Speech W.J. Verkerk, voorzitter AOV-fractie Tweede Kamer,
op de ledenvergadering van het AOV,
zaterdag 8 juni 1996 te Utrecht
Geachte aanwezigen,
Sinds mijn aantreden mei 1994, in de Kamer heb ik er geen moment aan
getwijfeld dat het AOV lééft. Ons werk in de Tweede Kamer
is het bewijs dat het AOV zéker parlementair: lééft.
Ik werk, zoals ik het altijd noem, met twee O's: onafhankelijk en onbevangen,
met het AOV-programma direct bij de hand.
Wat is ons kamerwerk ? Ik noem een paar echt technische kanten daarvan:
schriftelijke inbreng bij wetsontwerpen, amenderingen en moties, speeches
en debatteren in plenaire vergaderingen en in commissies, interrupties in
de Kamer, schriftelijke en mondelinge vragen stellen. Dus: mede-wetgeving,
controle en kritisch volgen van het kabinetsbeleid.
Maandag praat ik weer met een minister en twee staatssecretarissen van 10.15
tot 23.00 uur over de thuiszorg, de verpleeg- en verzorgingstehuizen en de
ouderenzorg in het algemeen. Het beleid is nog lang niet wat het moet zijn.
Ik noem maar de vergoedingen van geneesmiddelen, weer iets heel anders.
Niet helemaal ten onrechte is daar flink in gesneden. Maar de bezuinigingen
gaan te ver. Ik noem u een nieuw geneesmiddel, Enablex, tegen reumatische
artritis. Maar het wordt niet vergoed. Waardoor 25.000 patiënten
in de steek worden gelaten. Minister Borst gaf mij een volstrekt onbevredigend
antwoord op mijn schriftelijke vragen daarover.
Daarbij komt ons fractie-overleg, het "2 & 1 overleg" (Tweede en Eerste
Kamerfractie, dus mijn collega, ik en M. Batenburg). Binnenkort houden Cees
en ik een extra fractie-overleg over alle stukken van de Programmacommissie,
dus de aanzetten voor een nieuw AOV-Programma. Verder heb ik om de paar
maanden een zaterdagmorgen-overleg met vertegenwoordigers van de fractie
Eindhoven en van die uit de Brabantse Staten. We komen nog te praten met de
fractie uit de Provinciale Staten van Zuid-Holland. En alle gekozenen uit
Gemeenteraden, Provinciale Staten en de Kamers hebben nog tegoed een middag
met een lezing in Den Haag. Dat wordt ná de zomer. Uiteraard
worden adviezen en gesprekken uit het land in ons werk verwerkt. Daarnaast ga ik
op werkbezoek en af en toe naar een symposium of congres om bij te tanken.
Vóór de winter vindt nog iets heel belangrijks plaats: Verkiezingen
voor gemeenteraden in 27 nieuwgevormde Brabantse gemeenten. Ik wens het AOV in
Noord-Brabant alle sterkte toe: het AOV moet in zoveel mogelijk gemeenteraden
komen. Wellicht kunnen ook lijstverbindingen worden aangegaan met de
plaatselijke groeperingen. Vergeet niet dat 32 % van de gemeente raadsleden
komt uit plaatselijke groeperingen en dus niet uit de gevestigde partijen.
Het AOV moet hen opzoeken, zoals zij ons opzochten op onze provinciale
ledenvergadering in Tilburg. Er ligt nog steeds een convenant van samenwerking
tussen AOV en Ouderen-Unie 55+. Er zijn tal van gecombineerde fracties aan het
werk in de staten. Er zal op zijn minst bij de komende Tweede Kamerverkiezingen
een lijstverbinding moeten zijn van AOV en Unie 55+.
Er is zoveel te doen voor de nu 2 miljoen ouderen (13 % van de bevolking).
Maar in 2015 vormen de ouderen 17 % van de bevolking. AOV en Unie samen zouden
veel kunnen doen, omdat wij beiden nu toch al een aardige ervaring hebben en
kennis hebben opgedaan.
Het AOV is en blijft nodig. Want de problemen voor de ouderen zijn er nog
steeds: de onzekere toekomst van de AOW is er maar één van.
Andere problemen, ze zijn er genoeg: de eigen bijdragen in de gezondheidszorg,
de dreigende klasse-verschillen, ook in de gezondheidszorg, de wachtlijsten,
de krankzinnige huurverhogingen, de gemeentelijke lasten die de pan uitrijzen,
de gevolgen voor de ouderen van de eco-tax, het gebrekkige open baar vervoer
en andere voorzieningen, de werkelijk schandalige positie van ouderen op de
arbeidsmarkt. Volgens recente opiniepeilingen bestaat het AOV niet meer in
Den Haag. Nou, we zijn er echt wel.
Mei 1994 zeiden de grote politieke bazen ook dat we niet bestonden en nooit
één zetel zouden behalen. Kok raadde af om op ons te stemmen.
