Zwartboek Kinderbescherming op Internet


Jeugdzorg . . Arlette Heskes . . Klokkenluiders <==> SDN . . Jan Hop . . Kafka

Problemen met jeugdzorg eist veel slachtoffers en oorzaak van veel leed. Zie het geweld bij uithuisplaatsing


Arlette Heskes dreigt haar kind te verliezen met             Kinderombudsman schrikt van uithuisplaatsingen
maatregel Jeugdzorg en onjuiste inschatting
(Video)         De financiële opbrengts voor Jeugdzorg is incentive?

Arlette's weblog
Gedragscode van de Nederlandse Vereniging van Opvoedkundigen

Het complete verhaal (tot maart 2008) van de zaak 'Arlette Heskes' dan wel het drama voor het onschuldige kind Leander dat zijn beide ouders moet missen en daar ook voor vecht, geeft zij goed weer in haar brief om hulp aan de verantwoordelijke voor Jeugdzorg in de stadsregio Haaglaaglanden, dhr. T. de Ruiter. Hier haar brief met haar complete verhaal.

Tot op de dag van vandaag (22 maart 2008) heeft deze heer de Ruiter niet gereageerd.

(Brief aan T. de Ruiter invoegen)

De klacht tegen dra. H.D. Mooi, de gedragsdeskundige van BJZ Haaglanden die voor maar liefst 2 jaar tegelijk een indicatiebesluit opstelt waar op geen enkele wijze gerept wordt over terugkeer van Leander naar zijn ouders en moeder slechts een zeer minimaal contact met haar eigen kind gegund wordt, door haar opgesteld zonder moeder of kind gesproken of gezien te hebben, zonder enige wetenschappelijke onderbouwing vindt u hier onder. Ter uitleg is een gedeelte van de 'beroepscode' van de NVO waarvan deze lid is, toegevoegd.

Let wel: in het indicatiebesluit wordt systematisch de rechter voorgehouden dat het een 'zeer onveilige situatie' bij moeder is die nog steeds voortduurt. Hoe onveilig die is kan de geachte lezer elders op deze site zelf zien. BJZ is nimmer op bezoek geweest, een andere hulpverlener, op moeders dak gestuurd naar aanleiding van een vorig Indicatiebesluit, heeft zichzelf terug getrokken omdat zij gewoonweg niets kon doen en moeder gewoonweg goed met haar zoon omging!

Arlette Heskes dreigt haar kind te verliezen door maatregel Jeugdzorg en onjuiste inschatting

A. Heskes

straat 237

Den Haag

Fax: (+31)(0)847192769

E-post:  arletteheskes@hotmail.com

AAN: NVO t.a.v.

Het College van Toezicht
St Jacobsstraat 331
3511 BP Utrecht

Betreft: Enige klachten met betrekking tot uw lid dra. H.D. Mooi

Aangeklaagde: Dra. H.D. Mooi, werkzaam bij de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden

                      In de functie van 'psycholoog / gekwalificeerd gedragswetenschapper'

                      Den Horst 4

                      2592 HA DEN HAAG 

Den Haag, 4 maart  2008

Geacht College, 

bij deze wil ik als direct belanghebbende, gezag hebbend ouder van Leander Crain, het onderwerp van het indicatiebesluit opgesteld door aangeklaagde,

Dit indicatiebesluit wil ik samen met uw 'Beroepscode NVO' zoals bij indienen deze op de website te vinden is, als leidraad voor mijn klachten gebruiken.

Op voorhand wil ik u vragen mijn klachten met spoed te behandelen, in verband met de ernstige gevolgen voor een in nood verkerend kind.

(Hij is bijna 4 en is zodanig 'gelukkig' in het pleeggezin dat hij nu reeds alle haltes van bus en tram van buiten aan het leren is om naar mij toe te vluchten…hij is bijna 4 jaar…!)

Op voorhand wil ik stellen dat ik hier mijn klachten slecht summier aanduid, echter deze ter zitting uitgebreid wil toelichten en onderbouwen met relevante bewijsstukken.

Klacht 1.

