Zwartboek Kinderbescherming op Internet


Jeugdzorg . . Arlette Heskes . . Klokkenluiders <==> SDN . . Jan Hop . . Kafka

Over de Jeugdzorg op de conferentie in Bladel van 21 september 2008

Het complete verhaal (tot maart 2008) van de zaak 'Arlette Heskes' dan wel het drama voor het onschuldige kind Leander dat zijn beide ouders moet missen en daar ook voor vecht, geeft zij goed weer in haar brief om hulp aan de verantwoordelijke voor Jeugdzorg in de stadsregio Haaglaaglanden, dhr. T. de Ruiter. Hier haar brief met haar complete verhaal.

 Tot op de dag van vandaag (22 maart 2008)  heeft deze heer de Ruiter niet gereageerd.

 Hier haar brief: (Brief aan T. de Ruiter invoegen)

De klacht tegen dra. H.D. Mooi, de gedragsdeskundige van BJZ Haaglanden die voor maar liefst 2 jaar tegelijk een indicatiebesluit opstelt waar op geen enkele wijze gerept wordt over terugkeer van Leander naar zijn ouders en moeder slechts een zeer minimaal contact met haar eigen kind gegund wordt, door haar opgesteld zonder moeder of kind gesproken of gezien te hebben, zonder enige wetenschappelijke onderbouwing vindt u hier onder. ter uitleg is een gedeelte van de 'beroepscode' van de NVO waarvan deze lid is, toegevoegd.

Let wel: in het indicatiebesluit wordt systematisch de rechter voorgehouden dat het een 'zeer onveilige situatie' bij moeder is die nog steeds voortduurt. Hoe onveilig die is kan de geachte lezer elders op deze site zelf zien  (link naar filmpje..) BJZ is nimmer op bezoek geweest, een andere hulpverlener, op moeders dak gestuurd naar aanleiding van een vorig Indicatiebesluit, heeft zichzelf terug getrokken omdat zij gewoonweg niets kon doen en moeder gewoonweg goed met haar zoon omging!

A. Heskes

straat 237,  Den Haag

Fax: (+31)(0)847192769

Mobiel: e-post:  arletteheskes@hotmail.com

---------------------------------

AAN: NVO t.a.v.

Het College van Toezicht
St Jacobsstraat 331
3511 BP Utrecht

Betreft: Enige klachten met betrekking tot uw lid dra. H.D. Mooi

Aangeklaagde: Dra. H.D. Mooi, werkzaam bij de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden

                      In de functie van 'psycholoog / gekwalificeerd gedragswetenschapper'

                      Den Horst 4

                      2592 HA DEN HAAG

================================

Den Haag, 4 maart  2008

Geacht College,

bij deze wil ik als direct belanghebbende, gezag hebbend ouder van Leander Crain, het onderwerp van het indicatiebesluit opgesteld door aangeklaagde,

Dit indicatiebesluit wil ik samen met uw 'Beroepscode NVO' zoals bij indienen deze op de website te vinden is, als leidraad voor mijn klachten gebruiken.

Op voorhand wil ik u vragen mijn klachten met spoed te behandelen, in verband met de ernstige gevolgen voor een in nood verkerend kind.

(Hij is bijna 4 en is zodanig 'gelukkig' in het pleeggezin dat hij nu reeds alle haltes van bus en tram van buiten aan het leren is om naar mij toe te vluchten…hij is bijna 4 jaar…!)

Op voorhand wil ik stellen dat ik hier mijn klachten slecht summier aanduid, echter deze ter zitting uitgebreid wil toelichten en onderbouwen met relevante bewijsstukken.

Ook zou ik uw geacht college willen voorhouden om drs. A. K. (kinder-) psycholoog, R. Naujoks psycholoog i.o. en drs. N.J.M. Mul, arts als getuigen / deskundigen te horen. 

Klacht 1.

Aangeklaagde stelt zorgindicaties op voor een kind dat zij nooit of te nimmer onderzocht heeft.

In een onder toezichtstelling van af ca. september 2004 heeft nooit iemand van of namens BJZ Leander onderzocht noch op enige wijze in de thuissituatie de 'onveilige omstandigheden bij moeder' bekeken of gezien. Er staan beweringen in zonder enige onderbouwing. Dit lijkt mij strijdig met enige professionaliteit en het gestelde in art. 9, 10 en 11 van uw beroepscode.

Klacht 2.

Aangeklaagde stelt indicatie voor zorg, die nooit geweest is en bovendien voor geen enkel belang dient.