Nu doen ze weer ontzettend hun best om iedereen ervan te overtuigen dat de
ouderenpartijen als fenomeen mislukt zijn. Maar het beleid van dit Kabinet is
er echt nog niets op vooruit gegaan: de huren en gemeentelijke belastingen
blijven stijgen, de dreiging van een belasting op het, met eigen geld
betaalde, pensioen om de AOW te kunnen blijven betalen is nog lang niet van
de baan. Staatssecretaris Tommel zei juist deze week dat de huurstijging
niet meerdan 3,5 % mag zijn, maar onze moties daarover legden bijna alle
partijen naast zich neer. Ik begrijp best dat een deel van de kiezers
teleurgesteld is in het AOV. Het is ook afschuwelijk wat er gebeurd is. Maar
we zijn niet weg en nooit weg: denkt u ook maar eens aan de fracties in de
Provinciale Staten en in de gemeenteraden. Kijkt u maar eens naar de afdelingen
met hun frisse, eigen bladen van de regio Schiedam, Vlaardingen, Maassluis tot
Friesland. Ik wil daarmee maar zeggen dat het zo belangrijk is dat ons AOV er
is: een Verbond dat oprecht begaan is met het lot van de ouderen.
De oudere mens moet terug op de agenda van de samenleving. Onlangs bezocht ik
een zeer boeiend congres over de zorg, de thuiszorg, in verpleeghuizen, enz.
Daar kwam ook ter sprake dat het om de mens gaat, uit heel verschillende
hoeken: van een ziekenfondsdirecteur, een êchte patiënt, een
Philipsdirecteur, een hoogleraar, een adviseur van een instituut. Daar werd
bijvoorbeeld gezegd dat de patiënt de thuiszorg ziet als een woud van
regelingen, procedures en instanties. Maar ook de invloed die de patiënt
moet krijgen op zijn eigen situatie kreeg daar aandacht. Patiënten moeten
zich nog veel meer organiseren, net zoals huurders ! Juist in deze
individualiserende samenleving moeten mensen weer voelen dat ze erbij horen,
antwoord krijgen. Want er is niet alleen een dreigende financiële
tweedeling maar ook een daarmee gepaard gaande geestelijke tweedeling tussen
dié mensen die geestelijk geen weerbaarheid meer hebben en zij die
alles wel even zullen regelen voor anderen, maar vooral voor zichzelf.
Ik wil nu nog uw aandacht voor een bijzonder voorstel.
Gevraagd: Een minister voor ouderenbeleid
Demografie
Het proces van vergrijzing is in volle gang, in ons land en elders. Nooit
eerder in onze vaderlandse geschiedenis heeft de bevolkingsopbouw een
dergelijke samenstelling gekend. Het percentage van mensen die ouder zijn
dan 65+ zal tussen nu en het jaar 2035 bijna verdubbelen (bron: Demos,
nummer 10, nov/dec 1995). Dit zal vèrdragende consequenties hebben. Het zal
leiden tot een verdubbeling van de AOW-premie tussen nu en het jaar 2035; de
AOW problemen van ons land ("waar is het geld") doemen al op rond 2015; de
problemen in de thuiszorg kunnen alleen maar groter worden. Onze samenleving
als geheel wordt geconfronteerd met een uniek demografisch gegeven. Maar
waar is het antwoord eigenlijk?
Het electorale succes van het AOV heeft ertoe geleid dat de ouderen op de
ïpolitieke agendaï zijn gekomen. Het paars kabinet ïdoetï er iets aan; de
PvdA onder de Tweede Socialistische Vader des Vaderlands Wim Kok, de VVD met
luis in de pels Bolkestein en Dï66 als een algemeen jongerenverbond onder
aanvoering van grand old man Van Mierlo. Staatssecretaris Terpstra zet zich,
zo lijkt het, in voor de ouderen, maar zij zal de komende weken ongetwijfeld
meer te vinden zijn bij de jongens van Oranje in Engeland.
Inmiddels heeft haar Integraal Actie programma Ouderenbeleid 1995-1998 het
licht gezien. In de discussies over dit plan heb ik haar gezegd dat het
actieplan vooral de indruk geeft van een lappendeken, een veelheid van
actiepunten die weinig onderlinge samenhang hebben. Ter verduidelijking een
tegenstelling: aan de ene kant wordt bezuinigd op het belangrijke onderdeel
van de thuiszorg en aan de andere kant wordt gepleit voor het langer
zelfstandig wonen van ouderen. Bij de ouderenhuisvesting komen twee
staatssecretarissen in beeld: Tommel van het ministerie van VROM en natuurlijk
Terpstra van VWS . Zij hebben met hun Beleidsbrief Volkshuisvesting,
onderdeel Ouderenhuisvesting, zo op het oog samen de verantwoordelijkheid
voor dit beleidsterrein. Dit lijkt een goed voorbeeld van een min of meer
gezamenlijk gedragen stukje ouderenbeleid, afgedwongen door eigen wetgeving
overigens. Maar dat is dan ook het enige voorbeeld dat ik mij zo snel kan
bedenken.
