten mijne nadele uitgelegd. Het pleeggezin is slechts 23 x onderwerp van twijfel, maar gelukkig in bijna alle keren is dit omgedraaid in hun voordeel. Zo wordt als Leander met mij als moeder mee wil ('Ik wil naar mama toe...') en dat duidelijk laat blijken (door zijn jas weg te smijten als hij die van pleegmoeder moet aantrekken), in de interpretatie gezegd: 'Leander lijkt pleegmoeder te bedoelen'; terwijl het feitelijk andersom was.

    Mijn vertrouwenspersonen, o.a. een arts en jurist, zijn eens nagegaan wie dat Hoofd Onderzoek van FORA was: zij bleek in het verleden al eerder veroordeeld wegens ondeskundigheid en partijdigheid, zij blijkt niet ingeschreven bij het BIG of het NIP (later blijkt dat zij wél is ingeschreven bij het BIG maar alleen met totaal andere voorletters dan dat zij onder haar rapportages en brieven zet).

    Ondanks mondelinge toezeggingen op 5 februari door FORA (waarbij zij beloofde de rapportage 'onpartijdig' te gaan schrijven en mij vroeg of ik het eerste concept rapport kon vernietigen), bleek 1 week later dat FORA slechts 21 van het 217 x partijdige taalgebruik verwijderd had. Zowel vader als ik hebben het uitbrengen van enige rapportage door FORA geblokkeerd. De pertinent onjuiste 'feiten', de rapportages van andere onderzoekers en het feit dat er enige meldingen bij het AMK gedaan zijn over het pleeggezin, werden ook daar verzwegen (op 22-6-2007 zei de 'jeugdbeschermer' vanBJZ: 'dit moet zo snel mogelijk in de doofpot'. Op diezelfde manier zijn evaluaties niet meer terug te vinden in het contactjournaal.

    De onafhankelijke (kinder)psycholoog/ ouderbegeleider (op verzoek van het gerecht in beeld gekomen omdat BJZ vond dat ik begeleiding nodig had), wordt systematisch genegeerd. Ook zijn rapportages zijn genegeerd. Zelfs zijn naam is niet terug te vinden tussen de aanwezigen bij de evaluatie (deze was op 22-6-2007 's middags bij BJZ aanwezig). Ook hier zei hij dat hij mij in staat achtte om verantwoord mijn zoon te verzorgen. Er is door BJZ zelfs geen verslag van dit gesprek gemaakt. Ook in indicatiebesluiten is nimmer zijn naam gevallen. Ter terechtzitting wordt deze psycholoog als 'vriendje van moeder' weggezet.

    BJZ blijft rapporteren dat ik 'niet begeleidbaar' ben en 'niet open sta voor hulpverlening', waarom vroeg ik dan een PGB aan (de aanvraag voor mijn zoon verdween in de prullebak van BJZ) en betaal ik sinds mei 2005 de rekeningen van de (kinder)psycholoog (zijn rekeningen kan ik tonen; ik heb hem gekozen uit de Gouden Gids)? Inmiddels heb ik ook een coach ingeschakeld, die mij zou kunnen begeleiden indien mijn zoon naar huis komt. De (kinder)psycholoog heeft zelfs nog een verwijsbriefje aan mijn huisarts verzocht voor een extra persoonlijk therapeut voor mijn zoon alleen (om een eventuele terugplaatsing zo goed mogelijk te laten verlopen). Echter, zelfs een medewerkster van Jeugdformaat (die door BJZ zelf was ingeschakeld om de bezoeken na te bespreken), heeft zich teruggetrokken omdat BJZ niet overging tot verdere uitbreiding van de bezoeken en de bezoeken goed verliepen (waardoor zij zichzelf overbodig achtte).

    Ondertussen wordt door BJZ, de huidige teamleidster mw. De Graaf beweerd: 'de onveilige situatie bij moeder is onveranderd' en dat is weer goed voor een nieuwe verlenging uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling. Hierbij moet aangetekend worden dat BJZ het afgelopen jaar NIET bij mij thuis is komen kijken en mij en Leander niet samen gezien heeft.

    De (kinder)psycholoog (overigens ook psychotherapeut en tevens aangesloten bij diverse beroepsorganisaties) is wel meerdere malen bij mij thuis geweest, heeft mijn interactie met mijn zoon wel onderzocht. Zelf heb ik (in de functie van au-pair) de verantwoording gedragen voor 10 kinderen tegelijk; dit is nergens terug te vinden in enig stuk van BJZ.

