Bron: HAN nieuwsbrief juni 1996
Op 15 april 1996 vond - op initiatief van de Tweede-Kamerfractie van de VVD - in perscentrum Nieuwspoort in Den Haag een rondetafelgesprek plaats over het ammoniakbeleid. Aanleiding voor de VVD om een bijeenkomst te beleggen over dit onderwerp is het voornemen van het kabinet om de Interim-wet Ammoniak en Veehouderij (Stbl. 1994, 643) te evalueren.
Doel van de bijeenkomst was om "te bezien in hoeverre de stand van de huidige wetenschap het beoogde ammoniakbeleid en de gevolgen daarvan onderbouwt".
De publicatie van het HAN-rapport "De wetenschappelijke basis van het ammoniakbeleid" in oktober vorig jaar, heeft geleid tot veel discussie, zowel in wetenschappelijke als in landbouwkringen, waardoor bij de VVD-fractie de behoefte ontstond om de standpunten van de betrokken partijen te inventariseren. Vandaar het initiatief tot het rondetafelgesprek. Aan de discussie, die werd geleid door prof. ir. E.J. Tuininga (V.U., Amsterdam) en veel belangstelling trok, werd deelgenomen door drs. D. Logemann van de stichting Natuur en Milieu, G. Doornbos van de overkoepelende landbouworganisatie LTO Nederland, prof. ir. N.D. van Egmond van het RIVM, dr. ir. W. de Vries van het DLO Staring Centrum van de Landbouwuniversiteit Wageningen en prof. dr. A. Cornelissen (Universiteit Utrecht), voorzitter van de stichting HAN. Voorafgaande aan de discussie werden presentaties gehouden door prof. ir. Van Egmond van het RIVM, veehouder en NLTO-voorzitter A. Lanting en prof. Heinz Zöttl, directeur van het Institut für Bodenkunde und Waldernährung van de universiteit van Freiburg.
Milieucriminelen: Op één punt waren alle partijen, inclusief Natuur en Milieu, het snel eens. Het idee dat er sprake is van bossterfte als gevolg van verzuring werd als 'achterhaald' van de hand gewezen. 'Een gepasseerd station', zoals een van de deelnemers het verwoordde. De aanwezige boeren beluisterden deze fase van de discussie met gemengde gevoelens. Het populaire beeld van stervende bossen is immers een belangrijke factor geweest achter de ammoniakwetgeving en de huidige stringente beleidsdoelstellingen voor de terugdringing van ammoniak. Zoals professor Cornelissen betoogde, "de boeren worden maar al te vaak afgeschilderd als milieucriminelen; voor dit beeld bestaat geen wetenschappelijke rechtvaardiging"
Normstelling: Als bossterfte door verzuring een gepasseerd station is, wat zijn dan wel de milieuproblemen die worden veroorzaakt door de uitstoot van zwavel- en stikstofverbindingen, waaronder ammoniak? Professor Van Egmond van het RIVM noemde twee milieugevaren. Ten eerste leidt verzuring tot een grotere kwetsbaarheid van bosecosystemen voor factoren als droogte, vorst en ziekten. De ernst van dit probleem blijkt op grond van de huidige kennis echter moeilijk te kwantificeren.
In APV-III (het derde en laatste overkoepelende rapport over verzuring, dat in 1995 verscheen) zijn 'kritische depositieniveaus' vastgesteld voor stikstof en zwavel op grond van diverse schadecriteria, zoals wortelschade, een verhoogde stressgevoeligheid en nitraatuitspoeling naar het grondwater. Op grond van deze depositieniveaus, die overigens omgeven zijn door grote onzekerheden, valt af te leiden dat de actuele depositie van stikstof met maximaal 45% zou moeten worden teruggedrongen. De langetermijn-beleidsdoelstelling van de overheid is echter een terugdringing van de ammoniakdepositie met 70 tot 90 procent. Van Egmond zei dan ook dat - voorzover het gaat om de schadelijke effecten van verzuring - de huidige normstelling gerust met 30 tot 40 procent mag worden versoepeld. Hiermee onder schreef hij het standpunt van de stichting HAN op dit punt.
Vegetatieveranderingen: Het tweede milieuprobleem dat in verband staat met de uitstoot van verzurende stoffen heeft uitsluitend betrekking op de uit stoot van stikstof. Het huidige hoge niveau van stikstofdepositie leidt tot een toename van stikstofminnende plantensoorten ten koste van andere planten. De vergrassing van de heide is hiervan het bekendste voorbeeld. Dat dit effect optreedt wordt door HAN niet betwist. In hoeverre het optreden van vegetatie veranderingen als gevolg van een verhoogde stikstofdepositie een milieuprobleem vormt, is volgens Cornelissen een subjectieve zaak. "Waar het HAN om gaat," zo zei hij, "is dat het duidelijk wordt gemaakt aan het publiek dat de huidige beleidsdoelstellingen met betrekking tot ammoniak, die zeer in grijpende gevolgen hebben voor de landbouwsector, alleen te rechtvaardigen zijn op grond van dit criterium, dat wil zeggen, het voorkómen van vegetatieveranderingen. Het is aan de politiek om een beslissing te nemen in deze kwestie, maar dat moet wel gebeuren op grond van deugdelijke, wetenschappelijke kennis."