Aangeklaagde stelt zorgindicaties op voor een kind dat zij nooit of te nimmer onderzocht heeft.

In een onder toezichtstelling van af ca. september 2004 heeft nooit iemand van of namens BJZ Leander onderzocht noch op enige wijze in de thuissituatie de 'onveilige omstandigheden bij moeder' bekeken of gezien. Er staan beweringen in zonder enige onderbouwing. Dit lijkt mij strijdig met enige professionaliteit en het gestelde in art. 9, 10 en 11 van uw beroepscode.

Klacht 2.

Aangeklaagde stelt indicatie voor zorg, die nooit geweest is en bovendien voor geen enkel belang dient.

Een van de indicaties is 'langdurige uithuisplaatsing'. Er wordt geen enkel wetenschappelijk relevant gegeven aangedragen die dit kan onderbouwen:  de zogenaamde 'psychiatrische diagnose' van mij is niet bevestigd door enige psychiater of psycholoog. Recentelijk onderzoek heeft zelf die 'diagnose waarvoor slechts aanwijzingen waren niet bevestigd!

Het betreffende kind vertoond bij perioden agressief gedrag, aangeklaagde heeft niet de vaardigheid gehad om te constateren dat dit alleen en uitsluitend optreedt bij het pleeggezin en niet bij moeder.

Aangeklaagde heeft op geen enkele wijze de rapportages in ogenschouw genomen. Zelf heeft ze ook geen onderzoek gedaan. 

Klacht 3.

De 'indicaties' worden niet ondersteund vanuit de wetenschap.

Er is geen enkel referentie waarom een minimaal tot geen contact met de biologische moeder 'in het belang van het kind' zou kunnen zijn. Moeder heeft géén 'diagnose' die haar tot gevaar zou maken voor haar kind en heeft zelfs de vaardigheid om de verantwoording voor 10 kinderen tegelijk te dragen. 

Klacht 4.

Het indicatiebesluit is ronduit bezijden de waarheid opgesteld.

Ik geef slecht enkele voorbeelden: Er kwam in mei plotseling een extra zorgverlener bij mij over de vloer. Deze trok zichzelf terug, omdat ze niets kon doen: het contact met mij en Leander was goed, ze achtte zichzelf overbodig. Aangeklaagde durft te beweren dat ik de hulpverlening weiger.

Er wordt de illusie gewekt dat er zoveel hulp verleend wordt: er is géén enkele hulp aan mij verleend, alleen extra belasting doordat ik nu zowel brengen als halen van mijn zoon alleen moet doen en een extra 'hulpverlener' over de vloer die niets deed en zichzelf overbodig achtte. Van BJZ uit is er niemand geweest om mijn contact met Leander te observeren. 

Klacht 5.

Relevante zaken worden genegeerd.

In maart deed men een melding bij het AMK over ernstige zorgen hoe de omgang van pleegmoeder met Leander was. Deze melding ging via het AMK naar BJZ, werd meerdere malen onder aandacht van de gezinsvoogd gebracht. Deze laatste stelde zelfs op 22-6-2007: 'moet zo snel mogelijk in de doofpot'. Inderdaad blijkt uit niets dat  er enige twijfel is over het pleeggezin. Ik verwijs naar de bijlage.

De rapportages en mening van de deskundigen worden volledig genegeerd. ik verwijs naar de bijlage 5 .

Samengevat

Het handelen van aangeklaagde lijkt mij in strijd met onderstaande artikelen uit uw 'Beroepscode'. Ik geef per artikel een korte opmerking.

7: Door aangeklaagde wordt zelfs de band van normale ouder-kind relatie geweld aan gedaan!

8: Nergens blijkt dat moeder met respect en gelijkwaardig behandeld is dan wel enige inbreng van andere (psychologen en arts)  gerespecteerd is (er is zelfs geen gesprek geweest!)

10:: Idem als 7: de ouder-kind band wordt op zeer ernstige wijze geweld aangedaan, zonder wetenschappelijk onderbouwde reden!

11: Van enige werkelijke reden van handelen is niets uit het indicatiebesluit gebleken.

