Katholiek Nieuwsblad van 2 mei 2002: 'Internet brengt echte democratie''

Een nieuwe Nederlandse traditie bij het onderzoek naar de sociale zekerheid

Geldpolitiek . . . Armoede . . . Dwangarbeid . . . Klokkenluiders <====> SDN . . . Crisisdebat . . . AOW

        14 maart 2008 Katholiek Nieuwsblad


Opinie

Een, twee, in de maat…

Er ontstaat een nieuwe Nederlandse traditie in het onderzoek naar de sociale zekerheid. Dit onderzoek claimt wetenschappelijk te zijn, wordt in brede kring als zodanig gezien, maar ís het niet. Wie goed kijkt, ziet namelijk dat dit onderzoek niet onafhankelijk tot stand is gekomen.

Louis van Overbeek

In zijn recente oratie constateert de nieuwe Groningse hoogleraar sociaal verzekeringsrecht Vonk dat op het gebied van de sociale zekerheid in ons land de afgelopen jaren een gure wind van over de oceaan is komen aanwaaien. Hierbij heeft een verschuiving plaatsgevonden in wat Vonk noemt “de rechten-en-plichtenbalans” ten koste van de rechten. Burgers die de pech hebben een beroep te moeten doen op inkomensondersteuning door de overheid wordt het beroep hierop steeds moeilijker gemaakt door de gemeenten waarnaar de volledige verantwoordelijkheid hiervoor is overgeheveld. Deze gemeenten hebben vergaande bevoegdheden gekregen om in te grijpen in het leven van bijstandsgerechtigde burgers. Die worden op straffe van fikse kortingen op hun toch al karige inkomen gedwongen te werk gesteld. Er bestaat immers geen enkele tolerantie meer jegens mensen die niet volop ‘meedoen’ in de tot in het extreme doorgevoerde arbeidsplicht. De klok slaat een en al sancties en repressie.

Dwangarbeid

Afgeschrikt door het vooruitzicht om dwangarbeid als straatveger, in de plantsoenendienst of in een ‘werkfabriek’ te moeten aanvaarden als zij een bijstandsuitkering aanvragen, zien veel burgers wier omstandigheden een beroep daarop zouden rechtvaardigen, hier tegenwoordig maar vanaf. Sommigen van hen belanden op straat, verloederen of glijden, door de nood gedwongen, af in de criminaliteit. Mede daardoor is de gevangenispopulatie de afgelopen jaren, evenals in de op sociaal-economisch gebied tot voorbeeld genomen VS, verviervoudigd. Vonk spreekt in dit verband van het herleven van “dickensiaanse toestanden” en van de herontdekking in de politiek van “de gevangenis als alternatief voor de sociale zekerheid”.

De nieuwe hoogleraar constateert dus allerlei ernstige misstanden binnen het huidige Nederlandse sociale zekerheidsstelsel. Toch trekt hij hieruit niet de voor de hand liggende conclusie, dat gezien het voorkomen van dergelijke misstanden de Nederlandse rechtspraak kennelijk tekortschiet bij de bescherming van kwetsbare burgers tegen de overheid. In tegendeel, Vonk verklaart naar aanleiding van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep over onaangekondigde huisbezoeken door de Amsterdamse Sociale Dienst zelfs, dat “de Nederlandse rechtsstaat voldoende corrigerend vermogen (bezit) om een structurele verstoring van de rechten-en-plichtenbalans tegen te gaan”. Ook de Nationale Ombudsman zou een koersvast baken van rechtvaardigheid zijn voor wie geconfronteerd worden met onbehoorlijk overheidsoptreden.

Braaf

Als om deze relativering te logenstraffen, kwam, kort nadat Vonk zijn oratie had uitgesproken, de Amsterdamse rechtsethicus Van der Vliet op basis van uitgebreid dossieronderzoek met harde conclusies over schendingen door de Nederlandse overheid van deze zelfde rechtsstaat en de rechten van haar burgers. Het ging hier weliswaar om de zaak van klokkenluider Spijkers, die niet op het gebied van het sociale zekerheidsrecht ligt, maar wel degelijk de handelwijze van dezelfde overheid betreft. De kop van een artikel over de kwestie in het Reformatorisch Dagblad luidde ‘Overheid maakt rechtsstaat kapot’. Van der Vliet verduidelijkte: “Ministers, staatssecretarissen, hoge ambtenaren, rechters en zelfs de Nationale Ombudsman negeren rechtsstatelijke beginselen en procedures als hen dat uitkomt.”

Een verklaring voor de discrepantie tussen constateringen en conclusie in Vonks oratie biedt de nieuwe hoogleraar zelf in zijn dankwoord. Vonk bekleedt een leerstoel die financieel gesteund wordt door de Stichting Instituut Gak, een instelling die onderzoek op het gebied van het sociale verzekeringsrecht stimuleert, en in het bestuur waarvan men onder meer VVD-prominent Henk Vonhoff en ex-werkgeversvoorzitter Hans de Boer aantreft, voorzichtig gezegd, geen geheel belangenloze figuren. Dezelfde stichting betaalt eveneens Vonks tweede baan, een bijzonder hoogleraarschap aan de VU. De nieuwe Groningse hoogleraar, die eerder reeds hoofd juridische zaken was bij de Sociale Verzekeringsbank, noemt de stichting in het dankwoord van zijn oratie dan ook onbeschroomd zijn “alomtegenwoordige suikeroom”. Suikerooms strijkt men natuurlijk niet graag tegen de haren in: een wellicht onwelgevallige conclusie past men braaf aan.

