Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank te Zutphen (Reg.nr.: 01/125 WET) in het geding tussen de stichting Advocadur en het Ministerie van Justitie Tegen de uitspraak van de rechtbank te Zutphen voert de stichting Advocadur de volgende grieven aan
Uit het gestelde bij haar bezoek aan het MvJ, uit haar doelstelling, haar boeken, artikelen in kranten en tijdschriften, kortom uit al haar in het geding gebrachte feiten en argumenten blijkt dat de Stichting zich op de standpunt stelt dat er ernstige structurele problemen ten grondslag liggen aan de even ernstige problemen die mensen met het rechtsbedrijf ondervinden. Het had het MvJ en ook de rechtbank duidelijk moeten worden dat die door haar niet weersproken oorzaken niet op te lossen zijn met alleen maar geld. Wat de stichting derhalve primair aan het Ministerie van Justitie, hierna te noemen MvJ heeft gevraagd en nog vraagt was en is bereidheid en ontvankelijkheid voor de problemen van mensen met het rechtsbedrijf en m.n. voor de structurele oorzaken daarvoor. Het is onbegrijpelijk dat het het MvJ en de rechtbank niet duidelijk geworden is dat de door de stichting in alle toonaarden naar voren gebrachte problematiek nimmer is op te lossen met louter een subsidie aan de stichting. Een dergelijk oordeel is op grond van de gestelde feiten een belediging voor de stichting en haar noodkreet om hulp. In haar pleidooi heeft de stichting nogmaals onder woorden gebracht dat haar verzoek veel verder reikt dan een verzoek om subsidie. Ook het feit dat de stichting haar veronderstelde subsidieverzoek niet of nauwelijks financieel heeft onderbouwd en niet om concrete bedragen heeft gevraagd, maakt e.e.a. aannemelijk.In het door de rechtbank geciteerde "dringende verzoek van de stichting aan mensen en fondsen om te helpen" is dan ook sprake van een verzoek om hulp, niet van een verzoek om geldelijke ondersteuning. Er bestond derhalve alle aanleiding voor het MvJ en zeker voor de rechtbank om het verzoek van de stichting anders op te vatten dan louter een verzoek om subsidie. Voor de Raad van State is er naast alle aanleiding alle reden om ons verzoek aan het MvJ op te vatten als een noodkreet om hulp niet voor ons zelf maar voor de rechtzoekende burgers, en als een verzoek om het MvJ met de neus op de structurele feiten en oorzaken te drukken.
De gegrondheid van deze grief volgt uit het bij grief 1 gestelde. Voor een juist oordeel over het verzoek van de stichting dient heel haar verzoek en zeker kennis van genoemde structurele oorzaken deel uit te maken van het oordeel van de rechter. De beperking die de rechtbank zich m.b.t het verzoek van de stichting stelt, staat in generlei verhouding met de ernst van door de stichting in het geding gebracht feiten. Die ernst, die zich m.n. uitdrukt in het onweersproken feit dat burgers geen toegang tot de rechter krijgen, dient voor de onafhankelijke rechter richtsnoer te zijn voor zijn oordeel
De gegrondheid van deze grief volgt uit het gestelde in grief 1 en 2. Uit het argument van de stichting dat óók of beter zeker het MvJ haar beslissing dient te baseren op voldoende en redelijk onderzoek - waarvan zoals onweersproken vasstaat geen sprake is - volgt dat de rechtbank "plaats" had moeten inruimen "voor een eigen oordeel". Ook hier geldt dat de ernst van de feiten die grenzen dient te stellen aan de "beleidsvrijheid en het eigen oordeel" van het MvJ. Diezelfde ernst van de feiten legt naar onze overtuiging de verantwoordelijkheid van de rechter vast. Die verantwoordelijkheid dient tot uitdrukking te komen in zijn oordeel en de motivatie daarvan. Gezien in het licht van alle tot nu in het geding gebrachte feiten en argumenten is daarvan geen sprake geweest.
De mogelijkheden die het MvJ heeft genoemd m.b.t "tucht- en klachtvoorzieningen, het vinden van een advocaat, gesubsidieerde rechtsbijstand, de geschillencommissie, etc. blijken er op grond van de eerder gestelde structurele oorzaken niet of nauwelijks te zijn. De ervaringen van de stichting bevestigen van geval tot geval dat de mogelijkheden niet zo zijn als het MvJ stelt. Het waarheidsgehalte van de mededelingen in casu van het MvJ zal slechts uit de concrete gevallen blijken, die het MvJ niet wenst te onderzoeken. De stichting heeft niet gesteld dat het feit dat "enkel honderden burgers zich in de afgelopen 6 jaren met problemen tot de stichting hebben gewend" de grond is waarop haar verzoek om hulp gebaseerd is. De stichting heeft wel van het begin van haar noodkreet om hulp gesteld dat er structurele oorzaken te grondslag liggen aan de problemen van mensen met hun Recht en tevens dat de onvrede die uit die probleem voortkomt naar haar overtuiging zo explosief en gevaarlijk is dat het MvJ zich ontvankelijk op dient te stellen en onderzoek dient te verrichten of de stichting te helpen dat onderzoek te verrichten. De stellingen van het MvJ en die van de rechtbank lijken op de stellingen van de toenmalige verantwoordelijke politici die kritiek op het Nederlandse leger van voor de 2e wereldoorlog afdeden met de stelling dat ons leger goed oefend, geoutilleerd en paraat was. Onderzoek had toen veel onheil kunnen voorkomen. De burger/belastingbetaler heeft belang bij het door ons gewenste onderzoek. De wijze waarop de rechtbank nu dat onderzoek afwijst kan o.i. niet standhouden.