12: Hoort het maken van een zeer negatieve beeldvorming van een cliënt wél tot de taak van een psycholoog?

14: Aangeklaagde is goed op de hoogte van de werkwijze van Bureau Jeugdzorg en weet dat een en ander slechts op 'indrukken' en verdraaiingen van feiten is gebaseerd: ze is immers medewerkster aan een team!

15: Aangeklaagde heeft geen duidelijk doel en ook nimmer enige toelichting gegeven, zelfs geen gesprek met mij.  

18: Enige toestemming aan aangeklaagde voor haar inbreng is nimmer gevraagd en ook nimmer gegeven.  

19: Ook van enig voldoen aan de beroepscode NVO van andere medewerkers van het team van BJZ is niets gebleken: nimmer heeft er iemand mij, mijn thuissituatie of mij met kind onderzocht!

21: Zie het gestelde bij regel 19.

22: Om deze reden acht ik aangeklaagde ten volle verantwoordelijk: zij ondertekende immers alleen en uitsluitend het omstreden Indicatie Besluit.

35: Vanuit mij was de hulpvraag: 'Hulp bij zwaar huishoudelijke klussen', het antwoord: langdurige uithuisplaatsing van mijn kind, extra stress door procedures, minimaal contact met mijn zoon  dat ook nog  ongelukkig is en gedragsproblemen heeft (en alleen en uitsluitend daar, nergens anders!) in een pleegezin dat hem als een soort object behandelt…..

36 Heeft U het kunnen volgen, geacht college? Mijn 'hulpvraag' en de  'noodzakelijk hulp'?

Gezien het feit dat de indicaties van aangeklaagde zéér ernstige schade doen aan de band tussen een onschuldig kind en zijn biologische ouders, spreek ik de hoop en verwachting dat deze klachten voor u aanleiding zijn om tot een passende maatregel te komen tegen aangeklaagde, 

hoogachtend, 

A. Heskes, moeder

         Bijlagen: 5:

  1. Indicatiebesluit d.d. 22-01-2008

  2. Melding bij AMK

  3. Rapportage d.d. 3-4-2007

  4. Rapportage d.d. 10-10-2007

Algemeen

ARTIKEL 1
Pedagogen dienen in de uitoefening van hun beroep te handelen naar de inhoud en geest van de beroepscode.

ARTIKEL 2
Overal waarin deze beroepscode gesproken wordt van pedagogen, worden eveneens bedoeld psychologen, onderwijskundigen, andragologen en eventuele andere leden van de vereniging.

ARTIKEL 3
Deze beroepscode heeft met ingang van 16 juni 1994 voor alle leden van de NVO, Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen, volledig bindende kracht en vervangt daarmee de bestaande beroepscode.

ARTIKEL 4
Een ieder heeft het recht tegen een lid van de NVO een klacht in te dienen bij het College van Toezicht als bedoeld in artikel 42 van de beroepscode, op grond van het niet naleven van de beroepscode.

ARTIKEL 5
Ongeacht de juridisch vorm waarin de dienstverlening van de pedagoog gestalte heeft gekregen, moet worden verstaan onder: een professionele relatie: een relatie die beroepshalve is aangegaan met een cliënt gericht op onderzoek, behandeling, advisering of begeleiding; de cliënt: de persoon of instelling met wie de pedagoog een professionele relatie aangaat; de opdrachtgever: de persoon en/of de rechtspersoon die opdracht geeft tot het aangaan van een professionele relatie; overige betrokkene(n): personen die noch opdrachtgever noch cliënt zijn van de pedagoog, maar wel een betrekking hebben met de cliënt welke voor de professionele relatie van belang is.
Toelichting
Met een professionele relatie wordt bedoeld de relatie tussen de pedagoog en de persoon op wie het concrete professionele handelen gericht is. De pedagoog kan meer cliënten tegelijk hebben in het kader van één opdracht, bijvoorbeeld een kind met ouders of een team (in de praktijk vaak cliëntsysteem genoemd). In dat geval is iedere persoon op wie het professionele handelen is gericht in het kader van de beroepscode afzonderlijk cliënt, bijvoorbeeld vader, moeder en kind of elk teamlid.
De cliënt en opdrachtgever kunnen samenvallen, bijvoorbeeld in de persoon van een ouder. Een rechter, Officier van Justitie of de Raad voor de Kinderbescherming kan opdrachtgever zijn, terwijl het kind cliënt is of waarbij ook de ouders cliënten zijn, dit is afhankelijk van de situatie. Ook proefpersonen bij wetenschappelijk onderzoek kunnen cliënten zijn. Een instelling kan opdrachtgever zijn, terwijl de werknemer cliënt is, maar een instelling kan ook opdrachtgever en cliënt tegelijk zijn, bijvoorbeeld een school. Het begrip opdrachtgever is niet bedoeld in de zin van werkgever die eindverantwoordelijkheid draagt.