Een van de indicaties is 'langdurige uithuisplaatsing'. Er wordt geen enkel wetenschappelijk relevant gegeven aangedragen die dit kan onderbouwen:  de zogenaamde 'psychiatrische diagnose' van mij is niet bevestigd door enige psychiater of psycholoog. Recentelijk onderzoek heeft zelf die 'diagnose waarvoor slechts aanwijzingen waren niet bevestigd!

Het betreffende kind vertoond bij perioden agressief gedrag, aangeklaagde heeft niet de vaardigheid gehad om te constateren dat dit alleen en uitsluitend optreedt bij het pleeggezin en niet bij moeder.

Aangeklaagde heeft op geen enkele wijze de rapportages van de (kinder-) psycholoog drs. A. K. en de arts N. Mul in ogenschouw genomen. Zelf heeft ze ook geen onderzoek gedaan. 

Klacht 3.

De 'indicaties' worden niet ondersteund vanuit de wetenschap.

Er is geen enkel referentie waarom een minimaal tot geen contact met de biologische moeder 'in het belang van het kind' zou kunnen zijn. Moeder heeft géén 'diagnose' die haar tot gevaar zou maken voor haar kind en heeft zelfs de vaardigheid om de verantwoording voor 10 kinderen tegelijk te dragen. 

Klacht 4.

Het indicatiebesluit is ronduit bezijden de waarheid opgesteld.

Ik geef slecht enkele voorbeelden: Er kwam in mei plotseling een extra zorgverlener bij mij over de vloer. Deze trok zichzelf terug, omdat ze niets kon doen: het contact met mij en Leander was goed, ze achtte zichzelf overbodig. Aangeklaagde durft te beweren dat ik de hulpverlening weiger.

Er wordt de illusie gewekt dat er zoveel hulp verleend wordt: er is géén enkele hulp aan mij verleend, alleen extra belasting doordat ik nu zowel brengen als halen van mijn zoon alleen moet doen en een extra 'hulpverlener' over de vloer die niets deed en zichzelf overbodig achtte. Van BJZ uit is er niemand geweest om mijn contact met Leander te observeren. 

Klacht 5.

Relevante zaken worden genegeerd.

In maart deed drs. Mul een melding bij het AMK over ernstige zorgen hoe de omgang van pleegmoeder met Leander was. Deze melding ging via het AMK naar BJZ, werd meerdere malen onder aandacht van de gezinsvoogd gebracht. Deze laatste stelde zelfs op 22-6-2007: 'moet zo snel mogelijk in de doofpot'. Inderdaad blijkt uit niets dat  er enige twijfel is over het pleeggezin. Ik verwijs naar de bijlage.

De rapportages en mening van drs. K. worden volledig genegeerd. ik verwijs naar de bijlage 5 .

Samengevat

Het handelen van aangeklaagde lijkt mij in strijd met onderstaande artikelen uit uw 'Beroepscode'. Ik geef per artikel een korte opmerking.

7: Door aangeklaagde wordt zelfs de band van normale ouder-kind relatie geweld aan gedaan!

8: Nergens blijkt dat moeder met respect en gelijkwaardig behandeld is dan wel enige inbreng van andere (psychologen en arts)  gerespecteerd is (er is zelfs geen gesprek geweest!)

10:: Idem als 7: de ouder-kind band wordt op zeer ernstige wijze geweld aangedaan, zonder wetenschappelijk onderbouwde reden!

11: Van enige werkelijke reden van handelen is niets uit het indicatiebesluit gebleken.

12: Hoort het maken van een zeer negatieve beeldvorming van een cliënt wél tot de taak van een psycholoog?

14: Aangeklaagde is goed op de hoogte van de werkwijze van Bureau Jeugdzorg en weet dat een en ander slechts op 'indrukken' en verdraaiingen van feiten is gebaseerd: ze is immers medewerkster aan een team!

15: Aangeklaagde heeft geen duidelijk doel en ook nimmer enige toelichting gegeven, zelfs geen gesprek met mij.  

18: Enige toestemming aan aangeklaagde voor haar inbreng is nimmer gevraagd en ook nimmer gegeven.  

19: Ook van enig voldoen aan de beroepscode NVO van andere medewerkers van het team van BJZ is niets gebleken: nimmer heeft er iemand mij, mijn thuissituatie of mij met kind onderzocht!

21: Zie het gestelde bij regel 19.