Door het verzoek van de stichting om onderzoek te verrichten ten onrechte tot de dossiers te beperken gaat de rechtbank voorbij aan al het andere door de stichting gemotiveerd en concreet aangegeven onderzoek m.n naar de structurele oorzaken, die ten grondslag liggen aan de problemen die justitiabelen telkens weer met het rechtsbedrijf ondervinden. Op de 2e plaats ontbeert voornoemde stelling de motivering, die een in goede justitie genomen beslissing behoeft. De stichting kan slechts aan de hand van haar ervaringen met verwijzing naar talloze andere verontruste burgers aangeven dat zij en vele mensen die zich tot haar richten zich zorgen maken om het rechtsbedrijf en dat de feiten die aan haar zorg ten grondslag liggen veel verder reiken dan voornoemde dossiers.
De overwegingen van de rechtbank kunnen de conclusie m.b.t de gestelde beleidsvrijheid niet dragen alleen al vanwege het door de stichting gestelde gebrek aan onderzoek en vanwege de in het geding gebracht feiten. Het feit dat een regeling niet bestaat, zegt niets over de noodzaak daarvan. De schikking die het O.M. recent heeft gesloten met de bouwfirma's/aanbesteders van de Schipholtunnel is het laatste voorbeeld in een lange rij voorbeelden die aantonen dat er paal en perk gesteld dient te worden aan de voornoemdebeleidsvrijheid van het MvJ Met een verwijzing naar het bij grief 3 gestelde wijst de stichting er op dat de onafhankelijke rechter zal dienen te wegen tussen de veronderstelde beleidsvrijheid van het MvJ en het door de stichting gewenste onderzoek. Daarbij gaat het - hetzij nogmaals gezegd - niet om de activiteiten van de stichting, maar om de ernst van de onvrede van burgers met hun Recht, om de oorzaken, die daaraan ten grondslag liggen en om de ernst van de feiten. Een van die ernstige feiten is - het zij herhaald - dat de commerciële advocatuur voor vele burgers de toegang tot de rechter belemmert.
De noodzaak en het belang van het horen van de door de stichting genoemde deskundigen, getuigen en ervaringsdeskundigen/justitiabelen is afhankelijk van de kennis en de ervaringen van de getuigen en deskundigen en ervaringsdeskundigen. Daarvan is het MvJ slechts gedeeltelijk op de hoogte, c.q. wil zij zich niet op de hoogte te stellen. De afwijzing van het met redenen omklede verzoek van de stichting aan de rechtbank om "eigen onderzoek in te stellen" wordt gemotiveerd met de in overweging 3.4 genoemde "beleidsvrijheid van verweerder en de beperkte rechterlijke beoordelingsruimte". Tegen die beleidsvrijheid en de ontoelaatbaar beperkte beoordelingsruimte richten zich echter alle voorgaande grieven. De uitspraak van de rechtbank dat zij geen aanleiding ziet om getuigen en deskundigen te horen kan op bovenstaande gronden en alle tot nu toe in het geding gebracht gronden niet in stand blijven. Daarmee voegt MvJ wederom een bewijs toe aan de lange rij bewijzen voor het feit dat zij geen of nauwelijks open staat voor de verontrustende feiten, die haar worden aangeboden. Het is derhalve nu aan de hoogste rechter om op grond van alle in het geding gebrachte feiten, het MvJ op te leggen dat onderzoek te verrichten, c.q. te laten verrichten, dat nodig is om verzoeken om hulp van de stichting om hulp, om een daadwerkelijke dialoog, om ontvankelijkheid voor de ernstige problemen af te kunnen wijzen of toe te kennen. Conclusie Tijdens en na de zitting stelde de vertegenwoordiger van Justitie zich in het bijzijn van vele getuigen op het standpunt dat hij zich alsnog tot de stichting zou wenden om zich nader te informeren. Van dat voornemen is tot nu nu toe niets geworden. Bovenstaande grieven voeren tot de conclusie dat de beslissing van de Rechtbank om het beroep van de stichting ongegrond te verklaren niet in stand kan blijven. Dezelfde grieven en de al eerder in het geding gebrachte feiten en argumenten, die de rechtbank grotendeels onbesproken heeft gelaten dient het verzoek van de stichting om hulp alsnog te worden gehonoreerd. De hoogste rechter dient derhalve het MvJ op te leggen om m.n. het gewenste onderzoek, deskundigen- en getuigenverhoor ter hand te nemen of met redenen te omkleden waarom het verzoek van de stichting daartoe ongegrond zou zijn. Justitie profileert van week tot week in de media haar kwaliteiten: "Justitie werkt aan een veilige en rechtvaardige samenleving. Zij waarborgt de rechten van burgers. Rechtszekerheid, rechtsbescherming staan daarbij voorop. Justitie draagt verantwoordelijkheid voor criminaliteitspreventie, wetgeving, rechtshandhaving en het uitvoeren van straffen en maatregelen. Uit de ervaringen die wij opdoen blijkt van geval tot geval dat Justitie die verantwoordelijkheid niet waar maakt, c.q. op grond van een aantal structurele oorzaken niet waar kan maken. Justitie wil geen onderzoek verrichten waaruit haar tekortkomingen zullen blijken, geen dialoog voeren met de burger voor wie het Rechter is en door wie het betaald wordt. Justitie wil niet voelen waar haar pijn zit, haar gebrek aan zelfkritiek niet zien. Justitie steekt haar kop en hakken in het zand. Daarom doen wij namens vele burgers een beroep op de hoogste rechter om het Ministerie van Justitie op te leggen de staat waarin ons Recht verkeert, d.w.z. de Rechtsstaat onder ogen te zien. Wehl, Zutphen, 29 november 2001 Th. Gerritsen, secretaris Advocadur
|