ARTIKEL 6
In het geval de cliënt niet in staat is zijn wil te bepalen als gevolg van een gebrekkige ontwikkeling of stoornis van de geestesvermogens, of de cliënt minderjarig is en de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, treden de wettelijke vertegenwoordigers in de plaats van de cliënt voor wat betreft de rechten en plichten.
Een minderjarige cliënt die de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt is bekwaam tot het aangaan van een professionele relatie met alle rechten en plichten van dien. Onverminderd de verplichting van de wettelijke vertegenwoordigers tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding.
Indien de cliënt minderjarig is en de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, is voor het aangaan van een professionele relatie toestemming nodig van de wettelijke vertegenwoordigers, tenzij dit ernstig nadeel oplevert voor de cliënt, dan wel de cliënt na weigering van de toestemming de professionele relatie weloverwogen blijft wensen.
Toelichting
Deze indeling in leeftijdscategorieën loopt parallel aan de indeling zoals gehanteerd in 'De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling' in het Burgerlijk Wetboek (WGBO). Indien ouders formeel (nog) niet gescheiden zijn, is elke ouder afzonderlijk een wettelijke vertegenwoordiger van het kind. Ook als deze ouders gescheiden wonen, is niettemin van beiden toestemming vereist voor het aangaan van de professionele relatie. In geval van juridisch co-ouderschap is eveneens van beide ouders toestemming vereist.


Algemene regels

ARTIKEL 7 Deskundigheid
Pedagogen oefenen hun beroep uit binnen de grenzen van hun deskundigheid. Pedagogen houden hun professionele deskundigheid in stand en ontwikkelen deze, rekeninghoudend met de recente ontwikkelingen op het vakgebied.
Toelichting
De pedagoog dient te streven naar het behalen van de geëigende registraties, bij- en nascholing te volgen en literatuurstudie te verrichten. De NVO beschouwt de registraties als indicatie van deskundigheid. Het is echter noodzakelijk deskundigheid op peil te houden en te ontwikkelen.

ARTIKEL 8 Zorgvuldigheid
Pedagogen handelen met respect voor zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en gelijkwaardigheid van de cliënt. Pedagogen zien er op toe dat in het kader van hun professionele handelen personen in gelijke gevallen gelijke behandeling krijgen. Pedagogen erkennen het recht van de cliënt andere deskundigen te consulteren.

ARTIKEL 9 Vertrouwelijkheid
Pedagogen zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hun uit hoofde van de uitoefening van hun beroep over de cliënt ter kennis komt. Doorbreking van de geheimhoudingsplicht zonder toestemming van de cliënt is alleen geoorloofd wanneer het in het belang van de cliënt of anderen niet verantwoord is om te zwijgen en dit in overeenstemming is met de op de pedagoog rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de zorg van een goed pedagoog.
Pedagogen hebben de plicht zich jegens de rechter te beroepen op verschoning, indien het afleggen van een getuigenis of de beantwoording van bepaalde vragen hen in strijd brengt met hun geheimhoudingsplicht.
Indien de pedagoog in teamverband werkt, geldt de geheimhoudingsplicht voor alle teamleden. Pedagogen moeten zich ervan vergewissen dat deze geheimhoudingsplicht voor alle teamleden van toepassing is, zodat zij zich kunnen houden aan de bepalingen van de beroepscode.
Toelichting
Het verschaffen van informatie met toestemming van de cliënt is uiteraard geen doorbreking van de geheimhoudingsplicht. De pedagoog bericht een opdrachtgever niet meer dan strikt noodzakelijk is voor het verantwoord uitvoeren van de opdracht. De pedagoog kan in conflict van plichten komen. De wijze waarop de pedagoog hiermee omgaat is mede afhankelijk van de regels van de instelling en de zorg van een goed pedagoog (zoals in de preambule omschreven). De pedagoog heeft jegens de rechter geen verschoningsrecht. Het is derhalve niet zeker dat de rechter het beroep op verschoning zal honoreren.