22: Om deze reden acht ik aangeklaagde ten volle verantwoordelijk: zij ondertekende immers alleen en uitsluitend het omstreden Indicatie Besluit.

35: Vanuit mij was de hulpvraag: 'Hulp bij zwaar huishoudelijke klussen', het antwoord: langdurige uithuisplaatsing van mijn kind, extra stress door procedures, minimaal contact met mijn zoon  dat ook nog  ongelukkig is en gedragsproblemen heeft (en alleen en uitsluitend daar, nergens anders!) in een pleegezin dat hem als een soort object behandelt…..

36 Heeft U het kunnen volgen, geacht college? Mijn 'hulpvraag' en de  'noodzakelijk hulp'?

Gezien het feit dat de indicaties van aangeklaagde zéér ernstige schade doen aan de band tussen een onschuldig kind en zijn biologische ouders, spreek ik de hoop en verwachting dat deze klachten voor u aanleiding zijn om tot een passende maatregel te komen tegen aangeklaagde, 

hoogachtend, 
 

A. Heskes, moeder

         Bijlagen: 5:

  1. Indicatiebesluit d.d. 22-01-2008
  2. Melding bij AMK, drs. N.J.M. Mul, arts
  3. Rapportage drs. N. Mul, arts d.d. 3-4-2007
  4. Rapportage drs. N. Mul, arts d.d. 10-10-2007
  5. Rapportages / brieven drs. A. K. d.d. 12-6-2005, 20-08-2005, 19-09-2005,           05-10- 2005, 09-07-2006, en 23-1-2008

Hier de meest relevante artikelen uit de 'Beroepscode van de NVO, waar in de klachten naar verwezen wordt.

(De gehele beroepscode is te vinden op www.nvo.nl)


ARTIKEL 1
Pedagogen dienen in de uitoefening van hun beroep te handelen naar de inhoud en geest van de beroepscode.

ARTIKEL 2
Overal waarin deze beroepscode gesproken wordt van pedagogen, worden eveneens bedoeld psychologen, onderwijskundigen, andragologen en eventuele andere leden van de vereniging.
 
    Algemene regels

ARTIKEL 7 Deskundigheid

  1. Pedagogen oefenen hun beroep uit binnen de grenzen van hun deskundigheid.
  2. Pedagogen houden hun professionele deskundigheid in stand en ontwikkelen deze, rekeninghoudend met de recente ontwikkelingen op het vakgebied.

Toelichting
De pedagoog dient te streven naar het behalen van de geëigende registraties, bij- en nascholing te volgen en literatuurstudie te verrichten.
De NVO beschouwt de registraties als indicatie van deskundigheid. Het is echter noodzakelijk deskundigheid op peil te houden en te ontwikkelen.

ARTIKEL 8 Zorgvuldigheid

  1. Pedagogen handelen met respect voor zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en gelijkwaardigheid van de cliënt.
  2. Pedagogen zien er op toe dat in het kader van hun professionele handelen personen in gelijke gevallen gelijke behandeling krijgen.
  3. Pedagogen erkennen het recht van de cliënt andere deskundigen te consulteren.

ARTIKEL 10 Collegialiteit

  1. De relatie met collega's van gelijke of andere disciplines wordt gekenmerkt door respect, bereidheid tot uitwisseling van kennis en indien nodig tot samenwerking en verantwoording van de eigen werkzaamheden.
  2. Pedagogen hebben de plicht om, indien zij in teamverband werken, op grond van hun deskundigheid aan te geven wat naar hun opvatting pedagogisch relevant is in het interdisciplinaire probleem.

ARTIKEL 11 Verantwoording
Pedagogen houden van hun professionele werkzaamheden zodanig aantekening dat zij in staat zijn van hun handelwijze rekenschap af te leggen.

ARTIKEL 12 Beeldvorming

  1. Pedagogen onthouden zich van het wekken van bovenmatige of ongerechtvaardigde verwachtingen ten aanzien van het effect van hun beroepsuitoefening.
  2. Pedagogen zullen op basis van ervaringen en gegevens uit de professionele werkzaamheden, maatschappelijke verhoudingen, misstanden en dysfuncties signaleren, die tot (gemeenschappelijke) problematiek van cliënten aanleiding geven.

Het aangaan van een professionele relatie
 
ARTIKEL 14
Pedagogen weigeren een professionele relatie aan te gaan, of voort te zetten, wanneer zij weten of redelijkerwijs kunnen vermoeden dat de uitvoering hen in conflict zal brengen met de beroepscode.