Overigens wordt in de APV-rapportage opgemerkt dat "Vegetatieveranderingen kunnen plaatsvinden in een situatie waarin stikstofuitspoeling nauwelijks boven de natuurlijke achtergrondwaarden uitkomt; dit is onder meer geconstateerd in Nederlandse heide- en kalkgraslandvegetaties." (APV-III, p. 93.) Met andere woorden, wanneer als doelstelling wordt gekozen voor het behoud, zonder meer, van de huidige soortensamenstelling in Nederlandse ecosystemen, zou dat betekenen dat er nauwelijks enige stikstof zou mogen worden geproduceerd door de landbouw, de industrie en het transport in Nederland.
Vuistregel: Over de Interim-wet Ammoniak en Veehouderij werd in het rondetafelgesprek - en in de discussie met de zaal - fel gedebatteerd. In het eerdergenoemde HAN-rapport is forse kritiek geleverd op de wetenschappelijke onderbouwing van deze wet. Volgens Van Egmond zijn de cijfers in de depositietabel van de Interim-wet (zie onze vorige Nieuwsbrief voor uitleg over dit onderwerp) nooit zozeer bedoeld geweest als een beschrijving van de werkelijkheid, maar veelaleer als een "vuistregel". Voor de landbouwsector vormt echter met name deze depositietabel een knelpunt, zo verklaarde NLTO-voorzitter Lanting, omdat hierdoor de ontwikkeling van bedrijven die in de nabijheid zijn gelegen van zogeheten 'verzuringsgevoelige gebieden' onmogelijk wordt gemaakt, waardoor ook milieu-investeringen uit blijven. De landbouwsector is volgens Lanting wel bereid om emissiebeperkingen te accepteren, zolang het aan de ondernemer wordt overgelaten hoe hij hier invulling aan geeft
Wanneer de Interim-wet opnieuw zal worden behandeld in het parlement staat nog niet vast - waarschijnlijk in of na de zomer. De landbouwspecialist van de VVD, Piet Blauw, op wiens initiatief de bijeenkomst plaatsvond, en VVD-fractievoorzitter Frits Bolkestein, die eveneens aanwezig was, vonden het in ieder geval - zo zeiden zij - een leerzame middag. Blauws eerste conclusie was - zo zei hij - dat het idee van stervende bossen in ieder geval naar het rijk der fabelen kan worden verwezen.
Naar aanleiding van het HAN-rapport over ammoniak zijn artikelen verschenen in onder meer Trouw, De Volkskrant, Het Agrarisch Dagblad, Oogst en Intermediair.
De hoogste Coöperatiebestuurders van Friesland-Campina, Kees Wantenaar, Sybren Attema
zijn veel te weinig echte boerenbestuurders
De Duitse en Franse landbouwministers en uit zes andere landen eisen in een gezamenlijke
brief aan Europees commissaris Mariann Fischer Boel aanvullende maatregelen voor zuivelsector
De Dutch Dairymen Board (DDB) stapt uit het ketenoverleg over de zuivelcrisis.
Dit heeft de organisatie vandaag bekendgemaakt.
Het zogenaamde ketenoverleg heeft één concreet ding opgeleverd:
LTO en de boerenbonden DDB en NMV zijn het volledig oneens.
Ruim eenderde van alle melkveehouders slaagt er ondanks de lage melkprijzen
nog steeds in om te voldoen aan de aflossingsverplichtingen.
De hoge heren van FrieslandCampina hebben gesproken.
Daar werd je niet vrolijk van.
De bruto inkomsten van het gemiddelde melkveebedrijf zijn in het eerste
halfjaar van 2009 met bijna 37.000 euro, ofwel 41 procent gedaald.
Jos de boer: Niet alleen de bollentelers verkeren in zwaar weer.
De gehele agrarische sector deelt dit leed.Gelukkig zijn de banken coulant
Nederlandse melkveehouders blijven meer melkquotum aankopen.
Dit blijkt uit de jongste gegevens van het Productschap Zuivel (PZ)
De melkaanvoer bij FrieslandCampina en ook bij enkele andere zuivelbedrijven blijft
onverwacht hoog Dit blijkt uit gegevens en uitlatingen van de betreffende bedrijven.
De melkpoederprijzen op de internationale internetveiling van de Nieuw-Zeelandse
zuivelgigant Fonterra zijn 25,8 procent gestegen.
Particuliere melkverwerker Nemelco houdt de melkprijs gelijk
op een niveau van € 22,56 per 100 kilo exclusief btw.
De Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV) en de Dutch Dairymen Board (DDB)
organiseren mogelijk nieuwe melkacties in Nederland.
Nu komt Pieter van Vollenhoven er weer mee: er moet meer onteigend worden
voor de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
"LTO neemt regie om uit melkprijsimpasse te komen". Dat was het opwekkende nieuws
van de LTO-vakgroep Melkveehouderij. Of is het een lachertje?
De melkprijzen zijn op twee manieren zorgelijk. Ten eerste zijn ze veel te laag en
ten tweede zijn de verschillen tussen de coöperaties te groot.
De productie van zuivel in de Verenigde Staten krimpt. Dat blijkt uit gegevens van NASS,
het statische bureau voor de Amerikaanse landbouw