ARTIKEL 10 Collegialiteit
De relatie met collega's van gelijke of andere disciplines wordt gekenmerkt door respect, bereidheid tot uitwisseling van kennis en indien nodig tot samenwerking en verantwoording van de eigen werkzaamheden.
Pedagogen hebben de plicht om, indien zij in teamverband werken, op grond van hun deskundigheid aan te geven wat naar hun opvatting pedagogisch relevant is in het interdisciplinaire probleem.

ARTIKEL 11 Verantwoording
Pedagogen houden van hun professionele werkzaamheden zodanig aantekening dat zij in staat zijn van hun handelwijze rekenschap af te leggen.

ARTIKEL 12 Beeldvorming
Pedagogen onthouden zich van het wekken van bovenmatige of ongerechtvaardigde verwachtingen ten aanzien van het effect van hun beroepsuitoefening.
Pedagogen zullen op basis van ervaringen en gegevens uit de professionele werkzaamheden, maatschappelijke verhoudingen, misstanden en dysfuncties signaleren, die tot (gemeenschappelijke) problematiek van cliënten aanleiding geven.

Het aangaan van een professionele relatie

ARTIKEL 13
Pedagogen beslissen op grond van hun deskundigheid en mogelijkheden of zij een professionele relatie aan zullen gaan. Indien nodig verwijst de pedagoog de cliënt of opdrachtgever naar andere deskundigen door.

ARTIKEL 14
Pedagogen weigeren een professionele relatie aan te gaan, of voort te zetten, wanneer zij weten of redelijkerwijs kunnen vermoeden dat de uitvoering hen in conflict zal brengen met de beroepscode.

ARTIKEL 15
Pedagogen moeten aan de cliënt met wie zij de professionele relatie willen aangaan, op een voor de cliënt begrijpelijke wijze informatie verstrekken over de aard en het doel van en de werkwijze tijdens de professionele relatie. Deze informatie betreft tenminste:

  • de aard van de professionele relatie (onderzoek, behandeling, begeleiding, advisering) inclusief de positie van de cliënt en de pedagoog in dit proces; de doelstelling van de professionele relatie;
  • de werkwijze tijdens de professionele relatie: de methoden en middelen die gehanteerd worden en de typen gegevens die over de cliënt verzameld worden; mogelijke (neven)effecten van de professionele relatie;
  • het recht op inzage in het dossier conform artikel 33; de gebondenheid van de pedagoog aan de NVO-beroepscode en het klachtrecht.

    ARTIKEL 16
    Voordat de pedagoog een professionele relatie aangaat, wordt de opdrachtgever, bij voorkeur schriftelijk, meegedeeld wat de hoogte van het verschuldigde honorarium en andere voorwaarden zijn waaronder de opdracht aanvaard wordt, tenzij de pedagoog het honorarium ontvangt op grond van het bij of krachtens de wet bepaalde.

    ARTIKEL 17
    De pedagoog bevordert een zodanige situatie, dat de cliënt of opdrachtgever de beslissing tot het aangaan van de professionele relatie verantwoord en in vrijheid kan nemen.

    ARTIKEL 18
    Het aangaan van een professionele relatie met iemand die daar zelf niet om heeft verzocht, vereist zijn/haar toestemming.
    Toelichting
    Een dergelijke situatie kan zich voordoen bij kinderen indien de wettelijke vertegenwoordigers opdrachtgever zijn, of in het geval van door de rechter opgelegde hulpverlening. Zie ook artikel 6.