    Tevens blijkt uit het FORA-onderzoek dat pleegmoeder werkzaam is bij pleegzorg; voeg hieraan toe dat het pleeggezin in mei 2005 al direct beloofd is dat zij Leander blijvend zou krijgen (dat blijkt uit een telefoonnotitie van 2-2- tussen BJZ en Jeugdformaat), dan lijkt mij dit zelfs op een vorm van illegale adoptie van mijn zoon. Immers, hoe langer BJZ de zaak weet te rekken, des te aannemelijker het voor de rechter kan lijken dat mijn zoon gehecht zou kunnen zijn in het pleeggezin, wat na al die tijd een nieuwe reden zou kunnen worden om Leander blijven uit huis te plaatsen in het pleeggezin, zonder terug te kijken.

    De vragen waar ik mee zit zijn namelijk simpel en zijn nimmer door BJZ beantwoord :

    • Welke hulp wordt er eigenlijk verleend (er worden vele indicaties opgesteld, gehonoreerd door de rechters, geld geïncasseerd door BJZ en er gebeurt niets)?
    • Waarom is er nooit enig onderzoek gedaan naar het pleeggezin (ze staan geheel buiten iedere discussie, ondanks 2 meldingen bij het AMK en het volledig negeren/ niet informeren van mij als gezaghebbend ouder)?
    • Welke zijn de 'criteria voor terugplaatsing' (ondanks diverse vragen in deze, zelfs van mijn advocaat, kregen we hierop geen antwoord)?
    • BJZ heeft 1,5 jaar iedere terugplaatsing tegengehouden, onder verwijzing naar 'het FORA rapport', wetende dat FORA niet aan huis zou komen en ook geen beslissing in deze zou nemen. Hoe lang blijft BJZ zo nog doorgaan?
    • Ondertussen blijkt Leander oppositioneel gedrag te vertonen bij het pleeggezin en lijkt hij zich voor te bereiden op een vlucht van het pleeggezin naar mij toe (hij bleek alle haltes van bus en tram van buiten aan het leren te zijn…). Toen ik hem recentelijk terugbracht zei hij dat zijn pleegmoeder toch niet van hem hield en ik ook niet (omdat ik hem tegen zijn zin terugbracht en hij niet met mij mee naar huis mocht). Hoe lang blijft BJZ deze verontrustende kindsignalen negeren?

    Ik hoop dat u bereid bent om in deze zaak bemiddelend op te treden om een einde te maken aan deze inpasse en het gesprek aan wilt gaan met o.a. de Inspectie Jeugdzorg (mw. mr. M. Boelema). Dat kan hopelijk nog meer narigheid en onduidelijkheid voor mijn zoon (en de daarbij horende nodige juridische procedures) voorkomen!

    Bij voorbaat hartelijk dank voor uw aandacht in mijn zaak,

    Arlette Heskes

    P.S.:
    Klachtenprocedures bij BJZ hebben weinig zin: de doorlooptijd van mijn vorige klacht was ca. 1 jaar en uitspraken als 'een beslissing in deze is aan de rechter voorbehouden' en 'het is van belang dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt en dat in alle zorgvuldigheid een beslissing tot stand komt' (waarvoor dan FORA ingeschakeld zou worden) en 'dat ik voor klachten over het verlenen (of ontbreken) van de zorg via Jeugdformaat/ communicatie- en informatiegebrek over mijn zoon en het functioneren van het pleeggezin bij Jeugdformaat moet zijn' (omdat zij via BJZ de zorgindicatie hebben gekregen en moeten verlenen), daar kan ik niet veel mee. Bovendien bestaat de klachtencommissie uit medewerkers van BJZ zelf.

    Terug naar het document

      Terug naar het begin

      Zwartboek Kinderbescherming
      26 februari 2007 bij Een Vandaag op TV!
      Commentaar van anderen op de uitzending van Een Vandaag
      Brief van Bureau Jeugdzorg aan Arlette Heskes met vragen (over geboden hulp)
      Overzicht van enkele schokkende ervaringen over begeleiding door Jeugdzorg

      Rapportage definitief 10-10-2007 [1]
      Rapportage definitief 3-4-2007 [1]
      Bezwaarschrift IB-BJZ januari 2008 definitief
      Klacht Mooi RMT Den Haag definitief
      Spoed ex 8.81 definitief voor de voorzieningenrechter
      Rapportage van de dokter definitief 17-3-2008
      De beroepscode van de Nederlandse Vereniging van Opvoedkundigen