Schizofreen

In zijn rede haalt Vonk verder nog met instemming de afstudeerscriptie aan van een van zijn studenten, een zekere Simone Veenstra. Hierin wordt de vraag gesteld of onder de nieuwe, in 2004 ingevoerde, Nederlandse bijstandswet geen sprake is van met de grondwet en internationale mensenrechtenverdragen strijdige dwangarbeid als voorwaarde om voor een uitkering in aanmerking te komen (een vraag die wij overigens reeds eerder stelden in het artikel ‘Kleerhangers sorteren of creperen’ in KN van 27 april 2007). Bevindingen en conclusie van de studente vertonen eenzelfde soort gespletenheid als bij haar leermeester: enerzijds erkent zij dat de gedwongen tewerkstelling van bijstandsgerechtigden vaak als denigrerend kan worden bestempeld, vergelijkbaar is met de werkverschaffingsprojecten uit de crisisjaren en “op het moment dat de betrokkene willekeurige vormen van arbeid moet verrichten en/of weigert te werken op de participatieplaats en hiervoor een disproportionele sanctie opgelegd krijgt” strijd kan ontstaan met artikel 4.2 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. Anderzijds oordeelt zij dat het “in beginsel” acceptabel is om mensen langere tijd voor hun bijstandsuitkering onder dwang te werk te stellen. Ook in dit geval kan het schizofrene karakter van de studie slechts verklaard worden uit de niet onafhankelijke positie van de auteur: deze was tijdens haar studie bij Vonk immers tevens beleidsmedewerker bij de Sociale Dienst van de Drentse gemeente Tynaarlo.

Hiermee staan zowel Vonks oratie als de daarin aangehaalde scriptie in wat men een nieuwe Nederlandse traditie zou kunnen noemen: onderzoek dat een wetenschappelijke pretentie heeft, maar niet onafhankelijk tot stand is gekomen en deze pretentie daarom niet kan waarmaken, niettemin echter in brede kring wel als zodanig wordt gezien. Vorig jaar moesten wij bij de bespreking van een proefschrift ook al eens concluderen dat het vervaardigd was door een onderzoekster, die, naast haar onderzoeksactiviteiten, werkzaam was bij een instelling waaronder ook haar onderzoeksterrein ressorteerde. Haar proefschrift werd breed en lovend uitgemeten in pers en media. Kritiek op het gebrek aan onafhankelijkheid bleef ook toen reeds uit.

Voor de besproken dissertatie zie het artikel ‘Keuren tussen wet en geweten’ in KN van 15 juni 2007.

Voor de (verkorte versie van de) oratie Recht op sociale zekerheid. Van identiteitscrisis naar hernieuwd zelfbewustzijn van G.J. Vonk

Louis van Overbeek is freelance publicist.


Aanvulling 4 april 2008

In ons artikel Een, twee, in de maat... van 14 maart jl. constateerden wij in de recente oratie van de Groningse hoogleraar sociaal verzekeringsrecht Vonk een discrepantie tussen zijn constatering van ernstige misstanden in de nieuwe Nederlandse sociale zekerheidswetgeving en Vonks conclusie in dezelfde rede dat ‘de Nederlandse rechtsstaat voldoende corrigerend vermogen’ bezit om een structurele aantasting van de sociale grondrechten te voorkomen.

Kort na publicatie van ons artikel stootten wij op een interview uit februari 2004 dat Vonk, samen met zijn Maastrichtse collega Klosse, aan de vooravond van de grootscheepse herziening van de sociale zekerheid, heeft gegeven aan het blad UWV-Signaal, een uitgave van uitkeringsinstantie UWV. Hieruit blijkt pas goed hoe groot de bereidheid is in ruil voor subsidiegeld zijn conclusies aan te passen.

In het interview wordt gesteld dat Nederland, waar het de sociale grondrechten betreft, al jarenlang zijn eigen grondwetsbepalingen en internationale rechten schendt, stelselmatig wetgeving produceert die zo slecht van kwaliteit is dat volgende kabinetten die weer moeten repareren, deze wetten waarschijnlijk ‘voor de rechter uiteen (zullen) spatten’, zodat de gedupeerde burger met succes tegen de Staat zou kunnen procederen, het beleid ondoordacht ad hoc beleid is, dat gebaseerd is op de waan van de dag en alleen maar gericht op korte termijn bezuinigingen, uitkeringsgerechtigden als gevolg van de nieuwe wetgeving ‘onteigend’ en van hun bestaanszekerheid worden beroofd, groepen in de samenleving gemarginaliseerd en buitengesloten worden en de privatisering zover is doorgeschoten dat Europese regels worden overtreden. In de inleiding op het interview wordt dan ook de vraag opgeworpen of Balkenende en zijn toenmalige minister van Sociale Zaken, De Geus, eigenlijk geen wetsovertreders zijn. Vier jaar later, nadat de afbraak van de sociale zekerheid nagenoeg is voltooid, is Vonk, inmiddels dankzij sponsorgelden hoogleraar in Groningen, een en al optimisme over het corrigerend vermogen van Nederlandse rechtsstaat.