    Interdisciplinaire samenwerking en assistentie

    ARTIKEL 19
    In de samenwerking met andere disciplines is de pedagoog verantwoordelijk voor de naleving van de beroepscode wat betreft de eigen inbreng en deelname aan de samenwerking.

    ARTIKEL 20
    De pedagoog verleent geen medewerking aan en profiteert niet van werkzaamheden van anderen die met de beroepscode in strijd zijn.

    ARTIKEL 21
    Indien de pedagoog handelingen laat uitvoeren door andere professionele werkers blijft de pedagoog verantwoordelijk voor het geven van de opdracht, de inhoud van de opdracht en de naleving van de beroepscode.
    Toelichting
    Andere professionele werkers kunnen collega's zijn, maar ook bijvoorbeeld pedagogisch medewerkers en secretariaatsmedewerkers.

    ARTIKEL 22
    Ter zake van de naleving van de code draagt de pedagoog eindverantwoordelijkheid voor assistenten en stagiaires die onder haar/zijn leiding staan. Regels tijdens de professionele relatie

    ARTIKEL 23
    De pedagoog zal de opdracht met zo groot mogelijke zorgvuldigheid uitvoeren, c.q. zo zorgvuldig mogelijk ingaan op de hulpvraag.

    ARTIKEL 24
    De pedagoog hanteert gedurende de professionele relatie geen methoden die de cliënt aantasten in zijn/haar waardigheid of verder in het privé-leven van betrokkene doordringen dan nodig is voor het gestelde doel.

    ARTIKEL 25
    De pedagoog mag, zelfs als de cliënt dat verlangt of daartoe uitnodigt, niet ingaan op seksuele en/of agressieve benaderingspogingen. Evenmin mag de pedagoog dergelijke benaderingspogingen uitlokken of zelf ondernemen.

    ARTIKEL 26
    Ten behoeve van het uitvoeren van de opdracht is de pedagoog gerechtigd aan degenen van wie medewerking bij de uitvoering van de professionele relatie noodzakelijk is, de nodige gegevens te verstrekken, met inachtneming van artikel 27.

    ARTIKEL 27
    De pedagoog is verplicht degenen van wie medewerking bij de uitvoering van de opdracht noodzakelijk is en die geen eigen geheimhoudingsplicht kennen, te wijzen op hun afgeleide geheimhoudingsplicht.

    ARTIKEL 28
    Een professionele relatie dient beëindigd te worden met een evaluatie van de uitvoering van de opdracht.


    Rapportage en dossier

    ARTIKEL 29
    Onder dossier moet worden verstaan: een verzameling van gegevens, verkregen door de pedagoog, die bewaard worden vanwege hun relevantie voor de kwaliteit en/of continuïteit van de professionele relatie.
    Persoonlijke werkaantekeningen van de pedagoog behoren niet tot het dossier. Persoonlijke werkaantekeningen worden gescheiden van het dossier bewaard en na voltooiing van de opdracht vernietigd.
    Toelichting
    Er dient voor elke cliënt afzonderlijk een dossier te worden aangelegd.

    ARTIKEL 30
    De pedagoog bewaart het dossier onder eigen verantwoordelijkheid. Een pedagoog in dienstverband of met een ambtelijke aanstelling mag deze verantwoordelijkheid voor wat betreft een centraal databestand gedelegeerd achten aan de werkgever, onverlet het bepaalde in artikel 31.

    ARTIKEL 31
    Pedagogen moeten, alvorens gegevens van welke aard dan ook en in welke vorm dan ook over cliënten in een al dan niet geautomatiseerd databestand worden opgeslagen, zich ervan vergewissen dat de toegang tot dat databestand, zowel technisch als bij reglement, zodanig is afgeschermd tegen misbruik, dat zij zich kunnen houden aan de bepalingen van de beroepscode.

    ARTIKEL 32
    De pedagoog bewaart na beëindiging van de professionele relatie het op naam gesteld dossier van de cliënt in verband met het doel waarvoor het dossier is aangelegd, te weten de kwaliteit en/of continuïteit van de professionele relatie.
    De pedagoog bewaart het dossier tot minimaal één jaar en maximaal vijf jaar na het voltooien van de opdracht of zoveel langer als redelijkerwijs uit de zorg van een goed pedagoog voortvloeit.