ARTIKEL 15
Pedagogen moeten aan de cliënt met wie zij de professionele relatie willen aangaan, op een voor de cliënt begrijpelijke wijze informatie verstrekken over de aard en het doel van en de werkwijze tijdens de professionele relatie.
Deze informatie betreft tenminste:

  • de aard van de professionele relatie (onderzoek, behandeling, begeleiding, advisering) inclusief de positie van de cliënt en de pedagoog in dit proces;
  • de doelstelling van de professionele relatie;
  • de werkwijze tijdens de professionele relatie: de methoden en middelen die gehanteerd worden en de typen gegevens die over de cliënt verzameld worden;
  • mogelijke (neven)effecten van de professionele relatie;
  • het recht op inzage in het dossier conform artikel 33;
  • de gebondenheid van de pedagoog aan de NVO-beroepscode en het klachtrecht.

ARTIKEL 18
Het aangaan van een professionele relatie met iemand die daar zelf niet om heeft verzocht, vereist zijn/haar toestemming.

Toelichting
Een dergelijke situatie kan zich voordoen bij kinderen indien de wettelijke vertegenwoordigers opdrachtgever zijn, of in het geval van door de rechter opgelegde hulpverlening. Zie ook artikel 6.

    Interdisciplinaire samenwerking en assistentie

ARTIKEL 19
In de samenwerking met andere disciplines is de pedagoog verantwoordelijk voor de naleving van de beroepscode wat betreft de eigen inbreng en deelname aan de samenwerking.

 ARTIKEL 21
Indien de pedagoog handelingen laat uitvoeren door andere professionele werkers blijft de pedagoog verantwoordelijk voor het geven van de opdracht, de inhoud van de opdracht en de naleving van de beroepscode.

Toelichting
Andere professionele werkers kunnen collega's zijn, maar ook bijvoorbeeld pedagogisch medewerkers en secretariaatsmedewerkers.

ARTIKEL 22
Ter zake van de naleving van de code draagt de pedagoog eindverantwoordelijkheid voor assistenten en stagiaires die onder haar/zijn leiding staan.

    Regels tijdens de professionele relatie

ARTIKEL 23
De pedagoog zal de opdracht met zo groot mogelijke zorgvuldigheid uitvoeren, c.q. zo zorgvuldig mogelijk ingaan op de hulpvraag.

 ARTIKEL 35
De cliënt heeft recht op verbetering, aanvulling of verwijdering van gegevens die zijn opgenomen in het dossier, indien deze kan aantonen dat de opgenomen gegevens onjuist of onvolledig zijn, of, gezien de doelstelling van het dossier, niet ter zake doende zijn. Het verzoek tot correctie, aanvulling en verwijdering van gegevens moet schriftelijk worden ingediend.

ARTIKEL 36
Indien schriftelijk gerapporteerd wordt, dient de pedagoog zich te beperken tot het verstrekken van die gegevens, die voor de beantwoording van de vraagstelling en de doelstelling van belang zijn, zulks in duidelijke termen. Uit de rapportage moet duidelijk blijken wat de beperkingen zijn van de uitspraken en de gronden waarop de uitspraken berusten.
Schriftelijke rapportage is onderdeel van het dossier, de artikelen 32 tot en met 35 zijn hierop eveneens van toepassing.

    Handhaving van de beroepscode

ARTIKEL 42
Ten behoeve van deze beroepscode kent de NVO een College van Toezicht en een College van Beroep.

ARTIKEL 43
Samenstelling en werkwijze van de beide Colleges zijn geregeld in het bij de beroepscode behorende Reglement voor het College van Toezicht en het College van Beroep van de NVO.

Terug naar het document

    Terug naar het begin

    Zwartboek Kinderbescherming
    26 februari 2007 bij Een Vandaag op TV!
    Commentaar van anderen op de uitzending van Een Vandaag
    Brief van Bureau Jeugdzorg aan Arlette Heskes met vragen (over geboden hulp)
    Overzicht van enkele schokkende ervaringen over begeleiding door Jeugdzorg

    Rapportage definitief 10-10-2007 [1]
    Rapportage definitief 3-4-2007 [1]
    Bezwaarschrift IB-BJZ januari 2008 definitief
    Klacht Mooi RMT Den Haag definitief
    Spoed ex 8.81 definitief voor de voorzieningenrechter
    Rapportage van de dokter definitief 17-3-2008
    De beroepscode van de Nederlandse Vereniging van Opvoedkundigen