Een voorstel
Onze rijke Noord-Amerikaanse en Europese economieën hebben nog steeds geen
afdoend antwoord gegeven op de te verwachten en ook beschreven problemen van
de vergrijzing. De zogenaamde demografische tijdbom, voornamelijk gevormd door
de ïbaby boomï van na de Tweede Wereldoorlog, zal rond 2030 en waarschijnlijk
al eerder, de verzorgingshuizen, verpleeghuizen en ziekenhuizen gaan
bevolken. Maar zoals ook The Economist onderkende in een lang artikel over de
vergrijzende bevolking op bijna de gehele wereld, is de politiek niet de
ideale plek voor oplossingen die op de korte termijn veel kosten en pas op
de lange termijn iets opleveren: ïModern democracies with electoral cycles of
four or five years are not designed to solve problems that impose short-term
costs to reap long-term benefitsï (The Economist van 27 januari 1996).
Mevrouw Terpstra heeft geen invloed op het beleid én de financiën
van haar collega -ministers en -staatssecretarissen. Ze gaat er zelfs prat op
dat ze alleen maar inventariseert en coördineert.
Daarom is haar Integraal Actieprogramma Ouderenbeleid 1995-1998 zo mager.
Toen ik iets vroeg over de oudere voetganger in het verkeer kwam er geen
antwoord, moeilijke beleidsvragen op andere terreinen dan de hare gaan naar
de collega -ministers en -staatssecretarissen door. Alle bewindspersonen
houden hun eigen verantwoordelijkheid. Maar ze gaan èchte één
keer per jaar bij elkaar zitten voor ïouderenoverlegï. Een positief punt is
dat de inkomensconsequenties (ook voor ouderen) door het Sociaal Cultureel
Planbureau (SCP) worden ïgemonitordï.
Bovendien is er de tweejaarlijkse SCP-rapportage over de ouderen in Nederland.
Maar dat is niet genoeg. Eén en ander betekent wel dat er al enig
onderzoek is. En waar onderzoek wordt verricht kan op den duur ...nder beleid
nodig worden. Dit kan mijns inziens niet onder aanvoering van een
staatssecretaris voor een beperkt onderdeel van de gezondheidszorg. Ik pleit
voor een minister voor Ouderenbeleid en dus een erbij behorend departement
met de erbij behorende deskundige ambtenaren en alle noodzakelijke budgetten.
Op deze manier kan met een categorale minister eindelijk een echt integraal
categoraal ouderenbeleid van de grond komen met een direct verantwoordelijke
bewindspersoon. Ik geef hier een schetsmatige opzet van zoïn nieuw ministerie
en enkele van zijn beleidsterreinen.
Een ministerie met 5 kernen
- Ouderenzorg : een complex en diffuus beleidsterrein waar nog veel
valt te verbeteren en dat bestaat uit bijv. gezondheidszorg , welzijn , sport
en beweging, cultuur, oudereneducatie;
- Huisvesting: het creëren van een uitgebreid pakket van
huisvestingsmogelijkheden, waar de nadruk blijft liggen op zolang mogelijk
zelfstandig functioneren;
- Verkeer en vervoer: bereikbaarheid en gebruik van openbaar
vervoer, rijbewijstests voor ouderen, veiligheid op straat in steden en
dorpen;
- Arbeid en (vervroegde) pensionering: financiering van de
ïoude dagï, bestrijding van leeftijdsdiscriminatie, volwaardige positie van
ouderen in onze samenleving;
- Technologie: bruikbaarheid en hanteerbaarheid voor ouderen van
technologische ontwikkelingen (bv. informatie-technologie) en de ontwikkeling
van technologie op maat, zoals bij sociale alarmering.
Alle budgetten op de bestaande ministeries, die in de eerste plaats voor
(pré-)VUTïers en gepensioneerden bedoeld dienen te zijn, moeten
naar dat ene ministerie, inclusief de AOW dus. Dit verregaande voorstel zal
weerstanden oproepen. Maar het gaat om het uitgangspunt. Misschien dat zoïn
ministerie niet voor eeuwig zal moeten blijven bestaan maar meer dient te
worden beschouwd als een ïprojectministerieï. Tót het moment dat regering en
samenleving echt zijn voorbereid op de ïvergrijzingsgolfï zal het noodzakelijk
zijn een minister voor Ouderenbeleid te hebben. De toekomstige problemen zijn
zo groot dat Nederland ook voor andere landen wellicht op dit punt het goede
voorbeeld kan geven. Er zijn om míndere redenen ministeries samengevoegd of
gesplitst.