    ARTIKEL 33
    De cliënt heeft recht op inzage in het dossier, conform de vigerende wetgeving en jurisprudentie. Wanneer inzage in het dossier door de cliënt voor de cliënt of derden ernstig leed oplevert, mag de pedagoog inzage onthouden. In dat geval heeft een door de cliënt aan te wijzen vertrouwenspedagoog, onderworpen aan de beroepscode, recht op inzage in het dossier.

    ARTIKEL 34
    Bij inzage in het dossier moet de pedagoog aanbieden uitleg te geven.

    ARTIKEL 35
    De cliënt heeft recht op verbetering, aanvulling of verwijdering van gegevens die zijn opgenomen in het dossier, indien deze kan aantonen dat de opgenomen gegevens onjuist of onvolledig zijn, of, gezien de doelstelling van het dossier, niet ter zake doende zijn. Het verzoek tot correctie, aanvulling en verwijdering van gegevens moet schriftelijk worden ingediend.

    ARTIKEL 36
    Indien schriftelijk gerapporteerd wordt, dient de pedagoog zich te beperken tot het verstrekken van die gegevens, die voor de beantwoording van de vraagstelling en de doelstelling van belang zijn, zulks in duidelijke termen. Uit de rapportage moet duidelijk blijken wat de beperkingen zijn van de uitspraken en de gronden waarop de uitspraken berusten. Schriftelijke rapportage is onderdeel van het dossier, de artikelen 32 tot en met 35 zijn hierop eveneens van toepassing.

    ARTIKEL 37
    De pedagoog verstrekt slechts op naam gestelde cliëntgegevens aan de opdrachtgever, overige betrokkenen of derden voorzover dit geschiedt met toestemming van de cliënt, of zulks wordt vereist ingevolge een wettelijk voorschrift, onverlet de eigen professionele verantwoordelijkheid.
    Voor het vragen van informatie met betrekking tot een professionele relatie aan de opdrachtgever, overige betrokkenen of derden vraagt de pedagoog toestemming van de cliënt.
    Toelichting
    Derden zijn personen die buiten de professionele relatie staan en geen opdrachtgever of overige betrokkenen zijn.

    ARTIKEL 38
    De pedagoog zal bij verwijzing van de cliënt na toestemming van de cliënt, op verzoek, alle relevante informatie ter vertrouwelijke kennisname doen toekomen aan degene naar wie verwezen wordt en is bereid overleg te plegen met degene naar wie verwezen wordt.

    ARTIKEL 39
    Ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek, statistiek en wetenschappelijke publicaties of publicaties bestemd voor onderwijsdoeleinden mag de pedagoog desgevraagd aan een derde gegevens verstrekken, voor zover de persoonlijke levenssfeer van de cliënt daardoor niet wordt geschaad en onverlet de eigen verantwoordelijkheid ingevolge artikel 9.1.
    Toelichting
    Schriftelijk materiaal mag niet herleidbaar zijn tot de cliënt en diens directe omgeving.

    ARTIKEL 40
    Voor het maken van beeld- en geluidsregistraties is voorafgaande toestemming van de cliënt nodig. Indien beeld- en geluidsregistraties gebruikt worden voor onderwijs en voorlichting is schriftelijke toestemming van de cliënt vereist.

    ARTIKEL 41
    In het kader van supervisie en intervisie mag de pedagoog geanonimiseerde cliëntgegevens verstrekken aan en bespreken met de participanten. De pedagoog draagt zorg voor de vernietiging van deze gegevens na afloop van de bespreking.


    Handhaving van de beroepscode

    ARTIKEL 42
    Ten behoeve van deze beroepscode kent de NVO een College van Toezicht en een College van Beroep.

    ARTIKEL 43
    Samenstelling en werkwijze van de beide Colleges zijn geregeld in het bij de beroepscode behorende Reglement voor het College van Toezicht en het College van Beroep van de NVO.